Plan: | Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Marktstraat 23 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz004-vg01 |
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de Marktstraat 21a t/m 23 in Borne. Op deze locatie is het Kulturhus Borne gevestigd. De wens bestaat om de gemeentelijke organisatie van de gemeente Borne onder te brengen in het Kulturhus. De reden hiervoor is dat het huidige gemeentehuis van Borne aan het Rheineplein (economisch) verouderd is en technisch is afgeschreven. Om het voornemen mogelijk te maken wordt de huidige bebouwing van het Kulturhus uitgebreid met een noord- en zuidvleugel. Binnen deze uitbreiding wordt de gemeentelijke organisatie (inclusief raadzaal) gehuisvest. De bestaande functies binnen het Kulturhus (onder andere een theater) blijven in het gebouw gevestigd.
De voorgenomen ontwikkeling is niet overeenstemming met het geldende bestemmingsplan "Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen". Een herziening van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch planologische kaders. Aangetoond wordt dat het voornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.
Het plangebied heeft betrekking op de Marktstraat 21a t/m 23 in Borne, in het centrum van de kern Borne en beslaat de percelen die kadastraal bekend staan als sectie I met nummers 2290, 2288, 2289 en 1331 (deels).
In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied in de kern Borne (rode ster) en ten opzichte van de directe omgeving (rode omlijning) weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied (Bron: PDOK) |
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het geldende bestemmingsplan "Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen". Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Borne vastgesteld op 16 juni 2020.
In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding behorend bij het geldende bestemmingsplan opgenomen. Met de rode omlijning is het plangebied aangegeven.
Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
Op basis van het geldende bestemmingsplan is het plangebied voorzien van de enkelbestemmingen 'Cultuur en ontspanning' (met een bouwvlak met maatvoeringen voor de maximum goothoogte en de functieaanduiding 'parkeergarage' (deels) en de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig), 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Daarnaast zijn delen van het plangebied voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoog', 'Waarde - Archeologie zeer hoog' en 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'.
'Cultuur de ontspanning'
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, maatschappelijke voorzieningen en ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een parkeerkelder.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt dat de hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De goothoogte van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte.
In afwijking van het de reguliere bouwregels geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig' dat de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen de in het bij de regels behorende Inventarisatierapport aangegeven hoogte bedraagt. De kapvormen en kaprichtingen van gebouwen worden gevormd en georiënteerd, zoals in het bij de regels behorende Inventarisatierapport is aangegeven.
'Groen'
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, kunstwerken en speelvoorzieningen, perceelsontsluitingswegen en uitwegen, overige ondergeschikte verhardingen, recreatief medegebruik, wandel- en fietspaden en ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeergarage.
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat op de gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.
'Verkeer - Verblijfsgebied'
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor een verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen, fietsenstallingen, groenvoorzieningen, kunstwerken en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen en ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een parkeergarage. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens een (ondergrondse) parkeergarage toegestaan.
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.
'Waarde - Archeologie Hoog'
De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
'Waarde - Archeologie Zeer hoog'
De voor 'Waarde - Archeologie Zeer hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke (inclusief verkeers- en groenstructuur) en functionele karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met de gebruiks- en bouwregels van het geldende bestemmingsplan, omdat het voorgenomen bouwplan voor een deel buiten het bouwvlak en de bestemming 'cultuur en ontspanning' gesitueerd is.
Hoofdstuk 2 betreft een beschrijving en analyse van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving van de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt het relevante beleid dat als basis dient voor dit bestemmingsplan besproken. De verschillende milieuaspecten die van belang zijn voor elk bestemmingsplan worden besproken in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 en respectievelijk 8 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
Het plangebied bevindt zich aan de Marktstraat 21a tot en met 23 in Borne. Het gaat om het Kulturhus in Borne. Binnen het plangebied is het Kulturhus van Borne met de bijbehorende groenvoorzieningen en pleinen aanwezig. In dit gebouw zijn onder andere een theater en een bibliotheek gevestigd. Daarnaast biedt het gebouw ruimte voor een muziekschool en kantoren van maatschappelijke organisaties. Onder de bebouwing is een parkeergarage aanwezig met een ingang ter plekke van letter 'C' in afbeelding 2.1.
Het plangebied ligt in het centrum van Borne. De directe omgeving wordt dan ook gekenmerkt door verschillende centrumfuncties, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en een woongebouwen- en percelen. Rondom het gebouw liggen de ontsluitingswegen De Aak, De Haven en het Dijkhuis.
In afbeelding 2.1 is de ligging van het plangebied (rode omlijning) ten opzichte van de directe omgeving weergegeven. Afbeeldingen 2.2 tot en met 2.4 tonen de straatbeelden van de huidige situatie in het plangebied. De letters op afbeelding 2.1 corresponderen met de letters in afbeelding 2.2 tot en met 2.4.
Afbeelding 2.1 Plangebied in directe omgeving (Bron: PDOK) |
Afbeelding 2.2 Straatbeeld vanaf De Haven (Bron: Google Streetview) |
Afbeelding 2.3 Straatbeeld vanaf De Aak (Bron: Google Streetview) |
Afbeelding 2.4 Straatbeeld vanaf Het Dijkhuis (Bron: Google Streetview) |
Zoals in 1.1 is beschreven is ziet de gewenste ontwikkeling toe op de uitbreiding van het Kulturhus ten behoeve van de huisvesting van de gemeentelijke organisatie van de gemeente Borne. Gezamenlijk wordt dit het 'Huis van Borne'. Het huidige gemeentehuis van Borne aan het Rheineplein is (economisch) verouderd en is technisch is afgeschreven. De uitbreiding vindt plaats op het bestaande parkeerdek.
Intrekken bij het Kulturhus is om efficiencyredenen wenselijk en biedt daarnaast mogelijkheden om één toegankelijk ‘zorgloket’ te creëren, waar maatschappelijke partners in de zorg samen met de gemeente inwoners verder proberen te helpen. Dergelijk 'maatschappelijk pleinen’ komen sinds de decentralisaties van zorgtaken vaker op.
Het bestaande Kulturhus bestaat uit diverse vormen, zoals een cirkel voor de bibliotheek en een trapezium voor het theater. Om het samengaan van diverse functies te benadrukken worden bij de uitbreiding verschillende materialen gebruikt. Daarnaast wordt er in het ontwerp rekening gehouden met de stedenbouwkundige inpassing met aan de ene zijde het historische Oud Borne en aan de andere zijde de massalere bouw van Het Dijkhuis.
