Plan: | 24e herziening Chw bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Koelmansstraat 73c en Hoenderweg 6 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0148.BgemDlfshz24-vs01 |
Aan de Koelmansstraat 73 te Hoonhorst is Van Lenthe Dalfsen B.V. gevestigd. Dit is een bedrijf gespecialiseerd in grondverzet, weg- en waterbouw, en groenrecycling. De initiatiefnemers willen hier een 3e bedrijfswoning realiseren, dit woonrecht is afkomstig van de Hoenderweg 6 te Lemelerveld. Omdat de bestemming op de locatie van de nieuwe woning Bos is, zal aan de overzijde van de straat op agrarische grond nieuw bos worden aangeplant in drievoud van de oppervlakte bos die onder de nieuwe woning vervalt. Om de nieuwe woning mogelijk te maken wordt het bestemmingsvlak Bedrijf aan de noordoostzijde uitgebreid (waar geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden). Deze oppervlakte worden elders verwijderd van de bestemming waardoor het totaal oppervlakte met de bestemming Bedrijf gelijk blijft. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan nodig. Voor dit bestemmingsplan zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de ruimtelijke en milieukundige aspecten die nodig zijn voor de realisatie van het plan.
Koelmansstraat 73
Het plangebied ligt aan de Koelmansstraat 73 ten westen van het dorp Hoonhorst en ten zuidoosten van Zwolle zie figuur 1.1. In de omgeving van dit plangebied zijn vooral agrarische bedrijven en woningen gelegen.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied Koelmansstraat 73 te Dalfsen (rode aanduiding) (bron: Google-maps)
Hoenderweg 6
Het plangebied ligt aan de Hoenderstraat 6 ten noorden van het dorp Lemelerveld en ten westen van de Lemelerberg, zie figuur 1.2. In de omgeving van dit plangebied zijn vooral agrarische bedrijven en woningen gelegen. Ten zuiden van het plangebied ligt een hoogspanningsverbinding.
Figuur 1.2 Globale ligging plangebied Hoenderweg 6 te Lemelerveld (rode aanduiding) (bron: Google-maps)
Beide plangebieden liggen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Buitengebied Dalfsen'. Dit plan is vastgesteld op 24 juni 2013 door de gemeenteraad van de gemeente Dalfsen en de daarop volgende herzieningen. De regels van het 8e Verzamelplan bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen zijn van toepassing op de plangebieden.
Koelmansstraat 73
De planlocatie kent de bestemming Bos ter hoogte van de gewenste locatie voor de 3e bedrijfswoning, zie gele cirkel figuur 1.3. De gronden waar de bosbestemming gecompenseerd wordt (groene cirkel figuur 1.3), heeft nu de bestemming Agrarisch met waarden. De locatie waar een deel van de bestemming komt te vervallen (rode cirkel figuur 1.3) heeft de enkelbestemming Bedrijf en de functieaanduiding 'Specifieke vorm van bedrijf – groenrecycling' en de maatvoering 'aantal: 2'. Het geheel heeft de gebiedsaanduiding 'Luchtverkeerzone'.
Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan ter hoogte van Koelmansstraat 73 (bron: ruimtelijke plannen)
Hoenderweg 6
Initiatiefnemers hebben een bouwrecht aangekocht, afkomstig van de Hoenderweg 6 te Lemelerveld (figuur 1.4), om de 3e bedrijfswoning aan de Koelmansstraat 73 mogelijk te maken. Het plangebied aan de Hoenderweg 6 heeft de bestemming Wonen een de maatvoering 'maximaal aantal wooneenheden: 2'. Daarnaast heeft de planlocatie de gebiedsaanduiding 'bomenteelt'.
Het is niet mogelijk om op het perceel Hoenderweg 6 een tweede woning te realiseren in verband met de hoogspanningsleiding op een afstand van 100 meter vanaf de bestaande woning. Om die reden hebben de eigenaren besloten om het woonrecht te verkopen.
Figuur 1.4 uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Dalfsen' ter hoogte van Hoenderweg 6 te Lemelerveld (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Voor wat betreft archeologische waarden, liggen beide plangebieden binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied Dalfsen'. Dit plan is vastgesteld op 17 juni 2019 door de gemeenteraad van de gemeente Dalfsen.
Koelmansstraat 73
Binnen het bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen' is de archeologische verwachtingswaarde Waarde - Archeologie 4 aangegeven ter hoogte van de nieuwe woning. De plek voor aanleg van de nieuwe natuur aan de overzijde van de straat heeft de archeologische verwachtingswaarde Waarde - Archeologie 4 en Waarde - Archeologie 6 binnen dit bestemmingsplan. Op de plek waar de bestemming Bedrijf verdwijnt en de grond bestemd wordt als Agrarisch met waarden, geldt deels de archeologische verwachtingswaarde Waarde - Archeologie 3 en Waarde - Archeologie 5.
Figuur 1.5 Uitsnede 'Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen' ter hoogte van plan,ocatie Koelmansstraat 73 (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Hoenderweg 6
Op deze planlocatie geldt de archeologische verwachtingswaarde Waarde - Archeologie 7. Voor deze gronden geldt geen onderzoeksplicht. Bovendien zijn hier geen werkzaamheden gepland, er vinden geen fysieke wijzigingen plaats. Ter bescherming van de archeologische waarden, worden de archeologische dubbelbestemmingen in voorliggend bestemmingsplan overgenomen.
Figuur 1.6 Uitsnede 'Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied Dalfsen' ter hoogte van planlocatie Hoenderweg 6 (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Van Lenthe Beheer B.V. is een provinciale inrichting volgens bijlage I cat C.28.4 BOR en betreft een 4.1/ 4.2 inrichting. Dit betekent dat de provincie bevoegd gezag is.
De '24e herziening Chw bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Koelmansstraat 73c en Hoenderweg 6' bestaat uit de volgende stukken:
In hoofdstuk 2 leest u de beleidskaders op Rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 staat beschreven waarom het plan haalbaar is op gebied van de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 4 gaat in op het plan en hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de regels. Verder lichten we in hoofdstuk 6 de economische haalbaarheid van het plan toe. Hoofdstuk 7 gaat in op het vooroverleg met de betrokken partijen. Ten slotte gaat hoofdstuk 8 in op eventuele zienswijzen en de kennisgeving van het plan.
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Het voorgenomen plan wordt getoetst aan dit beschreven beleid.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld en vervangt de vervallen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI is één van de instrumenten van het nieuwe stelsel voor omgevingsrecht. NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten:
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair
Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verfrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.
De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
De Ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat bij functiewijzigingen moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijzing, dat toch gesproken kan worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij moet ook het ruimtebeslag betrokken worden. Uit afdelingsjurisprudentie blijkt dat de bouw van 11 woningen niet als stedelijke ontwikkeling wordt gezien.
Door dit plan wordt er formeel één woning toegevoegd op de projectlocatie. Er wijzigt echter niets aan de bebouwing op het perceel. De wijzigingsbevoegdheid op basis waarvan voorliggend plan ten uitvoer wordt gebracht laat niet toe dat na de bestemmingswijziging het oppervlakte aan bebouwing kan worden vergroot. Er is hiermee geen sprake van extra ruimtebeslag.
Op basis van het bovenstaande is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid Bro. Een nadere toetsing is niet noodzakelijk.
In voorliggend geval is sprake van kleinschalige ontwikkelingen waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen.
De Kaderrichtlijn Water (KRW), is een Europese richtlijn. Deze richtlijn is bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa op goed niveau te houden en te krijgen. Het doel is de wateren in 2027 een goed leefgebied moeten vormen voor de planten en dieren die er thuishoren. Voor grondwater betekent dit onder meer dat er geen directe lozingen mogen plaatsvinden en de toename van chemische verontreiniging moet worden voorkomen. Het grondgebied van de gemeente Dalfsen behoort tot het stroomgebied van de Rijn. Voor dit stroomgebied is het stroomgebiedbeheerplan Rijn 2022-2027 vastgesteld.
Het Nationaal Waterplan (NWP) geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2022-2027, met een vooruitblik richting 2050.
Nederland heeft te maken met grote wateropgaven die bovendien in de toekomst steeds groter en complexer worden. Dit komt door een aantal samenhangende uitdagingen: klimaatverandering, bodemdaling, milieuverontreiniging, biodiversiteitsverlies en ruimtedruk. In de uitvoering ligt bovendien een grote opgave om verouderde infrastructuur zoals bruggen en sluizen in stand te houden en waar nodig te vervangen of te renoveren. De wateropgaven waar Nederland op dit moment voor staat, de uitdagingen richting de toekomst en de noodzaak van een integrale aanpak vormen de basis voor 3 hoofdambities van dit NWP:
De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak met andere opgaven in de fysieke leefomgeving, zoals de energietransitie, de woningbouw, herstel natuur en de landbouwtransitie is noodzakelijk.
Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:
De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt, wanneer nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden. Wanneer vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoongehouden wordt. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk van elkaar gescheiden. Wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, wordt het verontreinigde water gezuiverd.
In de waterparagraaf (zie paragraaf 3.11) wordt ingegaan op de wateraspecten.
Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden, dat door de lidstaten van de Europese Unie wordt opgezet. Het Natura 2000-netwerk dient ter bescherming van zowel de gebieden (natuurlijke habitatten) als wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten. Natura 2000 wordt op zijn beurt weer gevormd door de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen richten zich op de (directe) bescherming van soorten en op de instandhouding van hun leefgebieden en andere natuurlijke habitatten. Sinds 1 oktober 2005 vallen de Natura 2000-gebieden samen met de beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten) onder de Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast was het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn vertaald in de Flora- en faunawet. Per 1 januari 2017 is deze wetgeving opgenomen in de Wet Natuurbescherming.
Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
Gebiedsbescherming
Met het onderdeel gebiedsbescherming uit de Wet natuurbescherming (Wnb) worden waardevolle, kwetsbare Natura 2000-gebieden beschermd. Hiermee voldoet de provincie aan internationale verdragen en de Europese regelgeving voor de beschermde natuurgebieden en beschermde soorten planten en dieren in die gebieden. De provincie Overijssel kent 25 Natura2000-gebieden.
Voor het uitvoeren van een handeling die schadelijk kan zijn voor een beschermd natuurgebied is een vergunning nodig. Dit zijn met name activiteiten waarbij stikstof vrijkomt, zoals het uitbreiden van een bestaand veehouderijbedrijf of het bouwen van een nieuwe fabriek. Soms is een vergunning nodig voor de uitstoot van stikstof of kan worden volstaan met een melding. Dit op basis van de Programmatische Aanpak Stikstof.
