direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Bornsche Maten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeenteraad van Borne heeft op 16 juni 2020 het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme en Zenderen' vastgesteld. Dit geldende bestemmingsplan voorziet onder meer in de planologische kaders voor de woonwijk Bornsche maten 3e fase.

Gebleken is dat een aantal gewenste ontwikkelingen binnen Bornsche Maten niet passen binnen dit bestemmingsplan. Daarnaast zijn er enkele omissies in de planregels geconstateerd. Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en de omissies te herstellen is onderhavig bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan heeft met name betrekking op kleinschalige aanpassingen, met een geringe ruimtelijke impact. Het gaat om de volgende onderdelen:

  • 1. De stedenbouwkundige schets/de verkaveling van een gedeelte van de buurt De Maten is aangepast.
  • 2. In de openbare ruimte wordt een ondergrondse parkeergarage mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt vastgelegd dat bedrijvigheid en horeca alleen op de begane grond mag plaatsvinden. Tevens wordt de mogelijkheid tot een vestiging van een supermarkt uitgesloten en wordt het aantal toegestane wooneenheden vastgelegd;
  • 3. Mogelijkheid voor De Veste tot uitbreiding van de sporthal met 2 kleedkamers en een verhoging van de bouwhoogte ten behoeve van een krachthonk.
  • 4. De weg de Aakamp wordt zoals deze feitelijk gerealiseerd is vastgelegd en het noordelijk gedeelte van de 2de Hemmelhorst wordt bestemd als Groen.
  • 5. Het verlengen van de termijn van de tijdelijke school aan de Goudbes tot 1 januari 2024.
  • 6. Een reststrook 'Verkeer-verblijfsgebied' aan de Piepersveldweg wordt aangepast in bestemming 'Tuin'.
  • 7. Het vastleggen van hagen en erfafscheidingen in het bestemmingsplan.

In onderhavig bestemmingsplan wordt een passend juridisch-planologisch kader gegeven voor deze ontwikkelingen. Daarnaast wordt aangetoond dat wordt voldaan dat de ontwikkelingen voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Ligging

Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op delen van gronden die behoren tot de Bornsche Maten in Borne.

In figuur 1.1 zijn de verschillende deelgebieden waarop deze herziening van het bestemmingsplan betrekking heeft, globaal weergegeven. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding, waarop deze verschillende deelgebieden zijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0001.png" Figuur 1.1: Ligging plangebied met daarin de delen aangegeven waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft (bron: Atlas van Overijssel, bewerkt)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Algemene Herziening, Borne, Herme, Zenderen. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 16 juni 2020 en is geheel in werking. Voor enkele locaties die zijn opgenomen in onderhavig bestemmingsplan geldt het exploitatieplan Bornsche Maten, derde fase (B). Deze is vastgesteld op 6 juli 2020.

Hieronder worden de geldende bestemmingsregelingen (op hoofdlijnen) per deelgebied beschreven en wordt tevens beschreven waarom de ontwikkeling niet binnen het geldende bestemmingsplan past en onderdeel van onderhavige herziening is.

Aanpassing verkaveling De Maten
Ter plaatse geldt de bestemming 'Wonen Eschwonen en De Maten (B)'. De voor 'Wonen - Eschwonen en De Maten (B)' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis en inwoning, met de daarbij behorende parkeervoorzieningen op eigen terrein, tuinen en erven, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen. In afbeelding 1.2 is met rode belijning globaal het gedeelte van de Maten waarop onderhavige herziening van het bestemmingsplan betrekking heeft, aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0002.png"

Figuur 1.2: uitsnede geldend bestemmingsplan gedeelte plangebied De Maten (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Op de voor 'Wonen - Eschwonen en De Maten (B)' en 'Woongebied - 2' aangewezen gronden worden minimaal 300 en maximaal 350 woningen gerealiseerd. Er zijn verschillende bouwregels opgenomen, voor hoofdgebouwen bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

De woningen mogen zowel vrijstaand, twee-aaneen, geschakeld als aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat binnen de bestemmingen 'Wonen - Eschwonen en De Maten (B)'':

- minimaal 35% en maximaal 45% van de woningen aaneen wordt gebouwd;
- minimaal 35% en maximaal 45% van de woningen twee-aaneen of geschakeld wordt gebouwd;
- minimaal 15% en maximaal 25% van de woningen vrijstaand wordt gebouwd;

Bij hoofdgebouwen geldt onder meer dat deze binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd, waarbij voor aaneengebouwde woningen de dieptemaat van bouwblokken geldt van 10 meter, bij twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen 12 meter en bij vrijstaande woningen 15 meter.

De gewenste invulling van het te ontwikkelen gedeelte van de Maten past op meerdere onderdelen niet binnen de geldende bestemmingsregels, vanwege de gewijzigde stedenbouwkundige opzet. In de beoogde situatie zullen met name aaneengebouwde woningen worden gebouwd. In het middengedeelte worden twee onder een kap woningen en beneden-bovenwoningen gerealiseerd. Om dit plan voor een gedeelte van De Maten te realiseren wordt het juridisch-planologisch kader gewijzigd.

De Veste (noordelijke gedeelte)
Ter plaatse het noordelijk gedeelte van De Veste geldt de bestemming 'Gemengd-3', met een aanduiding 'maatschappelijk' en de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - de veste 1'. Dienstverlening en kantoren zijn toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn tevens maatschappelijke voorzieningen toegestaan, met dien verstande dat een functiewijziging naar een geluidsgevoelige functie niet is toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 1' zijn de gronden ook bestemd voor horeca uit maximaal categorie 1a zoals genoemd in de bij de regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, maatschappelijke dienstverlening, sportvoorzieningen, ondergeschikte horeca ten behoeve van maatschappelijke dienstverlening en sportvoorzieningen.

De maximale bouwhoogte bedraagt voor een groot gedeelte van het bouwvlak 12 meter. Het gedeelte waar het krachthonk gevestigd is kent een maximale bouwhoogte van 5 meter. Een bouwhoogte van 6 meter is gewenst. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De gewenste realisatie van 2 kleedruimtes is niet gelegen binnen het bouwvlak en past daarom niet binnen het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0003.png"

Figuur 1.3: uitsnede geldend bestemmingsplan ter plaatse van sporthal De Veste (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De Veste (zuidelijk gedeelte)
Ter plaatse van de nog te realiseren woongebouwen geldt de bestemming 'Gemengd-2', waarbij de aanduiding ' specifieke vorm van gemengd-de veste 2' is opgenomen. Deze gronden zijn bestemd voor wonen op de verdieping met daaronder begrepen een beroep-aan-huis, inwoning, detailhandel (uitsluitend op de begane grond). Daarnaast zijn dienstverlening (uitsluitend op de begane grond) maatschappelijke voorzieningen, (uitsluitend op de begane grond) en op de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' toegestaan, evenals horeca uit maximaal categorie 1a uit de Lijst van Horeca-activiteiten en bedrijven uit maximaal categorie 1 en/of 2 zoals genoemd in de bij de regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijf. Wat betreft bedrijven en horeca is het gewenst dat deze, overeenkomstig de andere functies, alleen op de begane grond mogen plaatsvinden. Dat is op dit moment echter niet als zodanig in de regels opgenomen. Daarnaast is het gewenst om de mogelijkheid tot een supermarkt uit te sluiten.
Tenslotte is geen maximum aantal wooneenheden vastgelegd. Het is wel gewenst om een dergelijk maximum op te nemen.

Voor de gronden gelegen rondom en tussen de woongebouwen geldt de bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied', waarbij voor een gedeelte de functieaanduiding 'speelterrein' geldt. De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen, fietsenstallingen, groenvoorzieningen, kunstwerken en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Er is een ondergrondse parkeergarage gewenst onder De Veste, onder de woongebouwen en onder de openbare ruimte (bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied'). Het geldende bestemmingsplan maakt geen ondergrondse parkeergarage mogelijk binnen de bestemming 'Verkeer' en Verkeer-verblijfsgebied'. Dit onder meer omdat gebouwen alleen mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak. Een bouwvlak ontbreekt ter plaatse van de bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0004.png"

Figuur 1.4: uitsnede geldend bestemmingsplan ter plaatse van woongebouwen De Veste (www.ruimtelijkeplannen.nl)

Verplaatsing weg De Aakamp en bestemmen deel 2e Hemmelhorst
Ter plaatse van de weg de Aakamp geldt op grond van het geldende bestemmingsplan een bestemming 'Wonen-uit te werken', deels de functieaanduiding 'waterweg' en ook deels de bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied' en 'Groen'. In figuur 1.5 is de ligging van de Aakamp globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0005.png" Figuur 1.5: geldend bestemmingsplan, globale ligging de Aakamp (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De feitelijke situatie van de aangelegde weg en bijbehorende voorzieningen zoals groen wordt vastgelegd in onderhavig bestemmingsplan.
Het noordelijke gedeelte van de 2e Hemmelhorst heeft de bestemming 'Wonen-Uit te werken' en aanduiding 'weg'. In onderhavig bestemmingsplan wordt deze weg ook opgenomen. Om een goede aansluiting te krijgen tussen verschillende bestemmingen en bestemmingsplannen is ook het perceel van de school in onderhavig plan opgenomen. Zie figuur 1.5 waarin het plangebied/perceel van de school in het kader van de 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen herziening scholen' is weergegeven.

Verlenging tijdelijke school de Goudbes
Ter plaatse geldt de bestemming 'Maatschappelijk- voorlopig', met een bouwvlak. Deze gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen met de daarbij behorende behorende fietsenstalling, groenvoorzieningen en tuinen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, verhardingen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Uitsluitend de vergunde bouwwerken zijn toegestaan. De termijn van de voorlopige bestemming bedraagt ten hoogste 4 jaar, gerekend vanaf 17 januari 2019.

Na het verstrijken van de termijn zijn de gronden bestemd voor 'Wonen-Eschwonen en De Maten (A)'. De regels in artikel 29 zijn dan van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de goothoogte minimaal 3 meter bedraagt.

De nieuwe basisschool is in aanbouw, maar is nog niet gereed op het moment dat de termijn is afgelopen. Om het kunnen voortzetten van onderwijs te kunnen waarborgen in de tussentijd is verlenging van de termijn tot 1 januari 2024 gewenst.

Reststrook Piepersveldweg (hoek Lijsterbes en hoek Kruisbes) wijzigen in Tuin
Een smalle strook grond aan de Piepersveldweg wordt verkocht en wordt bij de woonkavels aangetrokken. De huidige bestemming is 'Verkeer-verblijfsgebied'. Een bestemming 'Tuin' is de passende bestemming voor de toekomstige situatie. In figuur 1.6 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegegeven ter plaatse van deze strook.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0006.png"

Figuur 1.6: uitsnede geldend bestemmingsplan strook Piepersveldweg/hoek Lijsterbes (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Voorwaardelijke verplichting groen en erfafscheidingen
Middels onderhavig bestemmingsplan wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen omtrent het aanbrengen en instandhouden van groen, zoals hagen, hederawerken en erfafscheidingen in verschillende bestemmingen, 'Wonen-Eschmaten en De Maten' A en B, 'Wonen-Eschmaten en De Maten B1' en 'Wonen'. Daarmee wordt de instandhouding van deze elementen, die zorgen voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de woonomgeving, gewaarborgd.

Het geldende bestemmingsplan biedt zoals in deze paragraaf beschreven geen mogelijkheden om de verschillende gewenste aanpassingen te realiseren. Om deze reden is gekozen voor het herzien van het bestemmingsplan.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het onderhavige bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Bornsche Maten' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.