Door de gemeenteraad is gekozen voor synergie met het Kulturhus, waarbij bepaalde faciliteiten worden gedeeld en waarbij een uitbreiding van het bestaande gebouw noodzakelijk is om het gewenste programma van eisen te kunnen huisvesten. In hoofdlijnen bestaat het nieuwbouwprogramma uit:
De zuidelijke uitbreiding wordt met sheddaken uitgevoerd. In de noordelijke vleugel komen voornamelijk kantoren voor de ambtelijke organisatie. De raadszaal is het belangrijkste element in de zuidelijke uitbreiding, die het aanzicht bij de entree mede bepaalt. De wens is om dat deel van het gebouw zo open en transparant mogelijk te maken.
Concreet ziet de uitbreiding toe op circa 1.500 m2 bvo.
In afbeelding 3.1 is de tekening van de gewenste situatie weergegeven
Afbeelding 3.1 Tekening gewenste situatie (Bron: Gemeente Borne) |
Om de toekomstige bouwplannen binnen het plangebied op de gewenste beeldkwaliteit te kunnen toetsen is in het kader van het bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan wordt van toepassing op de gronden binnen het voorliggende bestemmingsplan. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting. Het beeldkwaliteitsplan wordt door de gemeenteraad van de gemeente Borne vastgesteld als onderdeel van de welstandsnota.
Het doel van het beeldkwaliteitsplan is het realiseren van een nieuwe coherente, herkenbare architectuur, stedenbouwkundig én architectonisch passend in de bestaande, bredere context.
De op 20 april 2021 door de gemeenteraad vastgestelde visie en massastudie tezamen met het
hierop gebaseerde structuurontwerp dient als uitgangspunt voor de borging van de gewenste, minimale beeldkwaliteit en de nadere architectonische uitwerking.
De noodzakelijke uitbreiding van het gebouw dient zich architectonisch en stedenbouwkundig te voegen in het oorspronkelijke concept van de ‘kralenketting’: een gebouw dat is samengesteld uit verschillende volumes met elk hun eigen vorm, architectuur en materialisatie, zonder daarbij de samenhang en balans van het gebouw als geheel uit het oog te verliezen.
De stedenbouwkundige inpassing binnen de bestaande context gaat uit van twee nieuwbouwvolumes, één aan de zuidzijde (entreezijde) en één aan de noordzijde (zijde Dijkhuis) van het gebouw. Beide volumes dienen binnen de contouren van de parkeerkelder te blijven en qua maat, schaal en afstand tot de omliggende bebouwing te passen binnen de context en het concept van het bestaande gebouw én binnen de context van zijn omgeving. Concreet betekent dit dat het zuidelijke nieuwbouwvolume qua positie, maat en schaal zich moet voegen in de context van Oud Borne en De Aak en het noordelijk nieuwbouwvolume qua positie, maat en schaal zich meer op Het Dijkhuis en de daar aanwezige groenzone kan oriënteren. Het zuidelijk volume vormt de schakel met Oud Borne zoals o.a. beschreven in de gemeentelijke visie “Oud Borne, integrale stedenbouwkundige visie”. Deze schakel verzorgt de geleiding richting Oud Borne.
De groene buffer tussen het Kulturhus en De Aak met de bestaande rij kastanjebomen dient behouden te blijven. De groene hoofdstructuur vanaf de Mariakapel tot aan de dorpskern, doorlopend tot aan het Dorsetplein, dient versterkt te worden, waarbij mogelijk oude waterstructuren (gedeeltelijk) terug gebracht kunnen worden.
De visie op de nieuwe inrichting van het entreeplein, het voorterrein aan De Haven en het gebied tussen het Kulturhus en Het Dijkhuis dient integraal te worden ontworpen. Het herijken van de huidige entreesituatie vormt hierin een essentieel onderdeel.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen voor parkeren en verkeersgeneratie worden uitgevoerd op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW. De gemeente Borne beschikt over eigen parkeerbeleid in de vorm van de nota 'Parkeernormen Gemeente Borne' uit 2018. In deze nota wordt aangesloten bij deze cijfers van het CROW. Voor parkeren wordt uitgegaan van deze nota. De gemeente Borne valt in de categorie 'matig stedelijk'. Het plangebied behoort tot het 'centrum'.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het uitbreiden van het huidige Kulturhus met 1.500 m2. De nieuwe ontwikkeling zal aan het huidige Kulturhus gebouwd worden. Hiermee is als gevolg van deze uitbreiding binnen het plangebied sprake van extra verkeersgeneratie van 78 verkeersbewegingen per weekdagetmaal (5.2 per 100 m2 bvo).
Gezien de inrichting en verkeerscapaciteit van de Bekenhorst en het omliggende wegennet, de bestaande in- en uitrit van de parkeergarage, en de functies in de directe omgeving wordt gesteld dat deze hoeveelheid verkeersbewegingen eenvoudig en verkeersveilig over de Bekenhorst kan worden afgewikkeld.
Geconcludeerd wordt dat het aspect verkeer geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Met de uitbreiding van het Kulturhus van 1.500 m2 kantoorruimte ontstaat er een extra parkeerbehoefte van 24 parkeerplaatsen. Hiermee is als gevolg van de functie binnen het plangebied sprake van een totale parkeerbehoefte van 110 parkeerplaatsen. Maatgevende periode is de werkdag middag. De parkeergarage heeft na de uitbreiding een capaciteit van 141 parkeerplaatsen, dit is voldoende voor de functies in het nieuwe Kulturhus. In de parkeergarage kan hiermee worden voorzien in de parkeerbehoefte.
Met de uitbreiding van het Kulturhus van 1.500 m2 kantoorruimte ontstaat er een extra parkeerbehoefte van 24 parkeerplaatsen. In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte van het concrete bouwplan weergegeven.
Voorliggende berekening is bepaald op basis van het concrete bouwplan. Echter, bij het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen dient te worden uitgegaan van een representatieve invulling van hetgeen op grond van het bestemmingsplan maximaal mogelijk is, uitsluitend uitgaan van een concreet bouwplan is onvoldoende.
Als wordt uitgegaan van hetgeen maximaal planologisch mogelijk is, is onder andere een theater in de nieuwbouw toegestaan. Wanneer de oppervlakte die nu voor het kantoor ten behoeve van de gemeentelijke organisatie is ingericht wordt gewijzigd naar theater zijn er 14 parkeerplaatsen meer nodig. Deze toename kan in de parkeergarage opgevangen worden. De totale parkeervraag van het Kulturhus – zowel bestaande parkeerbehoefte als nieuwe parkeerbehoefte - komt in de maximale (representatieve) planologische situatie dan uit op 126 parkeerplaatsen terwijl er 141 parkeerplaatsen aanwezig zijn. Zie hiervoor de onderstaande tabel.
