direct naar inhoud van Regels
Plan: Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Bornsche Maten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Bornsche Maten met identificatienummer NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz007-vg01 van de gemeente Borne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woningen

woningen welke worden gekenmerkt door aaneengebouwde hoofdgebouwen.

1.6 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel.

1.7 achtergevellijn

denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bed en breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan maximaal 15 personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.11 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroep-aan-huis daaronder niet begrepen.

1.12 bedrijf-aan-huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw, niet zijnde een woning, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

het totale vloeroppervlak van alle inpandige ruimten die voor de individuele bedrijfsvoering benodigd is, met uitzondering van technische ruimten.

1.15 bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.16 beneden-bovenwoning

twee zelfstandige woningen, één beneden en één boven, die er gezamenlijk uitzien als een rijwoning.

1.17 beroep-aan-huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.18 bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat:

  • a. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  • b. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarbij de aanvraag omgevingsvergunning voor dat tijdstip is ingediend.
1.19 bestaand hoofdgebouw

het hoofdgebouw zoals aanwezig op 11 april 2019;

1.20 bestaande bewoner

Bewoner van een bouwperceel op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan 

1.21 bestaande woning

een woning welke op het moment van inwerkingtreding van dit plan bestaat of in uitvoering is of na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning.

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende vergunning;

1.25 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.26 bouwblok
1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in de grond.

1.33 carport

een overkapping met een open constructie zonder eigen wanden, aangebouwd aan het hoofdgebouw, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk.

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.35 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.36 evenement

incidenteel, kortstondig gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen zoals bedoeld in artikel 2.24 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Borne met uitzondering van kleine evenementen zoals bedoeld in artikel 2.25, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Borne;

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, niet zijnde een overkapping.

1.38 geluidsgevoelige functie

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies zoals zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven.

1.39 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen, zijnde woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

1.40 geschakelde woning

woningen waarvan de internetverkoopen door middel van een bijgebouw of bijgebouwen met elkaar zijn verbonden.

1.41 gestapelde woningen

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen (niet zijnde twee-aan-een gebouwde woningen dan wel aaneengebouwde woningen dan wel beneden-boven woningen), waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.42 gevellijn

de aanduiding, waar de voorgevel van een hoofdgebouw naar toe is gekeerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.43 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.44 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.45 huishouden

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.46 ingreep

bodemroerende werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van het bouwen van (ondergrondse) bouwwerken.

1.47 internetverkoop

detailhandel via internet, waarbij ter plaatse uitsluitend opslag, inpakken en verzenden plaatsvinden en waarbij publiek niet ter plaatse te woord wordt gestaan en geholpen.

1.48 inwoning

woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een ander huishouden kan worden bewoond zonder daarbij in ieder geval afhankelijk te zijn van de volgende wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte: keuken, badkamer en toilet.

1.49 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.50 kelder

een onder het peil gelegen deel van een gebouw.

1.51 lijst van bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven en bedrijfsactiviteiten bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals die lijst is opgenomen in de bijlagen behorende bij deze regels.

1.52 maatschappelijk

het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, onderwijs, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven en opvoeding.

1.53 nevenactiviteiten

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een bouwperceel.

1.54 ondergeschikte horeca

het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca), met dien verstande dat:

  • a. het houden van feesten en partijen niet is toegestaan;
  • b. er geen reclame wordt gemaakt ten behoeve van de horecavoorziening en;
  • c. de toegang tot de horecavoorziening dezelfde is als de toegang van de hoofdfunctie.
1.55 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.56 overig bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.57 overkapping

een bouwwerk, omsloten door maximaal drie wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder niet wordt begrepen een carport.

1.58 paardenbak

een omheinde ruimte (geen gebouw zijnde) welke geschikt is gemaakt voor het berijden, trainen of africhten van paarden. De ondergrond is veelal vervangen door een zandbed, al dan niet aangevuld met en dempende en drainerende laag.

1.59 patiowoning

en woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.60 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.61 perceelsgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.62 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.63 recreatief medegebruik

recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden alsmede rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.

1.64 rooilijn

de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of aan de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden.

1.65 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.66 supermarkt

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel in voedings- en genotmiddelen; 

1.67 twee-aaneen gebouwde woningen

een blok van twee-aaneengebouwde woningen.

1.68 verkoopvloeroppervlak (vvo)

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel.

1.69 vloeroppervlak(te)

de grootte van de gebruiksoppervlakte van een vloer.

1.70 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.71 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.72 voorgevelrooilijn
  • a. de voorste bouwgrens, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens in deze regels toegelaten afwijkingen;
  • b. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van het bestaand bouwwerk: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van het bestaand bouwwerk, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; op een hoekperceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn.
1.73 vrijstaande woning

een woning waarvan het internetverkoop vrijstaat van andere hoofdgebouwen.

