direct naar inhoud van 4.4 Ecologie
Plan: Eschmarke Zuid West 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20102122-0003

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwet- en regelgeving. Momenteel genieten zowel een groot deel van de flora en fauna zelf als de leefgebieden van diverse soorten wettelijke bescherming. Die bescherming vloeit voort uit zowel Europese en nationale regelgeving als uit internationale verdragen en afspraken als het VN-Biodiversiteitsverdrag. In dat verdrag hebben 193 landen, waaronder Nederland, zich verplicht om biologische diversiteit te behouden en een duurzaam gebruik te maken van biodiversiteiti. Biodiversiteit is niet alleen belangrijk vanwege de intrinsieke waarde van de natuur maar draagt ook bij aan onze voedselvoorziening, economie en gezondheid. Deze internationale biodiversiteitsdoelstellingen zijn op Europees niveau verankerd in de EU-Vogel- en Habitatrichtlijnen. De Habitatrichtlijn richt zich expliciet op de biologische diversiteit, door middel van het instandhouden en beschermen van nationale habitats (leefgebieden) en in het wild voorkomende flora en fauna. De te beschermen nationale habitats worden 'Natura 2000' gebieden genoemd en vormen gezamenlijk een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De Vogelrichtlijn beschermt op soortgelijke wijze broed- en trekvogels en hun specifieke leefgebieden. Deze internationale afspraken en Europese richtlijnen zijn in Nederland doorvertaald in de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). Aanvullend aan deze wettelijke bescherming is in de Nota Ruimte door het kabinet het beleid uitgewerkt voor de bescherming van de ecologische hoofdstructuur (EHS), ganzenfoerageergebieden en weidevogelgebieden. De verschillende beschermingsregimes hebben tot doel de natuurwaarden in de betreffende gebieden veilig te stellen. In sommige situaties dienen ook ruimtelijke ingrepen buiten de begrenzing van deze gebieden te worden getoetst op mogelijke schadelijke uitstralende effecten, dit wordt ook wel "externe werking" genoemd.

Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 worden twee typen beschermde gebieden onderscheiden, de 'Natura 2000' gebieden (artikel 10a) en de beschermde natuurmonumenten (artikel 10). Onder 'Natura 2000' gebieden worden verstaan de Vogelrichtlijngebieden en de Habitatrichtlijngebieden. Voor veel Habitatrichtlijngebieden geldt overigens dat deze nog wel formeel als zodanig moeten worden aangewezen door de minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie, omdat daarvoor nog instandhoudingsdoelstellingen moeten worden vastgesteld. Zo lang de Habitatrichtlijngebieden nog niet definitief zijn aangewezen dient nog te worden getoetst aan de communautaire lijst, zijnde de lijst van gebieden zoals die indertijd zijn aangemeld bij de Europese Commissie. Onder beschermde natuurmonumenten worden die natuurgebieden verstaan die op grond van de "oude" Natuurbeschermingswet reeds als zodanig waren vastgesteld. Voor zover de beschermde natuurmonumenten overlappen met Natura 2000 gebieden geldt dat de status "beschermd natuurmonument" voor die betreffende gebieden is komen te vervallen, de beschermde waarden voor het betreffende gebied - voor zover die niet ook onder de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000 gebied vallen - blijven echter voor die gebieden onverminderd van kracht. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een vergunning van Gedeputeerde Staten (met uitzondering van die gebieden waar op grond van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie bevoegd gezag is) vereist.


Nota Ruimte

In de Nota Ruimte is de visie van het Rijk op de natuur en het landelijk gebied vastgelegd. De nota richt zich op het behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Vanuit deze doelstelling is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het leven geroepen en worden ganzenfoerageergebied en weidevogelgebied aangewezen. Het rijksbeleid uit de Nota Ruimte dient door provincies en gemeenten te worden doorvertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. De EHS, het ganzenfoerageergebied en het weidevogelgebied vallen niet onder de werking van de gebiedsbescherming zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998.


Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het "nee, tenzij" principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Op grond van de Flora- en faunawet zijn alle dieren en planten van onvervangbare waarde en dus dienen mensen daarmee zorgvuldig om te gaan. Daarom is in de wet ook een algemene zorgplicht (artikel 2) opgenomen, die inhoudt dat een ieder 'voldoende zorg' in acht dient te nemen voor álle in het wild voorkomende dieren en planten (dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dient in de regel ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.


