direct naar inhoud van 4.4 Landschap van de veenontginningen
vastgesteld
NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01

4.4 Landschap van de veenontginningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0012.jpg"

4.4.1 Karakteristiek
4.4.2 Ontwikkelingsrichting

Kernkwaliteit

Het veenontginningsgebied in de gemeente Dalfsen kenmerkt zich door enerzijds een grotendeels open en rationeel agrarisch landschap en anderzijds kleinschalige bebouwingslinten (Meele, Oosterveen en Ruitenveen) met een kenmerkende slagenverkaveling.

Ontwikkelingsrichting op hoofdlijnen

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0013.jpg"

In 2030 is het veenontginningenlandschap van de gemeente Dalfsen een gebied met een grote openheid tussen de ontginningslinten. De linten zelf zijn groen met vele beplantingen langs de erfgrenzen en de erven zijn netjes en verzorgd. Karakteristieke boerenerven zijn nog steeds aanwezig.

De landbouw is de belangrijkste gebruiker van het gebied en daarmee beeldbepalend, maar voegt zich ook in de structuren van het gebied. Het gebied heeft betekenis als overwinteringsgebied voor ganzen en andere wintergasten.

In de loop van de jaren is door ruilverkavelingen het gebied geoptimaliseerd voor de landbouw. Het gebied is dan ook een belangrijk landbouwproductiegebied. In dit deelgebied ligt het accent dan ook bij een economisch vitale en draagkrachtige landbouw. Ontwikkeling van de landbouw en aan landbouw gerelateerde bedrijvigheid wordt nagestreefd. Het veenontginningsgebied is een gebied dat zich daarvoor goed leent: milieubelemmeringen doen zich niet of nauwelijks voor en waardevolle natuurgebieden bevinden zich op ruime afstand. Economische groei dient echter te worden afgestemd op en ingepast binnen de landschappelijke kaders. De afwisseling tussen open en besloten delen is een belangrijke randvoorwaarde bij ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeente wil de afwisseling van de bebouwing en openheid in de bebouwingslinten aan de rand van de dorpskern behouden. Aan initiatieven die de linten verdichten, zal slechts kunnen worden meegewerkt indien deze afwisseling niet wordt verstoord.

Ontwikkelingsrichting per functie

In het navolgende is de algemene ontwikkelingsrichting vertaald naar de verschillende functies in het buitengebied.

1. Landbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0014.jpg"   De landbouw is de belangrijkste gebruiker van het gebied en blijft ook in de toekomst beeldbepalend. De landschapsstructuur in dit deelgebied is sterk en biedt voldoende mogelijkheden en aanknopingspunten om ontwikkelingen in de landbouw, zoals schaalvergroting en –verbreding, te dragen. De gemeente staat op voorhand dan ook positief tegenover ontwikkelingen die bijdragen aan een optimalisatie van de landbouw. De landbouwsector krijgt de ruimte om initiatieven te ontplooien die het boerenbedrijf economisch zullen versterken en bijdragen aan een toekomstbestendig landbouwbedrijf. Ten aanzien van schaalvergroting realiseert de gemeente zich dat deze schaalvergroting, zeker in de melkveehouderij, zich onder andere zal manifesteren in de grootte, vorm en opzet van de opstallen. Grotere erven, stallen of percelen behoren tot de mogelijkheden, mits passend in de omgeving. Dat vraagt bijzondere aandacht van betrokken (landschaps)architecten in het ontwerp ervan.
 

2. Werken

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0015.jpg"   Bestaande functies (ook niet-agrarische) krijgen mogelijkheden om door te groeien, waarbij het landschap de grens bepaalt. De gemeente Dalfsen kiest ervoor om nieuwe niet-agrarische functies bij voorkeur een plek te geven binnen de bestaande linten. Daarmee kan de levendigheid en leefbaarheid van de linten worden vergroot: wonen, werken en boeren vormen een mooie afwisseling.
Het huidige VAB-beleid vormt het kader voor de realisatie van nieuwe niet-agrarische (bedrijfs)functies.
 