  • Verbeelding (identificatie NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01);
  • Bijlagen bij de toelichting;
  • Regels;
  • Bijlagen bij de regels.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie

De Maten
De woonwijk Bornsche Maten is voor een groot gedeelte reeds ontwikkeld. De derde fase wordt momenteel uitgevoerd. De uitvoering van de woningen in het gedeelte van De Maten is hier onderdeel van. De gronden zijn op dit moment onbebouwd, in afwachting van realisatie van woningen met bijbehorende voorzieningen. In afbeelding 2.1 is het huidige stedenbouwkundig plan weergegeven. Het gedeelte van de Maten waarvoor de stedenbouwkundige opzet wijzigt is met rode belijning weergegeven.

In de huidige stedenbouwkundige opzet zijn twee onder een kap woningen en vrijstaande woningen opgenomen. Aan de zuidzijde zijn met name rijwoningen beoogd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0007.png" Figuur 2.1: oorspronkelijk stedenbouwkundige plan De Maten (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De Veste
De Veste is een multifunctioneel gebouw waarin verschillende functies gevestigd zijn en kunnen worden. Er is op dit moment onder meer een sporthal gevestigd, evenals een basisschool.

Op dit moment zijn de grond van het zuidelijk gedeelte van De Veste nog onbebouwd en liggen deze braak, in afwachting van de ontwikkeling voor de twee woongebouwen en bijbehorende openbare ruimte. In figuur 2.2 en 2.3 is de huidige situatie weergegeven. De Bongerdsweg loopt ten zuiden van deze locatie. Dit betreft vanaf de toegang naar De Veste een eenrichtingsverkeer in oostelijke richting (uitgezonderd brommers en fietsers).

Binnen de huidige bestemming 'Gemengd-2' is detailhandel toegestaan. Ter plaatse is daarmee ook een supermarkt mogelijk. Gezien de beperkte oppervlakte van de te realiseren bebouwing is de vestiging van een supermarkt niet reëel en niet wenselijk. In onderhavig bestemmingsplan wordt de vestiging van een supermarkt daarom uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0008.png" Figuur 2.2: zicht op De Veste vanuit Bongerdsweg (bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0009.png" Figuur 2.3 : zicht op De Veste vanaf Deurningerweg (bron: Google Maps)

Verplaatsing De Aakamp
De weg Aakamp is in de huidige situatie aanwezig zoals weergegeven in afbeelding 2.4. Aansluitend aan de Aakamp is op dit moment een bouwweg aanwezig. De 2e Hemmelhorst wordt bestemd als 'Groen' en de begeleidende groenvoorzieningen naast de Aakamp krijgen een passende bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0010.png" Figuur 2.4: huidige situatie Aakamp en omgeving (bron: Atlas van Overijssel)

Verlenging termijn tijdelijke school Goudbes
Op dit moment is aan de Goudbes 12 een bassischool gevestigd, op tijdelijke basis. In het geldende bestemmingsplan is voor de locatie een bestemming 'Maatschappelijk-voorlopig' opgenomen. De termijn waarvoor de bestemming geldt bedraagt 4 jaar, gerekend vanaf 17 januari 2019. In figuur 2.5 is een aanzicht van de huidige situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0011.png"

Figuur 2.5: aanzicht tijdelijke school Goudbes 12 (bron: Google Maps)

Aanpassing strook Piepersveldweg/hoeken Lijsterbes en Kruisbes Verkeer-verblijfsgebied in Tuin
De betreffende grond aan de Piepersveldweg waarbij de strook grond die bestemming Verkeer-verblijfsgebied heeft wordt omgezet in 'Tuin' is hieronder weergegeven in figuur 2.6. Het gaat om een strook grond gelegen aan de linkerzijde van het hekwerk. De strook aan de rechterzijde van het hekwerk blijft 'Verkeer-verblijfsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0012.png"

Figuur 2.6: aanzicht perceel Piepersveldweg (op hoek Lijsterbes) (bron: Google Maps)

2.2 Toekomstige situatie

Aangepaste verkaveling gedeelte De Maten
De stedenbouwkundige schets voor een aantal woonblokken is aangepast. In de oorspronkelijke opzet waren naast rijwoningen met name twee onder een kap woningen en vrijstaande woningen beoogd.

In totaal worden er maximaal 68 woningen gebouwd bestaande uit rijwoningen, patiowoningen (rondom een gedeelte groen), twee onder een kapwoningen, levensloopbestendige woningen en beneden-bovenwoningen (hierna: bebo genoemd).

In figuur 2.7 is de toekomstige stedenbouwkundige opzet weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0013.png"

Figuur 2.7: nieuwe stedenbouwkundige opzet gedeelte van De Maten (bron: gemeente Borne)

De basisprincipes van Bornsche Maten, die zijn vertaald in bouwregels van het bestemmingsplan, blijven grotendeels gelden; bijvoorbeeld ten aanzien van de bouwhoogten (minimaal goothoogte van 3 m, maximale bouwhoogte van 11 m voor hoofdgebouwen), maar ook ten aanzien van gewenste verspringing in de voorgevelrooilijn na 36 meter, het aangeven van een rooilijnzone waarin de voorgevel van de woningen dient te worden geplaatst. Parkeren zal geclusterd plaatsvinden.

Voor een deel is het stedenbouwkundig plan en de verkaveling aangepast. Deze wijzigingen in de verkavelingsopzet hebben gevolgen voor de inhoud van dit beeldkwaliteitsplan. De beeldkwaliteitseisen zijn vervat in het 'beeldkwaliteitsplan 3e fase Eschwonen en De Maten (B), aanpassing februari 2023'. Voor het in het beeldkwaliteitsplan aangeduide plandeel vervangt dit document de welstandseisen zoals deze zijn vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan 3e fase; De Maten (B) d.d. 6 april 2020. Het beeldkwaliteitsplan wordt via een afzonderlijke procedure vastgesteld. In de bijlage bij de toelichting is het beeldkwaliteitsplan opgenomen.

Noordelijk gedeelte (bestaand gebouw De Veste)
Er is behoefte aan het realiseren van extra kleedruimten in De Veste. Logische locatie hiervoor is aan de zuidoostzijde van het gebouw, waar op dit moment al kleedruimte aanwezig is en sprake is van een sprong in de bebouwing. Op dit moment is er een fietsenstalling en haag aanwezig op de locatie van de beoogde uitbreiding.

De bebouwing zal uit één bouwlaag bestaan. De bouwhoogte van de kleedruimte zal maximaal 4 meter bedragen en daarmee qua vorm en uitstraling ondergeschikt zijn aan de bestaande (hogere) bebouwing van De Veste. Ten aanzien van het krachthonk wordt een hoogte van 6 meter opgenomen.

De Veste (zuidelijk gedeelte)
Er wordt een ondergrondse parkeergarage onder De Veste gerealiseerd. Deze parkeergarage zal parkeergelegenheid bieden voor de bewoners van de woongebouwen.

De parkeergarage is gelegen onder de gehele bestemming 'Gemengd 3' en 'Verkeer-verblijfsgebied'. De ligging is weergegeven in figuur 2.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0014.png"

Figuur 2.8: gebied ligging parkeergarage onder De Veste

Voor ondergronds parkeren wordt gekozen om de beschikbare openbare ruimte een passende inrichting te geven, waarbij het ruimtegebruik niet gedomineerd wordt door de aanwezigheid van parkeerplaatsen en aanblik van auto's.

De in- en uitgang van de parkeergarage zal gesitueerd worden aan de westzijde (Bornsche Beeklaan) of zuidzijde (Mekkelhorstweg). De andere zijden zijn niet wenselijk in verband met de beperkte ruimte voor een goede ontsluiting van de parkeergarage.

Woongebouwen
Het aantal wooneenheden voor de woongebouwen wordt gezamenlijk vastgelegd op maximaal 46 wooneenheden. Daarnaast is het gewenst dat wordt vastgelegd dat horeca, bedrijven, detailhandel en maatschappelijk alleen op de begane grond van de woongebouwen zijn toegestaan. De vestiging van een supermarkt binnen de bestemming Gemengd-2 wordt eveneens uitgesloten. Dit wordt ook vastgelegd middels onderhavig plan.

Verplaatsing De Aakamp

In afbeelding 2.9 is de feitelijke situatie ten aanzien van de Aakamp weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0015.png"

Figuur 2.9: feitelijke situatie Aakamp (bron: gemeente Borne)

De maatschappelijke bestemming van de school die ten noorden van de Aakamp gelegen is wordt in dit kader ook beperkt aangepast.

Verlenging termijn tijdelijke school Goudbes
Er is een nieuwe school in Bornsche Maten in aanbouw (De Horsten), maar deze is nog niet gereed op het moment dat de termijn voor de tijdelijk school aan de Goudbes eindigt. Om de voortzetting van onderwijs te kunnen waarborgen in de tussentijd is verlenging van de termijn tot 1 januari 2024 voor de tijdelijke school gewenst. Deze termijn wordt in onderhavig bestemmingsplan opgenomen.

Aanpassing strook Piepersveldweg in bestemming Tuin
Een strook grond die behoort bij de kavels die kadastraal bekend staan als gemeente Borne, sectie C, nummers 1443 en 1508 heeft op dit moment de bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied'. In afbeelding 2.10 is deze strook aangegeven, middels rode belijning. Middels onderhavig bestemmingsplan wordt de bestemming van deze strook gewijzigd in 'Tuin'. daarmee wordt de bestemming 'Tuin' die reeds voor de aangrenzende grond geldt uitgebreid.

De gemeente Borne verkoopt sinds een aantal jaren gedeelten van haar openbaar groen onder de naam ‘snippergroen’. Het gaat hier om delen van het openbaar groen welke niet worden aangemerkt als structuurgroen zoals bijvoorbeeld plantsoenen. Structuurgroen wordt niet verkocht. De verkochte delen worden herbestemd in lijn met de aangrenzende bestemming ten behoeve waarvan de grond is aangekocht. Hierbij kan worden gedacht aan een woning waarbij de grond is aangekocht ten behoeve van het gebruik als woon- of tuingrond. De strook grond betreft geen structuurgroen, waardoor het wijzigen van de bestemming naar 'Tuin' passend is binnen het gemeentelijke beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0016.png" Figuur 2.10: te wijzigen bestemming strook Piepersveldweg/hoek Lijsterbes (bron: kadastralekaart.com)

Voorwaardelijke verplichting hagen en erfafscheidingen
Binnen de verschillende bestemmingen die woningen (Eschwonen- De Maten A, B, Wonen - De Maten B1 en Wonen) mogelijk maken wordt middels dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van de aanleg en instandhouding van hagen en erfafscheidingen op de bouwpercelen. In het kader van het gewenste straatbeeld en ruimtelijke kwaliteit is de aanleg van deze elementen gewenst. In figuur 2.11 is weergegegeven op welke locaties de verschillende elementen gewenst zijn. Deze kaart en de beschrijving ten aanzien van de uitvoering is opgenomen als bijlage bij de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0017.png"

Figuur 2.11: overzichtskaart locaties hagen en erfafscheidingen (bron: gemeente Borne)

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in verschillende kleinschalige ontwikkelingen binnen de woonwijk Bornsche Maten. Er worden daarmee geen nationale belangen geraakt en er is geen sprake van strijd met het rijksbeleid.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.