In de praktijk zullen alle functies/activiteiten niet tegelijk in het Kulturhus plaats vinden. De medewerkers op kantoor zijn over het algemeen ’s avonds wanneer het theater in gebruik is al naar thuis. Kijken we naar de functies en de aanwezigheidspercentages dan zien we dat de maximale behoefte in de avond is, namelijk maximaal 82 parkeerplaatsen. Zowel medewerkers overdag als bezoeker ’s avonds wordt nadrukkelijk gevraagd om in de parkeergarage te gaan parkeren zodat op maaiveld (De Haven) de parkeerdruk tot een minimum wordt beperkt.
Geconcludeerd wordt dat het aspect parkeren geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. De NOVI komt als structuurvisie uit onder de bestaande Wet ruimtelijke ordening (WRO). Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4, 2001) en de Rijksnatuurvisie 2014 gaan op in en worden vervangen door de NOVI en het bijbehorende Nationaal Milieubeleidskader. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel, behalve paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als een omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.
In de SVIR (voorganger NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
In de NOVI wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In de NOVI wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
De NOVI laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. Het voornemen raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de NOVI. Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt opgemerkt dat toetsing noodzakelijk is bij 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' (3.1.6 Bro). Er zijn inmiddels meerdere gerechtelijke uitspraken geweest over deze definitie. Op voorliggende ontwikkeling is onder andere de overzichtsuitspraak ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724 van toepassing. Uit deze uitspraak blijkt dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2 er in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling en er getoetst moet worden aan de Ladder voor Duurzame verstedelijking.
In voorliggend geval wordt bestaande bebouwing uitgebreid met circa 1.500 m2 bvo. De uitbreiding is beoogd op gronden die in de bestaande situatie zijn bestemd als 'Groen' en 'Verkeer - verblijfsgebied' zonder bouwmogelijkheden voor gebouwen. Hierdoor voorziet voorliggend bestemmingsplan dan ook in een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Behoefte
In 2019 is, in de initiatieffase van het project Gemeentelijke Huisvesting, een ruimtelijk programma van eisen opgesteld waarin wordt onderbouwd dat voor de gemeentelijke organisatie 3.600 m2 bvo benodigd is. Door ruimtes binnen het bestaande Kulturhus efficiënter te benutten en gezamenlijk te gebruiken kan worden volstaan met een uitbreiding van circa 1.500 m2. Dit betekent dat aanzienlijk minder bvo hoeven te worden gebouwd dan wanneer de gemeente zou kiezen voor zelfstandige huisvesting.
Intrekken bij het Kulturhus biedt daarnaast mogelijkheden om één toegankelijk ‘zorgloket’ te creëren, waar maatschappelijke partners in de zorg samen met de gemeente inwoners verder proberen te helpen. Dergelijke 'maatschappelijk pleinen’ komen sinds de decentralisaties van zorgtaken vaker op. Binnen het Huis van Borne kunnen inwoners terecht voor alle zaken die met gemeentelijke dienstverlening te maken hebben. Op deze manier kan de inwoner hier terecht voor zoveel mogelijk gemeentelijke zaken en wordt voorzien in geclusterde dienstverlening.
Als gevolg van het plan komt het huidige gemeentehuis aan het Rheineplein 1 leeg te staan. Hoewel de uitbreiding tot tijdelijke leegstand van het huidige gemeentehuis kan zorgen zal het gemeentehuis herontwikkeld worden. Het huidige gemeentehuis voldoet niet meer aan de huidige (bouwkundige) normen en eisen van de huidige tijd. De nieuwe herontwikkeling is (nog) niet bekend. Echter, de gemeente is eigenaar van het gebouw en de grond waardoor de gemeente grip heeft en kan sturen op een herontwikkeling die een bijdrage levert aan de leefbaarheid van het centrum van Borne. Er worden herontwikkelingsplannen opgesteld en in de stedenbouwkundige visie wordt een ontwikkelingsrichting opgenomen. Daarmee wordt onnodige en onacceptabele leegstand voorkomen.
Gelet op het vorenstaande wordt gesteld dat er voldoende behoefte is aan de uitbreiding van het Kulturhus ten behoeve van de huisvesting van de gemeentelijke organisatie. De ontwikkeling leidt niet tot een onaanvaardbare situatie uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
Binnen of buiten bestaand stedelijk gebied
De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Het plangebied past binnen de genoemde definitie van ‘bestaand stedelijk gebied’. Het plangebied ligt immers binnen de bebouwde kom van Borne en is voorzien van bestemmingen bedoeld voor stedelijke functies (cultuur en ontspanning en bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen). Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de ruimtevraag binnen het bestaande stedelijk gebied opgevangen en is er sprake van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Geconcludeerd wordt dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau de in voorliggend bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat.
De Omgevingsvisie schetst de visie op de fysieke leefomgeving met het vizier op 2030 en met een doorkijk naar 2050. De Omgevingsverordening vormt hierbij een belangrijk instrument.
De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze worden benaderd vanuit de – overkoepelende – rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit, waarvoor – thema-overstijgende – kwaliteitsambities zijn geformuleerd. Enkele belangrijke ambities zijn:
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een drietal criteria; functioneren vitale coalitie en positie burger, effectiviteit en doelmatigheid. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het principe 'Zorgvuldig ruimtegebruik' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuur Netwerk Nederland (NNN) en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Afbeelding 4.1 geeft dit schematisch weer.
Afbeelding 4.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
In het voorliggende geval dient bij de afweging in de eerste fase, de 'generieke beleidskeuzes' het volgende artikel te worden getoetst:
Hierna volgt een toetsing aan deze artikel.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “groene omgeving” nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.
In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “bestaand bebouwd gebied” nader gedefinieerd als: de gronden binnen steden en dorpen die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel
Voorliggend plan betreft een binnenstedelijke (her)ontwikkeling die voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie 4.1.3). De behoefte is daarmee aangetoond. Zoals hierna ook zal blijken uit het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectief en het ter plaatse geldende gebiedskenmerk van de 'Stedelijke laag' is het plangebied gelegen in het bestaand bebouwd gebied van Borne.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in extra ruimtebeslag op de groene omgeving en is daarmee in overeenstemming met artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken', zoals is te zien in afbeelding 4.2. Het plangebied is hierin ter indicatie met een rode ster aangegeven.
