Plan: | Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Oude Hengeloseweg 36 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz013-vg01 |
Voor de locatie Oude Hengeloseweg 36 in Borne is een plan ontwikkeld. De initiatiefnemers willen de huidige supermarkt (inclusief bijbehorend parkeerterrein) uitbreiden. Om de uitbreiding mogelijk te maken worden vier grondgebonden woningen gesloopt. Deze woningen (inclusief één extra woning) worden op de verdieping van de supermarkt teruggebouwd in de vorm van 5 studioappartementen.
Deze ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan, waardoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken.
Ligging
Het plangebied ligt aan de Oude Hengeloseweg 36 in de wijk 't Wensink aan de zuidkant van Borne. Het plangebied bestaat uit meerdere kadastrale percelen, bekend als: gemeente Borne, sectie I, nummers: 1303, 1304, 1305, 185, 186, 2275, 3243, 3244 (deels), 3091, 2375, 2358, 2758, 1430, 1431, 1432, 1433 en 1434. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: PDOK Viewer)
Begrenzing
De begrenzing van het plangebied is in figuur 1.2 weergegeven (rood omkaderd). In dit figuur is een kadastrale kaart weergegeven waarop het plangebied te zien is. Zie de verbeelding voor de exacte begrenzing van het plangebied.
Figuur 1.2: begrenzing plangebied (bron: KadastraleKaart.com)
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het geldende bestemmingsplan "Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen". Dit bestemmingsplan is op 16 juni 2020 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Borne. Het plan is geheel in werking. In figuur 1.3 is een uitsnede van de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied is hierin aangegeven met een rode omlijning.
Figuur 1.3: Uitsnede bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Aan het plangebied zijn een viertal enkelbestemmingen toegekend, te weten: 'Detailhandel', 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De voor enkelbestemming 'Detailhandel' heeft een bouwvlak, functieaanduiding 'supermarkt' en de maatvoering 'maximum goothoogte: 6 m'. De gronden zijn daarmee uitsluitend bestemd voor een supermarkt.
Verschillende delen van het plangebied hebben de bestemming 'Wonen'. Binnen deze enkelbestemming zijn er verschillende bouwaanduidingen aanwezig, te weten: 'kap uitgesloten', 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'maximum goothoogte: 6 m'. Deze gronden zijn daarmee in bestemd voor wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis. De bouwaanduidingen geven een nadere specificatie welk type woningen gebouwd mogen worden.
Tussen de toegangswegen en de bestemmingen 'Detailhandel' en 'Wonen' zit veelal de bestemming 'Tuin'. Deze gronden zijn bestemd voor tuinen en verhardingen en/of parkeervoorzieningen. De laatste enkelbestemming betreft 'Verkeer - Verblijfsgebied' met de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats' en 'maximum aantal standplaatsen: 1'. Deze gronden zijn bestemd voor verblijfsgebied met een functie voor verblijf, fietsenstalling, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen e.d. De gronden mogen eveneens gebruikt worden ten behoeve van de standplaats voor detailhandel.
Tot slot is op een deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' gelegen. Deze gronden zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
Met het beoogde plan wordt de supermarkt vergroot. De vergroting vindt (deels) plaats op de bestemming 'Wonen'. Ook wenst de initiatiefnemer de parkeerplaats te vergroten. Deze uitbreiding vindt ook plaats op de bestemming 'Wonen'. De woningen die gesloopt worden voor de uitbreiding van de supermarkt en parkeerplaats, worden op de verdieping van de nieuwe supermarkt teruggebouwd in de vorm van studio's/appartementen. Het geldende bestemmingsplan biedt daarmee geen mogelijkheden om de beoogde uitbreiding van de supermarkt, appartementen en parkeerplaats mogelijk te maken. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk.
Het onderhavige bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Oude Hengeloseweg 36' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
Locatie
Het plangebied ligt in de wijk 't Wensink aan de zuidkant van de kern Borne. Het plangebied wordt ontsloten door de Oude Hengeloseweg (30 km/u) en vervolgens de Europastraat (30 km/u) in noordelijke richting of de Theresiastraat en Kortenaerstraat (beide 30 km/u) in zuidelijke richting. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich voornamelijk woningen.
In de huidige situatie is er sprake van een Plus-supermarkt aan de Oude Hengelosestraat 36 met aangrenzend parkeerterrein. Daarnaast behoren de woningen aan de Europastraat 64, Oude Hengelosestraat 38, Oude Hengeloseweg 55 en Oude Hengeloseweg 57 ook tot het plangebied. Dit betreffen grondgebonden woningen, waarvan twee vrijstaand en één twee-onder-een-kapwoning. Deze woningen worden betrokken bij de herontwikkeling.
Geschiedenis Plus van den Hulsboer
Aan de Oude Hengeloseweg 36 in Borne is al ruim honderd jaar familiebedrijf Plus Huls van de Nieuwboer gevestigd. Een familiebedrijf waarbij klantvriendelijkheid, service, kwaliteit en lokale betrokkenheid hoog in het vaandel staan. De start van het familiebedrijf dateert uit 1912 toen overgrootmoeder Van den Nieuwboer is begonnen met een kruidenierszaakje aan de Parallelweg in Borne.
Na de overname door de grootouders van de huidige eigenaar, Huls van de Nieuwboer, is de kruidenierszaak verder voortgezet aan de Oude Hengeloseweg. Toen de ouders van de huidige eigenaar de zaak overnamen is de supermarkt verhuisd naar de hoek van de Oude Hengeloseweg/Europastraat en is vervolgens meerdere keren verbouwd. Vervolgens heeft de huidige eigenaar de supermarkt op zijn beurt van zijn ouders overgenomen en is het bedrijf nog twee keer verbouwd tot de huidige supermarkt. De supermarkt is uiteindelijk uitgegroeid tot een bedrijf met meer dan 140 personeelsleden en is daarmee een belangrijke werkgever voor Borne. In onderstaande afbeelding is een vooraanzicht van de huidige supermarkt weergegeven.
Afbeelding 1: huidige aanzicht Plus Huls van de Nieuwboer (bron: Google Streetview)
De supermarkt kenmerkt zich door haar ruime aanbod aan producten en diensten. In de supermarkt zijn onder andere een bakkerij, een slager, een slijterij en een drogisterij aanwezig. Daarnaast biedt de supermarkt ruime mogelijkheden met betrekking tot het versturen van pakketten (DHL servicepunt), een foto- en kopieerservice en tevens een boodschappen bezorgservice.
Belangrijk is eveneens dat de opzet c.q. gehanteerde Plus-formule zich onderscheidt (luxe, meer op beleving, service, sfeer en gevoel gericht, meer bereiding en de mogelijkheid tot het ter plekke nuttigen van vers voedsel) van 'standaard' supermarkten, maar daardoor ook meer “ruimtevretend” is.
Plus Huls van den Nieuwboer levert bovendien meer dan volgens het standaard plus-assortiment noodzakelijk is. Zo is er onder andere een uitgebreid glutenvrij en ambachtelijk assortiment aanwezig. Tot slot is de online verkoop van de supermarkt in de afgelopen periode flink gegroeid. De huidige voorzieningen – die moeten voldoen aan HACCP-normen – kunnen hier niet afdoende in voorzien. Daarbij is de online-verkoop, vanuit de directie van Plus Nederland, decentraal georganiseerd. Dit betekent dat de online verkoop (zoals de opslag van onlinebestellingen) lokaal georganiseerd wordt en bijvoorbeeld niet landelijk vanuit één distributiecentrum wordt aangestuurd. Om ook de groei van de online verkoop goed te kunnen faciliteren, zijn aanpassingen aan het huidige supermarktpand noodzakelijk. Daarop wordt nader ingegaan in paragraaf 2.2.
De initiatiefnemers willen de huidige supermarkt (inclusief bijbehorend parkeerterrein) uitbreiden. Daarbij worden op de verdieping van de supermarkt een vijftal studioappartementen teruggebouwd. Om de uitbreiding mogelijk te maken worden vier grondgebonden woningen gesloopt. De woningen zijn in eigendom van de initiatiefnemers.
Uitbreiding supermarkt
Met voorliggend plan wordt de huidige supermarkt met circa 720 m² bvo uitgebreid. Om de uitbreiding mogelijk te maken worden twee vrijstaande woningen gesloopt. Het betreft de woningen aan de Europastraat 64 en de Oude Hengeloseweg 38.
De totale uitbreiding van de supermarkt bedraagt circa 720 m² bvo. Hiervan zal 570 m² plaatsvinden op de begane grond en 150 m² op de eerste verdieping. Van de uitbreiding van het pand op de begane grond (570 m²), zal een groot deel aangewend worden om de magazijnruimte uit te breiden. Dit om ruimte te creeeren voor opslag en de voorbereiding van online bestellingen. Zoals aangegeven zijn de online bestellingen de afgelopen jaren sterk gegroeid, waardoor hier meer ruimte voor vrijgemaakt moet worden.