1.74 weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.75 wonen

het gebruiken van (een gedeelte van) een gebouw ten behoeve van het huisvesten van maximaal één huishouden met uitzondering van inwoning.

1.76 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden met uitzondering van inwoning.

1.77 woonfunctie

de woning wordt of kan worden gebruikt om te wonen.

1.78 zijgevel

een gevel van een hoofdgebouw niet zijnde een voor- of achtergevel.

1.79 zijgevellijn

denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens:

de kortste afstand van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).

2.10 Ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

3.1.1 De Veste 2

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 2':

  • a. wonen op de verdieping met daaronder begrepen beroep-aan-huis;
  • b. inwoning;
  • c. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat een supermarkt niet is toegestaan;
  • d. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • e. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  • f. horeca uit maximaal categorie 1a uit de Lijst van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond;
  • g. bedrijven uit maximaal categorie 1 en/of 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijf, uitsluitend op de begane grond;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen - algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen binnen de bouwvlakken gezamenlijk bedraagt maximaal 46 woningen;
  • b. de hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • e. de hoofdgebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 3 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder f zijn de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, toegestaan;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e en f zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 2', platte daken toegestaan;
3.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij wonen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij wonen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • d. de oppervlakte van overkappingen bedraagt maximaal 20 m2;
  • e. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 55 m²;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 3 meter bedraagt;
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 De Veste 2

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. De totale vloeroppervlakte van detailhandel bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 2', maximaal 1000 m².
3.4.2 Beroep aan huis

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m².
3.4.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. activiteiten op het gebied van verslavingszorg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 2'.
  • d. een supermarkt
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het internetverkoop of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het internetverkoop is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het internetverkoop en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².
3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het maximaal toegestane aantal woningen op een bouwperceel te verlagen tot het aantal bestaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 2', mits:

  • a. een termijn van tenminste één jaar is verstreken na 19 januari 2019;
  • b. op het moment van verstrijken van de onder a genoemde termijn geen sprake is van een aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning.

Artikel 4 Gemengd - 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

4.1.1 De Veste

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 1' uitsluitend voor:

  • a. horeca uit maximaal categorie 1a zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten;
  • b. maatschappelijke dienstverlening;
  • c. sportvoorzieningen;
  • d. ondergeschikte horeca ten behoeve van sub b en c.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • d. de hoofdgebouwen worden plat afgedekt;
4.2.2 Bijgebouwen en overkappingen - algemeen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de oppervlakte van overkappingen bedraagt maximaal 30 m²;
4.2.3 Bijgebouwen - De Veste 1

In afwijking van het bepaalde in 4.2.2 gelden voor het bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 1' de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3,3 meter bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 6 meter bedraagt;
  • e. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen buiten het bouwvlak maximaal 130 m2 bedraagt;
  • f. de oppervlakte per bijgebouw maximaal 75 m2 bedraagt.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevel en maximaal 2 meter achter de voorgevel met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 3 meter bedraagt met dien verstande dat de bouwhoogte van speeltoestellen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 1', maximaal 5 meter bedraagt.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. activiteiten op het gebied van verslavingszorg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 1'.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. kunstwerken en speelvoorzieningen;
  • c. perceelsontsluitingswegen en uitwegen;
  • d. overige ondergeschikte verhardingen;
  • e. recreatief medegebruik;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', parkeerplaatsen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling', een fietsenstalling;
  • h. wandel- en fietspaden;
  • i. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken bedraagt maximaal 5 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken voor de bouw van een aanlegsteiger, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 20 m² en de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van:

  • a. de realisatie van parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. is aangetoond dat parkeren op eigen terrein structureel ontoereikend is;
    • 2. er geen alternatieven aanwezig zijn;
    • 3. de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft;
    • 4. deze landschappelijk worden ingepast.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • c. fietsenstallingen;
  • d. groenvoorzieningen en tuinen;
  • e. ondergeschikte horeca;
  • f. ondergeschikte kantoren en dienstverlening;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. verhardingen;
  • j. wandel- en fietspaden;
  • k. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofd- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in sub g ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen school', 1 bijgebouw mag worden gerealiseerd welke gelegen is tussen de gevel van het hoofdgebouw gesitueerd aan de Aakamp en de gevel van het hoofdgebouw gesitueerd aan de Hemmelhorst;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)', de oppervlakte van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal de aangegeven oppervlakte bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat indien ter plaatse geen aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen maximaal 4,5 meter meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', aangegeven goothoogte;
  • e. de hoofdgebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:

  • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het zoals vermeld in Envelop-principe, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
  • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;

met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';

  • f. bijgebouwen worden 1 meter achter de voorgevellijn opgericht;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,3 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw maximaal bedraagt:
  • 1. 3,3 meter of;
  • 2. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag of;
  • 3. de bouwhoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw;

  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • i. de oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak bedraagt per bouwperceel maximaal 55 m²;
  • j. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • k. de oppervlakte van overkappingen bedraagt per bouwperceel maximaal 20 m².