De Flora- en faunawet hanteert een driedeling in beschermingscategorieën:

  • 1. tabel 1 soorten, dit zijn de meest algemeen voorkomende soorten waarvoor bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstellingsregeling geldt. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden gevraagd;
  • 2. tabel 3 soorten, dit zijn de strikt beschermde soorten. Het gaat hierbij om de Habitatrichtlijnsoorten en een (nationale) selectie van de zwaardere categorieën van de Rode Lijst. Voor deze soorten dient altijd ontheffing te worden gevraagd;
  • 3. tabel 2 soorten, een tussencategorie bestaande uit de resterende beschermde soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstellingsregeling wanneer wordt gehandeld volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. In andere gevallen dient voor deze soorten doorgaans ontheffing te worden gevraagd.


Vogels nemen in de Flora- en faunawet een bijzondere positie in. Vogels worden door de wet alleen beschermd tijdens het broedseizoen. Voor een aantal vogelsoorten (met name spechten, uilen en boombewonende roofvogels) zijn de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen jaarrond beschermd.


Natuurwetgeving en het plangebied "Eschmarke-Zuidwest"

Het plangebied "Eschmarke-Zuidwest" is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de nabijheid daarvan. Het bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een consoliderend karakter. In verband hiermee behoeft er in het kader van dit ruimtelijk plan geen nader onderzoek plaats te vinden. In het bestemmingsplan zijn echter ook twee kleinere en een grote ontwikkellocatie(s) voor woningbouw gelegen. Voor de grote onrtwikkellocatie heeft reeds Flora- en faunawet onderzoek plaatsgevonden, voor de andere twee ontwikkellocaties heeft nog geen Flora- en faunawet onderzoek plaatsgevonden. Onderstaand wordt beknopt ingegaan op de resultaten van het reeds uitgevoerde Flora- en faunawet onderzoek en wordt voor de kleinere ontwikkellocaties kort aangegeven of Flora- en faunawet onderzoek noodzakelijk is alvorens hiervoor een rechtstreekse bouwtitel kan worden opgenomen. Indien voor één of beide locaties nog Flora- en faunawet onderzoek noodzakelijk is dient dit onderzoek bij de vaststelling van het bestemmingsplan te zijn uitgevoerd en moet daaruit met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid kunnen worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid in de weg staat. Indien uit een eventueel uit te voeren Flora- en faunawet onderzoek blijkt dat mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn dient de tijdige uitvoering daarvan als voorwaarde in de planregels van het bestemmingsplan te worden geborgd.


Flora- en faunawet onderzoek ontwikkellocatie "De Leuriks-Oost"

In het kader van de planontwikkeling voor woningbouw in het gebied "De Leuriks-Oost" is door ecologisch adviesbureau Eelerwoude in 2009 een actualiserend verkennend Flora- en faunawet onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek (rapportnr. 3695, Eelerwoude d.d. 12 november 2009), dat als bijlage bij de toelichting is gevoegd, blijkt dat er geen beschermde plantensoorten zijn aangetoond of te verwachten. Wel zijn er diverse algemene broedvogelsoorten in het plangebied aangetroffen maar er zijn geen nesten of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van jaarrond beschermde vogelsoorten aangetoond. Ook zijn in het onderzoeksgebied vliegroutes en verblijfplaatsen van de vleermuissoorten 'gewone dwergvleermuis' en 'laatvlieger' aangetoond. De verblijfplaatsen blijven echter in de nieuwe situatie ongewijzigd aanwezig. De lijnvormige groenstructuren langs de wegen aan de west- en zuidzijde van het onderzoeksgebied gelden als belangrijke vliegroutes, deze blijven echter ook zoveel mogelijk ongewijzigd aanwezig. Wel is het zaak om de straatverlichting in de nieuwe situatie niet te veel te wijzigen en ook het strooilicht vanuit de te realiseren gebouwen en tuinen op aangrenzende percelen dient zoveel mogelijk te worden beperkt. Strikt(er) beschermde grondgebonden zoogdieren zijn in het onderzoeksgebied niet aangetoond of te verwachten. Verder zijn de boselementen in het onderzoeksgebied in beginsel een geschikt biotoop voor de strikt beschermde reptielensoort 'hazelworm', de boselementen blijven echter grotendeels ongewijzigd aanwezig waardoor er geen sprake is van mogelijke negatieve gevolgen voor deze soort. UIt de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat voor de ontwikkeling van het woongebied "De Leuriks-Oost" het uitvoeren van nader veldonderzoek of het aanvragen van een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet niet noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20102122-0003_0031.png"