Onderhavig plan

Onderhavig bestemmingsplan maakt verschillende kleine ontwikkelingen mogelijk binnen de Bornsche Maten.

De ontwikkelingen hebben slechts ten aanzien van enkele ontwikkelingen een beperkte toename van het bebouwde oppervlakte tot gevolg (uitbreiding kleedkamers). Ten aanzien van de ondergrondse parkeergarage geldt dat deze onder toekomstige (reeds bestemde) woonbebouwing en openbare ruimte gelegen zal zijn. Er is geen sprake van nieuw beslag op de ruimte. Er is sprake van meervoudig ruimtegebruik, door ook ondergronds te bouwen.

Met de Ladder wordt een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies nagestreefd. Dat vergt een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing daarvan.

Uit jurisprudentie van de Afdeling kan worden gehaald dat er functiewijzigingen - zonder enige toename van bebouwing - kunnen zijn die wel 'zodanig' zijn, dat zij kunnen worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Met zodanig wordt in dit geval een ontwikkeling met zodanige impact/invloed bedoeld. Hierbij kan gedacht worden aan een functie wijziging "sec" die van invloed is op het woon-, leef- en ondernemersklimaat elders, en door die invloed kan kwalificeren als "zodanige functie wijziging", zodat sprake is van een Ladderplichtige stedelijke ontwikkeling.

De parkeergarage zal parkeergelegenheid bieden voor bewoners van de te realiseren woongebouwen. Er zal dan ook geen sprake zijn van gevolgen in de omgeving ten aanzien van leegstand van bestaande parkeervoorzieningen/parkeergarages in de omgeving.

De Maten
De planologische mogelijkheid tot het realiseren van de volledige wijk Bornsche Maten is reeds in bestemmingsplannen vervat, ten dele in uit te werken bestemmingen. Met de aanpassing van een gedeelte van De Maten worden meer woningen gerealiseerd dan in de oorspronkelijke opzet en is er sprake van verdichting. Binnen de bestemmingen Wonen-Eschwonen en De Maten (B) en 'woongebied-2' aangewezen gronden mogen op grond van het geldende bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme en Zenderen' minimaal 300 en maximaal 350 woningen worden gerealiseerd.

Uit diverse uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) volgt dat het voor de uitleg van het begrip 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' met name relevant is of een bepaalde functie voor het eerst planologisch mogelijk wordt gemaakt dan wel sprake is van een continuering van de bestaande planologische situatie. De ABRvS heeft in de uitspraak van 1 juli 2015 (ABRvS, 1 juli 2015, 201401417/1/R1), bepaald dat onbenutte planologische mogelijkheden in een nieuw plan mogen worden opgenomen, zonder dat hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro genoemde voorwaarden.

Door de verdichting van De Maten worden circa 20 extra woningen toegevoegd, waarmee sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Vanaf 12 nieuwe woningen is er namelijk sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er is sprake van behoefte aan deze ontwikkeling; in paragraaf 3.3.3 en 3.3.4 wordt nader ingegaan op de toevoeging van de woning in relatie tot de behoefte zoals beschreven in de woonvisies. De uitbreiding van Bornsche Maten 3e fase (B) wordt gefaseerd uitgevoerd, rekening houdend met een afgiftetempo van maximaal 105 woningen per jaar. Aan deze afspraken blijft worden voldaan door uitvoering van onderhavig bestemmingsplan. Uitbreidingslocatie de Bornsche Maten is de komende jaren erg van belang om de woningvoorraad te vergroten. Dit is beschreven in het gemeentelijk beleid zoals de Woonvisie.

Wat betreft de kwalitatieve behoefte wordt opgemerkt dat de planlocatie voor De Maten betrekking heeft op zowel twee onder een kapwoningen, rijwoningen, geschakelde woningen, patiowoningen als bebo's. De woningen zullen daarmee geschikt zijn voor een brede doelgroep, waaronder starters en senioren, gezinnen en één en tweepersoonshuishoudens. In de Woonvisie is aangegeven dat er een opgave ligt om voldoende sociale- en goedkope huurwoningen te realiseren, alsmede levensloopbestendige woningen en te zorgen voor meer (betaalbare) koopwoningen. De te realiseren woningtypen passen daarmee binnen de uitgangspunten van dit beleid. De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. De Maten heeft reeds een woonbestemming, op basis waarvan een rechtstreekse bouwtitel voor de realisatie van woningen aanwezig is.

De Ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor uitvoering van het bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid Overijssel

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • generieke beleidskeuzes;
  • ontwikkelingsperspectieven;
  • gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zogenaamde principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.

Gebiedskenmerken 

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0018.png"

Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)

Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. In Hierbij is onder andere het principe van 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' (artikel 2.1.3) van belang die er voor staat dat in eerste instantie bestaande bebouwing en stedelijk gebied wordt benut, voordat er nieuwbouw in de groene omgeving plaatsvindt.

artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

lid 1

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

lid 2

Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving voorzien uitsluitend in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat (her)benutting van bestaande erven en/of bebouwing in de Groene Omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
  • dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

Doorwerking voor voorliggend plan:

De ontwikkelingen vinden plaats in bestaand bebouwd gebied. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van optimale benutting van de ruimte (realisatie ondergrondse parkeergarage en verdichting). Aan de eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik wordt voldaan.

artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen


lid 1
Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.

Doorwerking voor voorliggend plan:

Voor de buurt de Maten wordt verdichting toegepast en worden meer woningen gerealiseerd. De mogelijkheid tot woningbouw is reeds opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Een motivatie van de behoefte aan de woningen is opgenomen in paragraaf 3.3. Daarnaast blijkt uit behoefteonderzoek, dat Borne jaarlijks 105 woningen mag bouwen. De Bornsche Maten is met de bouw van 400 extra woningen een sleutelproject van de Woonagenda Twente (zie paragraaf 3.3.3). De behoefte aan de nieuwe woningen is aangetoond.

Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0019.png"

Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is omlijnd (bron: provincie Overijssel)

In de toelichting van het bestemmingsplan Algemene herziening Borne, Hertme en Zenderen is reeds ingegaan op het geldende ontwikkelingsperspectief. Voor de planlocaties die in onderhavig bestemmingsplan zijn opgenomen geldt het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'.

Het ontwikkelingsperspectief sluit niet aan bij de beleidsambities voor het betreffende gebied. De planlocaties maken onderdeel uit van de nieuwbouwwijk Bornsche Maten en deze is reeds bestemd ten behoeve van stedelijke functies. De voorgenomen ontwikkelingen, sluiten aan op de ruimtelijke en functionele structuur/ambities van de omgeving (woonwijk).

Ten aanzien van de Natuurlijke laag, de Laag van het agrarisch cultuurlandschap en de Laag van de beleving geldt dat geen nadere beschouwing vereist is. Het betreffen kleinschalige ontwikkelingen in gebied dat als bestaand stedelijk gebied kan worden aangemerkt en/of de ontwikkelingen geen gevolg hebben voor de kenmerken van de Laag.

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Voor zover relevant in relatie tot de ontwikkelingen die in onderhavig bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt wordt in deze paragraaf nader ingegaan op van toepassing zijnd gemeentelijk beleid. Met name wordt ingegaan op gemeentelijk beleid in relatie tot de aangepaste opzet van een gedeelte van De Maten.

3.3.1 Structuurvisie Borne

De gemeenteraad van Borne heeft in zijn vergadering van 27 juni 2015 de Structuurvisie Borne 2030 gewijzigd vastgesteld. In het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, die per 1 juli 2008 in werking is getreden, is elke gemeente verplicht één of meerdere structuurvisies op te stellen voor het gehele grondgebied. Naast deze wettelijke verplichting maken nieuwe inzichten, diverse grootschalige plannen en ontwikkelingen in en rond Borne een actueel ruimtelijk sturingsmiddel noodzakelijk. Vandaar dat is besloten om voor het grondgebied van de gemeente Borne een structuurvisie op te stellen. De voorliggende structuurvisie heeft betrekking op de periode tot 2030.

De structuurvisie omvat tevens een kaart waarop schematisch de voorgestane ontwikkelingen worden weergegeven. Een uitsnede van deze structuurvisiekaart is opgenomen in figuur 3.3. Realisatie van de woonwijk Bornsche Maten maakt, zoals ook blijkt uit figuur 3.3, onderdeel uit van de in de structuurvisie benoemde ontwikkelingen.

De locaties die zijn opgenomen in onderhavig bestemmingsplan zijn aangemerkt als uitbreidingslocatie wonen (lange termijn). Met de woonwijk Bornsche Maten wordt ruimte geboden aan zowel de lokale als een deel van de regionale woningbehoefte. De gemeentelijke ambitie was om in 2030 de wijk Bornsche Maten afgerond te hebben waarbij ruimte wordt geboden aan in totaal 2.700 woningen. In het vigerende bestemmingsplan Bornsche Maten zijn circa 2.300 woningen opgenomen waarmee in elk geval kan worden voorzien in de behoefte tot en met 2025. Het uitgangspunt blijft echter de realisatie van 2.700 woningen.

Ten aanzien van de ambitie om in 2030 de woonwijk Bornsche Maten afgerond te hebben wordt opgemerkt dat de gemeente eerder, in verband met de toen heersende economische crisis, heeft besloten tot een tijdelijke temporisering van de woningbouw in Bornsche Maten, waarbij wordt uitgegaan van een uitgiftetempo van circa 105 woningen per jaar. Dit leidt tot een latere voltooiing van de wijk dan oorspronkelijk is gepland.

Het eindbeeld van de Bornsche Maten is een wijk die past binnen de identiteit en het karakter van de gemeente Borne. De woningen in de wijk zijn van hoge kwaliteit en geschikt voor alle doelgroepen. In de wijk wordt voldoende ruimte geboden aan water (met name de Bornsebeek) en groen en de wijk kent goede uitloopmogelijkheden naar het aangrenzende buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0020.png"

Figuur 3.3: uitsnede structuurvisiekaart (bron: gemeente Borne)

Toets
De ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt passen binnen de uitgangspunten ten aanzien van Bornsche Maten die in de Structuurvisie Borne zijn opgenomen. De Structuurvisie Borne vormt geen belemmering voor uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

3.3.2 Masterplan Bornsche Maten

Het planconcept voor de Bornsche Maten is vastgelegd in het Masterplan Bornsche Maten. De hoofdstructuur bestaat uit een duurzaam raamwerk dat is samengesteld uit het centraal gelegen Bornschebeekpark, het Park Oud Borne als overgang naar het landschap, een bufferzone tussen Hengelo en Borne en een combinatie van waterlopen, groenzones, oude landwegen, nieuwe fietsroutes en bebouwingswanden. De hoofdstructuur begeleidt de verstedelijking en omkadert de zeven verschillende woonbuurten die in de Bornsche Maten worden gerealiseerd.

Sinds het opstellen van het Masterplan in 2004 is het gehanteerd als het ruimtelijk en functioneel kader waarbinnen alle ontwikkelingen binnen de wijk Bornsche Maten hebben plaatsgevonden. Dan wel uitgewerkt in een bestemmingsplannen of beeldkwaliteitsplannen, dan wel als gerealiseerde buurten, woonstraten en woningen. Anno 2019 waren er diverse aanleidingen om deze kaders aan te passen. Dit betreft met name:

  • de wijziging van de plangrens van de Bornsche Maten;
  • gewijzigd beleid, o.a. Omgevingsvisie en - verordening Overijssel
  • aanpassingen in het aantal woningen en buurten;
  • verandering in de ontsluitingsstructuur.