De locatie voor laden en lossen blijft onveranderd. Dit vindt, net als in de huidige situatie, plaats via de Europastraat. Hier is een strook verharding aanwezig waar vrachtwagens kunnen parkeren tijdens het laden en lossen. Doorgaand verkeer op de Europastraat heeft hierdoor geen last van onophoud. De ingang van de laad- en losplaats blijft bewust aan de Europastraat gesitueerd en niet aan de parkeerplaats zijde. Hierdoor wordt voorkomen dat een manoeuvrerende vrachtwagen auto-, fiets- en voetgangersstromen van bezoekers moet kruisen.
Het overige deel 150 m² bvo wordt op de eerste verdieping gerealiseerd. Hier worden de algemene ruimten voor het personeel gerealiseerd. Het betreft onder andere de personeelsruimte, personeelstoiletten, lockers, kantoor- en vergaderruimten en archiefruimte.
Realiseren 5 studioappartementen
Met voorliggend plan worden 5 studioappartementen (circa 50 m² per appartement) gerealiseerd op de verdieping van de supermarkt. Het betreft het verplaatsen van vier woonrechten van de te slopen woningen aan de Oude Hengelosestraat 38, 55, 57 en Europastraat 64 en de toevoeging van één woonrecht. De studioappartementen krijgen één gezamelijk opgang vanaf de Europastraat. Via een gallerij op het platte dak van de supermarkt kunnen de studioappartementen vervolgens bereikt worden. De buitenruimte van de appartementen bevindt zich aan de achterzijde. Aangezien het laden en lossen aan de andere zijde plaatsvindt wordt hinder van het laden en lossen zoveel mogelijk voorkomen.
Uitbreiding parkeerplaats
Tot slot maakt de uitbreiding van de parkeerplaats onderdeel uit van voorliggend bestemmingsplan. De parkeerplaats wordt uitgebreid naar 93 parkeerplaatsen. Om de uitbreiding van de parkeerplaats mogelijk te maken, wordt de twee-onder-een-kapwoning aan de Oude Hengeloseweg 55 en 57 gesloopt. De parkeerplaats is bedoeld voor zowel de bezoekers van de supermarkt, als bewoners en bezoekers van de studioappartementen. Voor de uitgebreide motivatie van de parkeerbehoefte wordt verwezen naar paragraaf 4.12.
Figuur 2.3: Impressies toekomstige situatie (bron: Ad Fontem)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Conclusie
Winkels
In de Nationale Omgevingsvisie wordt aangegeven dat naar een maximale combinatiemogelijkheid tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte wordt gestreefd. Het gaat om combineren, intensiveren en transformeren. Combinatie van functies gaan daarbij voor enkelvoudige functies.
Specifiek voor 'winkels' wordt genoemd dat door autonome ontwikkelingen als bevolkingskrimp, vergrijzing, technologische ontwikkelingen, maar zeker ook door veranderde consumentenvoorkeuren veel winkelgebieden onder druk staan. De NOVI staat vooral stil bij het effect van (middel)grote steden. Om de leefbaarheid ook voor de toekomst te waarborgen en om aantrekkelijk te blijven voor bezoekers en bewoners, staan deze steden voor een grote en complexe transformatieopgave. In fysieke zin is het van belang om het overblijvende kernwinkelgebied compact te houden en nieuwe functies te vinden voor gebouwen die leeg komen te staan. Door in te zetten op multifunctionaliteit, zijn binnensteden in staat flexibel te reageren op toekomstige ontwikkelingen.
Met voorliggend plan wordt een kernverzorgende functie versterkt. Het raakt daarmee niet direct de belangen van (middelgrote) steden. Met de beoogde uitbreiding van Plus wordt een bijdrage geleverd aan de maximale combinatiemogelijkheden tussen wonen en winkelen. Met de beoogde uitbreiding kan Plus ook in de toekomst een duurzame winkel exploiteren, wat ook de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van Borne ten goede komt.
Wonen
Wonen is één van de basisbehoeften van mensen. In de Nationale Omgevingsvisie wordt aangegeven dat iedereen in Nederland prettig moet kunnen wonen voor een redelijke prijs. Een woningvoorraad die aansluit op de huidige en toekomstige woonbehoefte van mensen is daarom van nationaal belang.
Het huidige woningtekort en de toename van het aantal inwoners en huishoudens vraagt een groei van de woningvoorraad (vooral in en bij de stedelijke regio’s) in een fijne, leefbare omgeving. Tussen 2019 en 2035 moet de woningvoorraad met circa 1,1 miljoen woningen worden vergroot. De primaire verantwoordelijkheid voor de gebouwde omgeving, de woningvoorraad en de leefbaarheid ligt bij gemeenten en provincies. Het Rijk is systeemverantwoordelijk. Het is de rol van het Rijk om de kaders te stellen, te stimuleren, eventueel te sanctioneren, waar nodig middelen ter beschikking te stellen – bijvoorbeeld via de huurtoeslag, hypotheekrenteaftrek of de regeling woningbouwimpuls voor gemeenten – en met gemeenten en provincies samen te werken om (bovenlokale, inclusief grensoverschrijdende) knelpunten op te lossen en realisatie van de nationale belangen te waarborgen.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de toevoeging van per saldo één woning. Met het plan worden vier grondgebonden gesloopt. Hiervoor worden vijf studioappartementen teruggebouwd binnen de bebouwde kom van Borne. Met voorliggend plan blijft de supermarktfunctie, en daarmee een economische drager, behouden.
Geconcludeerd wordt dat het plan gericht is op een toekomstbestendige ontwikkeling en daarmee past binnen de prioriteiten van de NOVI.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Onderhavig plan
Uitbreiding supermarkt
Bij de uitbreiding van winkels zoals deze voor ligt kan een Ladderplicht gelden. Hiervoor ligt blijkens jurisprudentie de minimumgrens op 500 m² bvo. In dit geval gaat het om een uitbreiding van meer dan 500 m² bvo en is het verplicht om de ontwikkeling aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking te toetsen. Conform de vereisten van de Ladder dient een ontwikkeling aan een behoefte te voldoen, zowel kwantitatief (aantal m²) als kwalitatief (doelgroep, segment, functie, indeling etc.).
Met voorliggend plan wordt de supermarkt uitgebreid met circa 720 m² bvo. Hiervan wordt circa 470 m² gebruikt ten behoeve van winkelvloeroppervlakte (wvo). Bureau Stedelijke Planning heeft namens de initiatiefnemer een Laddertoets opgesteld. Deze is opgenomen in Bijlage 1. De belangrijkste bevindingen uit de Laddertoets zijn als volgt:
Studioappartementen
Er is geen ondergrens bepaald voor wat een 'stedelijke ontwikkeling' is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat de vraag of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang (toename van bebouwing of ruimtegebruik) van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Uit afdelingsjurisprudentie blijkt dat voor het realiseren van woningen geldt, dat woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen worden beoordeeld als zijnde een 'stedelijke ontwikkeling' die ladderplichtig is. Hieronder worden deze uitspraken weergegeven:
Belangrijk uitgangspunt van de Ladder is het aspect zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In de Nota van toelichting wordt onder het begrip stedelijke ontwikkeling expliciet vermeld dat ontwikkelingen en regelingen die geen extra verstedelijking mogelijk maken, maar bebouwing reduceren of verplaatsen zoals de Ruimte voor ruimteregelingen niet worden gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.
In voorliggend geval worden 5 studioappartementen toegevoegd. Per saldo gaat het om de toevoeging van één woning, aangezien elders in het plangebied vier grondgebonden woningen worden gesloopt. Hiermee is geen sprake van een 'stedelijke ontwikkeling'. Daarbij wordt er geen extra oppervlakte toegevoegd. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking op dit onderdeel is dan ook niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Conclusie
Geconcludeeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling voldoet aan de vereisten van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. Deze zijn vastgelegd in de regels behorende bij de Omgevingsverordening van de provincie Overijssel.
Artikel 2.1.2 Principe van concentratie
Lid 1
Met voorliggend plan wordt een bestaande supermarkt (lokale gewortelde bedrijvigheid) inclusief parkeerplaats uitgebreid en per saldo één extra woning mogelijk gemaakt. Door Bureau Stedelijke Planning is aangetoond dat er in de gemeente Borne zowel kwantitatieve als kwalitatieve behoefte is voor de uitbreiding. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.1.2 en Bijlage 1. Derhalve kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met artikel 2.1.2 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Lid 1. Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
In voorliggend geval is sprake van een binnenstedelijke locatie in bestaand bebouwd gebied. Op deze locatie wordt de bestaande bebouwing gesloopt. In plaats daarvan wordt de supermarkt en parkeerplaats uitgebreid. Van extra ruimtebeslag op de groene omgeving is daarom geen sprake.
Artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen
Lid 1
Lid 2
Lid 3
Lid 4
Lid 5
Lid 6
De gemeente Borne heeft ten behoeve van de nota Regionaal Woonprogrammering (RWP) afspraken gemaakt met de Twentse gemeenten en de provincie. In het RWP staat beschreven dat dat gemeenten alleen voor de eigen lokale behoefte mogen bouwen en dat binnen de gemeente Borne nog ruimte is voor nieuwe plannen. De regionale afspraken zijn doorvertaald in de gemeentelijke woonvisie. Voor Borne geldt dat maximaal 100 woningen op jaarbasis mogen worden toegevoegd. Binnen het plangebied wordt per saldo één woning gerealiseerd. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het gemeentelijk en regionaal woonbeleid.
Artikel 2.4.2 Kernwinkelgebied
Onder kernwinkelgebied wordt volgens de begripsbepaling van de Omgevingsverordening Overijssel het volgende verstaan: 'de delen van binnensteden en dorpscentra waar detailhandelsvestigingen geconcentreerd zijn en wijkwinkelcentra'.
Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening. Met voorliggend plan wordt een bestaande supermarkt uitgebreid. Het plangebied is samen met winkelcentrum Letterveld één van de twee supermarktclusters/wijkwinkelcentra naast het centrum van Borne. Daarbij is de ontwikkeling in paragraaf 3.1.2 en in Bijlage 1 getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling voorziet in een duidelijke behoefte. Daarnaast voorziet het plan in een stedelijk ontwikkeling die geen ruimtebeslag legt op de groene omgeving, aangezien het gaat om een uitbreiding van een bestaande supermarkt binnen de kern Borne. Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, plangebied ter plaatse van de marker (bron: provincie Overijssel)
Het plangebied behoort binnen de Omgevingsvisie Overijssel tot de 'woon en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'. Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
Onderhavig plan heeft betrekking op de uitbreiding van een supermarkt inclusief parkeerterrein en het realiseren van vijf studioappartementen door de herstructurering van een bestaand bebouwd gebied. Dit draagt bij aan de doelen van het ontwikkelingperspectief voor woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken.
Gebiedskenmerken
Op basis van de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en de laag van beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Het plangebied is gelegen binnen stedelijk gebied. In het gebied zijn de kenmerken van de 'Natuurlijke laag' en de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' niet meer als zodanig zichtbaar en beleefbaar. Daarom kan toetsing van het plan aan deze gebiedskenmerken achterwege blijven.
Stedelijke laag
Het overgrote deel van het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart voor de 'Stedelijke laag' aangeduid met het gebiedstype 'Woonwijken 1955-nu'. Een klein deel van het plangebied is aangeduid met het gebiedstype 'Bebouwingsschil 1900-1955'.
De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken, wijk(winkel)centra. Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes. Als ontwikkelingen plaats vinden in de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp.
De bebouwingsschil 1900-1955 bestaat uit gemengde stadwijken en woonwijken direct aansluitend op de historische centra en binnensteden. Op sommige plaatsen liggen (voormalige) grootschalige fabriekscomplexen direct aansluitend aan woonwijken. Deze stadswijken kennen een gesloten, compacte vorm (bouwblokken) en zijn veelal opdeelbaar in wijken met eigen karakter. De wijken worden van elkaar gescheiden door doorgaande lanen, singels en stadsstraten.
Figuur 3.3: stedelijke laag, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
In de omgeving van het plangebied zijn overwegend vrijstaande, rij- en twee-onder een-kap woningen gesitueerd. Met de beoogde ontwikkeling worden vier woningen gesloopt ten behoeve van de uitbreiding van de supermarkt met parkeerterrein. De gesloopte woningen (inclusief één toevoeging) worden op de verdieping van de supermarkt teruggebouwd als studioappartementen. Met de beoogde ontwikkeling wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande woningen en de bebouwingsstructuren hiervan, onder andere door zoveel mogelijk aan te sluiten bij bouw- en goothoogtes. Daarmee wordt er rekening gehouden met de omliggende functies. Het voornemen wordt gerealiseerd binnen de bestaande wegenstructuur. De invulling van het plangebied is daarmee in overeenstemming met het ter plekke geldende gebiedskenmerk 'Stedelijke laag'.
Laag van de beleving
De laag van de beleving geeft geen specifieke kenmerken aan het plangebied of de directe omgeving daarvan en blijft daarom verder buiten beschouwing.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
De structuurvisie Borne 2030 is op 23 juni 2015 door de gemeenteraad van Borne vastgesteld. De structuurvisie is een actueel ruimtelijke sturingsmiddel waarin nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente worden getoetst.
In de structuurvisie wordt ingezet op een compact en compleet winkelcentrum, dat zich onderscheidt van de overige centra in netwerksteden. Tevens wordt ingezet op het versterken van de relatie met het naastgelegen Oud Borne.
Voor betreft woningbouw beschikt de gemeente Borne over een grote uitleglocatie, te weten: De Bornsche Maten. Naast De Bornsche Maten legt Borne prioriteit bij het ontwikkelen van woningbouwlocaties in het bestaand bebouwd gebied. In het bestaand stedelijk gebied is de laatste jaren veel opgeknapt en geherstructureerd.
Figuur 3.4: Uitsnede visiekaart Structuurvisie Borne 2030.
Toets
In de Structuurvisie Borne 2030 wordt, naast het kernwinkelgebied in het centrum van Borne, niet gesproken over de overige detailhandelsstructuur van de gemeente. Voor woningbouw legt de gemeente Borne, naast de ontwikkeling van de Bornsche Maten, de prioriteit ook bij het ontwikkelen van woningbouwlocaties in het bestaand bebouwd gebied.
Onderhavig plangebied betreft een herontwikkeling waarbij grondgebonden woningen worden gesloopt ten behoeve van het vergroten van een supermarkt en parkeerterrein behorende bij de supermarkt. De woningen wordt herbouwd op verdieping in de vorm van studio's/appartementen. De gehele ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand bebouwd gebied van Borne en is daarmee in lijn met de Structuurvisie Borne 2030.
Het toetsingskader commerciële voorzieningen gemeente Borne is in 2010 opgesteld door DTNP. In het toetsingskader wordt onder andere de visie op de gewenste voorzieningenstructuur in de gemeente Borne geschetst. Deze toekomstvisie wordt mede bepaald aan de hand van de omvang, spreiding en kwaliteit van het bestaande aanbod en trens en ontwikkelingen. Het doel is te streven naar een evenwichtige structuur die een zo compleet mogelijk voorzieningenpakket biedt voor de consument, en dusdanig duurzaam is dat ondernemers en marktpartijen hierin willen en kunnen investeren. Belangrijke uitgangspunten in dit toetsingskader zijn:
Figuur 3.5: Voorzieningenstructuur gemeente Borne anno 2010 (bron: DTNP)
In het toetsingskader wordt aangegeven dat nieuwe ontwikkelingen/uitbreidingen enkel in de gewenste voorzieningenstructuur zijn toegestaan. Concreet zijn dit het centrum van Borne, de Dorsmolen en het voorzieningencluster Letterveldweg. Plus Huls van den Nieuwboer is gevestigd aan de Oude Hengeloseweg 36 en ligt daardoor buiten ‘het gewenste cluster voor voorzieningen’. Om de gewenste voorzieningenstructuur te realiseren wordt vestiging van nieuwe commerciële voorzieningen buiten de drie clusters in principe niet toegestaan. Bestaande voorzieningen buiten de gewenste structuur kunnen blijven bestaan, maar uitbreiding hiervan wordt niet toegestaan (buiten de bestaande mogelijkheden in het bestemmingsplan). Concreet wordt nogmaals aangegeven dat er geen uitbreiding van solitaire voorzieningen mag plaatsvinden.
Gelet op bovenstaande wordt geconcludeerd dat de uitbreiding van de Plus aan de Oude Hengeloseweg 36 te Borne op grond van het toetsingskader commerciële voorzieningen niet is toegestaan. Daarnaast past de uitbreiding van de supermarkt – zoals eerder aangegeven – niet binnen het vigerende bestemmingsplan.
Echter, het toetsingskader commerciële voorzieningen is inmiddels meer dan dertien jaar oud. Sindsdien heeft zich een aantal veranderingen voorgedaan, zowel binnen de voorzieningencentra in Borne als in de maatschappelijke trends en ontwikkelingen met betrekking tot supermarkten. Deze worden beschreven in onderstaande toets.
Toets
Zoals reeds beschreven zijn het Masterplan voor het centrum van Borne en het toetsingskader commerciële voorzieningen meer dan dertien jaar oud. De structuur zoals door DTNP is aangegeven is de loop der jaren dan ook (flink) veranderd. De belangrijkste wijziging is dat wijkverzorgend cluster 'De Dorsmolen' zijn wijkverzorgende functie heeft verloren. Na een verschuiving van meerdere supermarktformules, bleek dit uiteindelijk geen toekomstbestendige supermarktlocatie. Momenteel is op deze locatie dan ook geen supermarkt meer gevestigd. In de loop der jaren heeft de supermarkt aan de Oude Hengeloseweg, door DTNP aangegeven als solitaire supermarkt, de rol van wijkverzorgende functie juist overgenomen. De structuur is daarmee verschoven van wijkverzorgend cluster van De Dorsmolen naar de solitaire supermarktlocatie aan de Oude Hengeloseweg.