Naast de zogeheten stikstofdepositie kunnen ook andere verstorende factoren leiden tot vergunningplicht. Voorbeelden daarvan zijn:
Soortenbescherming
De aanwezigheid van veel verschillende planten- en dierensoorten in voldoende aantallen, in ecologisch gezonde natuurgebieden, zorgt ervoor dat de natuur tegen een stootje kan. Sommige soorten, zoals vleermuizen, gierzwaluwen, steenuilen en huismussen, zijn kwetsbaar. In een dichtbevolkt land als Nederland is daarom goede bescherming voor de aanwezige natuur belangrijk. Wanneer het met de natuur goed gaat, kunnen economische en andere maatschappelijke activiteiten meer ruimte krijgen.
Met het onderdeel soortenbescherming in de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermt de provincie plant- en diersoorten die in het wild voorkomen. Alle vogels en ruim 230 plant- en diersoorten vallen onder de bescherming van deze wet, met als doel de biodiversiteit te bevorderen. In de wet is een aantal verboden opgenomen. Het is bijvoorbeeld verboden om beschermde dieren opzettelijk te doden, te verstoren of te verjagen of om voortplantingsplaatsen en rustplaatsen te beschadigen en vernielen. In bepaalde situaties is het mogelijk deze verboden te overtreden, maar daarvoor is dan wel een vrijstelling of een ontheffing nodig.
Zorgplicht: Of dieren en planten beschermd zijn of niet, de Wnb schrijft voor dat nadelige gevolgen voor planten en dieren moeten worden voorkomen. Er moet dan ook zorgvuldig worden omgaan met de omgeving. Deze zogenoemde zorgplicht geldt voor iedereen.
Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlandse netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied.
In het Natuurnetwerk Nederland liggen de volgende natuurgebieden:
Binnen de provincie Overijssel is de begrenzing van deze gebieden op perceelsniveau vastgelegd, namelijk in de provinciale Omgevingsvisie. De bescherming van de gebieden is geregeld in de provinciale Omgevingsverordening Overijssel.
Paragraaf 3.5 gaat in op de voor het plangebied relevante natuur aspecten.
De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 12 april 2017 heeft Overijssel haar nieuwe Omgevingsvisie vastgesteld. De Omgevingsvisie wordt jaarlijks geactualiseerd. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.
Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:
Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities wordt gebruik gemaakt van het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, et cetera kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd moet worden.
Figuur 2.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
Dit uitvoeringsmodel is gebaseerd op de volgende drie niveaus:
De drie hierboven genoemde begrippen worden hieronder toegelicht.
1. Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
2. Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent door vertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
3. Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Aan de hand van de genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
1. Generieke beleidskeuzes
De provinciale beleidskeuzes bepalen onder andere of een initiatief mogelijk is. In de provincie Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema's en locaties. Dit zijn de volgende:
Samen geven deze beleidskeuzes invulling aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking.
1. Integraliteit
De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Met deze wettelijke eis uit het Besluit ruimtelijke ordening wordt verzekerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Toets aan initiatief
Ten aanzien van het onderliggende initiatief is een integrale afweging gemaakt waarbij beleid, ruimtelijke kwaliteit, omgeving en behoefte meewegen. Dit vertaalt zich in voorliggend plan dat ruimtelijk, milieukundig en beleidsmatig haalbaar is.
2. Toekomstbestendigheid
De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Het gaat dan om een evenwichtige benadering van het welzijn van mensen, economische welvaart en van het beheer van natuurlijke voorraden. Bij toekomstbestendigheid gaat het ook om de effecten van ingrepen op verschillende schaalniveaus (van directe buren tot ver over de grens) en over de vraag of het project over 20 of 30 jaar nog steeds toegevoegde waarde heeft.
Toets aan initiatief
Het realiseren van een bijna energieneutrale bedrijfswoning aan de Koelmansstraat 73c en aanplant van extra bos sluit aan bij de leefbaarheid van het gebied. Het bedrijf is gegroeid en daarom is het van belang dat leiding van het bedrijf nabij woont. Aan de Hoenderweg 6 blijft de woning behouden, maar verdwijnt de mogelijkheid op het perceel nog een woning te bouwen. Hiermee is het plan toekomstbestendig.
3. Concentratiebeleid
Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Cleantech regio Deventer. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. De kernen Hardenberg en Steenwijk kunnen bouwen voor de regionale behoefte mits dit past binnen de regionale programmering.
Toets aan initiatief
Het betreft geen stedelijke ontwikkeling, Het concentratiebeleid is hierop dan niet van toepassing.
4. Bovenregionale afstemming
De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Ook wanneer een gemeente alleen voorziet in haar eigen (lokale) behoefte is onderlinge afstemming gewenst, omdat het aanbod in een gemeente aan woningen, werklocaties en voorzieningen onderdeel uitmaakt van een regionale markt.
Toets aan initiatief
Het onderliggende initiatief betreft geen stedelijke ontwikkeling, waardoor bovenregionale afstemming niet nodig is.
5. Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden.
Toets aan initiatief
Onderliggend initiatief neemt een het woonrecht over van de locatie aan de Hoenderweg 6 te Lemelerveld. Daarnaast neemt het oppervlakte bos in drievoud toe in de omgeving van de Koelmansstraat, ter compensatie van de natuur die verdwijnt op de plaats waar de nieuwe bedrijfswoning wordt gebouwd. In het kader van de KGO-opgave moet natuur die verdwijnt, ruimschoots worden gecompenseerd. Dit zorgt voor een grote kwaliteitsimpuls in de omgeving. Het bouwvlak met bestemming Bedrijf neemt met deze ontwikkeling niet toe. De bestemming Bedrijf wordt verlegd, zodat de nieuwe bedrijfswoning binnen het bestemmingsvlak komt te liggen. Hierdoor is er sprake van zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik.
2. Ontwikkelperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In onderliggend initiatief zijn de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving van toepassing. In figuren 2.2 en 2.3 zijn uitsnedes van de ontwikkelingsperspectievenkaart behorende bij de plangebieden opgenomen.
Koelmansstraat 73c
Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap
In het ontwikkelperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' is sprake van gebieden die gericht zijn op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, willen we in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.
Figuur 2.2 Ontwikkelperspectievenkaart t.h.v. plangebied Koelmansstraat 73 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Hoenderweg 6
Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap
Initiatieven binnen het ontwikkelingsperspectief Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap mogen de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw in principe niet beperken en dienen aan te sluiten bij de bestaande bebouwing, weginfrastructuur en openbaar vervoer (ov)-routes. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de landbouw, rekening houdend met specifieke omstandigheden en de grenzen aan de mogelijkheden van het waterbeheer (onder andere door de klimaatverandering).
Figuur 2.3 Ontwikkelperspectievenkaart t.h.v. plangebied hoenderweg 6 'Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Toets aan initiatief
Met dit initiatief verdwijnt een woonrecht aan de Hoenderweg 6, waardoor geen extra bebouwing in het gebied 'Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap' wordt toegevoegd en alle ruimte blijft voor de landbouw om zich te ontwikkelen. Aan de Koelmansstraat 73c wordt met de 3e bedrijfswoning wordt de ontwikkelingsmogelijkheid voor het bedrijf gekoppeld aan versterking van het landschap, door de toevoeging van extra bos en de landschappelijke inrichting van de nieuwe woning met behoud va de vijver als buffer voor waterberging. Het initiatief sluit daarmee aan op de ontwikkelingsperspectieven in beide planlocaties.
3. Gebiedskenmerken
De provincie wil nieuwe ruimtelijke opgaven verbinden met bestaande gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken spelen zo een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen. Onder gebiedskenmerken verstaat de provincie de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. De provincie onderscheidt de gebiedskenmerken in vier lagen:
Bij toetsing van het voornemen aan de gebiedskenmerken in vier lagen is van belang dat de locatie een al bestaande locatie betreft. Het plangebied is niet gelegen in het stedelijk gebied. Dit betekent dat de 'Stedelijke laag' buiten beschouwing kan blijven. Hierna wordt ingegaan op de relevante 'natuurlijke laag', 'laag van beleving' en 'laag van agrarisch cultuurlandschap'.
1. Natuurlijke laag
De natuurlijke laag is de laag van de bodem, het reliëf, het watersysteem en de natuur die zich hier 'van nature' op vestigt. Deze natuurlijke laag is het resultaat van de wisselwerking tussen abiotische (fysische) en biotische factoren en processen.
Koelmansstraat 73c en Hoenderweg 6
Beide plangebieden zijn gelegen binnen de gebiedskenmerken van de 'Dekzandvlakte en ruggen'. Ontstaan na de ijstijden toen, na het verdwijnen van het ijs, in grote delen van Overijssel een reliëfrijk, door de wind gevormd zandlandschap overbleef. De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan door natuurlijkere watersystemen en door beplanting met ”natuurlijke soorten”. En door de strekkingsrichting van het landschap meer zichtbaar te maken. Sturing kan door het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Uitgangspunt is daarbij de strekkingsrichting van het landschap.
Toets aan initiatief
Aan de Hoenderweg 6 voorziet plan niet in fysieke wijzigingen van het plangebied, maar er verdwijnt een woonrecht waardoor één woning op die planlocatie is toegestaan. Dit heeft geen effecten op het landschap.
De gronden in het plangebied aan de Koelmansstraat 73c zijn hoofdzakelijk in cultuur gebracht voor de aanleg van bos, landbouw en ingericht als erf. De van oorsprong voorkomende 'Natuurlijke laag' is daarom nog beperkt aanwezig. Dit plan zal geen/weinig invloed hebben op het watersysteem en het van nature aanwezige hoogteverschil dat nog aanwezig is in het plangebied blijft behouden. In het landschappelijk inrichtingsplan (Bijlage 1) is deze ontwikkeling op een landschappelijk verantwoorde manier in het landschap gepast, door de grond om de woning beperkt te houden en grotendeels als bos te behouden. Ook wordt de openheid en overgang naar de aangrenzende es benadrukt met doorzichten op het erf. Hierdoor sluit de locatie na uitvoering van het plan goed aan bij de gebiedskenmerken van het omliggende landschap.
Figuur 2.4 Koelmansstraat 73 natuurlijke laag – dekzandvlakte en ruggen (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Figuur 2.5 Hoenderweg 6 natuurlijke laag – dekzandvlakte en ruggen (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
2. Laag van beleving
In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving. De laag van de beleving is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke, de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid. De laag van de beleving benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen, maar voegt ook eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis.