Op 19 november 2019 is hiertoe het geactualiseerde Masterplan door het college van burgemeester en wethouders van Borne vastgesteld.

Gewijzigde plangrens en aanpassing aantal woningen/buurten

Geconstateerd is dat de oorspronkelijke plangrens van de nieuwbouwwijk niet optimaal was. Zo werden onder meer kadastrale percelen en landschapselementen doorsneden. Om tegemoet te komen aan de hiervoor geschetste problemen, is een nieuwe plangrens ontworpen. Deze grens kent de volgende kenmerken:

  • Binnen de plangrens blijft het mogelijk 2.300 woningen te realiseren ten behoeve van de Bornsche Maten.
  • De plangrens is ingepast in het landschap. De nieuwe grens zorgt voor een betere landschappelijke inpassing met logische overgangen van het dorp naar het Twentse landschap.
  • De plangrens volgt kadastrale grenzen. Vaak zijn op deze grenzen al landschappelijke elementen als sloten, bomen, struiken en houtwallen aanwezig. Dit versterkt de landschappelijke inpassing.
  • Bij de plangrens is rekening gehouden met de mogelijke ontwikkeling van 3 buurten in de derde fase van de Bornsche Maten (zie ook ruimtelijk concept). Dit komt tegemoet aan de behoefte om niet de op deze locatie beoogde 2 buurten (met elke 600 woningen te realiseren), maar 3 kleinere buurten met elke 300-400 woningen.

Voor de actualisatie van het Masterplan werd de locatie van de Maten (waarin het gebied dat in dit bestemmingsplan is opgenomen een gedeelte van betreft) aangeduid met 'Boswonen'. Deze omschrijving duidt enerzijds op het oorspronkelijke idee 'royaler' te gaan ontwikkelen; grotere kavels richting het buitengebied. Anderzijds ligt deze locatie tegenover een buiten het plangebied gelegen boscomplex. Het te ontwikkelen bouwprogramma en de discussie over aantallen te realiseren woningen, zijn aanleiding geweest om het Masterplan te actualiseren. De Maten is kleiner in omvang geworden, met een programma waarin grotere kavels niet of nauwelijks voorkomen en waardoor deze buurt niet meer grenst aan het boscomplex. Derhalve wordt niet meer gesproken over de buurt 'Boswonen' maar van de buurt De Maten. De Maten wordt gekenschetst door een, zoals de buurt naam suggereert, natuurlijke laagte. De grenzen van deze buurt worden door de Oude Slangenbeek, de 2e Hemmelhorst (oud robuust laantje) en de Oude Deurningerweg gevormd. Hierdoor ligt deze buurt fraai ingepast in het landschap en kan optimaal gebruik worden gemaakt van deze omgevingskwaliteiten.

De buurt is opgebouwd rond een centraal gelegen vijverpark. Rondom dit groene hart is een 'ringlaan' gesitueerd met woningbouw aan weerszijden. Via een tweetal 'stegen' is de ringlaan verbonden met de flanken van deze buurt. Deze flanken maken onderdeel uit van de buitenrand van de buurt. De buitenrand is divers van samenstelling. Langs de Bornsche Beeklaan heeft ook deze buurt een eigen gezicht. Rondom de buurt, langs de Oude Deurningerweg, de 2e Hemmelhorst en de Slangenbeekzone (overgangszone richting Eschwonen), zijn verschillende bouwblokken gelegen die elk een eigen invulling met woningbouw kunnen krijgen. In figuur 3.4 is met rode belijning de ligging van het gedeelte van De Maten aangegeven dat in aangepaste opzet wordt uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0021.png" Figuur 3.4: stedenbouwkundige opzet De Maten Masterplan (bron: gemeente Borne)

Door de lage ligging van deze locatie (natuurlijke laagte) is infiltratie van regenwater niet mogelijk. Daarom wordt in deze buurt het regenwater zoveel mogelijk zichtbaar afgevoerd door molgoten, onder andere naar de wadi's langs de Bornsche Beeklaan. Op termijn (na de realisatie van deze fase) zal op de plek van de natuurlijk laagte een vijver worden gerealiseerd als centrale verzamelplek van het regenwater.

Bij de ontwikkeling van de buurt De Maten zijn de hierna volgende begrippen van toepassing die bijdragen aan het gewenste woonmilieu.

- Terloops; verspringende rooilijnen;
- Informeel; afwisselende architectuur;
- Dorpse maat en schaal;
- Toeval door accenten op verrassende plekken;
- Wisselend straatprofiel met assprongen;
- 'ongelukjes' in inrichting openbare ruimte

De Veste
Ten aanzien van De Veste is in het Masterplan opgenomen dat dit een gebied wordt met circa 150-200 woningen, waarbij sprake is van een gemengd woonmilieu, compact met een stedelijke, gesloten buitenzijde. Dit rondom een centraal plein met voorzieningen.

Toetsing

Aangepaste opzet gedeelte De Maten
Ten aanzien van de ontwikkeling van de Bornsche Maten 3e fase (B), waarin de buurt De Maten gelegen is, is het Masterplan Bornsche Maten van toepassing. Het Masterplan is geactualiseerd met inbegrip van de uitwerking van de hiervoor genoemde fase.

De realisatie van de woningen zoals opgenomen in het aangepaste stedenbouwkundige plan past binnen de uitgangspunten van het Masterplan. De Maten is nog niet geheel ontwikkeld. De typen woningen die worden gerealiseerd, beneden-bovenwoningen, levensloopbestendige woningen, twee onder een kappers, patiowoningen, rijwoningen passen in het Masterplan.

De Veste
Ten aanzien van De Veste wordt opgemerkt dat de ontwikkeling van de parkeergarage en de verandering van de bouwmogelijkheden ten aanzien van de sporthal passen binnen de uitgangspunten voor dit deelgebied. Door ondergronds parkeren mogelijk te maken worden mogelijkheden geboden om het centrale plein zodanig in te richten dat parkeren een minder grote rol heeft op maaiveldniveau.

Er wordt voldaan aan de uitgangspunten van het Masterplan. Ten aanzien van de andere (kleinschalige) ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn er vanuit het Masterplan geen belemmeringen.

3.3.3 Woonvisie Borne 2022+

Op 30 mei 2023 is de Woonvisie Borne 2022+ vastgesteld door de gemeenteraad van Borne.

Met de Woonvisie Gemeente Borne 2022+ wordt een blik geworpen in de toekomst van het wonen in Borne. Welke trends worden er gezien en hoe wordt daarmee omgegaan. De Woonvisie biedt een basis voor de afwegingen die in de komende jaren worden gemaakt, om ervoor te zorgen dat Borne ook in de toekomst voldoende passende woningen kan blijven bieden voor haar inwoners en tevens een belangrijke woonfunctie blijft vervullen voor de regio Twente. Aangezien er binnen de woningmarkt sprake is van veel dynamiek en er, ook in het beleid van hogere overheden, in korte tijd veel veranderd is, is de Woonvisie Borne 2018-2028 geactualiseerd.

In de Woonvisie wordt gekeken naar de periode tot 2030 en soms al tot 2040. Duidelijk is dat de huizenmarkt onder druk staat. Met name jongeren hebben grote moeite om een woning te vinden maar ook voor andere doelgroepen wordt het steeds lastiger om aan geschikte woonruimte te komen. De belangrijkste punten uit de woonvisie zijn:

- inzetten op meer koopwoningen, met name voor ouderen en starters;
- in samenwerking met woningbouwcorporatie, vergroten van het aantal huurwoningen;
- bevorderen van de doorstroming in zowel de koop- als huursector;
- stimuleren van flexwonen om de directe woningnood op te vangen;
- inzetten op een goede kwaliteit van woning en woonomgeving;
- een faciliterende rol voor de gemeente ten aanzien van het duurzaamheidsvraagstuk;
- in samenwerking met onze zorgpartners streven naar de mogelijkheid voor ouderen en andere
- kwetsbare doelgroepen met een zorgvraag, zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen;

In de Woonvisie is opgenomen dat uitbreidingslocatie de Bornsche Maten de komende jaren erg belangrijk is om de woningvoorraad te vergroten. Hoewel de wijk momenteel relatief weinig huurwoningen heeft wordt er naar gestreefd om ook hier het aantal sociale huurwoningen en goedkope huurwoningen te verhogen. Ook is het uitgangspunt opgenomen dat inbreiding de voorkeur heeft boven uitbreiding.

Toets
Middels onderhavig bestemmingsplan wordt de buurt De Maten in de Bornsche Maten verdicht; er worden meer woningen gerealiseerd ten opzichte van het eerdere stedenbouwkundige plan, waarbij ook goedkope huurwoningen worden toegevoegd. Daarbij wordt een goede kwaliteit van woning en woonomgeving gerealiseerd, met onder meer voldoene ruimte voor groen. Deze ontwikkeling past binnnen de uitgangspunten van de Woonvisie 2022+.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.

Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.

Toets

Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Onderhavig bestemmingsplan maakt daarnaast de ontwikkeling van circa 20 extra woningen mogelijk in de Maten (B) van de Bornsche Maten. De gronden binnen plangebied liggen binnen het bestemmingsplan Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen en heeft grotendeels de bestemming Wonen- Eschwonen en De Maten (B).

De omvang van het project ligt ruim onder de drempelwaarde (= 100 ha of 2000 woningen) genoemd in kolom 2 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer, waarboven een formele merbeoordeling nodig is.

Er is een vormvrije mer-beoordeling opgesteld (aanmeldnotitie) waarin wordt gemotiveerd dat de verwachten milieugevolgen niet zodagnig groot zijn dat een milieueffectrapport nodig is. Deze is opgenomen in Bijlage 1.
De conclusie is dat het plan naar verwachting geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben. Om deze reden is het naar het oordeel van het college niet nodig dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

4.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0022.png"

Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering

Toets

Binnen Bornsche Maten is sprake van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Uitbreiding kleedkamers De Veste
Ten aanzien van de uitbreiding van De Veste met kleedkamers geldt dat deze bebouwing (ondergeschikte bebouwing ten behoeve van de sporthal) niet dichterbij de omliggende woonbebouwing komt te liggen dan de huidige bebouwing van de sporthal. De afstand tussen deze bebouwing en de grens van de dichtstbijzijnde woning (J.G. Boomkamplaan 17) blijft circa 20 meter.

Wat betreft de andere ontwikkelingen geldt dat de ruimtelijke aanvaarbaarheid van de aanwezige functies reeds getoetst is in het kader van de procedure van het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme en Zenderen'. De afstanden tussen deze functies en de omliggende percelen wordt niet kleiner. De verschillende ontwikkelingen hebben geen impact op de omgeving ten aanzien van zonering (verhoging bouwhoogte) of zijn eerder getoetst op aanvaardbaarheid (tijdelijke school).

Er hebben daarnaast ook geen wijzigingen in de omgeving van de locaties die in onderhavig bestemmingsplan zijn opgenomen plaatsgevonden -bijvoorbeeld doordat er zich nieuwe bedrijvigheid heeft gevestigd- die een nadere bespreking ten aanzien van milieuzonering behoeven.

4.3 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen;
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.

Toets

Het aspect 'geur' is reeds getoetst in het kader van de procedure van het geldende bestemmingsplan. De conclusie was dat voldaan wordt aan de afstand van 100 meter. Met de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan wordt de afstand tot agrarische bedrijven niet verkleind. Een nadere beschouwing op geur is derhalve niet vereist.

4.4 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.

Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval van ernstige bodemverontreiniging is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.