Ontwikkellocatie "De Leuriks-West 3"

De locatie is gelegen binnen de bebouwde kom maar in een groene omgeving. Ten oosten ligt op ongeveer 100 meter een ecozone. Via deze ecozone komen dieren ook in "De Leuriks- West 3" terecht. Of dit ook strikter beschermde soorten zijn is sterk de vraag. Het gebied doet enigszins verwaarloosd aan. Het wordt gedeeltelijk gebruikt als zandopslag. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door hoge populieren. Aan de noordzijde door een groene wal van met name gewone es. Deze bomen blijven grotendeels gehandhaafd. Aan de oostzijde ligt een dicht struweel van braam en brandnetel met daarboven zwarte els, gewone es en populier. De houtopstand is ongeveer 40 à 50 jaar oud. Midden in het plangebied is een spontaan ontstane poel aanwezig. Door de kleiachtige stuctuur van de bodem kan het water de bodem niet infiltreren waardoor waarschijnlijk alleen in nattere perioden de poel gevuld zal zijn. Strikter beschermde soorten komen vermoedelijk niet in dit gebied voor. De op grond van de Flora- en faunawet beschermde soorten komen nagenoeg alleen voor in een specifiek milieu of een combinatie van specifieke milieus. Voor vleermuizen zijn dit bijvoorbeeld oude bomen en/of gebouwen en voor amfibieën zijn dit bijvoorbeeld ruigtes/bos in combinatie met waterpartijen. In "De Leuriks-West 3" wordt naar alle waarschijnlijkheid geen biotoop aangetast dat dient als vaste rust- of verblijfplaats dan wel functionele leefomgeving van strikt(er) beschermde planten en dieren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20102122-0003_0032.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20102122-0003_0033.png"  


Ontwikkellocatie "Dinkelhoeve"

De ontwikkellocatie "Dinkelhoeve" is een parkachtige zone begrensd door bebouwing. Aan de westzijde van het intensief gebruikte grasveld staan diverse bomen van verschillende leeftijd. Oude amerikaanse eiken worden afgewisseld met jonge recent aangeplante berken. Deze lijnvormige groene structuur kan dienst doen als oriëntatiepunt voor vleermuizen. In enkele oude bomen zijn gaten aanwezig. Deze bomen worden in het plan ingepast. In het meest zuidelijk gelegen grasveld zijn ook midden in de zone enkele oudere bomen aanwezig. Ook hierin zijn gaten en holen aanwezig. Ook deze blijven gehandhaafd. Voor strikter beschermde soorten lijkt de ontwikkellocatie verder niet geschikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20102122-0003_0034.png"  

Ecologie en het plangebied "Eschmarke Zuidwest"

Het bestemmingsplan "Eschmarke Zuid West 2010" omvat een plangebied met veel groen. Door de recente ontwikkeling van De Eschmarke zijn de kernen Glanerbrug en Enschede nagenoeg aan elkaar gegroeid. Om de migratie van dieren van en naar het ten noorden en ten zuiden van de nieuwe woonbebouwing gelegen buitengebied te waarborgen zijn in het plangebied twee ecozones ingericht. De beide ecozones zijn niet op gelijke wijze ingericht, zodat deze voor verschillende diergroepen van nut zullen zijn. Ook zeldzame, strikter beschermde soorten maken gebruik van deze zones. Minder belangrijk voor de zeldzame soorten maar wel geschikt voor de meer algemeen voorkomende diersoorten zijn de overige groene zones en gebieden, zoals de waterloop langs de Ekersdijk. Door dit soort elementen maar ook de aanwezigheid van de waterpartij nabij de Vederkruidlaan en de verspreidde boscomplexen (zoals aan de Oostweg) zijn in het plangebied "Eschmarke Zuid West 2010" voor een grote diversiteit aan dieren geschikte leefomstandigheden te vinden. Onder anderen komen in het plangebied broedende bosvogels als de bosuil en de buizerd voor. Vogels die normaal gesproken niet in de bebouwde kom aangetroffen worden.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van ecologie en natuurwetgeving zijn er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.