6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
  • b. de bouwhoogte van tuinmeubilair maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 3 meter bedraagt.
6.2.3 Parkeren
  • a. De gronden mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat op eigen terrein of in de openbare ruimte in de nabijheid van het gebouw voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • b. Bij omgevingsvergunning voor het bouwen wordt conform de Nota Parkeernormen Gemeente Borne en hierop volgende Nota's inzake parkeren bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Algemene regels
  • a. Het bedrijfsvloeroppervlak bedraagt voor ondergeschikte kantoren, dienstverlening en horeca gezamelijk maximaal 40 % van de bedrijfsvloeroppervlakte van het gebouw;
  • b. Het bedrijfsvloeroppervlak bedraagt voor het bepaalde in 6.1 onder b maximaal 250 m² van de bedrijfsvloeroppervlakte van het gebouw.
6.3.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. zelfstandige horeca met uitzondering van het bepaalde in 6.1 onder d;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. activiteiten op het gebied van verslavingszorg ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • d. speelterrein ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein uitgesloten'.
6.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en de aanleg van en omvang van parkeergelegenheid:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', uitsluitend de aanleg, instandhouding en bescherming van de houtwal;
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals erfafscheidingen), bedraagt maximaal 1 meter;
  • d. aan een voorgevel dan wel aan een zijgevel van het hoofdgebouw, die gericht is op de weg of het openbare groen, mag een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 6 m² bedraagt;
    • 2. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal 3,3 meter bedraagt;
    • 4. de afstand tussen de portaal of erker tot de voorperceelsgrens bedraagt minimaal 1 m ;
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 sub c voor de bouw van erfafscheidingen met een maximale hoogte van 2 m, met dien verstande dat er vanaf 1 m hoogte sprake is van een open constructie (minimaal 80% open).

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een verboden gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. het kappen van de houtwal, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal'.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. fietsenstallingen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. kunstwerken en speelvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage', tevens een ondergrondse parkeergarage;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' tevens een speelterrein;
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken bedraagt maximaal 5 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van een luifel bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel', maximaal 11 meter;
  • d. De ontsluiting van de ondergrondse parkeergarage zoals bedoeld in 8.1 onder g dient gerealiseerd te worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- ontsluiting ondergrondse parkeergarage'.
8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis;
  • b. inwoning;

met de daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • d. tuinen en erven;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen - algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen binnen een bouwvlak bedraagt het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het maximum aangegeven aantal woningen bedraagt;
  • b. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak of indien geen bouwvlak aanwezig is in het bouwblok;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. de woningen mogen zowel aaneengebouwd, twee-aaneen gebouwd, geschakeld als vrijstaand worden opgericht met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn toegestaan;
    • 2. uitsluitend vrijstaande, twee-aaneengebouwde en/of geschakelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten' zijn toegestaan;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m)', minimaal de aangegeven goothoogte;
  • f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • g. de hoofdgebouwen worden in de voorgevellijn gebouwd,
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Blauwe Bes' bedraagt de afstand tussen de voorgevellijn en de voorste bouwperceelgrens minimaal 3 meter en maximaal 7 meter waarbinnen de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd en wordt de voorgevel naar de Blauwe Bes gericht;
  • i. de gebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 3 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;
  • j. ten aanzien van de bouwpercelen gelden de volgende minimale breedtematen:
    • 1. bij vrijstaande woningen: 12 meter;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen: 8 meter;
  • k. ten aanzien van de bouwblokken gelden de volgende maximale dieptematen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dieptematen' en specifieke bouwaanduiding - Blauwebes:
    • 1. bij vrijstaande woningen: 15 meter;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen: 12 meter;
  • l. de afstand van een vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden minimaal 2,5 meter;
  • m. de afstand van een twee-aaneengebouwde of een geschakelde woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde minimaal 2,5 meter, met dien verstande dat maximaal één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
  • n. ten aanzien van het parkeren op eigen erf wordt per vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en geschakelde woning op eigen terrein ruimte gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats, met dien verstande dat;
    • 1. per vrijstaande, geschakelde en twee-aan-een gebouwde woning die vergund is na 1 januari 2005 op eigen terrein ruimte gereserveerd wordt voor minimaal twee parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen mogen ook gerealiseerd worden binnen de bestemming 'Tuin';
9.2.2 Bijgebouwen - algemeen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat de afstand van de voorgevelrooilijn en het bijgebouw minimaal 1 meter bedraagt;
  • b. het gezamenlijke oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen bedraagt maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel;
  • c. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen bedraagt buiten het bouwvlak (met inachtneming van het bepaalde in sub c) maximaal:
    • 1. 55 m² op een bouwperceel met een oppervlakte tot en met 500 m²;
    • 2. 65 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²;

met dien verstande dat overkappingen en carports niet worden meegerekend met het maximaal toelaatbaar oppervlak aan bijgebouwen;