Figuur 2.6 Gebiedskenmerk Laag van de beleving t.h.v. Koelmansstraat 73 'IJssellinie inundatieveld' en 'Donkerte' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Figuur 2.7 Gebiedskenmerk Laag van de beleving t.h.v. Hoenderweg 6 'Donkerte' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
IJssellinie inundatieveld
Het plangebied aan de Koelmansstraat 73c valt binnen het gebied 'IJssellinie inundatieveld'. Dit gebied is één van de bakens in de tijd en brengt een cultuurhistorische ambitie met zich mee. Zoals het creëren van verbindingen en verbanden tussen bestaande bakens, welke onderdeel van een groter geheel zijn maar nu verloren of geïsoleerd in het landschap liggen. Tevens kunnen bakens van deze tijd worden toegevoegd. Cultuurhistorische waarden dienen behouden te worden door ze bewust in te zetten in gebiedsopgaves.
Donkerte
De plangebieden aan de Hoenderweg 6 en Koelmansstraat 73c vallen binnen het gebiedskenmerk 'Donkerte. Donkerte is een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen e.d. en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten. Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek het perspectief. De ambitie is het rustige en onthaaste karakter te behouden. Bundeling van stedelijke functies en infrastructuur in de 'lichte' gebieden.
Toets aan initiatief
In dit plan wordt kunstlicht selectief ingezet, om het rustige en onthaaste karakter in het gebied te behouden. Het plangebied heeft daarnaast geen cultuurhistorische waarde. Ook wordt in het landschapsplan rekening gehouden met de kenmerken van het 'IJssellinie inundatieveld'. 'De 'Laag van beleving' verzet zich niet tegen de voorgenomen ontwikkeling.
3. Laag van agrarisch cultuurlandschap
De laag van het agrarische cultuurlandschap is het resultaat van de wisselwerking tussen verschillen in de natuurlijke ondergrond en de manier waarop gebieden in cultuur werden –en worden –gebracht. Door de eeuwen heen is een geschakeerd patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing (hoeven, kernen en dorpen) gegroeid. Vanouds kennen de nederzettingen een sterke ruimtelijke en functionele relatie met het omliggende landschap.
Koelmansstraat 73c
Oude hoevenlandschap
Het plangebied aan de Koelmansstraat 73c is gekenmerkt als 'Oude hoevenlandschap'. Kenmerkend voor het oude hoevenlandschap is dat het landschappen zijn met verspreide erven. De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf-en landschapsbeplantingen. Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen:
Figuur 2.8 Plangebied Laag van agrarisch cultuurlandschap – Oude hoevenlandschap (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Hoenderweg 6
Jong heide- en broekontginningslandschap
Het plangebied aan de Hoenderweg 6 ligt in het jonge heide- en broekontginningslandschap, dat bestaat uit heidegebieden en nattere delen van het landschap die zijn ontgonnen en/of vergaand ontwaterd. De dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken, waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende grote ruimtematen bepalen het beeld in dit type agrarisch cultuurlandschap. De ambitie is om de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls te geven en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. Als ontwikkelingen plaatsvinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuur.
Figuur 2.9 Plangebied laag van agrarisch cultuurlandschap – jong Heide- en broekontginningslandschap. (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Toets aan initiatief
Met dit plan aan de Koelmansstraat 73c wordt ruimte geboden aan wonen in combinatie met werken, waarbij bij de landschappelijk inpassing van de nieuwe woning rekening wordt gehouden met de landschappelijke kenmerken. De grond onder en rondom de woning is beperkt, waardoor de kleinschaligheid behouden blijft. Er zijn zichtlijnen naar de open es aan de oostzijde van het plangebied en de erf-en landschapsbeplantingen sluit aan bij het natuurlijke karakter van de omgeving (bos en es). Zo blijft de groenstructuur van het oude hoevenlandschap behouden en zijn de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen worden versterkt (openheid en kleinschaligheid).
Aan de Hoenderweg 6 vinden geen fysieke wijzigingen plaats en blijft de bestaande woning met landschappelijke inpassing gehandhaafd. Deze ontwikkeling verzet zich niet tegen de doelen die gesteld zijn bij de gebiedskenmerken van 'Jonge heide- en broekontginningslandschap'.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor de onderwerpen waarvoor de provincie hecht aan de juridische borging van de doorwerking van het Omgevingsvisiebeleid.
Ten aanzien van de generieke beleidskeuzes zijn de artikelen 2.1.3 (zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik) 2.1.5 (ruimtelijke kwaliteit), 2.1.6 (kwaliteitsimpuls groene omgeving), 2.2.2 (realisatie nieuwe woningen) en 2.14.4 (overstroombaar gebied) uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Hierna wordt nader op de artikelen ingegaan.
Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 2.1.3.)
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel
Onderliggend initiatief neemt een het woonrecht over van de locatie aan de Hoenderweg 6 te Lemelerveld. Daarnaast neemt het oppervlakte bos in drievoud toe in de omgeving van de Koelmansstraat. Dit zorgt voor een grote kwaliteitsimpuls in de omgeving. Het bouwvlak met bestemming Bedrijf neemt met deze ontwikkeling niet toe. Hierdoor is er sprake van zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik. Samenvattend wordt geconcludeerd dat in voldoende mate rekening is gehouden met artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Ruimtelijke kwaliteit (Artikel 2.1.5; leden 1,2,3 en 5)
Lid 1;
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
Lid 2;
In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.
Lid 3;
In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.
Lid 5;
In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel en op welke wijze de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (Artikel 2.1.6 lid 1)
Bestemmingsplannen voor de Groene omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3. en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.5 en 2.1.6 van de Omgevingsverordening Overijssel
Het bestemmingsplan leidt tot een kwaliteitsimpuls in de groene omgeving (het buitengebied) van de gemeente Dalfsen. Deze meerwaarde vertaalt zich in:
De investeringen in de ruimtelijke kwaliteit staan in verhouding tot de geboden ontwikkelingsmogelijkheden.
Realisatie nieuwe woningen (Artikel 2.2.2; leden 1 en 2)
Lid 1;
Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.
Lid 2;
De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel
Zoals gesteld in deze toelichting wordt slechts één woning toegevoegd. Het initiatief is in overeenstemming met de geldende woonafspraken die zijn gemaakt binnen zowel de gemeente als tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming. Bovendien is het voor het voortbestaan van het bedrijf van belang dat de leiding van het bedrijf woont bij het bedrijf. De voorgenomen ontwikkeling is hierdoor in overeenstemming met artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen.
Overstroombaar gebied (Artikel 2.14.4)
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.14.4 van de Omgevingsverordening Overijssel
In paragraaf 3.11 worden de wateraspecten, alsmede de risico's voor overstromingen behandeld. Hieruit blijkt dat, met in acht neming van een aantal maatregelen, gevolgen aangaande overstromingsrisico's tot het aanvaardbare kunnen worden gereduceerd. Op deze plaats wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het gestelde in artikel 2.14.4 van de Omgevingsverordening.
De ruimtelijke ontwikkeling in dit bestemmingsplan, is in overeenstemming met het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie en Omgevings-verordening Overijssel.
De gemeente Dalfsen heeft de toekomstvisie 2030 "Voor elkaar" opgesteld. Het document bevat de strategische koers van de gemeente Dalfsen voor de periode tot 2030. Drie hoofdthema's vormen samen de bril waardoor naar de gemeenschap gekeken wordt: samenwonen, samenleven en samenwerken. Dat deze cirkels deels overlappen is niet voor niets; om de Dalfser kernen van morgen samen vorm te geven is het belangrijk om onderlinge verbanden te zien. De centrale missie van de Gemeente Dalfsen is: 'Het stimuleren, koesteren en benutten van de onderlinge verbondenheid is het doel van de gemeenschap'.
De grootste kracht van Dalfsen zit 'm in de onderlinge verbondenheid van de gemeenschap in de kernen. Het diepgewortelde noaberschap uit zich in een rijk verenigingsleven, actieve buurten, levendige kerkgemeenten en een hoge mate van gemeenschappelijke betrokkenheid. Betrokkenheid op basis van gelijkwaardigheid, respect en interesse. Deze waarden vormen de basis voor een zelfverzekerde toekomst: een sterke gemeenschap.
Deze waarden zie je duidelijk terug in een burgerpeiling uit 2019. De sociale samenhang ligt in de gemeente Dalfsen ongeveer twee keer zo hoog als het provinciale gemiddelde. Ook waarderen de mensen uit Dalfsen het wonen en leven in hun gemeenschap bijzonder hoog. Onder vergelijkbare niet stedelijke gemeenten geven ze hun woon- en leefomgeving zelfs de hoogste score van allemaal.
Door stevig in te zetten op het behouden van dit gemeenschapsgevoel kan Dalfsen haar eigenheid vasthouden. Door deze onderlinge verbondenheid als uitgangspunt te nemen, wordt verandering een kans om wat Dalfsen uniek maakt te laten zien. Daarmee komt verandering niet van buitenaf, maar van binnenuit. Om de gemeenschap en haar sociale netwerken vitaal te houden is de aanwezigheid en betrokkenheid van zowel jongeren als ouderen belangrijk. Maar dan moet de gemeente ze wel wat te bieden hebben, dat begint met een plekje om te wonen.
Conclusie
Met dit bestemmingsplan ontstaat er ruimte voor een extra woning, hetgeen past binnen de visie om woonruimte aan te kunnen bieden.
De Omgevingsvisie bevat de gemeentelijke koers voor de fysieke leefomgeving. Uitgaande van de strategische keuzes uit de voorgaande paragraaf is de vraag, welke concrete ambities daarbij horen. Een aantal van die ambities is te koppelen aan een concreet gebied of plek. Er zijn daarnaast ook ambities die losstaan van gebieden en die gelden voor de hele gemeente en/of om een regionale aanpak vragen. Die ambities worden hierna beschreven en toegelicht.
Hoenderweg 6
In de omgevingsvisie is de gemeente Dalfsen opgedeeld in deelgebieden. Binnen het plangebied aan de Hoenderweg 6 vervalt één woonrecht, er vinden geen fysieke wijzigingen plaats en dus is het plan niet in strijd met de ambities van de omgevingsvisie in het gebied Landelijk 'Lemelerveld'.
Koelmansstraat 73c
Dit plangebied ligt in gebied 'Parels in het landschap'. Dit gebied staat bekend om zijn vele havezaten en landgoederen (Rechteren, Mataram, Den Aalshorst, De Horte, Den Berg, Hessum en Leemcule). Meer naar het westen gaan de bossen en landgoederen over in glooiende, agrarische gebieden. In het gebied bevindt zich de fraaie en actieve kern Hoonhorst. De specifieke ambities die voor dit gebied gelden en van toepassing zijn op dit plan zijn:
Ambitie 1 - Een toekomstbestendige, sociale en gezonde woon- en leefomgeving
Ambitie 3 - Een eigentijds, aantrekkelijk en onderscheidend landelijk gebied 1.