Afbeelding 4.2 Ontwikkelingsperspectievenkaart (Bron: Provincie Overijssel) |
'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'
Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico's op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
Toetsing van het initiatief aan het 'Ontwikkelingsperspectief'
In voorliggend geval is sprake van de uitbreiding van het Kulturhus in Borne ten behoeve van de vestiging de gemeentelijke organisatie. De behoefte aan een dergelijke ontwikkeling is in paragraaf 4.1 nader toegelicht. De realisatie van het gemeentehuis bij het Kulturhus zorgt ervoor dat de omgeving vitaal en aantrekkelijk blijft. Er wordt voorzien in een clustering van meerdere maatschappelijke (o.a. zorgloket). De verschillende instanties en organisaties die zich huisvesten in het Huis van Borne zijn 'Huisgenoten' en verhouden zich ook op die manier met elkaar. De bedoeling is dat de inwoner er terecht kan voor zoveel mogelijk gemeentelijke zaken. Er zijn korte lijntjes tussen de samenwerkende organisaties wat het voor de inwoner gemakkelijker maakt om de juiste dienstverlening te ontvangen.
Verder is de uitbreiding voorzien op het huidige parkeerdek van het gebouw en is daarmee niet van negatieve invloed op het watersysteem. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectief.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Bij toetsing van het ruimtelijke initiatief aan de gebiedskenmerken in vier lagen is van belang dat het plangebied is gelegen in stedelijk gebied. Dit betekent dat de 'natuurlijke laag' en de 'laag van het agrarisch cultuurlandschap' buiten beschouwing kunnen blijven omdat deze oorspronkelijke waarden niet meer voorkomen in het plangebied. Het plangebied heeft op gebiedskenmerkenkaart van de 'Laag van de beleving' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen eveneens buiten beschouwing worden gelaten.
De 'Stedelijke laag'
Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart de "Stedelijke laag" aangeduid met het gebiedstype 'Historische centra, binnensteden'. In afbeelding 4.3 is dit weergegeven.
Afbeelding 4.3 Stedelijke laag (Bron: Provincie Overijssel) |
'Historische centra, binnensteden'
De historische centra, binnensteden en landstadjes vormen de functionele en emotionele kernen van de steden en dorpen. Ruimtelijk kenmerkend zijn de compacte bebouwingsstructuur, veelal binnen (voormalige) omwalling en veel individuele karakterverschillen op korte afstand. Veel historische centra, binnensteden en landstadjes herbergen bijzondere condities zoals een waterfront of stationsgebied en staan symbool voor de identiteit en eigenheid van de steden en stadjes. Functioneel worden deze gebieden gekenmerkt door een mix van functies waarvan de concentratie van voorzieningen op gebied van detailhandel, horeca, cultuur, onderwijs, gezondheidszorg et cetera een belangrijk deel vormt.
Als ontwikkelingen plaats vinden in historische centra, binnensteden en landstadjes, dan dragen deze bij aan behoud en versterking de mix van functies, het historisch gegroeide patroon van wegen en openbare ruimten en de leefbaarheid. Grote bouwopgaven, zoals bij herstructurering, inbreiding of intensivering van woon-, werk-, en voorzieningen milieus worden ingepast met respect voor de historie, het individuele karakter van de bebouwing en de leefbaarheid, in relatie tot de problematiek van verkeer en parkeren.
Toetsing van het initiatief aan de 'Stedelijke laag'
De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan een duurzaam voorzieningenniveau in (het centrum van) Borne en daarmee aan het behoud en de versterking van de mix van functies alsmede de leefbaarheid van het centrum. In het bouwplan wordt rekening gehouden met de historische context en het individuele karakter van de locatie.
Het zuidelijke nieuwbouwvolume wordt qua positie, maat en schaal ingevoegd in de context van Oud Borne. Voor het overige voegt het pand zich goed tussen de bestaande (woon)bebouwing rondom het plangebied. De groene buffer tussen het Kulturhus en De Aak met de bestaande rij kastanjebomen blijft behouden. De groene hoofdstructuur vanaf de Mariakapel tot aan de dorpskern, doorlopend tot aan het Dorsetplein, wordt versterkt. Tevens wordt qua materialisering en kleurgebruik rekening gehouden met de omliggende bebouwing en de kwaliteiten van Oud Borne.
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende gebiedskenmerken van de 'stedelijke laag'.
Geconcludeerd wordt dat de geplande ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel beschreven en het in de Omgevingsverordening Overijssel verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Op 7 februari 2012 heeft de gemeenteraad van Borne de 'Integrale stedenbouwkundige visie Oud Borne' vastgesteld. De visie is opgesteld als voorloper op het bestemmingsplan voor Oud Borne. In de visie worden ruimtelijke of sociaal-maatschappelijke problemen of knelpunten gesignaleerd en worden oplossingsrichtingen gegeven en/of aanbevelingen voor nader onderzoek.
Door middel van vijf thema's wordt de wenselijke ontwikkelingsrichting van Oud Borne aangegeven. Hierbij wordt uitdrukkelijk over 'ontwikkeling' gesproken aangezien het niet het doel is van het Bornse gemeentebestuur om Oud Borne te laten verworden tot een openluchtmuseum. Oud Borne wordt bewoond en gebruikt door een actieve gemeenschap, die wil genieten van het erfgoed maar tegelijkertijd ook moderne eisen stelt aan het leven op een dergelijke plek anno 2012. Ontwikkelingen zijn goed, daar waar ze gebeuren met respect voor het verleden en waar ze leiden tot een versterking van juist die aspecten die waardevol geacht worden.
De integrale stedenbouwkundige visie geeft een richting waarin de ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke ontwikkeling van de samenleving zich op deze plek verder kan ontplooien, met respect voor het erfgoed.
De vijf thema's waarmee de wenselijke ontwikkelingsrichting wordt aangegeven luiden als volgt:
Het plangebied behoort op grond van de stedenbouwkundige visie tot het gebied 'Noordelijke entree'.
In de Noordelijke entree wordt onder andere aangegeven dat er een accentpunt gecreëerd kan worden. Het accentpunt leent zich voor een autoneem gebouw, dat zich niet zozeer richt naar het beschermde gezicht maar een duidelijke functie heeft op het plein, zoals ook het oude gedeelte van het Kulturhus dat heeft. Hoewel de locatie van het accentpunt niet op de locatie van de uitbreiding van het Kulturhus ten behoeve van het gemeentehuis beoogd was, draagt de uitbreiding wel bij aan de doelen van het beoogde accentpunt: de bezoeker leiden richting Oud Borne. De uitbreiding aan de zijde van Oud Borne betreft immers de (multifunctionele) raadzaal wat ook bezoekers aantrekt.