  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,3 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw maximaal bedraagt:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag of
    • 3. de bouwhoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw of
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', de aangegeven goothoogte;

9.2.3 Portaal of erker

Voor het bouwen van een portaal of erker aan een voorgevel danwel zijgevel van het hoofdgebouw, die gericht is naar de weg of het openbaar groen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Blauwebes', gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 6 m²;
  • b. de diepte bedraagt maximaal 1,5 meter;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de afstand tussen de portaal of erker tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 1 meter.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen carports of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen carports of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt maximaal 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 meter;

met dien verstande dat pergola's maximaal 2,5 meter bedragen.

9.2.5 Carports en overkappingen

Voor het bouwen van carports en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. carports en overkappingen worden tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd met een maximale oppervlakte van elk 30 m2 en een maximale bouwhoogte van:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag;

met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt.

9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.4 sub a voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevelrooilijn met een maximale hoogte van 2 meter, met dien verstande dat er vanaf 1 meter hoogte sprake is van een open constructie (minimaal 80% open).

9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Voorwaardelijke verplichting

De gebruiker van een bouwperceel heeft de verplichting om:

  • a. de voorzieningen overeenkomstig de in Bijlage 4 aan te brengen en in stand te houden;
  • b. de voorzieningen aan te leggen op de in Bijlage 5 aangegeven wijze;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen de gronden en bouwwerken op een bouwperceel overeenkomstig de in lid 9.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na ingebruikname van de woning de verplichting als bedoeld onder a wordt nagekomen.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en c mag een bestaande bewoner van een bouwperceel zijn gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 9.1 opgenomen bestemmingsomschrijving gebruiken, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na inwerkingtreding van dit plan de verplichting als bedoeld onder a wordt nagekomen.
9.5.2 Beroep aan huis

Ten aanzien van gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m2;
9.5.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. seksinrichtingen;
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 sub a voor de uitoefening van een beroep-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².

Artikel 10 Wonen - De Maten (B1)

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - De Maten (B1)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • d. tuinen en erven;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd met inachtneming van het bepaalde onder k;
  • b. per bouwperceel wordt één hoofdgebouw gebouwd;
  • c. het aantal woningen binnen een bouwvlak bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het maximum aangegeven aantal woningen;
  • d. de woningen mogen zowel twee-aaneen, geschakeld als aaneen worden gebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bebo' uitsluitend beneden-bovenwoningen zijn toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte, (m)', minimaal de aangegeven goothoogte;
  • g. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rooilijnzone' in het aanduidingsvlak gebouwd;
  • h. de voorgevellijn verspringt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sprong rooilijn', maximaal om de 36 meter, gerekend vanaf de hoekpunten van woningen, met minimaal 1 meter;
  • i. de gebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld Bijlage 3 Envelop-principe ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak;
  • j. de volgende minimale breedtematen gelden ten aanzien van de bouwpercelen:
    • 1. bij twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen: 8 meter;
    • 2. bij aaneengebouwde woningen: 4,2 meter;
    • 3. bij beneden-bovenwoningen: 6 meter
  • k. de volgende maximale dieptematen voor hoofdgebouwen gelden ten aanzien van de bouwblokken:
    • 1. bij twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen: 12 meter;
    • 2. bij aaneengebouwde woningen: 10 meter, waarbij geldt dat patiowoningen 12 meter diep mogen zijn;
    • 3. bij beneden-boven woningen: 12 meter.
  • l. de afstand van een hoofdgebouw van een twee-aaneengebouwde woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde minimaal 2,5 meter, met dien verstande dat maximaal één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
  • m. per twee-aaneen gebouwde en geschakelde woning wordt ten aanzien van het parkeren:
    • 1. op eigen terrein ruimte gereserveerd voor minimaal 2 parkeerplaatsen en
    • 2. in de openbare ruimte voorzien in 0,7 parkeerplaatsen;
  • n. per aaneengebouwde woning wordt ten aanzien van het parkeren voorzien in 1,8 parkeerplaatsen in de openbare ruimte.
  • o. per beneden-bovenwoning wordt ten aanzien van het parkeren voorzien in 1,3 parkeerplaatsen in de openbare ruimte.
10.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwblok toegestaan met dien verstande dat de afstand van de voorgevelrooilijn tot het bijgebouw minimaal 1 meter bedraagt;
  • b. het gezamenlijke oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen bedraagt maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel;
  • c. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen buiten het bouwblok bedraagt (met inachtneming van het bepaalde in sub b) maximaal:
    • 1. 55 m² op een bouwperceel met een oppervlakte tot en met 500 m²;
    • 2. 65 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²;
    • 3. 75 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 751 tot en met 1000 m2;
    • 4. 90 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1001 m² tot en met 1500 m²;
    • 5. 100 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1501 m² tot en met 2000 m²;
    • 6. 125 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 2001 m² tot en met 3000 m²;
    • 7. 145 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 3001 m² en groter;

met dien verstande dat overkappingen en carports niet worden meegerekend met het maximaal toelaatbaar oppervlak aan bijgebouwen;