Ambitie 4 - Een lokaal geworteld, vitaal en innovatief ondernemerschap dat goed aangehaakt is op de regio
Door een extra bedrijfswoning te realiseren wordt gefacilieerd in de ontwikkeling van bestaande bedrijvigheid. Bovendien draagt de ontwikkeling van meer bos bij aan de versterking van de overgang van het dorp Hoonhorst naar het omliggende landelijke gebied. Het plan levert een bijdrage aan een toekomstbestendige woon- en leefomgeving en versterking van de landschappelijke kwaliteit. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling past binnen de omgevingsvisie.
De gemeente Dalfsen heeft op 25 november 2019 de woonvisie vastgesteld. De woonvisie spreekt een ambitie uit hoe de 'ideale woongemeente Dalfsen' er in 2030 uitziet. Eén van de ambities van de gemeente is om zowel de kernen als het buitengebied leefbaar te houden én daarom wordt er (op bescheiden schaal) invulling gegeven aan woningbehoefte in het landelijk gebied.
Vanwege de snelle veranderingen op de woningmarkt wordt ingezet op een flexibele visie middels een beperkt aantal thema's en maatregelen. Daarnaast voorziet de visie in 'focuspunten' die ruimte laten voor verdere invulling. De visie heeft als hoofddoel:
Als gevolg van de verwachte toename van het aantal huishoudens in de gemeente Dalfsen zijn er extra woningen nodig. Als die niet in de bestaande voorraad kunnen worden gevonden (bijvoorbeeld door functieverandering), is nieuwbouw nodig. Hierbij is kwaliteit belangrijker dan kwantiteit. De provincie staat toe dat de komende 10 jaar (2016-2026) 1.022 woningen aan de voorraad worden toegevoegd.
Toetsing van het initiatief aan de Woonvisie 2019-2024
Het initiatief voldoet aan de uitgangspunten van de woonvisie van de gemeente Dalfsen. De realisering van een nieuwbouwwoning aan de Koelmansstraat 73c op basis van een bestaand woonrecht vanaf de Hoenderweg 6, sluit aan bij de lokale behoefte. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met het ruimtegebruik, de oppervlakte bedrijfsbestemming neemt niet toe en bos wordt in drievoud ontwikkeld ten opzichte van de huidige situatie. Met deze groene impuls en landschappelijke inpassing van de nieuwe woning wordt voldoende geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit.
Het onderliggend initiatief voldoet aan het gemeentelijk beleid.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat moet worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. In dat kader dient te kunnen worden aangetoond dat de herziening van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij wordt onder meer het toekomstige gebruik afgezet tegen ruimtelijke en milieukundige omstandigheden ter plaatse en in de omgeving. In het volgende hoofdstuk vindt deze toets plaats voor aspecten die voor onderliggend initiatief relevant zijn.
Beleidskader
In de Erfgoedwet stellen Rijk en provincie dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Analyse
Koelmansstraat 73c
Nieuwe woning en bijgebouw
Binnen het bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen' is de archeologische verwachtingswaarde Waarde - Archeologie 4 aangegeven ter hoogte van de nieuwe woning. Deze waarde betekent dat onderzoek niet noodzakelijk is, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
Nieuwe natuur
De aanleg van de nieuwe natuur aan de overzijde van de straat heeft de archeologische verwachtingswaarde Waarde - Archeologie 4 en Waarde - Archeologie 6. Bij 'Waarde - archeologie 6' is onderzoek niet noodzakelijk is, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
Agrarisch met waarden
Op de plek waar de Bedrijfsbestemming verdwijnt en de grond bestemd wordt als Agrarisch met waarden geldt deels de archeologische verwachtingswaarde Waarde - Archeologie 3 en Waarde - Archeologie 5. Hierbij geldt dat onderzoek niet noodzakelijk is, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
Conclusie planlocatie Koelmansstraat 73
Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk voor deze planlocatie. De geplande werkzaamheden, zowel de bouw van de woning met bijgebouw als de aanplant van nieuwe natuur, blijven binnen de onderzoeksgrens van 2.500 m2. Op de locatie van de agrarisch bestemming zijn geen fysieke wijzigingen. Het plangebied wordt, op archeologische gronden, vrijgegeven.
Figuur 3.1 Uitsnede 'Chw bestemmingsplan 5e Verzamelplan Buitengebied gemeente Dalfsen' ter hoogte van planlocatie (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Hoenderweg 6
Op deze planlocatie geldt de archeologische verwachtingswaarde Waarde - Archeologie 7. Voor deze gronden geldt geen onderzoeksplicht. Bovendien zijn hier geen werkzaamheden gepland, er vinden geen fysieke wijzigingen plaats. Ter bescherming van de archeologische waarden, worden de archeologische dubbelbestemmingen in voorliggend bestemmingsplan overgenomen.
Conclusie
Beide planlocaties worden, op archeologische gronden, vrijgegeven. Ook voor de vrijgegeven plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet, dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Beleidskader
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Erfgoedwet. Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Analyse
Er bevinden zich, op basis van de monumentenlijst van Dalfsen, in de twee plangebieden geen rijks- of gemeentelijke monumenten. In de plangebieden of in de directe nabijheid van de plangebieden is er geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden die door deze ontwikkeling mogelijk negatief kunnen worden beïnvloed. Gesteld wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor dit plan.
Conclusie
Onderliggend initiatief is op basis van de aspecten archeologie en cultuurhistorie uitvoerbaar.
Beleidskader
Het doel van de bodemtoets bij ruimtelijke plannen is de bescherming van de bodem. Een bodemonderzoek wordt uitgevoerd om te kunnen beoordelen of de bodem geschikt is voor de geplande functie en of sprake is van een eventuele saneringsnoodzaak. In artikel 9 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in het plan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Analyse
Koelmansstraat 73c
Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit ter hoogte van de locatie binnen het plangebied waar de ontwikkelingen in het kader van dit plan plaatsvinden, is een bodemonderzoek uitgevoerd door Hunneman Milieu-advies. De resultaten van het bodemonderzoek zijn opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting.
In de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan zink aangetoond. De aangetoonde gehalten vormen geen aanleiding tot nader onderzoek. Op basis van de analyseresultaten is de actuele bodemkwaliteit afdoende vastgelegd, en bestaan geen bezwaren voor de voorgenomen nieuwbouw op de locatie.
Hoenderweg 6
Op deze planlocatie zijn geen werkzaamheden gepland, er vinden geen fysieke wijzigingen plaats. De bestemming is Wonen en blijft Wonen, Alleen het maximaal toegestane wooneenheden wordt teruggebracht van twee naar één. Onderzoek naar de bodemkwaliteit is niet nodig, aangezien de functie van de locatie niet wijzigt.
Conclusie
De bodem op beide planlocaties wordt geschikt geacht voor het gebruik (wonen met tuin). Hiermee is het plan uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.
Beleidskader
De gemeente Dalfsen zet in op een duurzaam leefbare gemeente. Duurzaamheid betekent letterlijk: geschikt om lang te bestaan. Het begrip wordt ook wel omschreven als een situatie waarbij voorzien wordt in de behoefte van de huidige generatie zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Duurzame ontwikkelingen voorzien in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
Er zijn drie verschijningsvormen van duurzaamheid te onderscheiden:
Voor ruimtelijke maatregelen zijn in beginsel alle drie verschijningsvormen van duurzaamheid relevant. De uiteindelijke keuze is een ruimtelijke afweging die op basis van bestuurlijke afwegingen wordt bepaald.
De gemeenteraad van Dalfsen heeft op 18 april 2017 het Beleidsplan Duurzaamheid 2017-2025 vastgesteld. In beleidsplan worden de verbeterdoelen en de concrete doelen uit de eerder vastgestelde kadernota verder uitgewerkt. De ambitie om van Dalfsen een duurzaam leefbare gemeente te maken is in de kadernota vertaald naar twee hoofdstromen: een energiegerichte en een meer algemene lijn. Ten opzichte van het oude duurzaamheidsbeleid – CO2-neutraal in 2025 - is dat laatste een verbreding. Hoewel CO2 als meetlat losgelaten wordt en ook niet langer wordt gesteld dat de hele gemeente energieneutraal zal zijn in 2025, blijft het met dit beleidsplan mogelijk toch zo ver te komen. De gemeente Dalfsen heeft 4 verbeterdoelen aangewezen:
Deze verbeterdoelen zijn in het Beleidsplan Duurzaamheid vertaald naar meerdere concrete doelen. In de ruimtelijke onderbouwing van de ruimtelijke plannen wordt aandacht besteed aan zowel de verbeterdoelen als de concrete doelen van het Beleidsplan Duurzaamheid, voor zover dat ruimtelijk relevant is voor dat bestemmingsplan.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling betreft de bouw van een nieuwe woningen met bijgebouw. Hierbij worden de meest recente eisen met betrekking tot energiezuinigheid uit het bouwbesluit toegepast.
Beleidskader
In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is de bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden geregeld in de Wet natuurbescherming. Op het gebied van gebiedsbescherming regelt de wet de bescherming van zes verschillende soorten natuurgebieden: het natuurnetwerk Nederland, bijzondere provinciale natuurgebieden, bijzondere provinciale landschappen, nationale parken, bijzondere nationale natuurgebieden en Natura 2000-gebieden. Bij activiteiten of ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelen voor een van deze gebieden moet een vergunning worden aangevraagd.
Analyse
Aan de Hoenderweg 6 Lemelerveld vinden geen fysieke veranderingen plaats en wijzigt het gebruik niet. De bestemming blijft hetzelfde, alleen het toegestane aantal wooneenheden wijzigt. Onderzoek naar invloed op natuurwaarden is op deze locatie daarom niet nodig.
Koelmansstraat 73c
Door LabelTIEN is in maart 2023 onderzoek een quickscan Flora en Fauna uitgevoerd (zie Bijlage 2). In deze quickscan en in deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedsbescherming en de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
Figuur 3.2 Overzicht Natura 2000 gebieden ten opzichte van onderzoekslocatie (Bron: Bijlage 2)
Het plangebied ligt niet binnen of nabij een Natura-2000 gebied. Op een afstand van circa 4,7 km van het plangebied ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Op een iets grotere afstand, circa 6,6 km, ligt het Natura 2000 gebied Rijntakken. Op een grotere afstand, circa 12 km, ligt het Natura 2000 gebied Vecht- en Beneden-Reggegebied. In figuur 3.2 is de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden, de gele vlakken, weergegeven.