Een supermarkt functioneert, in tegenstelling tot een supermarktfunctie in de Stroom-Esch, aan de Oude Hengeloseweg 36 dan ook goed. Samen met het winkelcluster aan de Letterveldweg vormt het een gewenste structuur in relatie tot het centrum van Borne. Het doet dan ook geen afbreuk aan het functioneren van het centrum.
Zoals DTNP aangeeft kan het centrum, samen met de twee bestaande centra in de wijken een wijkverzorgende functie behouden (Letterveldweg en Dorsmolen). Buiten deze drie centra wordt terughoudend omgegaan met nieuwe initiatieven. Gezien de huidige detailhandelsstructuur heeft de supermarkt aan de Oude Hengelosweg de functie van de Dorsmolen overgenomen. Samen met de Letterveldweg en het centrum van Borne kan dit als de actuele detailhandelsstructuur worden gezien. Versterking en beperkte uitbreiding van deze winkelclusters is mogelijk, mits ruimtelijk aanvaardbaar en een eventuele uitbreiding zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende is onderbouwd. Dit is door Bureau Stedelijke Planning aangetoond in de Ladderonderbouwing, welke is behandeld in 3.1.2 en Bijlage 1. Hieruit blijkt dat de uitbreiding van Plus Huls van den Nieuwboer zowel kwantitatief als kwalitatief verantwoord is.
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan de gemeentelijke beleidskaders.
De gemeenteraad van Borne heeft de Woonvisie Borne 2018-2028 op 6 maart 2018 vastgesteld. Met de woonvisie wordt een blik geworpen op de toekomst van het wonen in Borne. De visie biedt een basis voor de afwegingen die de gemeente Borne de komende jaren gaat maken, om ervoor te zorgen dat Borne ook de komende tien jaar voldoende passende woningen kan blijven bieden voor haar inwoners en daardoor dé woongemeente van de Netwerkstad Twente kan blijven.
De ambitie van de gemeente Borne is in eerste instantie het voorzien in voldoende passende woningen voor haar inwoners. Daarnaast wil de gemeente Borne een bijdrage leveren aan het creëren van een goede balans tussen vraag en aanbod in het totale woningmarktgebied binnen de Netwerkstad Twente. Bij de aanpak van overprogrammering op de woningmarkt dient een goede afweging te worden gemaakt tussen maakbaarheid enerzijds en flexibiliteit anderzijds.
Ontwikkelingen en trends
De gemeente Borne heeft te maken met de volgende ontwikkelingen en trends op de woningmarkt:
Thema's
Regionale Woon Programmering
De Woonafspraken die volgend op de Regionale Woonvisie zijn gemaakt met de veertien Twentse gemeenten en de provincie, worden cijfermatig onderbouwd in de Regionale Woon Programmering (RWP). Twente wordt beschouwd als één woningmarkt, aangezien de verhuisdynamiek over de externe grenzen heen zeer beperkt is. Voor de Twentse netwerksteden geldt dat de woningmarkt een overwegend lokaal karakter heeft. Voor Borne is dat minder het geval. Met name de Bornsche Maten heeft een bovenlokale aantrekkingskracht. Deze relatie is het sterkst met de buurgemeente Hengelo. Vooral gezinnen die op zoek zijn naar een eengezinswoning met een ruime tuin hebben een voorkeur voor de Bornsche Maten. De kwaliteit van de Bornsche Maten is al in 2013 door de netwerkstadpartners onderkend, wat heeft geleid tot de aanwijzing tot prioritaire uitleglocatie in de Ontwikkelagenda Netwerkstad.
Om deze afspraken in het kader te plaatsen van de Regionale Woonvisie en de bijbehorende Woonafspraken is, in opdracht van de provincie en de Netwerkstadgemeenten, aanvullend onderzoek verricht naar de kwalitatieve programmering van de suburbane woonmilieus binnen de Netwerkstad. Doel daarvan was een door alle partijen gedragen oplossing te bewerkstelligen voor de verdere ontwikkeling van de Bornsche Maten in relatie tot andere uitleglocaties binnen de netwerkstad. Met betrekking tot Borne en de positie van de Bornsche Maten heeft dit ertoe geleid dat Borne maximaal 100 woningen op jaarbasis mag toevoegen en dat de Bornsche Maten zich mag ontwikkelen tot een wijk van uiteindelijk 2.300 woningen.
Uitvoering Woningbouwprogramma
Op 28 februari 2020 is het kader Uitvoering Woningbouwprogramma Woonvisie 2018-2028 vastgesteld. De beperkte planologische ruimte heeft als gevolg dat we binnen de gemeente Borne niet overal meer ongelimiteerd kunnen blijven bouwen en dat de gemeente Borne het programma in balans moeten brengen met de actuele en de te verwachten vraag. Naast het ontwikkelen van woningbouw in de Bornsche Maten wil de gemeente ook kunnen blijven bouwen op locaties die bijvoorbeeld zeer geschikt zijn voor een bepaalde doelgroep, of op plekken waar de gemeente in het bestaand stedelijk gebied leegstand wil tegengaan of gaten willen opvullen.
Dat betekent dat nieuw ingediende plannen en initiatieven beoordeeld zullen worden op hun toegevoegde waarde en op basis daarvan keuzes gemaakt worden: waar werkt de gemeente Borne op welk moment aan mee? Om zowel de kwaliteit van het bestaand stedelijk gebied te borgen als de woningbouwontwikkeling in de Bornsche Maten te stimuleren, is het voor de gemeente Borne van groot belang te zoeken naar een goede balans tussen bouwen op locaties in het bestaand stedelijk gebied en bouwen op uitleglocaties.
Plancapaciteit
De gemeente Borne beschikt over diverse plannen die woningbouw mogelijk maken. Naast de Bornsche Maten zijn er nog enkele kleinere uitleglocaties (Oosterveld, Roskam Landen, Bornse Flieren, Kollergang, Hemmelhorst) in ontwikkeling. Tevens is er, binnen het bestaand stedelijk gebied van Borne, sprake van een aantal ontwikkellocaties waar woningbouw plaats kan vinden. In enkele gevallen zijn daartoe door externe partijen al aanvragen ingediend. Voor een aantal locaties is woningbouw rechtstreeks bestemd. Op sommige locaties is al gestart met de ontwikkeling van woningbouw, terwijl er voor andere locaties nog geen plannen in ontwikkeling zijn.
Een groot deel van de harde plannen (verdisconteerd in een bestemmingsplan) sluit nog steeds aan bij de actuele vraag vanuit de markt. Sommigen echter ook niet (meer). Daarbij kan het gaan om plannen die lang geleden zijn bedacht, maar nooit zijn uitgevoerd. Nu de vergrijzing steeds verder doorzet en het moment dat bevolkingsgroei niet langer vanzelfsprekend is steeds dichterbij komt, zullen we anders naar de markt moeten kijken. De bevolkingscijfers tonen aan dat in Twente de groei afvlakt en dat de bevolking zich vanaf ongeveer 2030 in aantal zal stabiliseren of mogelijk licht afnemen. Wel is er voorlopig nog sprake van groei in het aantal huishoudens als gevolg van de zich voordoende huishoudensverdunning. Uiteraard heeft dit gevolgen voor de woningbouwproductie.
Overprogrammering
Als alle woningbouwmogelijkheden in harde plannen binnen de gemeente Borne bij elkaar opgeteld worden is er in het kader van de regionale woonafspraken sprake van overprogrammering. Om nieuwe plannen in ontwikkeling te kunnen nemen, dient de gemeente aan te geven hoe zij daarmee om gaat. Voor de Bornsche Maten is in dit verband al aangegeven dat de vierde fase (400 woningen), welke als reservelocatie is opgenomen in de Structuurvisie Borne 2030, niet meer in de woningbouwprogrammering wordt opgenomen. Daarnaast is afgesproken dat er voor deze wijk wordt gewerkt met een adaptief vraaggericht programma dat wordt opgeknipt in fases en dat aansluit op de behoefte vanuit de netwerkstad aan mooi dorps wonen.
Daarnaast dienen, ten behoeve van het terugbrengen van de aanwezige overcapaciteit, op basis van de gemaakte inventarisatie van de plancapaciteit, keuzes te worden gemaakt met betrekking tot het al dan niet of beperkt tot ontwikkeling brengen van ontwikkellocaties.
Kwalitatieve uitgangspunten
Kwalitatieve uitgangspunten gelden voor een tweetal gebieden:
In eerste instantie dient er te worden gebouwd voor de actuele lokale behoefte. Een plan dient te voorzien in een specifieke zich op dat moment voordoende vraag. Naast levensloopbestendige woningen (liefst op een aanvaardbare loopafstand van een OV-halte en/of een wijkvoorziening op het gebied van welzijn of winkels) is er op dit moment vooral behoefte aan woningen voor één en twee persoonshuishoudens en voor (lagere)middeninkomens.