  • d. de maximale oppervlakte per bijgebouw maximaal 100 m² bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 6 meter bedraagt;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3,3 meter bedraagt, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 3,3 m of;
    • 2. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de hoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - garages':
    • 1. is de bouw van gebouwen in de vorm van garages niet toegestaan;
    • 2. worden de gronden, voor zover het betreft gebouwen in de vorm van garages, niet als erf beschouwd als bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op de dag van vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen carports of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels, met uitzondering van het gestelde onder 10.2.4:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 meter en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt maximaal 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 meter.
10.2.4 Carports en overkappingen

Voor het bouwen van carports en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. carports en overkappingen worden tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd met elk een maximale oppervlakte van 30 m² en een maximale bouwhoogte van:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag;

met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt.

10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Voorwaardelijke verplichting groen en erfafscheidingen

De gebruiker van een bouwperceel heeft de verplichting om:

  • a. de voorzieningen overeenkomstig de in Bijlage 4 aan te brengen en in stand te houden;
  • b. de voorzieningen aan te leggen op de in Bijlage 5 aangegeven wijze;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen de gronden en bouwwerken op een bouwperceel overeenkomstig de in lid 10.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na ingebruikname van de woning de verplichting als bedoeld onder a wordt nagekomen.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en c mag een bestaande bewoner van een bouwperceel zijn gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 10.1 opgenomen bestemmingsomschrijving gebruiken, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na inwerkingtreding van dit plan de verplichting als bedoeld onder a wordt nagekomen.
10.4.2 Beroep-aan-huis

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een beroep-aan-huis gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m2.
10.4.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. seksinrichtingen.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het internetverkoop of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het internetverkoop is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het internetverkoop en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².

Artikel 11 Wonen - Eschwonen en De Maten (A)

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Eschwonen en De Maten (A)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met daaronder begrepen ;
  • b. inwoning;

met de daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • d. tuinen en erven;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwperceel wordt één hoofdgebouw gebouwd;
  • c. de woningen mogen zowel vrijstaand, twee-aaneen, geschakeld als aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat binnen de bestemmingen 'Wonen - Eschwonen en De Maten (A)' en '':
    • 1. minimaal 35% en maximaal 45% van de woningen aaneen wordt gebouwd;
    • 2. minimaal 35% en maximaal 45% van de woningen twee-aaneen of geschakeld wordt gebouwd;
    • 3. minimaal 15% en maximaal 25% van de woningen vrijstaand wordt gebouwd;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten' geen aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 11 meter;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m)', minimaal de aangegeven goothoogte;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)', de aangegeven minimale en maximale goothoogte;
  • g. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rooilijnzone' de voorgevel van de hoofdgebouwen in het aanduidingsvlak wordt gebouwd;
  • h. de voorgevellijn verspringt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sprong rooilijn', maximaal om de 36 meter, gerekend vanaf de hoekpunten van woningen, met minimaal 1 meter;
  • i. de gebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het zoals vermeld in ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak;
  • j. de volgende minimale breedtematen gelden ten aanzien van de bouwpercelen:
    • 1. bij vrijstaande woningen: 12 meter;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen: 8 meter;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen: 6 meter;
  • k. de volgende maximale dieptematen voor hoofdgebouwen gelden ten aanzien van de bouwblokken:
    • 1. bij vrijstaande woningen: 15 meter;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen: 12 meter;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen: 10 meter;
  • l. de afstand van een hoofdgebouw van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden minimaal 2,5 meter;
  • m. de afstand van een hoofdgebouw van een twee-aaneengebouwde of een geschakelde woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde minimaal 2,5 meter, met dien verstande dat maximaal één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
  • n. per vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en geschakelde woning wordt ten aanzien van het parkeren:
    • 1. op eigen terrein ruimte gereserveerd voor minimaal 2 parkeerplaatsen en
    • 2. in de openbare ruimte voorzien in 0,7 parkeerplaatsen;
  • o. per aaneengebouwde woning wordt ten aanzien van het parkeren voorzien in 1,8 parkeerplaatsen in de openbare ruimte.
11.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het toegestaan met dien verstande dat de afstand van de voorgevelrooilijn tot het bijgebouw minimaal 1 meter bedraagt;
  • b. het gezamenlijke oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen bedraagt maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel;
  • c. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen buiten het bouwblok bedraagt (met inachtneming van het bepaalde in sub b) maximaal:
    • 1. 55 m² op een bouwperceel met een oppervlakte tot en met 500 m²;
    • 2. 65 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²;
    • 3. 75 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 751 tot en met 1000 m2;
    • 4. 90 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1001 m² tot en met 1500 m²;
    • 5. 100 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1501 m² tot en met 2000 m²;
    • 6. 125 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 2001 m² tot en met 3000 m²;
    • 7. 145 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 3001 m² en groter;