Daarnaast draagt het bij aan het thema 'verbinding nieuw en oud'. Het is van belang dat het oude en nieuwe centrum van Borne met elkaar verbonden blijven. Deze verbinding heeft voornamelijk een fysieke vorm: functioneel is deze verbinding namelijk niet of nauwelijks aanwezig, aangezien er in Oud-Borne voornamelijk gewoond wordt. Toch is het belangrijk om een goede band tussen de beide gebieden te houden. Bezoekers van het centrum moeten makkelijk de gelegenheid hebben om Oud-Borne te bezoeken, vooral daar waar het gaat om toeristische bezoekers. Grote ruimtelijke ingrepen zijn niet te verwachten, zowel in Oud-Borne als in het nieuwe centrum. Hierop kan dus niet gesteund worden voor het verbeteren van de ruimtelijke relatie tussen beide plekken.
Dat laatste is door de tijd ingehaald. Immers, de raad heeft in haar raadsakkoord aangegeven te streven naar integrale dienstverlening vanuit 1 loket, dichtbij de inwoners. Daar past het samengaan met het Kulturhus bij, waarbij er volop ruimte is om dat te doen vanuit 'sharing is caring'. Door het verbinden van functies en disciplines, het creëren van een laagdrempelige en warme ontmoetingsplek voor onze inwoners is de uitbreiding van het Kulturhus een logische locatie om te komen tot een maatschappelijk plein, waar een centrale toegang op voorzieningen als cultuur, ontspanning, zorg, welzijn en inkomen op één plek gecreëerd kan worden. Anderzijds kan de verbinding met het centrum van Borne versterkt worden omdat passantenstromen gebundeld kunnen worden, waardoor winkels op hun beurt beter kunnen functioneren.
De gemeente Borne heeft op 23 juni 2015 de Structuurvisie Borne 2030 vastgesteld voor het totale grondgebied van de gemeente. Deze structuurvisie heeft betrekking op de periode 2010-2030.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening is elke gemeente verplicht één of meerdere structuurvisies op te stellen voor het gehele grondgebied. Daarnaast maken nieuwe inzichten en, diverse grootschalige plannen en ontwikkelingen in en rond Borne een actueel ruimtelijk sturingsmiddel noodzakelijk.
In de structuurvisie zijn onder meer keuzes gemaakt over de wijze waarop Borne zich binnen de Netwerkstad wil profileren én via welke strategie zij deze keuze concreet wil verwerkelijken. Hiertoe is ingegaan op het imago dat de gemeente Borne wil uitstralen, het profiel dat de gemeente nastreeft en de vraag hoe aan het stedelijk gebied, de bedrijventerreinen en het landelijk gebied een 'Borns' karakter kan worden gegeven.
In de onderstaande afbeelding 4.4 is een uitsnede van de structuurvisiekaart opgenomen. Het plangebied (gele cirkel) ligt in het centrumgebied.
Afbeelding 4.4 Uitsnede structuurvisiekaart (Bron: Gemeente Borne) |
Kenmerkend voor de kern Borne is de scheiding tussen enerzijds het oude, historische gedeelte van Borne waar de woonfunctie overheerst en anderzijds het centrumgebied waar de winkelvoorzieningen zijn gevestigd. Deze scheiding bepaalt het karakter van het centrum van Borne. Deels is deze ontwikkeling terug te vinden in de historie van het dorp en dan met name in de tijd van de industrialisatie. Op de kaart van 1900 is te zien dat het huidige historische gedeelte van het dorp de hoofdkern vormt. Met de komst van de spoorlijn en de komst van verschillende fabrieken is Borne echter westwaarts richting het Bornsche Veld gegroeid. De ruimte tussen de spoorlijn en het oude Borne werd snel opgevuld met woningen en bedrijfspanden. De arbeiders werden gehuisvest in de wijken nabij de fabrieken. Het centrale deel van het dorp, waar de meeste activiteiten plaatsvonden, is daarmee verschoven richting het westen.
Daarnaast wordt, in navolging van het Masterplan Centrum, de routing in het centrum geoptimaliseerd, waarmee het lopen van een rondje logischer wordt. Mede daardoor wordt het introverte karakter van het centrum verminderd. Het 'Masterplan centrum' voorziet hiertoe verder in een levendig centrumgebied met een mix aan functies. Door eenheid aan inrichtingsmaterialen wordt daarbinnen een rustig en overzichtelijk geheel gecreëerd. In het kernwinkelgebied ligt daarbij de nadruk op een functionele inrichting met voldoende ruimte voor de consument om te winkelen, te verblijven en/of te parkeren.
In de historische omgeving van Oud Borne wordt ruimte geboden voor ambachten en de daaraan gekoppelde kleinschalige functies. De ontwikkelingsmogelijkheden, onder andere op het gebied van wonen, zullen optimaal worden ingepast in het omgevingsbeeld van Oud Borne op basis van de vastgestelde visie. In de afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in sociale en culturele voorzieningen in Borne. In het centrum is een Kulturhus aanwezig. In de toekomst zal aandacht moeten blijven bestaan voor het handhaven van voldoende voorzieningen in het dorp.
Op grond van de Structuurvisie Borne 2030 geldt dat het plangebied onderdeel uitmaakt van het centrumgebied. De locatie maakt geen onderdeel uit van het gebied dat in de Structuurvisie, onder andere bij het thema 'voorzieningen' is aangemerkt als 'Oud Borne: ruimte voor bijzondere en kleinschalige functies'. Wel maakt het plangebied onderdeel uit van het gebied dat is aangewezen voor: “verbeteren relatie centrumgebieden”. Voor het centrumgebied wordt opgemerkt dat de routing binnen het centrum niet logisch en incompleet is. De aantrekkelijkheid van het centrum is belangrijk voor het op peil houden van het voorzieningenniveau. En een kwalitatief hoogwaardig voorzieningenniveau is van belang voor een vitale gemeente en als vestigingsplaatsfactor voor nieuwe inwoners. Daarnaast wordt in de structuurvisie aangegeven dat er sprake is van een sterke scheiding tussen het winkelcentrum en het nabijgelegen beschermd stads- en dorpsgezicht van Oud Borne. Het verbeteren van de relatie tussen de gebieden is noodzakelijk. Daarbij wordt in het “Masterplan Centrum” aangegeven dat rekening gehouden moet worden met de (her)ontwikkeling van strategische locaties om de routing en verblijfsduur van bezoekers te verbeteren. Belangrijke randvoorwaarden voor een gevarieerd dorpscentrum zijn een compacte opzet, heldere routing, goede bereikbaarheid, voldoende parkeergelegenheid en publiekstrekkers op strategische locaties. Zo kunnen enerzijds consumenten efficiënt boodschappen doen en worden anderzijds passantenstromen meer gebundeld, waardoor winkels op hun beurt beter kunnen functioneren.