Het plangebied is niet zichtbaar vanuit Natura 2000-gebied. Negatieve effecten, zoals geluid, licht en optische verstoring zijn daarom niet aan de orde. Ook zijn in het Natura 2000-gebied geen negatieve effecten, zoals trillingen waarneembaar. Met uitzondering van het aspect Stikstof, kunnen negatieve effecten op Natura 2000-gebied uitgesloten worden.
Natuurnetwerk Nederland
Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofstructuur) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Binnen de provincie Overijssel is de begrenzing van deze gebieden op perceelsniveau vastgelegd in de provinciale Omgevingsvisie. De bescherming is geregeld in de provinciale Omgevingsverordening Overijssel.
Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofstructuur) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Binnen de provincie Overijssel is de begrenzing van deze gebieden op perceelsniveau vastgelegd in de provinciale Omgevingsvisie. De bescherming is geregeld in de provinciale Omgevingsverordening Overijssel.
Het dichtstbijzijnde gebied die is aangewezen als NNN liggen op circa 770 meter afstand ten noorden van planlocatie, zie figuur 3.3. Aangezien het plangebied buiten de NNN ligt en van een fysieke aantasting van het NNN dan ook geen sprake is, kunnen opvallende effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN worden uitgesloten. Bovendien kent het initiatief een beperkte effectafstand en zal geen sprake zijn van een verstoring binnen NNN.
Figur 3.3 Overzicht Natuurnetwerk Nederland ten opzichte van onderzoekslocatie (Bron: Bijlage 2)
Stikstof
Om de wettelijke consequenties met betrekking tot gebiedsbescherming vast te kunnen stellen, heeft er nader onderzoek in de vorm van een stikstofberekening plaatsgevonden. Deze stikstofberekening is uitgevoerd door Natuurbank Overijssel (Bijlage 5 Rapport Stikstof) met behulp van AERIUS-berekeningen (Bijlage 6 AERIUS berekening ontwikkelfase) en (Bijlage 7 AERIUS berekening gebruiksfase).
De activiteiten in de ontwikkelfase leiden gezamenlijk tot een NOx-emissie van 9,0 kg/jaar en een NH3-emissie van 78,9 g/jaar. Het uitvoeren van de voorgenomen activiteit gedurende de ontwikkelfase, leidt echter niet tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. De voorgenomen activiteit leidt niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft dan ook geen Wet natuurbeschermingvergunning aangevraagd te worden.
De activiteit in de gebruiksfase leidt tot een NOx-emissie van 0,2 kg/jaar en een NH3-emissie van 28,8 g/jaar. Het uitvoeren van de voorgenomen activiteit gedurende de gebruiksfase, leidt echter niet tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. De voorgenomen activiteit leidt niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft dan ook geen Wet natuurbescherming-vergunning aangevraagd te worden.
Aangezien er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied, gedurende de ontwikkel- en gebruiksfasen, leidt uitvoering niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen natuurvergunning aangevraagd te worden.
Soortenbescherming
De aanwezigheid van veel verschillende planten- en dierensoorten in voldoende aantallen en in ecologisch gezonde natuurgebieden, zorgt ervoor dat de natuur tegen een stootje kan. Sommige plantensoorten en diersoorten, zoals vleermuizen, gierzwaluwen, steenuilen en huismussen, zijn kwetsbaar. In een dichtbevolkt land als Nederland is een goede bescherming van de aanwezige natuur dan ook belangrijk. Wanneer het met de natuur goed gaat, kunnen economische en andere maatschappelijke activiteiten meer ruimte worden geboden.
Met het onderdeel soortenbescherming in de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermt de provincie de planten- en diersoorten die in het wild voorkomen. Alle vogels en ruim 230 planten- en diersoorten vallen onder de bescherming van deze wet, met als doel de biodiversiteit te bevorderen. In de wet is een aantal verboden opgenomen. Zo is het bijvoorbeeld verboden om beschermde dieren opzettelijk te doden, te verstoren of te verjagen of om voortplantingsplaatsen en rustplaatsen te beschadigen of te vernielen. In bepaalde situaties is het mogelijk deze verboden te overtreden, maar daarvoor is dan wel een vrijstelling of een ontheffing nodig.
Zorgplicht: Of dieren en planten nu beschermde soorten zijn of niet, de Wnb schrijft voor dat we nadelige gevolgen voor planten en dieren moeten voorkomen. Er moet dus zorgvuldig worden omgegaan met onze omgeving. Deze zogenoemde zorgplicht geldt voor iedereen. Er is een quickscan flora & fauna uitgevoerd, Bijlage 2. De resultaten van het veldbezoek worden hierna kort weergegeven.
Vaatplanten
Binnen het onderzoeksgebied zijn geen beschermde planten aangetroffen. Recente waarnemingen van beschermde plantensoorten ontbreken eveneens. Met het ontbreken van zeer specifieke biotopen waar beschermde planten worden aangetroffen, is aanwezigheid van beschermde vaatplanten uit te sluiten. Nader onderzoek naar vaatplanten is niet nodig.
Vogels
De ruimtelijke ontwikkeling zal niet leiden tot verstoring, aantasting of vernieling van jaarrond beschermde rust- of voorplantingsplaatsen van vogels. Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Wet Natuurbescherming een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren is niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden bij voorkeur buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden.
Grondgebonden zoogdieren
Op de projectlocatie worden voornamelijk kleine, algemene zoogdiersoorten verwacht. De werkzaamheden kunnen tot negatieve effecten op deze soorten leiden, bijvoorbeeld door de aantasting van holen en gangenstelsels. Omdat een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt, moet alleen rekening gehouden worden met de algemene zorgplicht die voor alle planten en dieren geldt. Aantasting van vaste verblijfplaatsen van zwaarder beschermde soorten is niet aan de orde, daar er geen aanwijzingen zijn aangetroffen die duiden op een vaste verblijfplaats. Significante verslechtering van (potentieel) leefgebied is geen sprake. Nader onderzoek naar beschermde soorten is niet aan de orde.
Vleermuizen
De omstandigheden maken het dat de planlocatie niet geschikt is voor vleermuizen. Nader onderzoek en/of ontheffing aanvragen is niet nodig.
Amfibieën
Het vóórkomen van beschermde soorten uit overige soortgroepen (amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden) is op voorhand uitgesloten wegens het ontbreken van geschikt leefgebied en doordat de locatie buiten het bekende verspreidingsgebied valt. Negatieve effecten op beschermde soorten uit overige soortgroepen zijn derhalve op voorhand uit te sluiten. Een ontheffing of nader onderzoek naar deze soorten is niet noodzakelijk.
Hoenderweg 6
Aan de Hoenderweg 6 Lemelerveld vindt geen fysieke veranderingen plaats en wijzigt het gebruik niet. De bestemming blijft hetzelfde, alleen het toegestane aantal wooneenheden wijzigt. Onderzoek naar invloed op natuurwaarden is op deze locatie daarom niet nodig.
Conclusie
Onderliggend initiatief is op basis van het aspect ecologie uitvoerbaar.
Beleidskader
Uitgangspunt bij het externe veiligheidsbeleid is een risicobenadering op basis van risicoberekeningen, met daarbij een wettelijke norm voor het plaatsgebonden risico (een basisbeschermingsniveau voor elk individu) en een afwegingsruimte voor het bevoegd gezag om te bepalen welke risico's voor grotere groepen mensen aanvaard worden (de verantwoordingsplicht van het groepsrisico).
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid luidt: 'Het uitvoeren van een veiligheids- en risicobeleid om mens en milieu te beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte gezondheids- en milieurisico's. De overheid garandeert een zogenaamd 'basisbeschermingsniveau' voor externe veiligheid.'
In het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Dalfsen (2019) is uiteengezet op welke manier met het aspect externe veiligheid moet worden omgegaan in ruimtelijke plannen en in milieuvergunningen. In ruimtelijke zin is in het beleid onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen binnen de gemeente. Zo is onderscheid gemaakt in woongebieden, bedrijventerreinen, recreatiegebieden en het overige gebied van de gemeente. Daarnaast is onderscheid gemaakt in bestaande en nieuwe situaties. In het kort komt het erop neer dat in woongebieden geen nieuwe risicobronnen worden geïntroduceerd en dat op bedrijventerreinen een nieuwe risicobron kan worden geïntroduceerd indien de veiligheidscontour binnen de eigen inrichtingsgrens blijft. Dit betekent dat de bestaande risicobronnen wel mogen blijven, totdat de risicovolle activiteiten op die plek worden gestaakt.
Analyse
Koelmansstraat 73c
In de nabijheid van het plangebied liggen enkele risicobronnen, zie figuur 3.4. Ter plaatse van planlocatie 3e bedrijfswoning geldt bij overstroming een maximale waterdiepte van 1-1.5 meter. Dit vormt echter geen bedreiging voor de bewoners, aangezien zij zich in veiligheid kunnen brengen op de eerste verdieping.
Figuur 3.4 Uitsnede risicokaart ter hoogte van planlocatie (gele cirkel) (Bron: atlasleefomgeving.nl)
Plaatsgebonden risico (PR10-6)
Op 405 meter afstand liggen twee buisleidingen van de Gasunie. Daaromheen ligt op 325 meter afstand van planlocatie een plaatsgebonden risico (10-6 contour). Uit figuur 3.5 blijkt dat de buisleiding 11039 A-510 binnen de 1% letaliteitsafstand van 430 meter ten opzichte van het plangebied ligt, dat op circa 405 meter is gelegen. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Buis- leiding ID |
Dia- meter |
Druk | 100% letaliteitsafstand |
1% letaliteits- afstand |
Afstand tot plangebied |
10583 A-595 | 18 inch | 66,2 bar | 110 meter | 240 meter | Ca 405 meter |
11039 A-510 | 36 inch | 66,2 bar | 180 meter | 430 meter | Ca 405 meter |
Figuur 3.5 Overzicht buisleidingen in omgeving plangebied (Bron: atlasleefomgeving.nl)
Groepsrisico (GR)
Volgens de risicokaart wordt er op deze locatie geen groepsrisico berekend. Er is geen invloedsgebied van toepassing. De ontwikkeling vindt plaats in het buitengebied. Het aantal aanwezigen rond de buisleiding zal met de toevoeging van een vrijstaande woning met 2,4 personen toenemen.