met dien verstande dat overkappingen en carports niet worden meegerekend met het maximaal toelaatbaar oppervlak aan bijgebouwen;

  • d. de maximale oppervlakte per bijgebouw maximaal 100 m² bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 6 meter bedraagt;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3,3 meter bedraagt, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 3,3 m of;
    • 2. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de hoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - garages':
    • 1. is de bouw van gebouwen in de vorm van garages niet toegestaan;
    • 2. worden de gronden, voor zover het betreft gebouwen in de vorm van garages, niet als erf beschouwd als bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op 17 november 2017.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen carports of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels, met uitzondering van het gestelde onder 11.2.4:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 meter en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt maximaal 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 meter.
11.2.4 Carports en overkappingen

Voor het bouwen van carports en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. carports en overkappingen worden tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd met elk een maximale oppervlakte van 30 m² en een maximale bouwhoogte van:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag;

met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;

11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Voorwaardelijke verplichting groen en erfafscheidingen

De gebruiker van een bouwperceel heeft de verplichting om:

  • a. de voorzieningen overeenkomstig de in Bijlage 4 aan te brengen en in stand te houden;
  • b. de voorzieningen aan te leggen op de in Bijlage 5 aangegeven wijze;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen de gronden en bouwwerken op een bouwperceel overeenkomstig de in lid 11.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na ingebruikname van de woning de verplichting als bedoeld onder a wordt nagekomen.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en c mag een bestaande bewoner van een bouwperceel zijn gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 11.1 opgenomen bestemmingsomschrijving gebruiken, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na inwerkingtreding van dit plan de verplichting als bedoeld onder a wordt nagekomen.
11.4.2 Beroep-aan-huis

Ten aanzien van het gebruik van gronden en en voor een gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de en en met een maximum van 45 m2.
11.4.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. seksinrichtingen.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1 sub a voor de uitoefening van een in hoofd- of en, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het of uitvoert, tevens de gebruiker van het is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het van het en de daarbij behorende en ten behoeve van een in gebruik is, met een maximum van 45 m².

Artikel 12 Wonen - Eschwonen en De Maten (B)

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Eschwonen en De Maten (B)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met daaronder begrepen ;
  • b. inwoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'groen' is tevens de bestemming '' van toepassing;

met de daarbij behorende:

  • d. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • e. tuinen en erven;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
12.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd met inachtneming van het bepaalde onder k;
  • b. per bouwperceel wordt één hoofdgebouw gebouwd;

de woningen mogen zowel vrijstaand, twee-aaneen, geschakeld als aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat binnen de bestemmingen 'Wonen - Eschwonen en De Maten (B)''en '':

    • 1. minimaal 35% en maximaal 45% van de woningen aaneen wordt gebouwd;
    • 2. minimaal 35% en maximaal 45% van de woningen twee-aaneen of geschakeld wordt gebouwd;
    • 3. minimaal 15% en maximaal 25% van de woningen vrijstaand wordt gebouwd;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten' geen aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte, (m)', minimaal de aangegeven goothoogte;
  • e. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' minimaal de aangegeven goot- en bouwhoogte en maximaal de aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • f. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' in de gevellijn gebouwd of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rooilijnzone' in het aanduidingsvlak gebouwd;
  • g. de voorgevellijn verspringt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sprong rooilijn', maximaal om de 36 meter, gerekend vanaf de hoekpunten van woningen, met minimaal 1 meter;
  • h. de gebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het zoals vermeld ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak;
  • i. de volgende minimale breedtematen gelden ten aanzien van de bouwpercelen:
    • 1. bij vrijstaande woningen: 12 meter;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen: 8 meter;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen: 6 meter;
  • j. de volgende maximale dieptematen voor hoofdgebouwen gelden ten aanzien van de bouwblokken:
    • 1. bij vrijstaande woningen: 15 meter;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen: 12 meter;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen: 10 meter;
  • k. de afstand van een hoofdgebouw van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden minimaal 2,5 meter;
  • l. de afstand van een hoofdgebouw van een twee-aaneengebouwde of een geschakelde woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde minimaal 2,5 meter, met dien verstande dat maximaal één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
  • m. per vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en geschakelde woning wordt ten aanzien van het parkeren:
    • 1. op eigen terrein ruimte gereserveerd voor minimaal 2 parkeerplaatsen en
    • 2. in de openbare ruimte voorzien in 0,7 parkeerplaatsen;
  • n. per aaneengebouwde woning wordt ten aanzien van het parkeren voorzien in 1,8 parkeerplaatsen in de openbare ruimte.
12.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het toegestaan met dien verstande dat de afstand van de voorgevelrooilijn tot het bijgebouw minimaal 1 meter bedraagt;
  • b. het gezamenlijke oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen bedraagt maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel;
  • c. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen buiten het bouwblok bedraagt (met inachtneming van het bepaalde in sub b) maximaal:
    • 1. 55 m² op een bouwperceel met een oppervlakte tot en met 500 m²;
    • 2. 65 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²;
    • 3. 75 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 751 tot en met 1000 m2;
    • 4. 90 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1001 m² tot en met 1500 m²;
    • 5. 100 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1501 m² tot en met 2000 m²;
    • 6. 125 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 2001 m² tot en met 3000 m²;
    • 7. 145 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 3001 m² en groter;