Door het verbinden van functies en disciplines, het creëren van een laagdrempelige en warme ontmoetingsplek voor onze inwoners is de uitbreiding van het Kulturhus een logische locatie om te komen tot een maatschappelijk plein, waar een centrale toegang op voorzieningen als cultuur, ontspanning, zorg, welzijn en inkomen op één plek gecreëerd kan worden. Dit draagt bij aan het versterken van de relatie tussen het centrumgebied (in dit geval het aanloopgebied) en Oud Borne.
Daarmee voldoet het plan eveneens aan de op 7 februari 2012 vastgestelde 'Integrale stedenbouwkundige visie Oud Borne'. In deze visie wordt uitgesproken dat het niet het doel is van het Bornse gemeentebestuur om Oud Borne te laten verworden tot een openluchtmuseum. Ontwikkelingen zijn goed, daar waar ze gebeuren met respect voor het verleden en ze leiden tot een versterking van juist die aspecten die waardevol worden gevonden. De locatie Kulturhus maakt onderdeel uit van het gebied 'Noordelijke entree'.
In de Noordelijke entree wordt onder andere aangegeven dat er een accentpunt gecreëerd kan worden. Het accentpunt leent zich voor een autoneem gebouw, dat zich niet zozeer richt naar het beschermde gezicht maar een duidelijke functie heeft op het plein, zoals ook het oude gedeelte van het Kulturhus dat heeft. Hoewel de locatie van het accentpunt niet op de locatie van de uitbreiding van het Kulturhus ten behoeve van het gemeentehuis beoogd was, draagt de uitbreiding wel bij aan de doelen van het beoogde accentpunt: de bezoeker leiden richting Oud Borne. De uitbreiding aan de zijde van Oud Borne betreft immers de (multifunctionele) raadzaal wat ook bezoekers aantrekt.
Daarnaast draagt het bij aan het thema 'verbinding nieuw en oud'. Het is van belang dat het oude en nieuwe centrum van Borne met elkaar verbonden blijven. Deze verbinding heeft voornamelijk een fysieke vorm: functioneel is deze verbinding namelijk niet of nauwelijks aanwezig, aangezien er in Oud-Borne voornamelijk gewoond wordt. Toch is het belangrijk om een goede band tussen de beide gebieden te houden. Bezoekers van het centrum moeten makkelijk de gelegenheid hebben om Oud-Borne te bezoeken, vooral daar waar het gaat om toeristische bezoekers. Grote ruimtelijke ingrepen zijn niet te verwachten, zowel in Oud-Borne als in het nieuwe centrum. Hierop kan dus niet gesteund worden voor het verbeteren van de ruimtelijke relatie tussen beide plekken.
Dat laatste is door de tijd ingehaald. Immers, de raad heeft in haar raadsakkoord aangegeven te streven naar integrale dienstverlening vanuit 1 loket, dichtbij de inwoners. Daar past het samengaan met het Kulturhus bij, waarbij er volop ruimte is om dat te doen vanuit 'sharing is caring'. Door het verbinden van functies en disciplines, het creëren van een laagdrempelige en warme ontmoetingsplek voor onze inwoners is de uitbreiding van het Kulturhus een logische locatie om te komen tot een maatschappelijk plein, waar een centrale toegang op voorzieningen als cultuur, ontspanning, zorg, welzijn en inkomen op één plek gecreëerd kan worden. Anderzijds kan de verbinding met het centrum van Borne versterkt worden omdat passantenstromen gebundeld kunnen worden, waardoor winkels op hun beurt beter kunnen functioneren. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan past binnen de Structuurvisie Borne 2030.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bedrijven en milieuzonering, bodem, archeologie & cultuurhistorie, water, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid en het Besluit m.e.r.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidsgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
Voorliggende ontwikkeling voorziet niet in de realisatie van geluidgevoelige objecten. Nadere toetsing van het initiatief aan de Wet geluidhinder kan achterwege blijven. Voor wat betreft de invloed van individuele bedrijven op de nieuwe functie wordt verwezen naar de paragraaf 5.2, waar nader op het aspect milieuzonering wordt ingegaan.
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoering van het voorgenomen plan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kunnen de richtlijnen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd worden om de afstand te bepalen tussen woningen en de verschillende bedrijfscategorieën. Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering is een tweetal gebiedstypen onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer.
Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
Doordat het plangebied in de schil van het centrum van Borne ligt en er in de directe omgeving sprake is van verschillende functies, wordt in voorliggend geval uitgegaan van het gebiedstype 'gemengd gebied'. Hierna zijn de richtafstanden behorende bij de gebiedstypen aangegeven.
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. Hierbij spelen twee vragen een rol:
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
In dit geval wordt een bestaand gebouw uitgebreid ten behoeve van de kantoren en de raadszaal van de gemeentelijke organisatie van de gemeente Borne. Een dergelijke functie wordt in de basiszoneringslijst van de VNG-uitgave omschreven als 'openbaar bestuur (kantoren e.d.)'. Voor deze functie geldt milieucategorie 1, met als grootste richtafstand 10 meter voor het aspect 'geluid'. Voor de Op basis van het gebiedstype 'gemengd gebied' kan deze richtafstand worden teruggebracht naar 0 meter. Voor de overige aspecten 'geur', 'stof' of 'gevaar' hebben in beginsel een richtafstand van 0 meter. Dit betekent dat de functies direct naast woningen zijn toegestaan.
Gelet op het vorenstaande wordt gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden met zich mee brengt.
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving of dat de ontwikkeling leidt tot belemmeringen in de bedrijfsvoering van de bestaande functies.
Kantoren worden in beginsel beschouwd als een milieugevoelig functie in het kader van bedrijven en milieuzonering. Ze worden wel als geurgevoelig object gezien volgens Wet geurhinder en veehouderij. De milieubelastende functies rondom het plangebied betreffen uitsluitend milieucategorie 1 en 2 functies. In het 'gemengd gebied' geldt voor dergelijke functies een richtafstand van 0 meter en 10 meter. Omliggende milieubelastende functies liggen niet op een kortere afstand van 10 meter ten opzichte van de uitbreiding van het gebouw.
Gelet op het vorenstaande wordt ter plaatse van het plangebied een aanvaardbaar leefklimaat verwacht in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Andersom resulteert het voornemen niet in een aantasting van de mogelijkheden van omliggende milieubelastende functies.