Toets

Voor enkele ontwikkelingen binnen het plangebied is onderzoek naar de kwaliteit van de bodem vereist.
In opdracht van Gemeente Borne is door Ortageo Noordoost B.V. in maart 2021 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie H.F. Roetgerinklaan 1 in Borne. Dit betreft de locatie van de woongebouwen en de parkeergarage ter plaatse van De Veste. De rapportage (verkennend bodemonderzoek H.F. Roetgerinklaan 1 Borne (De Veste), Ortageo, 21 mei 2021, rapport 214568/R02) is als bijlage bij de toelichting gevoegd. Zie Bijlage 4. De resultaten zijn als volgt:

Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt het volgende:
- In de boven- en ondergrond zijn plaatselijk bijmengingen met sporen puin waargenomen. In drie boringen zijn in de bovengrond ook bijmengingen met kolengruis waargenomen. De ondergrond heeft een roesthoudend karakter.
- In de bovengrond met bijmengingen met sporen puin en kolengruis is een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. Deze grond is geclassificeerd als klasse ’industrie’. In de overige bovengrond zijn geen verhogingen aangetoond en is deze geclassificeerd als ‘altijd toepasbaar’.
- In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond, ook is ondanks de roest arseen niet aangetoond in verhoogde gehalten. Deze grond is geclassificeerd als ‘altijd toepasbaar’.
- Er is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen en er is in de fractie < 20 mm van de puinhoudende grond geen asbest aangetoond.

Er zijn geen chemische verontreinigingen aangetoond in gehalten boven de tussenwaarde. Daarnaast is geen asbest aangetoond. Het uitvoeren van een nader onderzoek is niet nodig. De aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor voorgenomen ontwikkelingen op locatie.

Verkennend bodemonderzoek Bornsche Maten 3B en 3D
Tevens is bodemonderzoek verricht in het kader van woningbouw van fase 3B en 3D van Bornsche Maten. De resultaten hiervan zijn vervat in de bijlage zoals opgenomen in Bijlage 3 bij de toelichting.

In onderstaande tabel zijn de resultaten van het bodemonderzoek samengevat weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01_0023.png"

Hoewel voor barium en nikkel wordt plaatselijk de tussenwaarde/interventiewaarde in het grondwater overschreden en gezien het ontbreken van een bekende antropogene bron of oorzaak wordt verwacht dat sprake is van een natuurlijke oorzaak. Nader onderzoek wordt daarom niet zinvol geacht.Op basis van de resultaten van de PFAS-analyse wordt geconcludeerd dat PFAS geen invloed heeft op de voor de algemene parameters vastgestelde bodemkwaliteitsklassen voor deellocatie E, opgenomen in tabel 12.

Asbest
Ter plaatse van de dammen/inritten D1, D2, D3 en D6 is asbest aangetoond (deze liggen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan). De indicatief gewogen gehalten ter plaatse van dam/inrit D1, D3 en D6 ligt beneden de halve interventiewaarden (< 50 mg/kg d.s. (gewogen)) en geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een naderonderzoek asbest. Omdat ter plaatse van de dam/inrit D2 een indicatief (gewogen) gehalte asbest groter dan de helft van de interventiewaarde (> 50 mg/kg d.s. (gewogen)) is aangetoond in de bodem, dient formeel een nader bodemonderzoek (middels sleuven) te worden uitgevoerd ter bepaling van het gehalte asbest. Gezien de kleinschaligheid en duidelijke afbakening van de locatie (een dam) en omdat de gehanteerde onderzoeksintensiteit redelijkerwijs overeenkomt met een nader onderzoek op kleinschalige locaties wordt verondersteld dat de resultaten voldoende representatief zijn voor toetsing aan de interventiewaarde.

Het uitvoeren van een nader onderzoek wordt niet zinvol geacht. Omdat de gewogen gehalten beneden de interventiewaarde liggen is een sanering niet noodzakelijk.

Aanbevelingen
Aanbevolen wordt om bij graafwerkzaamheden in het kader van de voorgenomen ontwikkeling, de puinhoudende grond ter plaatse van enkele dammen gescheiden te ontgraven.

Als grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het ‘meldpunt bodemkwaliteit’. In het kader van kostenefficiëntie adviseren wij om vrijkomende grond zoveel mogelijk binnen de onderzoekslocatie te hergebruiken

Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het bestemmingsplan.

4.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.

De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:

  • Woningen.
  • Onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal).
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven, etc.

Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.

Toets

Wegverkeerslawaai

Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:

  • a. in stedelijk gebied:
      • voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter;
      • voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 200 meter;
  • b. in buitenstedelijk gebied:
      • voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter;
      • voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter;
      • voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 250 meter.

Deze zonering geldt niet:

  • c. voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • d. voor wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt;
  • e. wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveau vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 48 dB (A) of minder bedraagt (art. 74, lid 3 Wgh).

Er worden geen extra geluidgevoelige objecten (zoals woningen) mogelijk gemaakt middels onderhavig bestemmingsplan. De realisatie van woningen binnen het plangebied is reeds mogelijk op grond van het geldende bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme en Zenderen'.

In het kader van het bestemmingplan 'Algemene herziening Borne, Hertme en Zenderen' is ingegaan op het aspect geluid en is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Vanuit geluid zijn er geen belemmeringen of voorwaarden gesteld voor uitvoering van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat ook voor de ontwikkelingen in onderhavig bestemmingsplan geen belemmering aanwezig is vanuit dit aspect.

Railverkeerslawaai en industrielawaai behoeven geen nadere beschouwing, vanwege het ontbreken van spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen.

4.6 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen 

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Toets

De verschillende ontwikkelingen die in onderhavig bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt hebben geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. Ten aanzien van woningbouw geldt dat in het geldende plan een maximaal aantal woningen mogelijk is gemaakt, onder meer voor de buurt De Maten. Het aspect luchtkwaliteit is destijds reeds beschouwd en vormde geen belemmering. Onderhavig plan brengt daar geen wijzigingen in. Ook de andere ontwikkelingen zorgen niet voor extra verkeersbewegingen. Er zijn geen gevolgen voor de luchtkwaliteit in het kader van de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit;

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.

Naast de bovengenoemde wetgeving zijn tevens de volgende AMvB's, Ministeriële Regelingen en/of circulaires van toepassing op de externe veiligheid:

  • Activiteitenbesluit milieubeheer. In dit besluit zijn veiligheidsafstanden en risiconormen ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten opgenomen. Veiligheidsafstanden zijn vastgesteld voor onder andere opslagtanks met propaan/propeen, aardgastankstations, en gasdrukmeet- en regelstations. Voor windturbines geldt het plaatsgebonden risico als risiconorm.
  • Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations. De circulaire is van toepassing bij een besluit ten aanzien van een LPG-tankstation onder werking van het Bevi, dat het mogelijk maakt dat er (meer) personen in de omgeving van een LPG-tankstation aanwezig kunnen zijn. De effecten van bepaalde ongevalsscenario's staan centraal.
  • Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. In deze circulaire zijn veiligheidszones (A-, B- of C-zone) vastgesteld voor de opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Binnen deze veiligheidszones worden de aanwezigheid van activiteiten en/ of objecten uitgesloten.
  • Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten. Deze beleidsregels geven een overzicht van de over de weg vervoerde gevaarlijke stoffen.

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.

Risicokaart

Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.

Toets

In het kader van het geldende bestemmingsplan 'Algemene herziening Bornsche Maten, Hertme en Zenderen' is het aspect externe veiligheid onderzocht. De conclusie ten aanzien van Bornsche Maten derde fase (B) was daarbij als volgt:

Wat betreft de Bornsche Maten, derde fase (B) is bij de inventarisatie geconstateerd dat de functies:

- zich niet bevinden binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen zoals geregistreerd in het “Risico Register Gevaarlijke Stoffen of die vallen onder het Vuurwerkbesluit;
- zich niet bevinden binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet zijn gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen.

Er worden daarnaast geen nieuwe risicobronnen toegevoegd middels onderhavig bestemmingsplan. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

4.8 Water

Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de NOVI en het Nationaal Water Programma 2022-2027 (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Het staat de komende jaren voor grote uitdagingen en blijft werken aan voldoende water (niet te veel, niet te weinig), omgaan met klimaatverandering, voldoen aan de eisen voor waterkwaliteit, de biodiversiteit versterken en daarnaast wordt gewerkt aan duurzame energie en circulair grondstoffengebruik.

In de Watervisie 2050 heeft het waterschap de opgaven beschreven. Daarin wordt geschetst hoe het watersysteem er in 2050 moet uitzien om goed toegerust te zijn voor alle uitdagingen.

Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vloeit rechtstreeks voort uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma beschrijft hoe het waterschap de komende zes jaar werkt aan het realiseren van het gewenste waterbeheersysteem.

Hieronder wordt de Watervisie 2050 en het Waterbeheerprogramma 2022-2027 nader toegelicht.

Watervisie 2050

Het Waterschap Vechtstromen heeft in april 2021 de Watervisie 2050 vastgesteld. In deze Watervisie staat de drie belangrijkste opgaven waaraan Vechtstromen volgens zeven hoofdlijnen wil werken met partners en inwoners.

De drie belangrijkste opgaves zijn:

  • de toenemende droogte en wateroverlast als gevolg van klimaatverandering;
  • de waterkwaliteit die onder druk staat:
  • de transitie naar een duurzame ontwikkeling.

De Watervisie is doorvertaald naar een Waterbeheerprogramma waarin wordt bepaald hoe het Waterschap in de periode 2022-2027 gaat werken aan haar opgaves. In het beheerprogramma is het beleid en de maatregelen opgenomen.

Waterbeheerprogramma 2022-2027
Het waterbeheerprogramma 2022-2027 is in 2021 vastgesteld door het algemeen bestuur van waterschap Vechtstromen. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Voor partners en ingezetenen verschaft het programma inzicht in de wijze waarop het waterschap omgaat met het water in het beheergebied.

Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma sluit aan bij plannen van andere partijen zoals het Nationale waterplan (Nationaal Water Programma 2022-2027), het Stroomgebiedsbeheerplan Rijndelta en de Omgevingsvisie van de provincies Overijssel en Drenthe.

Belangrijk uitgangspunt van het Waterbeheerprogramma is de verandering van het klimaat. De weersomstandigheden zijn steeds minder vaak gemiddeld. Dat merken we de laatste twee decennia steeds duidelijker. De winters worden natter en in de zomer zijn er langere hete en droge perioden en vallen de buien steeds meer lokaal. Deze zomerbuien hebben vaker een zeer hoge intensiteit, wat leidt tot hoge afvoerpieken en overstromingen. Het watersysteem en de waterketen is nog niet goed toegerust op die verandering. Het is nu nog vooral ingericht op basis van gemiddelden - de normale beheersituatie enerzijds en het voorkomen van wateroverlast anderzijds - en niet op langdurige droge periodes en incidentele hoosbuien. Dit betekent dat het watersysteem hervormd moet worden. Daarbij heeft het waterschap de ambitie om te komen tot een klimaatrobuust watersysteem in 2050: een systeem dat zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht tegen een stootje kan en goed is toegerust op veranderingen en grotere weersextremen. Overeenkomstig de Watervisie 2050 zijn de volgende hoofdlijnen aangegeven waar de komende jaren aan gewerkt wordt:

  • Als gevolg van de klimaatverandering wil het waterschap zorgen voor meer balans tussen 'droge voeten' en het beperken van wateroverlast. Dat betekent dat water het leidende principe is voor het inrichten van de leefomgeving in plaats van andersom: water volgend aan de inrichting.
  • Er wordt meer aandacht gegeven aan het vasthouden van water op locatie (niet afwentelen).
  • Regenwater wordt niet als afvalwater beschouwd, maar als bouwsteen in de ontwikkeling van een robuust watersysteem.