3. Landschap en cultuurhistorie

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0016.jpg"   Zoals gezegd, is de landschapsstructuur sterk. Ontwikkelingen kunnen daardoor relatief gemakkelijk worden ingepast in dit deelgebied. Uiteraard staat daarbij voorop dat de bestaande landschapsstructuur als vertrekpunt wordt gekozen. Het LOP biedt hiervoor ook handreikingen.
De gemeente kiest ervoor in dit deelgebied in te zetten op het contrast tussen het open agrarische productielandschap en de beslotenheid en kleinschaligheid van de ontginningslinten. Ontwikkelingen die een verdichting van de openheid met zich meebrengen worden afwachtend tegemoet getreden en krijgen bij voorkeur een plek in of nabij de meer verdichte linten.
Als er sprake is van de vergroting van erven of realisatie van nieuwe erven, dan zal de gemeente bijzondere aandacht hebben voor de inpassing van het erf in het landschap. In de oude linten ligt de focus daarbij op het herstel en de aanleg van nieuwe perceelsrandbeplantingen om zo het kleinschalige karakter van het lint te versterken. De gemeente wil de afwisseling van bebouwing en openheid in de bebouwingslinten aan de rand van de dorpskern behouden. Aan initiatieven die de linten verdichten, zal slechts kunnen worden meegewerkt, indien deze afwisseling niet wordt verstoord.
In de linten staan verscheidene monumentale boerderijen. De gemeente wil deze boerderijen behouden en zo nodig herbestemmen met een passende functie, zodat het karakteristieke erfgoed ook voor de toekomst wordt behouden.  

4. Natuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0017.jpg"   Het veenontginningsgebied wordt gekenmerkt door weidse openheid en kleinschalige beslotenheid. Deze variatie biedt een aantrekkelijk leefgebied voor diverse soorten planten en dieren. De vele landschapselementen zijn rijk aan ecologische waarden. Het beheer van bomensingels en de inrichting van slootbermen zijn hierop afgestemd. Slootvegetaties markeren de ligging van de sloten in het landschap. Als weidevogelgebied bieden de graslanden veel potentie.
De natuur speelt in het veenontginningenlandschap een ondergeschikte rol. In dit deelgebied streeft de gemeente niet actief naar de aanleg van nieuwe natuurgebieden. Wel wil de gemeente initiatiefnemers in het buitengebied wijzen op de mogelijkheden voor ecologische ontwikkeling bij de inpassing van hun (bouw)plan. Dat kan afhankelijk van de (bodem)omstandigheden bijvoorbeeld zijn in de vorm van elzensingels met ondergroei tot flauwe slootoevers met rietvegetaties.  

5. Recreatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0018.jpg"   Zoals eerder aangegeven, streeft de gemeente in dit deelgebied naar economische ontwikkeling binnen de landschappelijke kaders. Binnen dit uitgangspunt past het bieden van ruimte voor verblijfs- en/of dagrecreatie in aansluiting op de linten. Omdat een grote verdichting van het agrarisch productielandschap niet wordt voorgestaan en ontwikkelingen binnen de linten zijn afgestemd op de maat en schaal daarvan, is het niet waarschijnlijk dat in dit deelgebied ruimte zal zijn voor grootschalige vormen van dag- of verblijfsrecreatie. De gemeente zet daarom in op kleinschalige vormen van recreatie, bijvoorbeeld als neventak op agrarische erven of in vrijkomende (agrarische) bebouwing.
Het gebied biedt goede mogelijkheden voor routegebonden recreatie. De toegankelijkheid van het landelijk gebied vanuit de dorpen kan worden vergroot door van oudsher aanwezige verbindingen te herontwikkelen. Daarbij wil de gemeente zoveel mogelijk 'werk met werk' maken.  

6. Wonen

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0019.jpg"   Het veenontginningsgebied rond Nieuwleusen vormt een waardevol agrarisch productiegebied. De gemeente zet in op een versterking en uitbreiding van de economische functie van het gebied. Uitbreiding van de woonfunctie ligt dan ook niet voor de hand. De bestaande woningen worden echter gerespecteerd.
In het kader van het VAB-beleid (inclusief Rood voor rood) kunnen wel nieuwe woningen worden gerealiseerd. Daarbij zal de gemeente wel afstemming zoeken met omringende functies om te voorkomen dat de landbouwkundige functie van het gebied wordt beperkt.
 

7. Landgoederen

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0020.jpg"   Het landschap van de veenontginningen is niet het meest geschikt voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. Zo staat de mogelijke verdichting van het landelijk gebied door de aanleg van een landgoed op gespannen voet met de aanwezige openheid. Daarnaast kunnen nieuwe landgoederen een belemmering vormen voor de landbouwfunctie. Nieuwe landgoederen worden dan ook als niet passend beschouwd in dit deelgebied.  