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
In beginsel is de uitbreiding beoogd op de bestaande parkeerkelder. Voor de uitbreiding zijn nieuwe bodemingrepen vereist. Op basis van de Beleidsnota 'De bodemkwaliteit onderzoek - Beleidsnota voor het uitvoeren van bodemtoets en/of bodemonderzoek bij ruimtelijke plannen, de omgevingsvergunning voor bouwen en milieu en melding Activiteitenbesluit', zoals vastgesteld op 5 november 2019 door de gemeente Borne, is wanneer een bestemmingsplan (incidenteel) nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, minimaal een historisch onderzoek conform NEN5725 noodzakelijk voor het deel van het plangebied waar ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
Het historisch onderzoek wordt voorafgaand aan de vergunningverlening uitgevoerd en afgerond. Indien uit het historisch bodemonderzoek blijkt dat (een gedeelte van) de locatie verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging wordt een bodemonderzoek conform NEN5740 uitgevoerd.
Gelet op het huidige en historische gebruik van de gronden worden geen onoverkomelijke belemmeringen verwacht.
Voor archeologie geldt de Erfgoedwet op rijksniveau als wettelijke basis. In de Erfgoedwet zijn de uitgangspunten opgenomen in het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer, voorafgaand aan bodemingrepen, archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
De gemeente Borne heeft de gemeentelijke verwachtings- en advieskaart doorvertaald in dubbelbestemmingen van het geldende bestemmingsplan. Het plangebied is, ter plekke van de beoogde uitbreiding, op basis van het geldende bestemmingsplan voor een klein deel voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie zeer hoog'. Op basis van deze archeologische dubbelbestemming geldt een archeologische onderzoeksplicht indien er sprake is van bodemingrepen over een oppervlak groter van 100 m² en een diepte van meer dan 40 cm.
In voorliggend vindt de uitbreiding plaats op het bestaande parkeergarage. Er wordt vanuit gegaan dat de bodem reeds geroerd is en dat er geen sprake is van archeologische waarden. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. De bestaande archeologische dubbelbestemmingen blijven in voorliggend bestemmingsplan gehandhaafd
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze op 1 januari 2024 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
Op 18 februari 1988 heeft de Minister van WVC, nadat er al jarenlange plannen waren, bij brief besloten om Oud Borne aan te gaan wijzen als beschermd dorpsgezicht, waarbij de toenmalige minister voornemens was om het volgende gebied als beschermd dorpsgezicht aan te wijzen:
Afbeelding 5.1: Voornemen aanwijzing beschermd dorpsgezicht Minister WVC (d.d. 18 februari 1988) |
Om de gronden aan te kunnen wijzen als beschermd dorpsgezicht is door de Rijksdienst voor Monumentenzorg (Minister van WVC) een formele procedure gestart die tot daadwerkelijke aanwijzing moet leiden. De Monumentenraad, Gedeputeerde Staten en de gemeenteraad worden daaromtrent gehoord. De gemeenteraad van Borne heeft op 28 april 1988 besloten dat zij in grote lijnen in konden stemmen met de begrenzing van het beschermd dorpsgezicht, waarbij echter wel een aangepaste begrenzing is voorgesteld. De gemeenteraad vond het destijds wenselijk om ook de Bijenkorf met de daar bijbehorende Oude Pastorie, de eerste woningen langs de Bekenhorst en de Keizerskroon in de aanwijzing op te nemen. Als reden is daarvoor genoemd dat de Bijenkorf met de daaraan gekoppelde voormalige Nederlands-Hervormde pastorie het zeker waard is om te beschermen, aangezien de pastorie al uit de voorgaande eeuw dateert en een bijzondere bouwstijl heeft. Om die panden te beschermen heeft de gemeenteraad besloten om die panden alsnog in het beschermd dorpsgezicht op te nemen. Daarmee kan het slopen van die waardevolle panden gereguleerd worden.
Op 6 juni 1988 is het besluit van de gemeenteraad voor de begrenzing van het beschermd dorpsgezicht per brief kenbaar gemaakt aan de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en cultuur. Op basis daarvan is bij besluit van 17 oktober 1991, door de toenmalige ministers van WVC en VROM, het gebied Oud Borne aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988. Concreet is het gebied in de gemeente Borne zoals aangegeven op de bij het genoemde besluit behorende tekening (nr. 329, originele datum 1988, herziene datum 1991) aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van artikel 1, onder g van de Monumentenwet 1988. In onderstaande afbeelding is het beschermd dorpsgezicht weergegeven.
Abeelding 5.2: Definitieve aanwijzing beschermd dorpsgezicht (d.d. 17 oktober 1991) |
Als gevolg van het aanwijzingsbesluit waarin Oud Borne is aangemerkt als beschermd dorpsgezicht was het noodzakelijk om op grond van artikel 36, lid 2 van de Monumentenwet 1988 een nieuw beschermend bestemmingsplan vast te stellen, aangezien het geldende bestemmingsplan 'Oud Borne' (daterend uit 1977) onvoldoende bescherming bood. Derhalve is in september 1996 het bestemmingsplan “Oud Borne” vastgesteld waarin de beschermende planologische regeling is opgenomen. Het bestemmingsplan Oud Borne heeft getracht om zowel voor het gebied dat op basis van het aanwijzingsbesluit van de ministers van WVC en VROM als beschermd dorpsgezicht is aangemerkt, alsmede voor het gebied dat buiten het beschermd dorpsgezicht is gelegen te beschermen door in de voorschriften te bepalen dat deze gronden primair zijn gericht op het behoud en de versterking van de ruimtelijke (inclusief verkeers- en groenstructuur) en functionele karakteristiek van zowel het 'beschermd dorpsgezicht' als van de in de nabijheid daarvan gelegen gronden. Daarnaast was het gevolg van de aanwijzing dat het slopen van gebouwen gereguleerd kon worden.