Waterstructuur Bornsche Maten
De Bornsche Maten wordt een wijk naar Bornse maat en schaal. Het Twentse landschap vormt daarbij de letterlijke en figuurlijke onderlegger van deze nieuwe wijk. De uiteindelijke situatie ter plaatse en de samenhang daarvan met een totaalvisie voor de Bornsche Maten, zijn met name bepalend voor de maat en schaal. Cultuurhistorie en water zijn daarbij de belangrijke structuurbepalende principes.

Uitgangspunten

De natuurlijke gebiedskenmerken zijn een zeer belangrijk uitgangspunt voor de toekomstige waterhuishouding. In de Nota van uitgangspunten was dan ook opgenomen dat water één van de identiteitsbepalers van de Bornsche Maten vormt. Dat wil zeggen: bij de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk wordt het water in al z'n facetten als leidraad voor het ontwerp gehanteerd. Zowel op hoofdstructuurniveau als op straat- en woningniveau zal, waar relevant, het water een belangrijk en herkenbaar onderdeel zijn van de woonomgeving.

Daarnaast hebben gemeente en waterschap uitgangspunten opgesteld voor het klimaatbestendig inrichten van de wijk. De belangrijkste uitgangspunten zijn:

- Schoon houden wat schoon is;
- Volledig gescheiden afvoerstelsel voor hemelwater en afvalwater;
- Voldoende veiligheid tegen overstromingen;
- Grondwaterneutraal, maar ook droge voeten en geen grondwateroverlast;
- Behoud afvoerfunctie oppervlaktewater;
- Geen afwenteling van het waterbezwaar;
- Voldoende regionale retentie.

Klimaatontwikkelingen
Bij extreme regenval van 70 mm per uur komt in het ontwikkelgebied langs de Oude Slangenbeek voornamelijk de kleur donkerblauw in beeld. Dat betekent meer dan 25 cm waterdiepte. De aanwezige waterhoeveelheid op maaiveld bij deze intensieve bui is verontrustend. Ook op enkele overige locaties langs bestaande greppels is waakzaamheid geboden op grote hoeveelheden water bij intensieve regenval. Advies is dan ook om bij toekomstige bouwobjecten voldoende hoogte en ruimte aan te houden in beekdal gebieden, met name langs (en in de nabijheid) van de Oude Slangenbeek.

Het gedeelte van de Oude Slangenbeek in Borne is benedenstrooms. Het hogere gedeelte ligt in gemeente Hengelo. De Oude Slangenbeek mondt uit in de Bornsebeek. De beek staat op de leggerkaart en is in beheer van waterschap Vechtstromen. Verwachting is dat de beek grotendeels van het jaar droog staat, maar door de kwelvorming kan de beek vernat zijn.

Watertoetsproces
Door Ortageo is een orienterend geohydrologisch onderzoek uitgevoerd (214570/R03 15 juni 2021). Deze is als Bijlage 6 bij de toelichting gevoegd. Doel van het onderzoek is om door het bepalen van de bodemopbouw en doorlatendheid van de bodem vast te stellen of en in welke mate bij de ontwikkeling van de locatie in relatie tot waterbeheer rekening moet worden gehouden met de geohydrologische gesteldheid ter plaatse.

De resultaten van het onderzoek zijn als volgt samen te vatten:
De bodemopbouw op de locatie varieert mede gerelateerd aan de hoogte van het maaiveld. In de bodem is over de gehele locatie een leemlaag met een gemiddelde dikte van 0,5 meter aanwezig. De leemlaag is over het algemeen aanwezig direct onder de humeuze bovengrond doch plaatselijk is de leemlaag dieper gelegen.

Op het zuidoostelijke deel van de locatie manifesteert de leem zich in twee separate lagen. Over het algemeen bemoeilijkt de leemlaag de aanleg en werking van infiltratievoorzieningen. Plaatselijk is de matig tot slecht doorlatende leemlaag aanwezig rond het grondwaterpeil, wat negatieve invloed heeft op de horizontale afstroming in de verzadigde zone.


Aanbevelingen

Waterberging en -infiltratie
Wat betreft waterberging is gezien het hoge grondwaterpeil berging in oppervlaktewater of in bovengrondse infiltratievoorzieningen een geschikte optie. Met betrekking tot bovengrondse infiltratievoorzieningen wordt opgemerkt dat de ruimte in de verticale richting beperkend kan zijn.
Omdat bij infiltratievoorzieningen de onderkant zich waarschijnlijk ter hoogte van de GHG zal bevinden, dient hiermee in het ontwerp rekening te worden gehouden.

Omdat leemlagen en zwak grindige zandlagen aanwezig zijn kan de werking van infiltratievoorzieningen worden belemmerd. Hier kan rekening mee gehouden worden bij het ontwerp, door aanvullende proeven en boringen uit te voeren op de gewenste locatie.

Monitoring
Centraal op de locatie is reeds een monitoringspeilbuis aanwezig. Het gebied ten noorden van de Hemmelhorst behoeft door de hogere ligging geen specifieke aandacht met betrekking tot monitoring.Plaatselijk (zoals ten zuiden van Hemmelhorst 9) is de leemlaag aanwezig op het niveau van de grondwaterspiegel. Deze diepe ligging zal invloed hebben op de manier waarop hemelwater vanaf de locatie afgevoerd zal gaan worden. Aanbevolen wordt bij het ontwerp van de infiltratievoorzieningen hier rekening mee te houden en in dit kader het grondwater te monitoren rond peilbuis E09, E75 en E79.

Ondergrondse parkeergarage De Veste
In verband met de geplande woningbouw is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd (Ortageo, orienterend geohydrologisch onderzoek H.F. Roetgerinklaan 1 (De Veste) in Borne, rapport 214568/R03, 8 juni 2021). Het doel van het onderzoek was om door het bepalen van de bodemopbouw en doorlatendheid van de bodem vast te stellen of en te onderzoeken waar rekening mee gehouden moet worden bij de ontwikkeling van de locatie met betrekking tot het onderwerp water.

Samengevat zijn de uitkomsten van het onderzoek als volgt weer te geven.
Op basis van het literatuuronderzoek en de veldwaarnemingen bevindt de gemiddeld hoogste grondwaterstand zich waarschijnlijk op een diepte van 0,7 à 1,0 m -mv. De onverzadigde bodem (0,5 - 1,0 m -mv) op de locatie bestaat plaatselijk uit humeus, fijn zand, vergelijkbaar met de bovengrond, dat matig waterdoorlatend is. De overige bodem op deze diepte is beter geschikt voor infiltratievoorzieningen. De verzadigde bodemlagen zijn afdoende geschikt voor de afvoer van hemelwater.
Op basis van het onderzoek is beperkt inzicht verkregen in de te verwachten laagste en hoogste grondwaterstanden; aanbevolen wordt een lokale grondwatermonitoringuit te voeren. Gezien de oppervlakte van de locatie kan worden volstaan met één meetpunt. Hiermee kan beter worden bepaald op welke diepte mogelijke infiltratie- en bergingsvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd.

Er heeft in het kader van het geldende bestemmingsplan 'Algemene herziening, Borne, Hertme en Zenderen destijds vooroverleg met het Waterschap plaatsgevonden. De reactie ten aanzien van Bornsche Maten derde fase (B) was destijds als volgt: 'ten opzichte van het geldende bestemmingsplan voorziet dit bestemmingsplan uitsluitend in de uitwerking van de Bornsche Maten 3e Fase (B). Dit betreft geen ontwikkeling die een negatieve invloed zouden kunnen hebben op de waterhuishouding. Voor de Bornsche Maten zijn in het verleden reeds afspraken gemaakt over de waterhuishouding. Dit heeft geleid tot de zogenaamde 'normale procedure' en het voorliggende bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg aan ons voorgelegd. Het plan geeft ons geen aanleiding tot het maken van aanvullende opmerkingen. Het betreft de actualisatie en uitwerking van een eerder vastgesteld plan waarmee wij destijds hebben ingestemd."

Waar nodig dient rekening te worden gehouden met de aanbevelingen zoals hierboven benoemd. Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het plan.

4.9 Ecologie

Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).

Toetsing 

In het kader van bepaalde ontwikkelingen die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maken is een nadere toets op ecologie en bovenstaande thema's vereist.

Natuurbank Overijssel heeft in het kader van onderhavig bestemmingsplan twee briefnotities opgesteld; en briefnotitie in het kader van nieuwbouw van woningen en één in het kader van de realisatie van een parkeerterrein ter plaatse van De Veste (zuidelijk gedeelte). Hieronder worden deze nader besproken.

Briefnotitie woningbouw
Door Natuurbank Overijssel is een briefnotitie opgesteld in verband met de realisatie van woningen. Dit betreft het document van de Natuurbank Overijssel van 10 oktober 2022, effectbeoordeling bouwen circa 150 tot 200 woningen, kenmerk 4554. Deze is als Bijlage 10 bijgevoegd. De locatie van de woningbouwontwikkeling in De Maten maakt hier onderdeel van uit. De resultaten van het onderzoek zijn als volgt:

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, hoeft het initiatief niet getoetst te worden aan de provinciale beleidsregels ten aanzien van de bescherming van het NNN (geen externe werking). Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en toename verkeer in gebruiksfase kan een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van de emissie van stikstofoxiden, niet op voorhand uitgesloten worden. Om te onderzoeken of uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebied, dient een stikstofberekening uitgevoerd te worden (zie hierover meer later in deze paragraaf). Overige negatieve effecten op Natura 2000-gebied kunnen wel worden uitgesloten.

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats.

Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of verblijfplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied. Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het verstoren, beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien het plangebiedbouwrijp gemaakt wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.

Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren amfibieënsoorten, die een vaste (winter)rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling ‘beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen’. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden dienen ze weggejaagd te worden of weggevangen te worden (en elders losgelaten). Indien niet voorkomen kan worden dat een beschermd dier gedood wordt, dient een ontheffing aangevraagd te worden of dient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde en toepasbare gedragscode. Als gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten neemt het plangebied als foerageergebied voor verschillende foeragerende diersoorten af. Dit leidt niet tot wettelijke consequenties.

Resultaten van toetsing aan wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden samengevat:
• Werkzaamheden afstemmen op de voortplantingsperiode van vogels;
• Geen beschermde amfibieën of zoogdieren doden;
• Stikstofberekening uitvoeren.

Briefnotitie realisatie parkeerterrein
Natuurbank Overijssel heeft in een briefrapportage (10 oktober 2022, Effectbeoordeling realisatie parkeerterrein De Veste Borne, kenmerk 4553) de resultaten opgenomen van het uitgevoerde onderzoek. De notitie is opgenomen in Bijlage 9. De resultaten zijn als volgt:

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, hoeft het initiatief niet getoetst te worden aan de provinciale beleidsregels ten aanzien van de bescherming van het NNN (geen externe werking). Het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied neemt toe als gevolg van het gebruik van het nieuwe parkeerterrein. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en de afstand tussen het plangebied en Natura 2000-gebied, is het niet aannemelijk dat uitvoering van de voorgenomen activiteiten zal leiden tot een negatief effect op Natura 2000-gebied. Volledigheidshalve is wel een berekening van de stikstofdepositie uitgevoerd, zie bijlage Bijlage 7. Overige negatieve effecten op Natura 2000-gebied kunnen worden uitgesloten.