met dien verstande dat overkappingen en carports niet worden meegerekend met het maximaal toelaatbaar oppervlak aan bijgebouwen;

  • d. de maximale oppervlakte per bijgebouw maximaal 100 m² bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 6 meter bedraagt;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3,3 meter bedraagt, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 3,3 m of;
    • 2. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de hoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - garages':
    • 1. is de bouw van gebouwen in de vorm van garages niet toegestaan;
    • 2. worden de gronden, voor zover het betreft gebouwen in de vorm van garages, niet als erf beschouwd als bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op de dag van vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen carports of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels, met uitzondering van het gestelde onder 12.2.5:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 meter en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt maximaal 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 meter.
12.2.5 Carports en overkappingen

Voor het bouwen van carports en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. carports en overkappingen worden tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd met elk een maximale oppervlakte van 30 m² en een maximale bouwhoogte van:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag;

met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt.

12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Voorwaardelijke verplichting groen en erfafscheidingen

De gebruiker van een bouwperceel heeft de verplichting om:

  • a. de voorzieningen overeenkomstig de in Bijlage 4 aan te brengen en in stand te houden;
  • b. de voorzieningen aan te leggen op de in Bijlage 5 aangegeven wijze;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen de gronden en bouwwerken op een bouwperceel overeenkomstig de in lid 12.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na ingebruikname van de woning de verplichting als bedoeld onder a wordt nagekomen.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en c mag een bestaande bewoner van een bouwperceel zijn gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 12.1 opgenomen bestemmingsomschrijving gebruiken, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na inwerkingtreding van dit plan de verplichting als bedoeld onder a wordt nagekomen.
12.4.2 Beroep-aan-huis

Ten aanzien van het gebruik van gronden en en voor een gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de en en met een maximum van 45 m2.
12.4.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. seksinrichtingen.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1 sub a voor de uitoefening van een in hoofd- of en, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het of uitvoert, tevens de gebruiker van het is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².

Artikel 13 Maatschappelijk - Voorlopig

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Voorlopig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. fietsenstallingen;
  • c. groenvoorzieningen en tuinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. verhardingen;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. uitsluitend de vergunde bouwwerken zijn toegestaan.
13.3 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming geldt tot uiterlijk 1 januari 2024.

13.4 Definitieve bestemming

De voor 'Maatschappelijk - Voorlopig' aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de termijn zoals bedoeld in 13.3 bestemd voor 'Wonen-Eschwonen en De Maten (A). De regels in artikel 'Wonen-Eschwonen en De Maten (A) zijn dan van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte bedraagt minimaal 3 meter.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Bouwhoogte

Indien in de bestemmingen in hoofdstuk Bestemmingsregelseen bouwhoogte ontbreekt, dan bedraagt de bouwhoogte maximaal 15 meter.

15.2 Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerk behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

15.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en onder bijgebouwen voor zover deze buiten het bouwvlak zijn toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'ondergrondse parkeergarage', met inachtneming van het bepaalde in sub b, c, d en e;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken bedraagt niet meer dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'ondergrondse parkeergarage' de gehele oppervlakte gebruikt mag worden voor ondergrondse parkeergarage.
  • c. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding bedraagt niet meer dan 1.500 m²;
  • d. in aanvulling op het bepaalde sub a is per bouwperceel maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad wordt gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van minimaal 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad wordt uitsluitend voor hobbymatig gebruik benut;
    • 3. de oppervlakte van het zwembad bedraagt maximaal 50 m2;
  • e. in aanvulling op het bepaalde sub a is per bouwperceel maximaal 1 overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad is uitsluitend toegestaan in hoofd- en bijgebouwen;
    • 2. het zwembad wordt uitsluitend voor hobbymatig gebruik benut;
    • 3. de oppervlakte van het zwembad bedraagt maximaal 50 m2;
  • f. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,3 meter onder peil met dien verstande dat:
    • 1. een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd wordt.
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'ondergrondse parkeergarage' ondergrondse bouwwerken ten dienste van de bestemming zijn toegestaan, waarbij de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken maximaal 4 m onder peil bedraagt.
15.4 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van met vergunning tot stand gekomen bouwwerken, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