In de nabijheid (Ganzepanweg 2) is recent een QRA uitgevoerd voor een zorgboerderij met zorgappartementen. Het gaat om 20 zorgappartementen met 24-uurs toezicht. Daarnaast vindt er dagbesteding plaats voor 12 personen met 4 personeelsleden. Dus overdag gedurende 5 dagen in de week zullen er 16 personen aanwezig zijn. De locatie ligt ongeveer 100 meter van dezelfde 2 leidingen. De overschrijdingsfactor van het groepsrisico is daar lager dan 0,1 x oriëntatiewaarde en vormt daarom geen knelpunt. Deze locatie ligt in een even dunbevolkt gebied.
Op de planlocatie aan de Koelmansstraat zullen slechts 2.4 personen tegelijk aanwezig zijn en dit plangebied ligt op een grotere afstand van dezelfde buisleidingen dan het voorbeeld aan de Ganzepanweg 2. De toename van de hoogte van het groepsrisico zal daardoor gering zijn en naar alle waarschijnlijkheid ook onder de 0.1 x oriëntatie waarde blijven.
Verantwoorden groepsrisico
Voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt hierna op de volgende thema's ingegaan: bereikbaarheid, bestrijdbaarheid, zelfredzaamheidn en risicocommunicatie.
Bereikbaarheid
Het plangebied is van twee kanten goed bereikbaar.
Bestrijdbaarheid
Een fakkelbrand bij een hogedruk aardgasbuisleiding is door de brandweer niet te blussen. Zo gauw de druk is afgenomen en de fakkelbrand kleiner is geworden zal de brandweer zich richten op het redden van de aanwezigen en blussen van secundaire branden. In eerste instantie wordt hier gebruik gemaakt van eigen water/slangenwagens van de brandweer.
Zelfredzaamheid
De nieuwe ontwikkelingen zijn niet speciaal bedoeld voor verminderd zelfredzamen. Omdat de kans groot is dat de aanwezige bebouwing ook in de brand gaat en de attentiegebieden voor mensen buiten op respectievelijk 240 en 430 meter liggen, wordt geadviseerd om bij de verdere ontwikkeling van de plannen rekening te houden met de mogelijkheden van zelfredzaamheid zoals schuilen, schuilplaatsen. Dit advies wordt doorgegeven aan de initiatiefnemer en er wordt gevraagd om hiermee rekening te houden bij de uitwerking van de nieuw te bouwen gebouwen. Bij een incident met hogedruk aardgasbuisleiding in de omgeving van het plangebied wordt geadviseerd de aanwezigen binnen te laten schuilen tot de fakkelbrand is afgenomen en er veilig gevlucht kan worden.
De veiligheidsregio adviseert de woning te voorzien van mechanisch afsluitbare ventilatie. Bij elke brand komen giftige stoffen vrij. Mensen kunnen bij gesloten ramen, deuren en afgesloten ventilatie langere tijd veilig schuilen in een gebouw.
Risicocommunicatie
De toekomstige aanwezigen worden geïnformeerd over de externe veiligheidsrisico's en over de handelingsperspectieven bij een incident met de hogedruk aardgasbuisleidingen.
Advies Veiligheidsregio IJsselland
Advies Veiligheidsregio IJsselland
De Veiligheidsregio IJsselland heeft advies uitgebracht over de bestemmingsplanwijziging aan de Koelmansstraat 73 in Dalfsen, zie Advies Veiligheidsregio IJsselland. Het advies is gebaseerd op:
Het advies van de Veiligheidsregio IJsselland luidt:
Het advies zal door initiatiefnemers waar mogelijk opgevolgd worden.
Hoenderweg 6
Op deze locatie vindt geen wijziging plaats in gebruik en de bestemming blijft Wonen. Op 115 meter ten zuiden van planlocatie loopt een 380 kV hoogspanningsleiding, dit is op voldoende afstand tot de bestaande woning. In de omgeving van deze planlocatie bevinden zicht geen andere risicobronnen.
Conclusie
Alles in ogenschouw nemende en dat de initiatiefnemers aan de Koelmansstraat 73c over de risico's zijn geïnformeerd, maakt dat het toegenomen risico aanvaardbaar is. Het aspect externe veiligheid vormt geen beperking voor onderliggend initiatief.
Beleidskader
Geluidsoverlast kan worden veroorzaakt door industrielawaai, railverkeerslawaai, wegverkeerslawaai en luchtverkeerslawaai. De Wet geluidhinder en de Luchtvaartwet kennen grenswaarden voor geluid. Bepaalde geluidgevoelige objecten mogen alleen worden toegelaten als zij geen ontoelaatbare geluidsbelasting ondervinden. Daartoe moeten op grond van artikel 3.3.1 Besluit ruimtelijke ordening zones in het bestemmingsplan worden opgenomen rond geluidbronnen. Het bestemmingsplan moet de ligging en de afmetingen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen gelegen binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder aangeven. Als een bepaalde bestemming en/of een bepaalde geluidsbron niet in de Wet geluidhinder of Luchtvaartwet is geregeld, moet in het kader van de goede ruimtelijke ordening toch een akoestische afweging gemaakt worden. De Wet geluidhinder geeft mogelijkheden om een hogere waarde vast te stellen voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai.
Wegverkeerslawaai
Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in de Wet geluidhinder de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidgevoelige objecten. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hoofdstuk VI, afdeling 1 bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. Als in deze zone geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
De breedte van deze zone is afhankelijk van:
In buitenstedelijk gebied worden drie typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes:
De volgende wegen hebben op grond van artikel 74 Wgh geen zone:
Analyse
Koelmansstraat 73c
Binnen deze planlocatie wordt een 3e bedrijfswoning gerealiseerd, binnen de bestemming Bedrijf. Deze dienst- of bedrijfswoning is voor andere inrichtingen dan de eigen inrichting een gevoelig gebouw en wordt dus beschermd.
Wegverkeer
De locatie is gelegen, buiten de bebouwde kom, en binnen de wettelijke geluidzone (250 meter) van de Koelmansstraat. Geluidmeesters heeft in maart 2023 een akoestisch onderzoek wegverkeer uitgevoerd, zie Bijlage 8. Onderzocht is of er bij de te realiseren woning kan worden voldaan aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder en dat er sprake is van een akoestisch goed woon- & leefklimaat. Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van de Koelmansstraat ten hoogste 48 dB Lden bedraagt. Daarmee wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde. Daarmee is er, ten aanzien van wegverkeer, bij de te realiseren woning sprake van een akoestisch goed woon- & leefklimaat. Er zijn dan ook geen beperkingen, met betrekking tot wegverkeerslawaai, geconstateerd om de extra woning te realiseren. Er hoeft geen hogere waarde te worden vastgesteld en met betrekking tot de geluidwering kan worden volstaan met de minimale vereisten uit het Bouwbesluit.
Railverkeer
In voorliggend geval is het aspect railverkeerslawaai niet van belang aangezien het plangebied niet binnen de wettelijke geluidszone van een spoorlijn ligt. De dichtstbijzijnde spoorlijn ligt op ruime afstand van het plangebied.
Industrielawaai
Deze bedrijfswoning is voor andere inrichtingen dan de eigen inrichting een gevoelig gebouw en wordt dus beschermd. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijventerreinen met een geluidzone. Het uitvoeren van een onderzoek industrielawaai is in voorliggend geval niet noodzakelijk. Wat betreft de invloed van de in de omgeving aanwezige individuele bedrijven/voorzieningen op de voorgenomen ontwikkeling, wordt verwezen naar de paragraaf milieuzonering.
Hoenderweg 6
Op deze locatie vindt geen wijziging plaats in gebruik en de bestemming blijft Wonen, er vervalt één woonrecht en de bestaande woning blijft gehandhaafd. Toetsing aan het aspect geluid is daarom niet noodzakelijk.
Conclusie
Voorliggend plan is op basis van het aspect akoestiek uitvoerbaar.
Beleidskader
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening gehouden worden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, als:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake als zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Analyse
Gezien de aard en omvang van dit project, in verhouding tot de hierboven beschreven ontwikkelingen uit de lijst NIBM, kan worden gesteld dat voorliggend plan 'niet in betekende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Dit heeft een positief effect op de luchtkwaliteit.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan. Het plan wordt uitvoerbaar geacht.
Beleidskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is.
Naast de gegeven richtafstanden hanteert de VNG-publicatie twee omgevingstypen, namelijk: een rustige woonwijk/buitengebied en een gemengd gebied. In een rustige woonwijk of buitengebied (omgevingstype 1) wordt functiescheiding nagestreefd. Tussen milieuhinder gevoelige functies en bedrijven dient de minimaal aan te houden 'richtafstand' in acht te worden genomen. In geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging, kan een verkleinde richtafstand worden gehanteerd. In tegenstelling tot rustige woongebieden worden in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van milieuhinder gevoelige functies acceptabel geacht. De richtafstand mag in deze gebieden met één afstandsstap worden verkleind (10 meter behorende bij milieucategorie 1 wordt 0 meter, 30 meter van milieucategorie 2 wordt 10 meter van milieucategorie 1, etc.).
De gegeven richtafstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moeten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn.
Analyse
Zoals beschreven moet bij het realiseren van nieuwe functies beoordeeld in hoeverre in de omgeving aanwezige bestemmingen mogelijk een belemmering vormen voor de ontwikkeling. Hierbij spelen twee vragen een rol:
Milieu- categorie |
Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk en buitengebied | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Koelmanstraat 73c
Externe werking
De functie 'Bedrijf' is milieubelastend voor de omgeving. Aangezien de twee bestaande bedrijfswoningen dichter bij de bestaande woonbestemmingen aan de Koelmansstraat 70, 70a en 72 liggen, vormt de toevoeging van een 3e bedrijfswoning met bestemming Bedrijf geen belemmering voor een goed woon- en leefklimaat. Er is dan ook geen sprake van een externe werking en een aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Interne werking
Deze nieuwe bedrijfswoning is voor andere inrichtingen dan de eigen inrichting een gevoelig gebouw en wordt dus beschermd. Op 150 meter ten noorden van planlocatie aan de Koelmansstraat 68a is een melkveebedrijf gevestigd. Op 250 meter ten zuidwesten van het plangebied aan de Koelmansstraat 75a is een vleeskalverhouderij gevestigd. Op 300 meter ten zuiden van planlocatie, aan de Molenhoekweg 11 te Dalfsen, is een melkveebedrijf gevestigd.
Met Bijlage 9 Geuronderzoek is onderzocht of ter plaatse van de planontwikkeling een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd als gevolg van de voorgrond- en achtergrondgeurbelasting. Ook is beoordeeld of omliggende bedrijven worden belemmerd door het planvoornemen.