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde vogel- en grondgebonden zoogdiersoorten uitsluitend benut als foerageergebied. Vleermuizen bezetten geen verblijfplaats in het plangebied en benutten het ook niet als foerageergebied. Het plangebied vormt geen geschikt functioneel leefgebied voor amfibieën.

Als gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten neemt het plangebied als foerageergebied voor verschillende grondgebonden zoogdier- en vogelsoorten af. Dit leidt niet tot wettelijke consequenties.

Als gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten zijn er geen wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming.

Resultaten van toetsing aan wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden samengevat:
• Geen;

Stikstofdepositie
Er is een Aeriusberekening uitgevoerd door Natuurbank Overijssel, om te bepalen welke gevolgen het aanleggen van de ondergrondse parkeergarage heeft voor stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden. Het rapport is als Bijlage 8 bij de toelichting opgenomen. De conclusies hiervan zijn als volgt:

De activiteiten in de ontwikkelfase leiden gezamenlijk tot een NOx-emissie van 70,9 kg/jaar en een NH3-emissie van 0,8 kg/jaar. Het uitvoeren van de voorgenomen activiteit gedurende de ontwikkelfase, leidt echter niet tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. De voorgenomen activiteit leidt niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft dan ook geen Wet natuurbeschermingvergunning aangevraagd te worden.

De activiteit in de gebruiksfase leidt tot een NOx-emissie van 1,6 kg/jaar en een NH3-emissie van 0,1 kg/jaar. Het uitvoeren van de voorgenomen activiteit gedurende de gebruiksfase, leidt echter niet tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. De voorgenomen activiteit leidt niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft dan ook geen Wet natuurbescherming-vergunning aangevraagd te worden.

Er is eveneens een Aeriusberekening uitgevoerd in het kader van 100 extra woningen die worden gerealiseerd in de Bornsche Maten, waaronder De Maten. Conclusie daarvan is dat de activiteiten in de ontwikkelfase niet leiden tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. Ook voor de activiteiten in de gebruiksfase geldt dat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied.Er zijn geen rekenresultaten die leiden tot een significant negatief effect op deze natuurgebieden. De voorgenomen activiteiten in de gebruiks- en ontwikkelfase leiden niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen Wet natuurbescherming vergunning aangevraagd te worden.De rapportage is bijgevoegd als Bijlage 8.

Conclusie
Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat ten aanzien van het aspect ecologie geen belemmeringen zijn voor uitvoering van het bestemmingsplan.

4.10 Archeologie en Cultuurhistorie

Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.

Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Archeologie

Er heeft aanvullend archeologisch onderzoek plaatsgevonden op 23 maart 2022 (Bijlage 11). Hieruit blijkt dat de locatie kan worden vrijgegeven. Er zijn in het onderzoeksgebied geen behoudenswaardige archeologische resten aangetroffen. Er is geen aanleiding om over te gaan tot een meer grootschalige vorm van archeologisch onderzoek in de vorm van een opgraving. Door het uitvoeren van het onderzoek en de conclusies van het onderzoek is het niet vereist om de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie Hoog' te behouden. Deze wordt verwijderd. De locatie kan worden vrijgegeven.

Toets
Vanuit archeologie zijn er geen belemmeringen.

Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.

Toets
Er bevinden zich ter plaatse van de voorgenomen uitbreiding geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten. Er is ter plaatse geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden. Gesteld wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de ontwikkelingen die zijn opgenomen in dit plan.

4.11 Fysieke veiligheid en brandweer

4.11.1 Algemeen

Wanneer de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak noodzakelijk. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan, in geval van een incident, zo goed mogelijk hulp worden geboden. Een goede bereikbaarheid van gebieden alsmede de aanwezigheid van voldoende bluswater is een voorwaarde voor een snelle hulpverlening. Een goede bereikbaarheid van inwoners van een wijk is ook nog op een andere manier van belang. In geval van een zwaar ongeval of ramp, is het noodzakelijk om de bevolking in de omgeving zo snel mogelijk te kunnen informeren en adviseren ('ramen en deuren sluiten'). Via het sirenenet kan de bevolking worden bereikt en erop worden geattendeerd om de radio of televisie in te schakelen (de zogenaamde 'rampenzender').

4.11.2 Bluswatervoorziening

Om branden te kunnen blussen maakt de brandweer doorgaans gebruik van water. Om in geval van een brand voldoende bluswater beschikbaar te hebben of te krijgen, moeten van tevoren maatregelen getroffen worden. Deze maatregelen worden aangeduid als 'de bluswatervoorziening'. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen:

  • De primaire bluswatervoorziening voorziet in de mogelijkheid om snel een redelijke hoeveelheid bluswater permanent beschikbaar te hebben. Over het algemeen bestaat de primaire bluswatervoorziening uit ondergrondse brandkranen die zijn aangesloten op het waterleidingnetwerk. Op 40 meter van elk object moet zich een ondergrondse brandkraan bevinden die een minimale hoeveelheid bluswater van 60 m3/uur levert. In bepaalde omstandigheden (geen hoogbouw, geen bijzondere risicofactoren, geen bijzondere objecten met veel personen tegelijkertijd aanwezig) kan 30 m3/uur voldoende zijn;
  • Een secundaire bluswatervoorziening is een bluswatervoorziening naast de primaire bluswatervoorziening, die wordt gebruikt als de primaire bluswatervoorziening uitvalt of ontoereikend is of om onnodig gebruik van leidingwater te voorkomen. Onder secundaire bluswatervoorziening worden blusvijvers of brandputten verstaan met een minimale capaciteit van 90 m3/uur gedurende minimaal 4 uur;
  • Tertiaire bluswatervoorzieningen zijn bedoeld ten behoeve van de rampenbestrijding (neergestort vliegtuig, ontplofte LPG-tankwagen) en moeten in principe onbeperkt grote hoeveelheden bluswater kunnen leveren. Met behulp van dompelpompen wordt dit bluswater van bijvoorbeeld meren of kanalen naar het rampgebied getransporteerd.

Toets

In beginsel dienen de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen te voldoen aan de handreiking 'bereikbaarheid en bluswatervoorziening' ((brandweer Nederland 2019). Binnen de Bornsche Maten zijn diverse primaire en secundaire bluswatervoorzieningen aanwezig. Het gebied is via diverse routes te bereiken. Een aandachtspunt vormen nieuwe ontwikkelingen binnen het gebied, zoals de parkeergarage. Deze dienen wederom getoetst te worden aan de handreiking (op objectniveau). Dit zal bij een aanvraag omgevingsvergunning nader worden getoetst.

4.11.3 Bereikbaarheid en brandweerzorgnorm

Aan de hand van een analyse van enige honderden branden in woningen in Nederland zijn gegevens verkregen over de relatie tussen de opkomsttijd van de brandweer en het verloop (en de gevolgen) van branden. In de Handleiding brandweerzorg (Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag, mei 1992) zijn de resultaten opgenomen van onderzoek naar de relatie tussen opkomsttijd en de volgende onderwerpen:

  • De ontwikkeling van schade;
  • De kans op dodelijke slachtoffers; en
  • De kans op het slagen van reddingen.

Kort samengevat blijkt de opkomsttijd van de brandweer sterk van invloed te zijn op de schade die ontstaat bij brand, de kans op dodelijke slachtoffers door brand en op het slagen van reddingen bij brand. Dit geldt ook voor hulpverleningen (verkeers- en bedrijfsongevallen met veelal beknellingen) en voor ongevalbestrijding: een korte opkomsttijd geeft de grootste kans op het beperken van het aantal, het overleven en het herstel van slachtoffers. Een goede bereikbaarheid van branden en ongevallen heeft dan ook een belangrijke invloed heeft op de effectiviteit van het brandweerwerk en daarmee op de veiligheid van de burgers.

Toetsing

In beginsel dienen de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen te voldoen aan de handreiking 'bereikbaarheid en bluswatervoorziening' ((brandweer Nederland 2019). De brandweerkazerne is gelegen aan De Bieffel 11 in het noordelijke deel van Borne. Vanaf deze locatie kan de brandweer overal in de kern theoretisch binnen de norm aanwezig zijn.

Binnen de Bornsche Maten zijn diverse primaire en secundaire bluswatervoorzieningen aanwezig. Het gebied is via diverse routes te bereiken. Een aandachtspunt vormen de nieuwe ontwikkelingen binnen het gebied. Deze dienen wederom getoetst te worden aan de handreiking (op objectniveau). Ook kan hier sprake zijn van een maatwerk advies op basis van risico's (bijv. parkeergarage en bovenwoningen ikv brandveiligheid).

Door Brandweer Twente is een berekening van de opkomsttijd opgesteld. De berekening betreft de theoretische opkomsttijd en kan in praktijk verschillen met de daadwerkelijke opkomsttijd. Redenen voor een vertraging kunnen bijvoorbeeld wegwerkzaamheden zijn. Op basis van het dekkingsplan 2021-2024 constateren wij dat het plangebied in categorie 2 valt; “woningen en gebouwen voor zelfredzame personen”. Gelet op het grotendeels conserverende karakter en de inbreiding van de plannen wordt aangenomen dat de opkomsttijd niet anders is dan eerder vastgesteld. Aanvullende maatregelen zijn derhalve niet nodig. (Nieuwe) fysieke belemmeringen kunnen een nadelig effect hebben op de opkomsttijden. Het toevoegen van bijvoorbeeld (uitneembare) paaltjes of drempels hebben invloed op de rijtijd.

4.11.4 Alarmeren bevolking

De sirene is een hulpmiddel van de overheid om mensen te kunnen waarschuwen voor acute gevaren. Dit systeem zal echter na 2020 verdwijnen. Daarna zullen de aanwezige personen in bedreigd gebied worden gewaarschuwd middels NL-Alert. Dit is bijvoorbeeld het geval als er gevaarlijke stoffen vrijkomen bij een brand of ongeval. In het bericht wordt tevens het handelingsperspectief vermeld, zodat de personen die in het bedreigde gebied bevinden weten hoe te handelen.

Toetsing

Een deel van de Bornsche Maten valt buiten de theoretische dekking van de waarschuwings- en alarmering sirene. Er is echter nog geen besluit genomen of dit systeem behouden blijft. In geval van incidenten wordt ook gebruik gemaakt van NL-alert. Gelet op deze situatie is het bijplaatsen van een WAS-sirene buitenproportioneel.

4.12 Verkeer / parkeren

Verkeer en ontsluiting
De ontwikkelingen die in onderhavig bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt hebben geen gevolgen ten aanzien van het aspect verkeer. De Maten wordt wat verdicht, waardoor er circa 20 woningen extra worden gerealiseerd. Het aantal verkeersbewegingen dat hierdoor extra ontstaat vormt geen belemmering voor het aspect verkeer.

Ten aanzien van de ondergrondse parkeergarage geldt dat deze een ontsluiting krijgt aan de west- of zuidzijde van de parkeergarage. Deze gewenste locatie van ontsluiting is middels een aanduiding in de regels van dit bestemmingsplan vastgelegd.

Parkeren
Het parkeren ten behoeve van de Maten zoals opgenomen in dit plan vindt geclusterd plaats, in parkeerkoffers en haaks op de weg. Dit betreffen parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Op de percelen waar de twee onder een kap woningen worden gerealiseerd, wordt parkeren deels op eigen terrein opgelost. De gemeente Borne heeft normen voor parkeren vastgelegd in de Nota parkeernormen gemeente Borne (3 juli 2018).