Naast het bouwen voor een aantoonbaar aanwezige behoefte, dient een initiatief te voldoen aan de volgende ruimtelijke uitgangspunten:
Aangetoond moet worden dat er sprake is van het versterken van de ruimtelijke kwaliteit of het oplossen van een ruimtelijk dan wel maatschappelijk ongewenste situatie. Het feit dat een plek leeg is, is geen argument om deze te bebouwen. Met betrekking tot dit uitgangspunt wordt een uitzondering gemaakt voor woningsplitsing, aangezien er daarbij alleen inpandig veranderingen worden aangebracht.
Er worden, met uitzondering voor de specifieke behoefte vanuit de kerkdorpen, geen nieuwe uitleglocaties gecreëerd. Bestaande en in ontwikkeling zijnde uitleglocaties (waaronder Bornsche Maten, Roskamlanden, Hemmelhorst, 't Hesseler) worden afgerond. Aangetoond moet worden dat een initiatief bijdraagt aan een goede verscheidenheid aan woonmilieus, woningtypes en prijsklassen voor Borne als geheel, maar vooral ook binnen de wijken.
Toets en conclusie
Met onderhavig bestemmingsplan wordt de realisatie van 5 studioappartementen mogelijk gemaakt. Hiervoor worden vier grondgebonden woningen gesloopt. Per saldo zal het gaan om de toevoeging van één woning. Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied.
De studioappartementen kunnen een bijdrage worden geleverd aan meer woningen voor starters in de gemeente Borne. Doordat het plangebied in de nabijheid van diverse voorzieningen ligt, worden de appartementen geacht extra geschikt te zijn voor deze doelgroep.
Al met al kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling een aanwinst voor gemeente Borne is, dat het aansluit bij de Woonvisie Borne 2018-2028 en dat de ontwikkeling binnen het uitvoeringskader voor het woningbouwprogramma past.
In december 2022 is de woonvisie gemeente Borne 2022+ uitgebracht. In de Woonvisie geeft de gemeente op hoofdlijnen richting aan volkshuisvesting in de gemeente Borne. Niet elk te verwachten probleem wordt tot achter de komma uitgewerkt maar er worden keuzes gemaakt ten aanzien van huidige en te verwachten opgaves. Geen wet van Meden en Perzen maar een werkbaar en dynamisch document om in de toekomst transparante afwegingen te kunnen maken. Het doel is ervoor te zorgen dat Borne ook de komende tien jaar voldoende passende woningen kan blijven bieden voor haar inwoners en tevens een belangrijke woonfunctie blijft vervullen voor de regio Twente. En natuurlijk wil de gemeente Borne de meest aantrekkelijke gemeente van de regio Twente blijven.
De belangrijkste punten, die relevant zijn voor voorliggende ontwikkeling, zijn als volgt:
Toets
Uit de Woonvisie 2022+ blijkt dat met name starters, jonge huishoudens en mensen met lage inkomens moeite hebben om een woning te vinden. De kansen en mogelijkheden voor starters zijn de afgelopen jaren onevenredig verslechterd ten opzichte van andere woningzoekenden.
Dat betekent een opgave om voldoende sociale huur- en goedkope koopwoningen te realiseren en te behouden, conform minstens de lokale behoefte. Ook het op gang brengen en houden van de doorstroming is essentieel om de toegang voor verschillende doelgroepen tot de woningmarkt te vergroten en ‘passend wonen’ (qua betaalbaarheid en levensloopgeschiktheid) mogelijk te maken. Daarbij wil de gemeente Borne in eerste instantie inzetten op inbreiding boven uitbreiding.
Met voorliggende ontwikkeling worden vijf studioappartementen van circa 50 m² per appartement gerealiseerd op een inbreidingslocatie. De studioappartementen kunnen (gezien het oppervlakte) een bijdrage leveren aan de behoefte voor betaalbare huur- en koopwoningen in Borne. Daarmee wordt de doelgroep, die momenteel grote moeite heeft om een passende woning te vinden, bediend.
Al met al kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling een aanwinst voor gemeente Borne is, dat het aansluit bij de Woonvisie 2022+ van de gemeente Borne.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt een uitbreiding van een supermarkt met parkeerplaats mogelijk gemaakt. Er is geen sprake van een activiteit die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig is. De transformatie van een bestaand woonerfwordt niet expliciet benoemd in het Besluit milieueffectrapportage, maar de meest logische aansluiting kan worden gemaakt bij: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Er geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht bij:
De genoemde maximum oppervlakken gelden als drempelwaarden, waar het onderhavige project ruimschoots onder blijft. Het milieubelang is in dit bestemmingsplan zorgvuldig afgewogen in de toelichting. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in voldoende mate is afgewogen en dat belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten. Het plan is niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen en heeft ook geen belangrijke nadelige milieugevolgen voor de omgeving, waardoor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is.
Echter, per 16 mei 2017 is een aanmeldnotitie nodig wanneer sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarden blijven (en daarmee niet planMER plichtig zijn). Er is geen ondergrens wat betreft het plan zelf, dus ook bij de ontwikkeling van onderhavig plan.
Ten behoeve van onderhavig plan is een aanmeldnotitie m.e.r. opgesteld, zie Bijlage 2. Uit de aanmeldnotitie blijkt dat het plan geen significant negatieve milieueffecten tot gevolg heeft. Het milieubelang als gevolg van deze ontwikkeling is in voldoende mate afgewogen.
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het milieubelang van de ontwikkeling in voldoende mate is afgewogen. Gelet op de kenmerken van het onderhavige project (zoals het feit dat de omvang ruimschoots beneden de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. ligt), de plaats van het onderhavige project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Alternatieven hoeven dan ook niet te worden afgewogen. Het onderhavige project is niet m.e.r.-plichtig. Bij de beoordeling is rekening gehouden met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling aangegeven criteria.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
Onderhavig plan betreft de uitbreiding van een bestaande supermarkt inclusief parkeerterrein. Het plangebied ligt in de wijk 't Wensink. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich voornamelijk woningen. Derhalve is het omgevingstype 'rustige woonwijk' van toepassing. Bij de milieuzonering kan onderscheid gemaakt worden tussen interne en externe werking.
Externe werking: past de nieuwe functie in de omgeving?
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in onevenredige mate wordt aangetast.
In dit geval voorziet het bestemmingsplan in de uitbreiding van een supermarkt en de realisatie van 5 studioappartementen op de verdieping. De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende activiteit voor de omgeving, waardoor geen sprake is van het aantasten van het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Een supermarkt behoort op grond van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ tot milieucategorie 1 waarvoor een richtafstand geldt van 10 meter in verband met het aspect ‘geluid’. Belangrijkste geluidsbronnen voor het veroorzaken van geluidshinder zijn bij een supermarkt met name het geluid afkomstig van de winkelwagens en zware voertuigen (laden en lossen). Bij de beoogde uitbreiding bedraagt de richtafstand tot de omliggende woningen minder dan 10 meter, gemeten vanaf de grens van de bestemming tot aan de dichtstbijzijnde gevel van de nabijgelegen woningen. Echter, in de huidige situatie wordt tevens niet voldaan aan de richtafstand van 10 meter die geldt voor een supermarkt.
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is door Munsterhuis Geluidsadvies nader onderzoek gedaan naar de geluidbelasting van de uitbreiding van de supermarkt en parkeerplaats ten opzichte van de omliggende woningen. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Op grond van onderhavig onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
Interne werking: laat de omgeving de nieuwe functie toe?
Hierbij gaat het om de vraag of nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving, en omgekeerd of bestaande functies in de omgeving door de ontwikkeling worden belemmerd in de bedrijfsvoering en/of ontwikkelingsmogelijkheden.
Een supermarkt betreft geen gevoelige functie. Hinder vanuit de omgeving op het plangebied is voor de functie 'supermarkt' dan ook niet aan de orde. Woningen zijn wel gevoelige functies. Voor de realisatie van de studioappartementen moet de toets daarom wel gedaan worden. Nabij het plangebied bevinden zich, zoals vermeld, voornamelijk woningen. De dichtstbijzijnde milieubelastende functie betreft de supermarkt zelf. Zie hiervoor het kopje 'externe werking'. Naast de supermarkt is de dichtstbijzijnde milieubelastende functie een bedrijfsperceel aan de Oude Hengeloseweg 27a. Momenteel zijn op dit perceel garageboxen aanwezig. Binnen dit perceel zijn bedrijfsactiviteiten tot categorie B toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van maximaal 30 meter. De beoogde studioappartementen bevinden zich op minimaal 60 meter afstand. Daarmee wordt voldaan aan de geadviseerde richtafstanden uit de VNG uitgave. Er is dus sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect milieuzonering geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een vooronderzoek conform NEN 5725 van Kruse Groep om ter plaatse de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen [zie hiervoor: Bijlage 4 Vooronderzoek bodem]. De conclusies van dit onderzoek zijn als volgt:
Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Toets
Wegverkeerslawaai
Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:
Deze zonering geldt niet:
Door Munsterhuis Geluidsadvies is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 5. Uit het onderhavig onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
Railverkeerslawaai
De spoorlijn Almelo-Borne ligt op minimaal 460 meter afstand. Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van de spoorweg. Derhalve is een akoestisch onderzoek naar railverkeerslawaai niet noodzakelijk.