Belemmering omliggende bedrijven
De geurnorm voor het nieuwe geurgevoelige object is volgens de Wet geurhinder en veehouderij 8,0 OUE/m3. Uit de voorgrondgeurbelastingberekeningen middels V-stacks vergunning 2020 blijkt dat de geurbelasting van omliggende veehouderijbedrijven met dieren met geuremissiefactoren de geurnorm op het nieuwe geurgevoelige object niet overschrijdt. Hieruit blijkt dat het nieuwe geurgevoelige object geen belemmering vormt voor de omliggende veehouderijbedrijven met dieren met geuremissiefactoren.
Daarnaast is het dichtstbijgelegen veehouderijbedrijf met dieren zonder een geuremissiefactor het bedrijf op de locatie Molenhoekweg 11. De afstand vanaf de bouwvlakgrens van dit veehouderijbedrijf tot de hoek van het nieuwe bouwvlak is circa 230 meter.
Geconcludeerd wordt dat omliggende bedrijven niet worden belemmerd door het planvoornemen.
Beoordeling woon- en leefklimaat
Conform de vuistregel ‘dat de voorgrondgeurbelasting maatgevend is indien die tenminste de helft bedraagt van de achtergrondbelasting’ is in onderhavige situatie de voorgrondgeurbelasting maatgevend voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat. De voorgrondgeurbelasting ter plaatse is ten hoogste 3,9 OUE/m3. Het woon- en leefklimaat is als gevolg van de voorgrondgeurbelasting te kwalificeren als ‘matig’.
Dit komt dit overeen met ‘< 15-20%’ geurgehinderden. De normstelling uit de Wet geurhinder en veehouderij (8 OU) gaat uit van ‘25 - 30%’ geurgehinderden en een slechte milieukwaliteit. In onderhavige situatie is er dus sprake van een lager percentage geurgehinderden ten opzichte van de normstelling uit de Wgv. En ook is er sprake van een betere milieukwaliteit ten opzichte van de normstelling uit de Wgv.
Op grond hiervan kan geconcludeerd worden dat er sprake is een aanvaardbaar woon en leefklimaat.
Het aspect geur vanuit veehouderijen vormt geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling aan de Koelmansstraat 73.
Hoenderweg 6
Op deze locatie vindt geen wijziging plaats in gebruik en de bestemming blijft Wonen, er vervalt één woonrecht en de bestaande woning blijft gehandhaafd. Toetsing aan het aspect milieuzonering is daarom niet noodzakelijk, aangezien het een bestaande woning betreft en er geen miilieugevoelig object wordt toegevoegd.
Conclusie
Het aspect milieuzonering, bedrijven en geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Beleidskader
Bij een nieuwe ontwikkeling moet worden gekeken naar de ontsluiting van de percelen en het parkeren van bewoners en bezoekers. Bij de toepassing moeten de geldende beleidsregels in acht worden genomen.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe zijn berekeningen uitgevoerd op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW.
Analyse
Koelmansstraat 73c
Bij het gebruik van kencijfers moet rekening worden gehouden met onder meer de bereikbaarheidskenmerken van de locatie. De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:
Op basis hiervan is er sprake van een parkeerbehoefte van 2,4, afgerond 3 parkeerplaatsen. Dit is mogelijk op eigen terrein bij de nieuwe woning. Verder geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 per weekdagetmaal voor een vrijstaande woning in het buitengebied. Een dergelijke hoeveelheid verkeersbewegingen kan op verkeersveilige wijze worden afgewikkeld door de bestaande verkeersstructuur. Het plangebied is ontsloten op de Koelmansstraat.
Hoenderweg 6
Als gevolg van de ontwikkelingen in dit plan neemt het feitelijke aantal woningen niet toe en blijft parkeren op eigen terrein mogelijk. Ook wordt de ontsluiting op de Hoenderweg niet aangepast. Dit aspect is dan ook geen belemmering voor dit plan.
Conclusie
Het voorziene plan is op basis van de aspecten verkeer en parkeren uitvoerbaar.
Beleidskader
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een watertoets verplicht bij gemeentelijke bestemmingsplannen en projectbesluiten. De watertoets is een procesinstrument, waarbij het waterschap en de initiatiefnemer (gemeente) onderlinge afstemming zoeken.
Analyse
Koelmansstraat 73c
Het waterschap Drents Overijsselse Delta is geïnformeerd over het plan met het invullen van de digitale watertoets, zie Bijlage 4. Het watertoetsresultaat betreft de 'normale procedure'.
Relevant beleid
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er zijn veel beleidstukken over water vastgesteld. Zowel de provincie, het waterschap als de gemeente stellen waterbeleid vast. De belangrijkste kaders zijn de Omgevingsverordening en –visie van de provincie Overijssel, het Waterbeheerprogramma 2022 - 2027 van het waterschap DOD (Drents Overijsselse Delta), het gemeentelijk rioleringsplan en het Waterplan van de gemeente Dalfsen.
Invloed op de waterhuishouding
Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 cm. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.
Voorkeursbeleid hemelwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Bij aanleg van bedrijventerreinen, wegen met een hoge verkeersbelasting, parkeerterreinen, marktpleinen, winkelstraten en tunnels dient de mogelijkheid voor lozing van hemelwater direct op open water met het waterschap te worden afgestemd.
Compensatie bij aanleg verharding
Advies voor kleine plannen geldt als regel dat voor het realiseren van verhard oppervlak een berging ter compensatie voor de versnelde afvoer van het afstromende hemelwater benodigd is. Compensatie moet de volgende trap volgen: vasthouden-bergen-afvoeren. Voor kleine plannen geldt als regel dat 10% van het verharde oppervlak wordt ingezet voor berging ter compensatie voor de versnelde afvoer van het afstromende hemelwater waarin maximaal 30 cm peilstijging is toegestaan. Geadviseerd wordt om de waterberging te ontwerpen op basis van bij voorkeur een vertraagde afvoer, een infiltratiesituatie.
Overstromingsrisicoparagraaf
Het plangebied bevindt zich in een dijkringgebied. Op basis van de risicokaart ligt het projectgebied in een gebied met een kleine kans op overstromingen. Voor het plangebied is bij overstromingen met een kleine kans sprake van een maximale waterdiepte van 1,5 meter.
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijktrajecten is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:
Planspecifiek:
Dit plan heeft een beperkte negatieve invloed op de waterhuishouding. Het verhard oppervlak neemt door de bouw van de woning en bijgebouw en erfverharding met circa 500 m2 toe. Dit betekent dat er een waterbergend oppervlak van circa 50 m2 dient te worden aangelegd, waarin maximaal 30 cm peilstijging is toegestaan. Afspoelend regenwater wordt lokaal geïnfiltreerd. Binnen het plangebied is een vijver van 300 m2 aanwezig, waar berging van water mogelijk is, zodat water niet versneld wordt afgevoerd. Om dit water ook daadwerkelijk schoon te houden, wordt bij de bouw rekening gehouden met het gebruik van niet-uitloogbare materialen, zoals opgenomen in de bouwwetgeving. Een groot deel van het plangebied is bestemd voor groen en deel van het plangebied wordt ingericht als tuin. Voorliggend plan zal naar verwachting niet leiden tot waterproblematiek, aangezien er voldoende ruimte is om water in de bodem te infiltreren en in de vijver te bergen.
Initiatiefnemers zijn zich bewust dat ze een nieuwe bedrijfswoning binnen een Overstromingsrisicogebied ontwikkelen.
Hoenderweg 6
Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen sprake van (grond) wateroverlast in de omgeving van het plan. Er is geen waterschapsbelang.
Conclusie
Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is op de hoogte gesteld van de ontwikkeling door middel van de digitale watertoets. Op basis van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het plan geen negatieve invloed heeft op de waterhuishouding.
Beleidskader
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffect-rapportage in aanraking komen:
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). In het geval dat een activiteit wel genoemd staat in de D-lijst maar onder de genoemde drempelwaarde blijft, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.
Artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming
Bij elke activiteit die een extra stikstofdepositie met zich meebrengt, moet getoetst of er sprake is van significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden. In dit geval gaat het om de ontwikkeling van één woning en 8,2 extra verkeersbewegingen met zich meebrengt. Wanneer er verwacht wordt dat er sprake is van significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, dient een passende beoordeling te worden opgesteld. Tevens zal er dan een berekening naar de stikstofdepositie benodigd zijn. In dit geval ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Vecht- en Beneden Reggegebied' op een afstand van circa 3,71 kilometer.
In mei 2023 is daarom nagegaan of er sprake is van stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden (zie Bijlage 5, Bijlage 6 en Bijlage 7). Uit de AERIUS-berekeningen voor het beschouwde plan komt naar voren dat zowel in de ontwikkel- als in de gebruiksfase, géén sprake is van een toename stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.
Daarom dient te worden getoetst of er sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:
Gezien de drempelwaarden wordt geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een m.e.r. beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
Gelet op de aard- en omvang van de voorgenomen ontwikkeling is het de vraag of er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in onderdeel D 11.2 van het Bestluit milieueffectrapportage. Uit jurisprudentie (ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat het antwoord op deze vraag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de verwachte milieuhinder en cumulatie met andere projecten), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Eén en ander is tevens bevestigd in de in Hoofdstuk 3 opgenomen milieu- en omgevingsaspecten en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken. Deze paragraaf wordt in dit geval beschouwd als de vormvrije m.e.r.-toets.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Het initiatief is getoetst aan de relevante ruimtelijke en milieukundige aspecten. Daaruit blijkt dat het plan uitvoerbaar is.
Koelmansstraat 73c
Aan de Koelmansstraat 73 te Hoonhorst is een aannemingsbedrijf gespecialiseerd in grond- weg en waterbouw gevestigd, met daarbij twee bedrijfswoningen met tuin en groenpercelen. Het terrein is grotendeels verhard met werkplaatsen en stalling, erfverharding en parkeerplaatsen. Het perceel is rondom met bomen en struiken landschappelijk ingepast. Aan de noord- en oostzijde is een royale bosrand . Aan de noordzijde ligt ook een vijver. Het plangebied ligt ten westen van het dorp Hoonhorst en ten zuidoosten van Zwolle. In de omgeving van dit plangebied zijn vooral agrarische bedrijven en woningen gelegen.
Aan de overzijde van de straat beschikt initiatiefnemer over een stuk bouwland. Voorliggend plan betreft de (gedeeltelijke) kadastrale percelen DSN001-Y-1226, DSN01-Y-1255, DSN01-Y-1254 en DSN01-Y-375.