In de Nota parkeernormen gemeente Borne is opgenomen dat bij een totale gebiedsontwikkeling, nieuwbouwwijken, ook de openbare ruimte onderdeel kan zijn van de plannen. In dergelijke situaties (doorgaans betreft dit een nieuw bestemmingsplan) wordt een parkeerbalans opgesteld voor het totale gebied, inclusief de openbare ruimte. Er worden dan minder parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd, maar dit wordt door de ontwikkelaar gecompenseerd in de openbare ruimte. De parkeernormen en berekeningssystematiek blijven uiteraard wel van kracht.

Voor aaneengebouwde woningen (rijwoningen) geldt, inclusief het bezoekersparkeren, een parkeernorm van 1,8 parkeerplaatsen per woning. Deze parkeergelegenheid mag in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Deze norm wordt ook aangehouden voor de patiowoningen. Voor de twee onder een kap woningen en levensloopbestendige woningen geldt een norm van 2,7 per woning. Voor de beneden-bovenwoningen wordt een norm van 1,3 parkeerplaatsen aangehouden (categorie studio), op basis van de nota Parkeernormen gemeente Borne. In de openbare ruimte en op de percelen is voldoende ruimte om deze parkeerplaatsen te realiseren.

In de regels van dit bestemmingsplan zijn regels omtrent parkeren opgenomen.

 

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

5.2 Opbouw van de regels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Bedrijfsvloeroppervlak (bvo) .
Bij het bepalen van het bedrijfsvloeroppervlak (bvo) gaat het om ruimten die voor het publiek toegankelijk zijn alsmede ruimten die alleen voor personeel te bereiken is. Het bedrijfsvloeroppervlak betreft het oppervlak dat ligt binnen de uitwendige scheidingsconstructie, dus exclusief balkons, buitenmuren en scheidingswanden. Technische ruimten zijn ruimten waarin zich de technische apparaten bevinden die nodig zijn om onder andere het gebouw te verwarmen of te koelen en die alleen bereikbaar hoeven te zijn voor monteurs die onderhoud plegen aan de desbetreffende apparaten.

Wijze van meten:
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

5.2.2 Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen bestemmingen aan de orde.

De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving: de omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.
  • bouwregels: in de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
  • nadere eisen: in deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de regels waaraan het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen. Alleen daar waar het wenselijk is om bij de vergunningverlening sturend te kunnen optreden, heeft de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen toegevoegde waarde. De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen dient objectief begrensd te zijn en duidelijke criteria te bevatten;
  • Afwijken van de bouwregels (indien van toepassing): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan;
  • Specifieke gebruiksregels (indien van toepassing): in dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
  • Afwijken van de gebruiksregels (indien van toepassing): in dit onderdeel is aangegeven dat met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via deze afwijkingsmogelijkheid kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.
5.2.3 Algemene regels
  • Anti-dubbeltelregel: deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
  • Algemene bouwregels: deze bepaling bevat algemene regels omtrent bouwhoogtes en ondergronds bouwen;
  • Algemene gebruiksregels: In dit artikel zijn algemene regels met betrekking tot het gebruik van de gronden en opstallen in het plangebied opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan en is een regeling ten aanzien van evenementen opgenomen.
  • Algemene aanduidingsregels: dit artikel bevat bepalingen ten aanzien van de op de verbeelding opgenomen geluidszones en veiligheidszones;
  • Algemene afwijkingsregels: in deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om ontheffing te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
  • Algemene wijzigingsregels: in deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
  • Algemene procedureregels: in deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen en het toepassen van een afwijkings- en een wijzigingsbevoegdheid.
  • Overige regels: in dit artikel zijn onder meer voorwaarden opgenomen ten aanzien van de aspecten parkeren en laden en lossen.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
  • Overgangsrecht: bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid; Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro; Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
  • Slotregel: deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

5.3 Bestemmingen

Het plan kent verschillende bestemmingen, evenals dubbelbestemmingen. Deze worden hierna kort toegelicht. Een dubbelbestemming geldt naast de regeling die is verbonden aan de overige bestemmingen ter plekke, aan beide moet worden getoetst.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Aanduidingen bevatten meer specifieke voorwaarden die gesteld worden aan het gebruik of het bouwen en gelden voor een specifiek gebied of pand binnen het bestemmingsplangebied. Een aanduiding kan gelden voor een gebied waarbinnen meerdere bestemmingen aanwezig zijn. Een voorbeeld van een aanduiding is de aanduiding "horeca", dat soms gebruikt wordt om aan te geven dat binnen een specifiek pand horeca is toegestaan.

Eschwonen - De Maten (A)
Aan de woonbuurten Eschwonen en De Maten 3e fase (A) is een aparte woonbestemming toegekend, waarbij de systematiek zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan is overgenomen. Dit vanwege het feit dat in deze gebieden meer vrijheid wordt geboden, maar wel de van belangzijnde stedenbouwkundige eisen zijn vastgelegd. In de regels zijn onder meer bepalingen opgenomen ten aanzien van de rooilijnen, de goothoogte, breedte- en dieptematen en afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen.

Eschwonen en de Maten (B)
Aan de woonbuurten Eschwonen en De Maten 3e fase (B) is een aparte woonbestemming toegekend, waarbij de uitgangspunten uit het Masterplan waar nodig zijn overgenomen. Dit vanwege het feit dat in deze gebieden meer vrijheid wordt geboden, maar wel de van belang zijnde stedenbouwkundige eisen zijn vastgelegd. In de regels zijn onder meer bepalingen opgenomen ten aanzien van de rooilijnen, de goothoogte, breedte- en dieptematen en afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen.

Wonen-De Maten (B1)
Aan het gedeelte van De Maten is een aparte woonbestemming toegekend. Binnen deze bestemming zijn beneden-bovenwoningen toegestaan ter plaatse van de betreffende aanduiding. In de regels zijn onder meer bepalingen opgenomen ten aanzien van de rooilijnen, de goothoogte, breedte- en dieptematen en afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen.

Gemengd-2
De bestemming 'Gemengd - 2' is van toepassing op De Veste 3e fase. Het is toegestaan om hier te wonen (op de verdieping). Verder zijn onder meer dienstverlening, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, horeca en lichte bedrijvigheid toegestaan op de begane grond. Er zijn binnen deze bestemming twee bouwvlakken opgenomen, waarbinnen gezamenlijk maximaal 46 woningen mogen worden gebouwd.

Gemengd-3
Gronden van De Veste met een verscheidenheid aan functies hebben de bestemming 'Gemengd - 3' gekregen. Deze bestemming is onder meer bedoeld voor horeca tot maximaal categorie 1a, maatschappelijke dienstverlening, sportvoorzieningen en ondergeschikte horeca ten behoeve van de maatschappelijke dienstverlening en sportvoorzieningen.

Groen
Het aanwezige beeldbepalend-, structureel- en begeleidend groen is in dit bestemmingsplan bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn naast groenvoorzieningen onder andere wandel- en fietspaden, speeltoestellen, straatmeubilair en kunstwerken, waterpartijen en watergangen en voorzieningen van algemeen nut toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling' is tevens een fietsenstalling mogelijk.

Maatschappelijk
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn gebouwen ten behoeve van scholen, kinderopvang en buitenschoolse opvang toegestaan. Daarnaast is maatschappelijke dienstverlening in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Maatschappelijk toegestaan en daarmee vergelijkbare functies. In de bijlage bij de regels is deze lijst opgenomen.

Speelvoorzieningen zijn als medegebruik bij onderwijs toegestaan. Dit betekent dat bijvoorbeeld op een schoolterrein medegebruik als speelvoorziening mogelijk is. Het spelen op het schoolplein is dan niet alleen voorbehouden aan de kinderen die op die school zitten, maar ook andere kinderen, bijvoorbeeld uit de buurt, kunnen na schooltijden van het terrein gebruik maken. Met name gelet op de tijdsduur van het gebruik is het spelen ondergeschikt. Het grootste deel van de dag is het gebruik van het terrein ten behoeve van de school. Op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan wordt juridisch vastgelegd dat een deel van het schoolterrein niet ingericht mag worden ten behoeve van spelen.

Maatschappelijk-Voorlopig
Deze bestemming is toegekend aan de gronden die tijdelijk gebruik worden ten behoeve van een onderwijsinstelling. Deze bestemming staat noodlokalen en bijbehorende voorzieningen (o.a. schoolplein) toe. De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt bedraagt een termijn tot 1 januari 2024. De voor 'Maatschappelijk - Voorlopig' aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de termijn bestemd voor 'Wonen - Eschwonen en De Maten (A)'.

Tuin
De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de voortuinen (en zijtuinen in geval van hoekpercelen) behorende bij de in het plangebied voorkomende woningen. Deze gronden zijn bedoeld voor de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

Verkeer-verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is toegekend aan de wegen met als functie verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden. Daarnaast zijn binnen deze bestemming onder andere groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, kunstwerken en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

Wonen
Een klein deel van het plangebied is bestemd als 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn aanduidingen, zoals 'vrijstaand' (uitsluitende vrijstaande woningen toegestaan) en 'aaneengebouwd uitgesloten' opgenomen. Twee onder een kap woningen en geschakelde woningen zijn eveneens toegestaan. Binnen de bestemming Wonen mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht. Per type woning is bepaald wat de minimale breedte is van de bouwpercelen. Door middel van het envelop-principe is bepaald wat de toegestane dakhelling van de woningen is. Bijgebouwen mogen in en buiten het bouwvlak worden gebouwd, het maximale oppervlakte aan bijgebouwen is afhankelijk van de perceelsomvang. De afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter.

Binnen de bestemming 'Wonen' is een beroep aan huis rechtstreeks toegestaan. De werkzaamheden mogen plaatsvinden binnen de woning en bijbehorende bouwwerken, mits de oppervlakte hiervan niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bouwwerken met een maximum van 45 m2.

Voorwaardelijke verplichting hagen en erfafscheidingen
Binnen de verschillende bestemmingen die woningen (Eschwonen- De Maten A, B, B1 en Wonen) mogelijk maken is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van de aanleg en instandhouding van hagen en erfafscheidingen op de bouwpercelen.

Hierbij wordt voor de termijn waarop uitvoering moet zijn gegeven aan de voorwaardelijke verplichting onderscheid gemaakt tussen de bestaande/ontwikkelde bouwpercelen (die reeds in gebruik zijn voor wonen) waar deze voorzieningen gewenst zijn en nog te ontwikkelen bouwkavels waar deze elementen dienen te worden aangebracht en in stand moeten worden gehouden.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen betreffen veelal geen ontwikkelingen waarbij sprake is van een ontwikkeling die is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en waarvoor een exploitatieplan vereist is of is reeds sprake van een geldend exploitatieplan. De legesverordening is waar relevant van toepassing.

Daar waar wel een dergelijk plan is voorzien wordt zo nodig een exploitatieovereenkomst gesloten met de initiatiefnemers. De gemeentelijke kosten komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Overijssel

Er heeft vooroverleg plaatsgevonden met de provincie. Op 18 februari 2023 heeft de provincie ingestemd met het plan.

Waterschap Vechtstromen
Op 2 december 2022 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 9 maart 2023 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging is 1 zienswijze binnengekomen. Dit heeft geleid tot enkele kleine aanpassingen in het vastgestelde bestemmingsplan.