15.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.3 sub f voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Evenementen

Ten aanzien van het gebruik van de gronden ten behoeve van evenementen gelden de volgende regels:

  • a. Er zijn maximaal 40 evenementen per jaar toegestaan;
  • b. De duur van evenementen bedraagt maximaal 7 dagen aaneengesloten, inclusief opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', een ijsbaan uitsluitend in de periode november tot en met januari is toegestaan;
  • c. Het aantal bezoekers per evenement bedraagt maximaal 5000 bezoekers, met dien verstande dat 2 evenementen per jaar maximaal 15.000 bezoekers bedraagt en 2 evenementen per jaar maximaal 25.000 bezoekers bedraagt;
  • d. Aan de Beleidsregels Evenementenvergunningen Gemeente Borne en hierop volgende rechtsgeldige Beleidsregels inzake evenementen wordt voldaan.
16.2 Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer en met uitzondering van een gebruik als stort- en/of opslagplaats zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan als stallings- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. een gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen alsmede voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport en voor het racen of crossen van motorvoertuigen;
  • d. een gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein, met uitzondering van een gebruik als kleinschalig kampeerterrein zoals uitdrukkelijk is toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit Omgevingsrecht;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een gebruik voor (detail)handel zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  • g. het gebruik van permanente bewoning voor:
    • 1. gebouwen, niet zijnde een (bedrijfs)woning of een klooster;
    • 2. recreatiewoningen;
    • 3. kampeermiddelen;
    • 4. boerderijkamers;
    • 5. vakantiehuizen.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met maximaal 10% met uitzondering van breedtematen binnen de bestemming Wonen-De Maten B1', bouwhoogten, goothoogten en oppervlaktes;
  • b. het afwijken van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, met dien verstande dat de afwijking maximaal 5 meter bedraagt;
  • c. de in sub a en b genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
17.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan teneinde als nevenactiviteit bij een woning bed & breakfast voorzieningen toe te staan, mits:

  • a. bed & breakfast plaats vindt in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. de gebruiksruimte voor bed & breakfast maximaal 100 m² bedraagt, met een maximum van 4 bedden;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • d. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

18.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van:

  • a. het afwijken van de aangeduide bestemmingsgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, met dien verstande dat de afwijking maximaal 5 meter bedraagt;
  • b.  Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

Artikel 19 Algemene procedureregels

Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, die onderdeel uitmaakt van dit plan is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

Artikel 20 Overige regels

20.1 Wettelijke regelingen

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, worden deze regelingen gelezen zoals deze luiden op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders is bepaald.

20.2 Parkeren en laden en lossen
  • a. Indien een omgevingsvergunning nodig is voor:
    • 1. het afwijken van dit bestemmingsplan ten behoeve van wijziging van gebruik of uitbreiding van een bouwwerk;

2. nieuwe ontwikkelingen (zoals wijziging van gebruik, het toevoegen van eenheden of het realiseren van de bestemming) binnen de bestemmingen Gemengd - 3 en Gemengd - 2;

wordt, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort conform de Nota parkeernormen gemeente Borne en hierop volgende Nota's inzake parkeren voor zover het een toename van het aantal parkeerplaatsen betreft;

  • b. Indien een omgevingsvergunning nodig is voor:
    • 1. het afwijken van dit bestemmingsplan ten behoeve van wijziging van gebruik of uitbreiding van een bouwwerk;

2. nieuwe ontwikkelingen (zoals wijziging van gebruik, het toevoegen van eenheden of het realiseren van de bestemming) binnen de bestemmingen Gemengd - 3 en Gemengd - 2;

wordt, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in voldoende mate in de behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort conform de Richtlijn voor het akoestisch bewust ontwerpen en uitvoeren van laad- en loslocaties en Luchtkwaliteit en vormgeving van laad- en loslocaties van de CROW en hierop volgende publicaties;

  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b:
    • 1. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning gemotiveerd afwijken van het bepaalde onder a en b ten aanzien van de richtlijnen van de CROW-publicatie 317, Richtlijn voor het akoestisch bewust ontwerpen en uitvoeren van laad- en loslocaties, Luchtkwaliteit en vormgeving van laad- en loslocaties van de CROW en hierop volgende publicaties.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 21.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 21.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. 21.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 21.2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 21.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. 21.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan: Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Bornsche Maten.