8. Energie en water

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0021.jpg"   Het veenontginningenlandschap heeft een grotendeels open karakter. Daarmee is het gebied geschikt voor windenergie. De gemeente wil op termijn meer ruimte bieden aan windmolens, gekoppeld aan de spoorlijn Zwolle–Meppel. Naast de inzet op energiebesparing, biomassa en zonne-energie wordt daarom eveneens ingestoken op de plaatsing van drie extra windturbines langs het spoor. Verkenningen hiervoor worden de komende jaren uitgevoerd. Hierbij zijn burgerparticipatie en/of energieverbinding met de dorpskernen een uitgangspunt.

Aan initiatieven voor nieuwe duurzame energie-opwekkingstechnieken, zoals kleinschalige windenergie (met beperkte hoogte), wordt meegewerkt voorzover een goede landschappelijke inpassing is gewaarborgd.

Waterberging kan op gebiedseigen wijze in de vorm van (nieuwe) sloten of het verbreden van bestaande sloten, bijvoorbeeld de Steenwetering en Buldersleiding.  
4.4.3 Ontwikkelingscriteria

Om de gekozen ontwikkelingsrichting ook daadwerkelijk gestalte te kunnen geven, heeft de gemeente een aantal ontwikkelingscriteria opgesteld. Daarbij speelt 'duurzaamheid' een belangrijke rol. De gemeente wil dat elke ontwikkeling bijdraagt aan een toekomstbestendig platteland. Toekomstbestendig op economisch, ecologisch en sociaal vlak. Heeft een ontwikkeling voldoende economisch perspectief op de langere termijn, past zij bij Dalfsen en de Dalfsense cultuur en kan zij geen kwaad voor natuur en milieu?

In het navolgende zijn voor het landschap van de veenontginningen de volgende criteria ontwikkeld, uiteengelegd in economische, sociale en ecologische duurzaamheid.

Economische duurzaamheid

  • 1. Het is van belang dat bestaande agrarische bedrijven de bedrijfsvoering kunnen aanpassen aan veranderende eisen bijvoorbeeld op het vlak van stallenbouw. De gemeente wil dan ook meewerken aan het realiseren van uitbreidingen op bestaande locaties ter versterking van de landbouw en het agrarische karakter, mits is aangetoond, bijvoorbeeld door een bedrijfsplan voor 5 jaar, dat de investering ook loont op de langere termijn.
  • 2. Als een agrarisch bedrijf voor het duurzaam voortbestaan van zijn bedrijfsvoering wil verbreden of vergroten, zal de gemeente daar op voorhand positief tegenover staan. Daarbij zal de gemeente wel kritisch kijken of de gekozen locatie voldoende geschikt is om een dergelijke ontwikkeling te kunnen accommoderen, bijvoorbeeld op het vlak van verkeer.
  • 3. De bebouwingslinten zijn de aangewezen plek voor niet-agrarische functies. Wonen, werken en recreëren krijgen hier, naast de agrariërs, de ruimte om duurzaam te groeien. Omdat echter de agrarische functie voorop staat, zal nieuwvestiging van woningen of bedrijven geen belemmering mogen vormen voor de landbouw.
  • 4. Het gebied buiten de ontginningslinten is nog vrijwel onbebouwd. Het behouden van het open karakter van dit gebied, betekent ook dat de gemeente niet zal meewerken aan nieuwvestiging op nieuwe (dat wil zeggen nog niet bebouwde) locaties in dat weidse gebied.

Sociale duurzaamheid

  • 1. De gemeente vindt het van belang dat nieuwe ontwikkelingen op een juiste manier een plek krijgen in het Nieuwleusense landschap en aansluiten bij de karakteristiek van de erven. Door middel van een (verplicht) erfinrichtingsplan kan een goede inpassing worden gewaarborgd.
  • 2. Versterken groene, royale karakter van de linten Ruitenveen, Westerveen/Oosterveen, De Meele. Bij inpassingen in de linten zet de gemeente dan ook in op een versterking van de slagenverkaveling, onder andere door nieuwe perceelsrandbeplantingen. Een erfinrichtingsplan kan voorstellen bevatten die hieraan tegemoetkomen;
  • 3. Het karakteristieke erfgoed, met name historische boerderijen en erven, toont de historie van de gemeente Dalfsen en is mede bepalend voor de eigen cultuur. De gemeente zet daar actief op in. Het toestaan van nieuwe functies op vrijkomende (erfgoed)locaties kan bijdragen aan het behoud en herstel van waardevol erfgoed. Uiteraard zal er op worden toegezien dat nieuwe functies de kenmerken van het erfgoed niet wezenlijk zullen aantasten.
  • 4. De gemeente staat een verdichting van de grootschalige, open structuur van het landschap buiten de linten niet toe.
  • 5. De gemeente wil de afwisseling van bebouwing en openheid in de bebouwingslinten aan de rand van de dorpskern behouden. Aan initiatieven die de linten verdichten, zal slechts kunnen worden meegewerkt, indien deze afwisseling niet wordt verstoord.