Industrielawaai
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen (gezoneerde) industrieterreinen aanwezig. Nader onderzoek naar industrielawaai wordt niet noodzakelijk geacht.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect 'geluid' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
Met de NIBM-tool van het kenniscentrum InfoMil kan eenvoudig en snel bij kleinere ruimtelijke plennen worden bepaald of deze in betekende mate bijdragen aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.
Onderhavig plan betreft de uitbreiding van een bestaande supermarkt met 720 m² bvo en het realiseren van 5 studioappartementen ter vervanging van 4 bestaande grondgebonden woningen. Als wordt uitgegaan van een worst-case scenario kan het totaal aantal verkeersbewegingen op grond van de CROW-publicatie 381, naar boven afgerond, op 814 per dag gesteld worden.
Opgemerkt wordt dat dit wel een worst-case benadering is. Een groot deel van de uitbreiding van de supermarkt komt ten goede van de optimalisering van de winkel (o.a. magazijnruimte, bergingsruimte ten behoeve van internetbestellingen en extra ruimte voor personeel (kantine, vergaderruimte etc.) en betreft niet direct een schaalsprong. Deze functies zorgen niet voor een extra verkeersgeneratie. Daarbij is er sprake van een uitbreiding en niet van nieuwe vestiging. Het is niet zo dat de uitbreiding één op één zorgt voor meer verkeersbewegingen. Het zijn immers klanten die de supermarkt nu ook al bezoeken en dus gerekend kunnen worden tot de bestaande verkeersstroom. De uitbreiding zal slechts voor een klein percentage aan nieuwe klanten zorgen, die vóór de uitbreiding, de supermarkt nog niet bezochten en daarmee zorgen voor extra verkeersbewegingen.
Er zal beperkt sprake zijn van vrachtverkeer, waardoor het percentage vrachtverkeer op 5% gezet kan worden. In figuur 4.2 is de worst-case berekening weergegeven met 814 voertuigbewegingen.
Figuur 4.2: Worst-case berekening voor bijdrage van extra verkeer (bron: infomil.nl)
Uit deze berekening volgt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekenende mate is. Er is geen nader onderzoek nodig. Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt bovendien dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet nodig.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Naast de bovengenoemde wetgeving zijn tevens de volgende AMvB's, Ministeriële Regelingen en/of circulaires van toepassing op de externe veiligheid:
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Risicokaart
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Figuur 4.3: Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)
Toets
De dichtstbijzijnde risicobronnen liggen op circa 460 meter afstand van het plangebied. Het betreft de spoorlijn Almelo-Enschede en een gasleiding van Gasunie.
De spoorlijn Almelo-Enschede is een spoorlijn waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Aangezien het plangebied niet binnen 200 meter van de transportroute ligt, hoeft er niet nader worden ingegaan op de verantwoording van het groepsrisico.
De gasleiding van Gasunie (6,61 inch met 40 bar) ligt eveneens op circa 460 meter afstand. Bij gasleidingen zijn, voor wat betreft het groepsrisico, de 1% en 100% letaliteitsgrens van belang. De 1% letaliteitsgrens bepaalt het invloedsgebied voor het groepsrisico. Binnen de 100% afstand is de invloed van de leiding zodanig groot dat toename van bebouwing en bewoning bijdraagt aan een verhoging van het groepsrisico. In voorliggend geval geldt een 1% letaliteitsgrens van 70 meter en een 100% letaliteitsgrens van 40 meter. Aan beide afstanden wordt ruimschoots voldaan waardoor geen verantwoording voor het groepsrisico noodzakelijk is.
Derhalve geldt dat het plangebied:
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de NOVI en het Nationaal Water Programma 2022-2027 (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Het staat de komende jaren voor grote uitdagingen en blijft werken aan voldoende water (niet te veel, niet te weinig), omgaan met klimaatverandering, voldoen aan de eisen voor waterkwaliteit, de biodiversiteit versterken en daarnaast wordt gewerkt aan duurzame energie en circulair grondstoffengebruik.
In de Watervisie 2050 heeft het waterschap de opgaven beschreven. Daarin wordt geschetst hoe het watersysteem er in 2050 moet uitzien om goed toegerust te zijn voor alle uitdagingen.
Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vloeit rechtstreeks voort uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma beschrijft hoe het waterschap de komende zes jaar werkt aan het realiseren van het gewenste waterbeheersysteem.
Hieronder wordt de Watervisie 2050 en het Waterbeheerprogramma 2022-2027 beschreven.
Watervisie 2050
Het Waterschap Vechtstromen heeft op 14 april 2021 de Watervisie 2050 vastgesteld. In deze Watervisie staat de drie belangrijkste opgaven waaraan Vechtstromen volgens zeven hoofdlijnen wil werken met partners en inwoners.
De drie belangrijkste opgaves zijn:
De Watervisie zal worden doorvertaald naar een Waterbeheerprogramma waarin wordt bepaald hoe het Waterschap in de periode 2022-2027 gaat werken aan haar opgaves. In het beheerprogramma zal het beleid en de maatregelen worden opgenomen.
Waterbeheerprogramma 2022-2027
Het waterbeheerprogramma 2022-2027 is op 15 december 2021 vastgesteld door het algemeen bestuur van Vechtstromen. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Voor partners en ingezetenen verschaft het programma inzicht in de wijze waarop het waterschap omgaat met het water in het beheergebied.
Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 door het algemeen bestuur is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma sluit aan bij plannen van andere partijen zoals het Nationale waterplan (Nationaal Water Programma 2022-2027), het Stroomgebiedsbeheerplan Rijndelta en de Omgevingsvisie van de provincies Overijssel en Drenthe.
Belangrijk uitgangspunt van het Waterbeheerprogramma is de verandering van het klimaat. De weersomstandigheden zijn steeds minder vaak gemiddeld. Dat merken we de laatste twee decennia steeds duidelijker. De winters worden natter en in de zomer zijn er langere hete en droge perioden en vallen de buien steeds meer lokaal. Deze zomerbuien hebben vaker een zeer hoge intensiteit, wat leidt tot hoge afvoerpieken en overstromingen. Het watersysteem is nog niet goed toegerust op die verandering. Het is nu nog vooral ingericht op basis van gemiddelden - de normale beheersituatie enerzijds en het voorkomen van wateroverlast anderzijds - en niet op langdurige droge periodes en incidentele hoosbuien. Dit betekent dat het watersysteem aangepast moet worden. Daarbij heeft het waterschap de ambitie om te komen tot een klimaatrobuust watersysteem in 2050: een systeem dat zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht tegen een stootje kan en goed is toegerust op veranderingen en grotere weersextremen. Overeenkomstig de Watervisie 2050 heeft het waterschap de volgende hoofdlijnen aangegeven waar de komende jaren aan gewerkt wordt:
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk rioleringsplan 2017-2022 richt zich vooral op de aanpak van klimaat verandering en het intensiveren van de regionale samenwerking. De hiervoor genoemde speerpunten zijn verwerkt in onderstaande ambities:
Binnen regio Twente wordt in de waterketen al langere tijd intensief samengewerkt met de 14 Twentse gemeenten, waterschap Vechtstromen en sinds kort de provincie en de waterleidingmaatschappij. Het jaar 2019 stond in het teken van de uitvoering van de visie “Twents water verbindt”. Twents waternet richtte zich tot 2019 vooral op de optimalisatie van de huidige waterketen, ze zogenaamde 3K's: kostenbesparing, kwaliteitsverbetering en kwetsbaarheidsvermindering. Dat blijft belangrijk, maar nu het laaghangend fruit grotendeels geplukt is, willen bestuurders de blik verbreden met de 4B's: beschermen, beleving, bewustwording en bundeling. Deze transitie maakt dat we binnen het samenwerkingsverband Twents waternet door een andere bril gaan bekijken: als bijdrage aan de grote maatschappelijke opgaven, als drager van omgevingskwaliteit, maar ook als vertrekpunt voor een dialoog met de samenleving.
Volgens het deltaplan ruimtelijke adaptatie (DPRA) hebben overheden in 2019 uitvoering gegeven aan de landelijke klimaatstresstest voor de vier thema's wateroverlast-hitte-droogte en overstromingen. Voor Twents waternet heeft dit geresulteerd in een klimaatatlas waar op hoofdlijn de effecten en kwetsbaarheden worden getoond. In paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op de Klimaateffectatlas.
Watertoetsproces
Op 22 februari 2023 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie Bijlage 6. Op basis van deze toets worden geen waterschapsbelangen geraakt. Het waterschap heeft derhalve op voorhand geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor voorliggende ontwikkeling.
Nederland is van plan om minder energie te gebruiken en over te gaan van het gebruik van fossiele brandstoffen naar steeds meer duurzame energiebronnen, zoals zonne- en windenergie en dergelijke. Landelijk ligt er een opgave om Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te hebben ingericht.