Figuur 4.1 & 4.2 Plangebieden Koelmansstraat 73 en Hoenderweg 6 (bron: kadastralekaarten.com)
Hoenderweg 6
De locatie ligt ten noorden van Lemelerveld, iets van de doorgaande weg in het veld. De woning is gelegen op een perceel grond , kadastraal bekend als DSN01-M-755. De omgeving rondom deze locatie kenmerkt zich functioneel gezien als een agrarisch gebied met verspreid gelegen woon- en agrarische percelen. Ten zuiden van het plangebied ligt een hoogspanningsverbinding.
Het is niet mogelijk om op het perceel Hoenderweg 6 een tweede woning te realiseren in verband met de hoogspanningsleiding op een afstand van 100 meter vanaf de bestaande woning. Om die reden hebben de eigenaren besloten om het woonrecht te verkopen.
Het plan is om aan de Koelmansstraat een 3e bedrijfswoning realiseren (geel omkaderd in figuur 4.3), dit woonrecht is afkomstig van de Hoenderweg 6 te Lemelerveld.
Koelmansstraat 73c
Omdat op de locatie van de nieuwe woning de bestemming Bos is, zal aan de overzijde van de straat nieuw bos worden aangeplant (groen omkaderd in figuur 4.3) op agrarische grond in drievoud van de oppervlakte bos die onder de nieuwe woning vervalt. Om de nieuwe woning mogelijk te maken wordt het bestemmingsvlak 'Bedrijf' aan de noordoostzijde uitgebreid. Deze oppervlakte worden elders verwijderd van de bestemming (rood omkaderd in figuur 4.4) en krijgt de bestemming Agrarisch met waarden, waardoor het totale oppervlakte met de bestemming 'Bedrijf' gelijk blijft aan de huidige situatie.
Figuur 4.3 Luchtfoto met locatie van de gewenste 3e bedrijfswoning (gele vierkant), locatie verwijderen bedrijfsbestemming door bestemming Agrarisch met waarden (rode vierkant) en locatie nieuwe bos (groen omlijnd). (Bron: googlemaps.nl)
Voor de gewenste situatie aan de Koelmansstraat 73 is een inrichtingsplan opgesteld, zie Bijlage 1 en figuur 4.5. Er wordt een schuurwoning met veranda aan de oostzijde van de woning gerealiseerd, met uitzicht op het landschap. Rondom de woning en bij de schuur bestaat de erfverharding uit klinkers. Het erf is toegankelijk vanaf de Koelmansstraat door een halfverhard toegangspad, zodat het deze zo min mogelijk het zicht op het omliggende landschap verstoord. Rondom de woning komt een gemengde beuken-/haagbeukenhaag van 80 cm, om privacy te creëren en zodat auto's aan het zicht onttrokken worden. De grote natuurlijke borders zorgen voor een overgang van cultuurlijke tuin naar landschappelijke tuin. Er worden halfhoogstam fruitbomen geplant en een walnoot bij het terras. De berm langs de Koelmansstraat wordt ingezaaid met extensief bloemrijk gaszaad. Gaten in de wal aan de zuidzijde van het bosperceel worden opgevuld met lijsterbes, hulst, wilde appel en krent. Aan de westzijde wordt een moeraseik geplant met onderbeplanting.
Aan de overzijde van de Koelmansstraat wordt een nieuw bos gerealiseerd, ter compensatie van het bos dat verdwijnt ter hoogte van de nieuwe bedrijfswoning, zie figuur 4.6. Er wordt in drievoud gecompenseerd, aangrenzend aan al bestaande strook bos. Hiermee ontstaat een robuust bosperceel. Het nieuwe bos bestaat uit berk, eik, veldesdoorn, hazelaar, krent, lijsterbes, vlier en hulst. Langs de bestaande bomensingel wordt een 4 meter brede zoom aangelegd met hazelaar, krent, lijsterbes, vlier en hulst. Hierdoor ontstaat een mantelzoom die door de soortenrijkheid zeer geschikt is als nestplaats, foerageergebied en schuilplaats. Daardoor neemt ook de variëteit aan dieren toe.
Hoenderweg 6
Op deze locatie vindt geen wijziging plaats in gebruik en de bestemming blijft Wonen, er vervalt één woonrecht en de bestaande woning blijft gehandhaafd. Deze woning is al royaal landschappelijk ingepast en er vinden geen fysieke wijzigingen plaats.
Figuur 4.5 Inrichtingsplan Koelmansstraat 73c
Figuur 4.6 Inrichtingsplan boscompensatie in drievoud Koelmansstraat
Algemeen
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
In Hoofdstuk 1 staan de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en hierin staan:
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige uitleg van deze begrippen vastgelegd.
Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe bepaalde afmetingen gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
In paragraaf 5.2 worden de bestemmingen nader toegelicht.
In Hoofdstuk 3 staan de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, als een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming helder en duidelijk moet zijn.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven. Ter plaatse van het plangebied is een gebiedsaanduiding opgenomen welke verwijst naar de regels opgenomen in de algemene aanduidingsregels.
Artikel 15 Algemene bouwregels
In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven. Deze regels gaan in op de isolatie van gebouwen en het bouwen met een lagere EPC-norm. In het kader van isolatiemaatregelen van gebouwen en het bouwen met een lagere EPC-norm kan in ondergeschikte mate afgeweken worden van de geldende bouwregels.
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
Artikel 17 Algemene procedureregels
In dit artikel worden procedureregels voor het stellen van een nadere eis beschreven.
Artikel 18 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel worden wijzigingsbevoegdheden beschreven, op basis waarvan burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen.
Artikel 19 Overige regels - Algemeen
In dit artikel zijn regels gesteld ten aanzien van de werking van wettelijke regelingen.
Artikel 20 Overige regels - Vellen houtopstanden
In dit artikel zijn regels gesteld ten aanzien van het vellen van houtopstanden.
Artikel 21 Overige regels - Parkeren
In dit artikel zijn regels gesteld ten aanzien van parkeren, laden en lossen.
In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk gemaakt worden en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
Artikel 3 Agrarisch met waarden
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, waarbij beperkt bebouwing is toegestaan, alsmede verkeersdoeleinden, uitsluitend voor de bestaande wegen en (fiets-)paden, de waterhuishouding, de landschappelijke inpassing van het agrarisch bouwperceel, theetuin, extensieve dagrecreatie, behoud en herstel van
met daarbij behorende bebouwing, andere-werken, parkeer-, groen-, en overige voorzieningen en agrarische cultuurgronden.
De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ambachtelijke en buitengebied gebonden bedrijven, alsmede bedrijven in van categorie 1 en 2 zoals opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten (behorende bij de regels), groenrecyclingbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groenrecycling' en composteerplaats ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - composteerplaat', waarmee het desbetreffende bestemmingsvlak is aangegeven. De gronden zijn tevens bestemd voor aanhuisverbonden beroep en bedrijf en alle behorende bebouwing, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen bij de bestemming Bedrijf. Bevi-inrichtingen, vuurwerkbedrijven, Wgh-inrichtingen en detailhandel, niet zijnde productie gebonden, zijn niet toegestaan.
De voor ' Bos ' aangewezen gronden zijn bestemd voor (hoog)opgaande (afschermende) beplanting, bos en bosbeplanting ten behoeve van de houtproductie, eendenkooi, ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi', water en waterhuishouding, extensieve dagrecreatie, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, andere-werken, waterlopen, paden en voorzieningen.
De locatie aan de Hoenderweg 6 is conform de bestaande situatie voorzien van de bestemming 'Wonen' met de bijbehorende aanduiding bomenteelt en de maatvoering 'maximaal aantal wooneenheden: 2'. Omdat voor deze locatie een woonrecht is verkocht, dat wordt ingezet voor de voorgenomen ontwikkeling aan de Koelmansstraat 73c, is in de regels gewaarborgd dat aan de Hoenderweg 6 nog slechts één woning toegestaan is.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3, Artikel 8 Waarde - Archeologie 4, Artikel 9 Waarde - Archeologie 5, Artikel 10 Waarde - Archeologie 6 en Artikel 11 Waarde - Archeologie 7
Gronden voorzien van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' en 'Waarde - Archeologie 7' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en vaststelling van archeologische waarden.
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij de voorbereiding van een ruimtelijke procedure onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij maatschappelijke uitvoerbaarheid gaat het erom hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een ruimtelijk plan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.
In de directe omgeving van het plangebied aan de Koelmansstraat bevinden zich voornamelijk agrarische erven en woningen. Met onderliggend initiatief worden deze agrarische bedrijven niet in de bedrijfsvoering beperkt. Daarnaast zijn de belanghebbenden in de directe omgeving van het plangebied zijn door initiatiefnemer op de hoogte gesteld van onderliggend initiatief. Hierop kwamen geen bezwaren op het plan.
Aan de Hoenderweg 6 vindt geen fysieke wijzigingen, geen wijziging in bestemming of verandering in huidig gebruik plaats. Voor de omgeving leidt het verwijderen van een woonrecht hier niet tot een wijziging in gebruik.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat ruimtelijke plannen economisch uitvoerbaar moeten zijn. De gemeente Dalfsen heeft een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten, waarin is vastgelegd dat de kosten voor de procedure, de landschappelijke inpassing en eventuele kosten voor planschade volledig voor rekening van de initiatiefnemers komen.
Het is niet nodig een exploitatieplan vast te stellen, omdat het kostenverhaal met een ontwikkelingsovereenkomst is geregeld. De economische uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling is hiermee voldoende gegarandeerd.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
In het voorliggende plan is sprake van het realiseren van een 3e bedrijfswoning aan de Koelmansstraat 73 met een woonrecht dat overgenomen wordt van de Hoenderweg 6.
Dit bestemmingsplan past binnen de vooroverleglijst ruimtelijke plannen van de provincie Overijssel. In het voortraject is de provincie Overijssel geïnformeerd over dit plan. Voorliggend bestemmingsplan is ter vooroverleg verstuurd naar de provincie Overijssel.
Vooroverleg met het Waterschap heeft plaatsgevonden via het invullen van de digitale watertoets voor beide planlocaties. Deze toetsen resulteerden in een positief wateradvies van het waterschap Drents Overijsselse Delta. De uitkomsten van deze watertoetsen hebben ertoe geleid dat de normale procedure (Koelmansstraat 73) en de geen belang procedure (Hoenderweg 6) van toepassing zijn. Het aspect waterhuishouding vormt geen beperking voor het initiatief.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft volgens artikel 3.8 lid 1 Wro gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Binnen deze periode is er geen zienswijze ingediend.