Ecologische duurzaamheid

  • 1. De weilanden vormen in de winter een rustgebied voor ganzen en andere wintergasten. Mede daarom is de gemeente terughoudend als het gaat om initiatieven tot het omzetten van agrarische gronden in een andere bestemming/ander gebruik.
  • 2. De gemeente wil het ecologisch beheer van bomensingels en slootbermen stimuleren. In het kader van privaatrechtelijke overeenkomsten (groen-blauwe diensten) kunnen hierover bindende afspraken worden gemaakt.

Relatie met het bestemmingsplan Buitengebied

De ontwikkelingscriteria in de structuurvisie geven ook richting aan de keuzes die voor het bestemmingsplan Buitengebied worden gemaakt voor de verschillende functies. In dit kader wordt aangegeven op welke wijze de ontwikkelingscriteria worden doorvertaald in het bestemmingsplan.

Economische duurzaamheid

  • 1. Landbouw is en blijft de belangrijkste functie en verdient voldoende ruimte voor een goede bedrijfsvoering. In principe handhaaft de gemeente het bestaande beleid. Via een wijzigingsbevoegdheid zal een mogelijkheid worden opgenomen voor een vergroting van het bouwvlak. Dit kan alleen onder de voorwaarde van de duurzame bedrijfsvoering. Dat moet dan met een integraal bedrijfsplan worden aangetoond, waarbij ook het maatschappelijk draagvlak (relatie van het bedrijf met de omgeving) en het versterken van de landschappelijke en architectonische kwaliteit (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) een onderdeel zijn. Vanzelfsprekend moet er in alle gevallen worden voldaan aan alle verdere geldende wettelijke vereisten (milieu, veiligheid en dergelijke). Een dergelijke uitbreiding is een raadsbevoegdheid. (herziening bestemmingsplan/project afwijkingsbesluit).
  • 2. Steeds vaker vormen biomassatoepassingen onderdeel van de landbouwsector. In het bestemmingsplan zal een regeling worden opgenomen die de bouw van mestvergistingsinstallaties mogelijk maakt bij bestaande agrarische bedrijven, mits aan voorwaarden wordt voldaan op het vlak van maatvoering en bereikbaarheid.
  • 3. In het bestemmingsplan zal een regeling worden opgenomen voor kleinschalige vormen van verblijfs- of dagrecreatie op bestaande bebouwde locaties (bijvoorbeeld agrarische erven). Nieuwe recreatie op onbebouwde locaties wordt uitgesloten.
  • 4. Nieuwe woningen (zoals mogelijk op grond van VAB en/of Rood voor rood) mogen geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van de landbouw en overige functies. Dit zal als toetsingscriterium in het bestemmingsplan worden opgenomen.

Sociale duurzaamheid

  • 1. In de linten zijn de boomsingels op de perceelsgrenzen beeldbepalend. Ten behoeve van de bescherming van deze beplanting, zal in het bestemmingsplan een omgevingsvergunningstelsel (voorheen: aanlegvergunning) worden opgenomen;
  • 2. Boomteelt zal op nieuwe locaties geen ruimte krijgen om zowel de openheid te handhaven als een verdichting en daarmee aantasting van de slagenverkaveling van de linten te voorkomen.
  • 3. Op de verbeelding horende bij het bestemmingsplan zullen de gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten worden aangeduid en worden voorzien van een beschermende regeling die zich richt op het behoud van de karakteristiek van de panden.

Ecologische duurzaamheid

  • 1. Een deel van de veenontginningen is aangewezen als ganzengebied. Dit gebied zal in het bestemmingsplan van een passende regeling worden voorzien.