In het nieuwe watertakenplan 2022-2026 van de gemeente Borne (opvolger van het 'gemeentelijk rioleringsplan') worden doelstellingen geformuleerd om nieuwe bestemmingen klimaatadaptief te ontwikkelen. Vooruitlopend aan de vaststelling van dit plan wordt vanuit de gemeente vereist om hier invulling aan te geven. Één van de doelstellingen is de bewustwording van het klimaadaptief ontwikkelen vergroten onder projectontwikkelaars en bouwers. Mitigerende en adaptieve duurzaamheidskeuzes belonen. Juist projectontwikkelaars kunnen bij voorliggende vragen oplossingen aandragen.
Klimaatatlas
Recentelijk hebben landelijk gemeenten de klimaatlas ontwikkeld. De atlas geeft een beeld van de verwachte toekomstige klimaateffecten ten aanzien van wateroverlast, droogte en hitte. Tot op perceelniveau zijn de effecten op de drie thema's inzichtelijk. De atlas biedt een uitgebreide set aan informatie over mogelijke klimaateffecten. Het gaat dan om hogere temperaturen, nattere winters, hevigere regenbuien en drogere zomers.
Toets en conclusie
Wateroverlast
In de Klimaateffectatlas wordt de wateroverlast bij hevige (kortstondige) buien in kaart gebracht. Er van uitgaande van een hevige bui met 140 mm neerslag verspreid over een tijdsbestek van twee uur, betekent dat in het plangebied een waterdiepte van maximaal 10 tot 15 cm (zie ook figuur 4.4). Grote delen van het plangebied ervaren geen wateroverlast. Daarbij concentreert de wateroverlast zich grotendeels tot de wegen, waarbij opgemerkt wordt dat de wateroverlast in de omgeving van het plangebied lager is dan omliggende straten.
Figuur 4.4: Wateroverlast bij hevig bui (140 mm in 2 uur tijd) (bron: klimaateffectatlas.nl)
Stedelijke hitte en gevoelstemperatuur
De stedelijke hitte ter hoogte van het plangebied bedraagt 1.4-1.6 graden. Dit is vergelijkbaar met de directe omgeving van het plangebied. Het warmst is het rondom het centrum van Borne, waar de verstedelijking en verstening ook hoger is dan rondom het plangebied. Het is juist relatief koel in de nieuwere wijken van Borne (Stroom-Esch en Bornsche Maten). Dit valt te verklaren doordat deze wijken ruimer zijn opgezet met meer groen en bomen. Op basis van de Klimaateffectatlas is de gevoelstemperatuur binnen het plangebied tussen de 39 - 41 graden Celsius (zie figuur 4.6). Net als de stedelijke hitte is dit vergelijkbaar met de directe omgeving.
Figuur 4.5: Stedelijke hitte omgeving Borne (bron: klimaateffectatlas.nl)
Figuur 4.6: Gevoelstempertuur (bron: klimaateffectatlas.nl)
Met voorliggend plan wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met klimaatadoptatie om hittestress en wateroverlast zoveel mogelijk te beperken. Resumerend wordt geacht dat er vanuit het aspect klimaatadaptie geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.
De gemeente Borne heeft in mei 2021 de 'Energievisie, Samen stapsgewijs naar een CO2-neutraal Borne' vastgesteld. Het doel van de energievisie is een concrete invulling te geven aan de stappen die nodig zijn voor het bereiken van een CO2-neutrale Bornse samenleving in 2050. Dit wordt in de energievisie concreet uitgewerkt voor de thema's energiebesparing, warmtetransitie en duurzame grootschalige opwek.
Energiebesparing
De eerste stap in de energievisie om tot een CO2-neutrale Bornse samenleving in 2050 te komen, is het omlaag brengen van de energie- en warmtevraag binnen de gemeente. Hierbij wordt gericht op huishoudens, maatschappelijk vastgoed, bedrijven, agrariërs, industrie en verkeer- en vervoersdeelnemers.
Onderhavig bestemmingsplan gaat over de uitbreiding van een supermarkt en de realisatie van 5 studio-appartementen. Derhalve zijn vooral de thema's 'bedrijven, industrie en agrariërs' en 'huishoudens' relevant.
Aardgasvrij
Naast energiebesparing is het voor de gemeente Borne een opgave om in 2050 alle gebouwen van het aardgas af te halen. Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie (VET) in werking getreden en geldt dat alle nieuwbouwwoningen aardgasvrij moeten zijn. Omdat nieuwbouwwoningen zeer goed geïsoleerd zijn, kunnen deze goed aangesloten worden op een LT warmtenet of retourleiding van een MT of HT warmtenet, als deze beschikbaar is. Als een warmtenet niet mogelijk is, dan zijn deze woningen zeer geschikt voor een all-electric oplossing (warmtepomp). Voor de supermarkt zal ook onderzocht worden of deze aansluiting op het warmtenet mogelijk is. Anders zal er ook gekozen worden voor elektrische alternatieven.
Toets en conclusie
Met de beoogde herontwikkeling worden zoveel mogelijk ingezet op duurzaamheid. De te realiseren studio-appartementen worden gasloos (all electric) gerealiseerd. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van een zonneboiler of een warmtepomp en van zonnepanelen. Daarnaast zal er in de appartementen gezorgd worden voor een goede ventilatie, waardoor warmteverlies wordt voorkomen. Dit allemaal conform het Bouwbesluit. Ook voor de uitbreiding van de supermarkt worden zoveel mogelijk duurzame maatregelen getroffen, zoals het realiseren van zonnepanelen op het dak.
Geacht wordt hiermee dat er vanuit dit aspect geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Toetsing
Bij dit bestemmingsplan wordt hiervoor gebruik gemaakt van een quickscan natuurwaarden van Natuurbank Overijssel [projectnummer 4488, versie 1.0], zie ook Bijlage 7. Het plangebied is op 15 april 2022 onderzocht op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten, dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied, zoals Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. De resultaten zijn in de volgende alinea's opgenomen.
Resultaten toetsing aan wet- en regelgeving voor beschermde gebieden:
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, hoeft het initiatief niet getoetst te worden aan beleidsregels voor de bescherming van het NNN, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel. Een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van de emissie van stikstofoxiden, kan niet op voorhand uitgesloten worden. Om te onderzoeken of uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebied, dient een stikstofberekening uitgevoerd te worden. Andere negatieve effecten op Natura 2000-gebied, als gevolg van de voorgenomen activiteiten, worden wél uitgesloten.
Door Ad Fontem is een stikstofberekening uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 8. De berekeningen zijn uitgevoerd met het programma AERIUS Calculator 2023. Voor de beoogde situatie is gerekend voor het rekenjaar 2024, omdat uitgegaan wordt dat het plan dit jaar wordt uitgevoerd. Voor de gebruiksfase is gerekend voor het rekenjaar 2025, omdat wordt geacht dat de bebouwing dan pas in gebruik kan worden genomen.
De bijdrage aan de stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebieden is in alle gevallen berekend voor een vergunning Wet natuurbescherming. Als bijlage bij deze rapportage behoort het AERIUS analysebestand (pdf) met rekenresultaten (bronnen, rekenpunten en resultaten) van de aanleg- en gebruiksfase van de beoogde situatie. De rekenresultaten van de aanleg- en gebruiksfase zijn als volgt:
Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling komt er zowel NOx als NH3 vrij. Door uitvoering van de voorliggende AERIUS berekening is aangetoond dat dit niet leidt tot een meetbare depositie van NOx of NH3 in Natura 2000-gebied dat gevoelig is voor stikstof en ammoniak. In de aanleg- en gebruiksfase ligt de emissie dan ook niet hoger dan 0,00 mol/ha/j. Als gevolg van de berekende emissie, tijdens de aanleg- en gebruiksfase, vindt er dan ook géén meetbare verhoging van de depositie NOx of NH3 plaats in Natura 2000-gebieden als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling leidt niet tot een verslechtering van de milieukwaliteit van Natura 2000-gebieden. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.
De AERIUS Calculator 2023 biedt voldoende inzicht in het effect van de voorgenomen activiteit op Natura-2000- gebieden voor het aspect stikstof en ammoniak. De uitkomsten van de berekeningen met de AERIUS Calculator zijn geldig en toepasbaar voor ruimtelijke plannen. De Wet natuurbescherming vormt voor het aspect stikstof en ammoniak geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.
Resultaten toetsing aan wet- en regelgeving voor beschermde soorten:
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats, bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats en bezetten vleermuizen een verblijfplaats in de te slopen bebouwing. Het plangebied is geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen.
Van de meeste in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de beplanting verwijderd wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten. Nesten van huismussen en gierzwaluwen zijn jaarrond beschermd.
Om aanwezigheid van nestplaatsen van huismussen en gierzwaluwen vast te stellen en de effecten van de voorgenomen activiteiten op potentieel functioneel leefgebied van huismussen en gierzwaluwen in kaart te brengen, dient er nader onderzoek uitgevoerd te worden.
