direct naar inhoud van 4.3 Leeswijzer
vastgesteld
NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01

4.3 Leeswijzer

In de navolgende paragrafen is voor acht verschillende deelgebieden de visie uitgewerkt. Per deelgebied is de visie nader beschreven, waarbij telkens de volgende opzet is gehanteerd:

  • 1. Beschrijving karakteristiek

Landschap en cultuurhistorie zijn belangrijke dragers voor de ruimtelijke kwaliteit, met name in relatie tot de belevingswaarde van het landschap. De verscheidenheid in landschapstypen is karakteristiek en geldt als basis voor de na te streven ruimtelijke kwaliteit. Om die reden start iedere deelgebieduitwerking met een typering van de karakteristiek. Daarbij is aansluiting gezocht bij de beschrijving uit zowel de Plattelandsvisie, het LOP, 'Bij uitstek Dalfsen' Missie en Visie en de provinciale Omgevingsvisie.

  • 2. Ontwikkelingsrichting

Bij de totstandkoming van deze structuurvisie zijn in eerste instantie twee scenario's uitgewerkt. Het eerste scenario richtte zich op een economisch vitaal platteland, terwijl het tweede zich sterk richtte op een aantrekkelijk landschap. De per deelgebied gekozen ontwikkelingsrichting bevindt zich 'ergens tussen beide uitersten'. Door middel van een schematische weergave en bijbehorende beschrijving wordt de beoogde ontwikkelingsrichting van het betreffende deelgebied weergegeven. De tekst wordt per functie ondersteund door drie gekleurde icoontjes:

  • groen, indien voor het betreffende thema ruime ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden en/of voorzien;
  • oranje, indien voor het betreffende thema matige ontwikkelingsmogelijkheden woorden geboden en/of voorzien;
  • rood, indien voor het betreffend thema slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden en/of voorzien. De kleur rood dient nadrukkelijk niet zodanig te worden opgevat dat de betreffende functie niet voorkomt of weg zou moeten, maar dat- gelet op de beoogde ontwikkelingsrichting - beperkte of geen ontwikkelingsmogelijkheden worden voorzien.
  • 3. Ontwikkelingscriteria

Tot slot is per deelgebied een handreiking opgenomen voor de wijze waarop in de praktijk met aanvragen voor nieuwe ontwikkelingen zal worden omgegaan. Deze ontwikkelingscriteria geven richting aan de wijze waarop de gemeente haar visie op het deelgebied wil realiseren. Het geeft zowel burgers als het gemeentelijke apparaat niet alleen een beeld van de haalbaarheid van een bepaalde aanvraag, maar tevens van de voorwaarden waaraan zal moeten worden voldaan.

Onder verwijzing naar de kaart 'Deelgebieden', kan het buitengebied worden onderverdeeld in acht deelgebieden:

  • 1. Het veenontginningenlandschap.
  • 2. Het (jonge) heideontginningenlandschap (noord).
  • 3. Het (jonge) heideontginningenlandschap (zuid).
  • 4. Het essenlandschap.
  • 5. De Vecht en uiterwaarden.
  • 6. Het bos- en landgoederenlandschap.
  • 7. Het kampenlandschap.
  • 8. Het broekontginningenlandschap.

De benaming en de begrenzing van de deelgebieden komen in sterke mate overeen met de gebiedsindelingen uit het LOP en de Plattelandsvisie (zie daarvoor het beleidsoverzicht in bijlage 1 van deze structuurvisie).

De op de kaart aangegeven grenzen tussen de deelgebieden suggereren wellicht een bepaalde 'hardheid'. Overgangen tussen landschappen zijn in de praktijk echter vaak 'zacht' en niet of nauwelijks op een bepaalde perceelsscheiding te begrenzen.

Datzelfde geldt voor de beschrijving van de karakteristiek. Niet overal in een bepaald deelgebied zullen in dezelfde mate waarden en karakteristieken aanwezig zijn.

Bij (aanvragen voor) ruimtelijke ontwikkelingen is dan ook altijd een verfijningslag nodig. Aanvragers mogen er van uitgaan dat zal worden getoetst aan daadwerkelijk aanwezige waarden.

Terminologie

Bij het opstellen van de voorliggende structuurvisie heeft de gemeente geprobeerd waar mogelijk gebruik te maken van concrete begrippen en typeringen. Ondanks dat uitgangspunt is niet geheel te voorkomen dat termen zijn gebruikt die een bepaalde subjectiviteit in zich dragen. Als voorbeeld kunnen dienen de begrippen 'grootschalig' en 'kleinschalig'. Op structuurvisieniveau zijn deze begrippen niet of nauwelijks te kwantificeren. In algemene zin geldt dat de draagkracht van het landschap bepaalt wanneer een ontwikkeling als grootschalig, dan wel kleinschalig dient te worden aangemerkt. Dit vraagt te allen tijde maatwerk. Bij (aanvragen voor) concrete ontwikkelingen zal de gemeente toetsen aan de draagkracht van het landschap ter plaatse.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0010.jpg"

  • 1. Veenontginningen
  • 2. Heideontginningen noord
  • 3. Heideontginningen zuid
  • 4. Essenlandschap
  • 5. Vechtdal en uiterwaarden
  • 6. Bos- en landgoederenlandschap
  • 7. Kampenlandschap
  • 8. Broekontginningen