Als gevolg van de sloop van bebouwing wordt er mogelijk een vleermuis gedood en wordt mogelijk een verblijfplaats van een vleermuis beschadigd of vernield. Nader onderzoek is vereist om aanwezigheid van vleermuizen in de te slopen bebouwing uit te kunnen sluiten en de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren in het kader van de Wnb.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën, die een vaste rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling ‘beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen’. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden dienen ze weggejaagd te worden of weggevangen te worden (en elders losgelaten). Indien niet voorkomen kan worden dat een beschermd dier gedood wordt, dient een ontheffing aangevraagd te worden of dient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde en toepasbare gedragscode.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor verschillende foeragerende diersoorten af. Deze functie is voor de voorkomende soorten niet beschermd en leidt niet tot wettelijke consequenties. Tijdens het aanvullend nader onderzoek van huismussen kan worden bepaald welk effect de voorgenomen activiteit hebben op functioneel leefgebied van de huismus.
Nader onderzoek vleermuizen, huismus & gierzwaluw
Door Natuurbank Overijssel is nader onderzoek gedaan naar vleermuizen, huismus en de gierzwaluw [projectnummer 4488A, versie 1.0], zie ook Bijlage 9.
In verband met de voorgenomen sloop van deze vier woningen hebben onderzoekers van Natuurbank Overijssel, de bebouwing in het onderzoeksgebied onderzocht op de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen en nestplaatsen van huismussen en gierzwaluwen. Aangezien het nader onderzoek gericht is op de vier woningen wordt de supermarkt buiten beschouwing gelaten in deze rapportage. Dit onderzoek is uitgevoerd in de periode april-september 2022.
In het kader van de zorgplicht (Art. 1.11 Wet natuurbescherming) moet voorafgaand aan een ingreep, welke mogelijk negatieve effecten kan hebben op beschermde diersoorten, een effectbeoordeling plaats vinden. Omdat met een eenmalige visuele inspectie, de functie en betekenis van de aanwezige bebouwing voor vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen niet (volledig) vastgesteld kon worden, was gericht vervolgonderzoek noodzakelijk.
Vleermuizen en hun verblijfplaatsen zijn strikt beschermd en mogen alleen negatief beïnvloed worden indien een ontheffing van de Wet natuurbescherming is verkregen.
Huismussen, gierzwaluwen en hun nestplaatsen zijn strikt beschermd en mogen alleen negatief beïnvloed worden indien een ontheffing van de Wet natuurbescherming is verkregen. De samenvatting en conclusie van dit onderzoek is als volgt:
In de periode april-september 2022 zijn vier woningen gelegen aan de Oude Hengeloseweg 38, 55-57 en Europastraat 64 te Borne onderzocht op de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen en nestplaatsen van huismus en gierzwaluw. Uit het onderzoek kwam naar voren dat vleermuizen geen zomer-, paar- of kraamverblijfplaats bezetten in de te slopen bebouwing. Daarnaast zijn er geen nestplaatsen van de huismus en gierzwaluw vastgesteld in de te slopen bebouwing. Het uitgevoerde onderzoek voldoet aan het vleermuisprotocol 2021.
Als gevolg van de voorgenomen sloop van de vier woningen, wordt geen vleermuis verstoord of gedood en wordt geen verblijfplaats verstoord, beschadigd of vernield. Daarnaast worden geen huismussen en gierzwaluwen verstoord of gedood en wordt geen nestplaats verstoord, beschadigd of vernield. Het slopen van de bebouwing in het plangebied leidt niet tot overtreding van een verbodsbepaling. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.
Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Archeologie
De gemeente Borne heeft haar Archelogische verwachtings- en advieskaart doorvertaald in het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne'. Ter plaatse van (een deel van) het plangebied is de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie hoog' aanwezig. De rest van het plangebied heeft geen dubbelbestemming archeologie. Deze bestemmingen zijn onverminderd overgenomen in onderhavig plan. Voor deze bestemmingen geldt een onderzoeksplicht voor bodemingrepen vanaf respectievelijk 2.500 m2.
Toets
Het deel van het plangebied met een hoge archeologische verwachting omvat het deel van het plangebied waar de parkeerplaats wordt uitgebreid. Hier staan momenteel twee woningen met een gezamelijke kavel van 493 m². Daarmee wordt de grens van 2.500 m² niet overschreden. Daarbij gaat het hier om grotendeels reeds geroerde grond en daarmee reeds bodem verstorende ingrepen hebben plaatsgevonden. Op basis hiervan is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Toets
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel kan worden afgeleid dat er binnen het plangebied en de directe omgeving van het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn.
Verkeer
Het plangebied wordt ontsloten via de Oude Hengeloseweg (30 km/u) en vervolgens de Europastraat (30 km/u) in noordelijke richting of de Theresiastraat/Kortenaerstraat (30 km/u) in zuidelijke richting. De bestaande in- en uitritten blijven daarbij behouden.
Onderhavig plan betreft de uitbreiding van een bestaande supermarkt met 720 m² bvo en het toevoegen van per saldo één woning (studio/appartement). Voor het berekenen van de verkeersgeneratie zijn de kengetallen van het CROW aangehouden. Voor het gebiedstype is de categorie 'rest bebouwde kom' aangehouden. Voor de mate van stedelijkheid is de buurt 'Wensink-Zuid' aangehouden. Deze kent een 'matige stedelijkheid' (bron: CBS, Statline). Uitgaande hiervan geldt het volgende voor het beoogde plan:
Resumerend kan het totaal aantal (extra) verkeersbewegingen op grond van de CROW-publicatie 381, naar boven afgerond, op 814 per dag worden gesteld. De huidige infrastructuur kan eenvoudig de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling afwikkelen. Het aspect 'verkeer' levert geen belemmeringen op voor dit plan.
Parkeren
Nieuwe situatie conform parkeernorm
Voor wat betreft het parkeren geldt de beleidsnota 'Parkeernormen gemeente Borne'. Voor de twee functies (supermarkt en studio's) gelden de volgende parkeernormen:
Daarmee bedraagt de theoretische parkeerbehoefte 117 parkeerplaatsen (berekening: 111 + 6 parkeerplaatsen). Echter kan deze parkeerbehoefte naar beneden worden bijgesteld om verschillende redenen. Zie hiervoor het volgende kopje.
Salderen theoretische parkeerbehoefte
De theoretische parkeernorm kan om een aantal redenen naar beneden worden bijgesteld. Deze zijn als volgt:
Samengevat
Uitgaande van bovenstaande komen we tot onderstaande parkeerbalans. De invulling van de parkeerplaats is weergegeven in figuur 4.7.
Figuur 4.7: nieuwe parkeersituatie Plus Huls van den Nieuwboer (bron: initiatiefnemer)
Tot slot kan vooruitlopend op het beleid met betrekking tot elektrische laadpalen voor elektrische auto's waarmee de gemeente Borne samen met andere gemeenten en de provincie Overijssel en Gelderland bezig zijn, de zogenaamde Gelders-Overijsselse Regionale Aanpak Laadinfrastructuur (Go-Ral), kunnen te zijner tijd bij één of meerdere parkeerplaatsen extra elektrische laadpalen (bovenop de bestaande laadpalen) worden geplaatst om de auto's van de bezoekers of bewoners te voorzien van stroom.
Geacht wordt hiermee dat er vanuit het aspect 'parkeren' geen belemmeringen zijn voor onderhavig bestemmingsplan.
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;
In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene regels
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:
Bestemmingen
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor een supermarkt. De verkoopruimte van de supermarkt is uitsluitend toegestaan op de begane grondlaag. Binnen deze bestemming zijn tevens maximaal 5 woningen toegestaan.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Deze gronden zijn bestemd voor verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende gronden, fietsenstalling, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, kunstwerk en speelvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
De voor 'Waarde - Archeologische hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Inspraak
De initiatiefnemer heeft een inloopbijeenkomst georganiseerd voor de buurt. Tijdens de inloopbijeenkomst zijn grote borden opgehangen met impressies van de beoogde situatie. Ook zijn er twee laptops neergezet waarop een film werd afgespeeld met impressies van de beoogde situatie. Op de tafel is een grote poster neergelegd waarop buren hun feedback konden geven over de plannen. De inloopavond was druk bezocht. Naar inschatting zijn er circa 40 tot 50 personen langs geweest om de plannen van Plus te bekijken. De avond is goed verlopen en de reacties waren overwegend positief. Enkele aandachtspunten waren de toekomstige verkeerssituatie (met name laden & lossen) en inkijk vanuit de appartementen bij de omliggende buren. Deze aandachtspunten worden meegenomen in de verdere uitwerking van de bouwplannen.
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie A onder 3, waardoor vooroverleg niet nodig is.
Waterschap Vechtstromen
Op 22 februari 2023 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Het plan raakt geen waterschapsbelangen. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 23 november 2023 t/m 3 januari 2024 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging is één zienswijze binnengekomen. De zienswijze is samengevat en beantwoord in de zienswijzennota in Bijlage 10. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van deze zienswijze niet aangepast.