Zowel in het aanwijzingsbesluit (d.d. 17 oktober 1991) als het bestemmingsplan “Oud Borne” (1996) wordt aangegeven dat de ruimtelijke karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht Oud Borne onder andere bepaald wordt door de vanouds aanwezige doorgaande wegen Marktstraat met Koppelsbrink, de Brinkstraat en Ennekerdijk en de Grotestraat met de daarbij behorende secundaire straten ter ontsluiting van het daartussen gelegen gebied. De ruimtelijke karakteristiek van het 'verstedelijkt' westen van het beschermd dorpsgezicht wordt daarbij ook bepaald door de opeengelegen bebouwing en relatief grote gebouwen. Daarnaast ook door een groot aantal rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, beeldbepalende en beeldondersteunende panden. Daarbij is in het raadsbesluit van 28 april 1988 expliciet aangegeven dat de locatie van het huidige Kulturhus (voormalige Bijenkorf) opgenomen moest worden ter bescherming van de Bijenkorf met de daaraan gekoppelde voormalige Nederlands-Hervormde pastorie. Daarbij moet worden opgemerkt dat de voormalige Bijenkorf inmiddels is gesloopt en is vervangen door nieuwbouw. Daarvoor heeft een bestemmingsplanherziening plaatsgevonden in 2001. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft op 18 september 2001, in het kader van vooroverleg, het volgende aangegeven: “Het plan maakt de nieuwbouw mogelijk ten behoeve van het reeds op deze locatie gevestigde sociaal-cultureel centrum. Daarbij worden de cultuurhistorisch waardevolle onderdelen van het huidige complex geïntegreerd in de nieuwe ontwikkelingen. De regels van het vigerende beschermende plan blijven van kracht. Tegen deze plannen heb ik dan ook geen bezwaren. Het predikaat 'strekt tot bescherming van de bij de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht gesignaleerde' waarden komt aldus niet in gevaar”.
Met de huidige uitbreiding van het Kulturhus ten behoeve van de gemeente organisatie worden twee nieuwe bouwvolumes aan het bestaande Kulturhus toegevoegd. Bij het bouwplan wordt rekening gehouden en aansluiting gezocht bij de karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht Oud Borne. Het concept van het bestaande Kulturhus is een ensemble van verschillende volumes, een 'kralenketting' van verschillende vormen, met elk een eigen architectonische beeldtaal en materialisatie. De maat en schaal van de verschillende volumes sluiten enerzijds aan bij de schaal van Oud Borne en verzorgen anderzijds de schaalsprong richting het noordelijk gelegen grote volume van Het Dijkhuis. De toegepaste materialen zoals metselwerk, hout, riet en koper zijn zoveel mogelijk streekeigen en hebben een natuurlijke en warme uitstraling. Daarnaast bestaat het (nieuwe) gebouw uit een ei-vormig, koperen volume als entree, een balk-vormig kantoorvolume van metselwerk, een trapeziumvormig, houten volume van het theater en een rond volume met rieten gevel.
Het voormalige koetshuis en parochiegebouw zijn geïntegreerd in het totaalconcept. Voor deze gebouwen is, zoals aangegeven, een beschermende planregeling ('specifieke bouwaanduiding – beschermingswaardig') opgenomen. De nieuwbouwvolumes voegen zich qua positie, maat en schaal in de context van Oud Borne en De Aak. Het zuidelijk volume vormt tevens de schakel met Oud Borne en draagt bij aan de verbinding van Oud Borne met het centrum.
Geconcludeerd wordt dat het plan geen afbreuk doet aan het beschermd dorpsgezicht. Ten aanzien van de ruimtelijke karakteristiek geldt dat het plan geen afbreuk doet aan de vanouds aanwezige doorgaande wegen, het plan geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische en monumentale waarden van het beschermd dorpsgezicht. Ten aanzien van het bouwplan wordt verder opgemerkt dat het plan, gelet op het principe van de 'kralenketting' bijdraagt aan een gevarieerde opbouw van het dorpsgezicht.
Voor wat betreft de functionele karakteristiek geldt dat het plan een positieve bijdrage levert aan het levendige karakter en het historische beeld van Oud Borne. Doelstelling voor het beschermd dorpsgezicht Oud Borne is het beschermen en daar waar nodig het verbeteren en herstellen van historische structuren en gebouwen. Tegelijkertijd mag Oud Borne geen openluchtmuseum worden. In de 'Integrale stedenbouwkundige visie Oud Borne' (2012) is het plangebied gelegen in het gebied 'Noordelijke entree'. In de Noordelijke entree wordt onder andere aangegeven dat er een accentpunt gecreëerd kan worden. Het accentpunt leent zich voor een autonoom gebouw, dat zich niet zozeer richt naar het beschermde gezicht maar een duidelijke functie heeft op het plein, zoals ook het oude gedeelte van het Kulturhus dat heeft. Hoewel de locatie van het accentpunt niet op de locatie van de uitbreiding van het Kulturhus ten behoeve van het gemeentehuis beoogd was, draagt de uitbreiding wel bij aan de doelen van het beoogde accentpunt: de bezoeker leiden richting Oud Borne. De uitbreiding aan de zijde van Oud Borne betreft immers de (multifunctionele) raadzaal wat ook bezoekers aantrekt.
Door het verbinden van functies en disciplines, het creëren van een laagdrempelige en warme ontmoetingsplek voor onze inwoners is de uitbreiding van het Kulturhus een logische locatie om te komen tot een maatschappelijk plein, waar een centrale toegang op voorzieningen als cultuur, ontspanning, zorg, welzijn en inkomen op één plek gecreëerd kan worden. Anderzijds kan de verbinding met het centrum van Borne versterkt worden omdat passantenstromen gebundeld kunnen worden, waardoor winkels op hun beurt beter kunnen functioneren.
Voor wat betreft de bouwregels geldt op grond van de dubbelbestemming 'Waarde – Beschermd dorpsgezicht' dat de zichtbare gevels in eigentijdse materialen worden uitgevoerd en/of aansluiten bij het bestaande materiaalgebruik. In het beeldkwaliteitplan is onder andere het kleur- en materiaalgebruik vastgelegd, aansluitend bij het bestaande Kulturhus. Het bouwplan is derhalve niet in strijd met de bouwregels van het beschermd dorpsgezicht.
Geconcludeerd kan worden dat het plan geen afbreuk doet aan het beschermd dorpsgezicht en de karakteristieke bebouwing in het plangebied.
Geconcludeerd kan worden dat geen archeologisch onderzoek benodigd is en geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Water Programma (NWP) 2022-2027 (vastgesteld op 18 maart 2022). In het NWP 2022-2027 beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen. Het NWP geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. We werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren.
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Het waterbeheerprogramma 2022-2027 is op 15 december 2021 vastgesteld door het algemeen bestuur van Vechtstromen. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Voor partners en ingezetenen verschaft het programma inzicht in de wijze waarop het waterschap omgaat met het water in het beheergebied.
Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 door het algemeen bestuur is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Daarbij kan gaan om zowel nieuw beleid als staand beleid en maatregelen. Voor het nieuwe beleid, dat nog niet is vastgesteld door dagelijks en/of algemeen bestuur en waarbij het participatieproces nog niet voltooid is, heeft het waterbeheerprogramma een agenderende functie. Dit betekent dat invulling van de inhoud van dit nieuwe beleid buiten de scope van het waterbeheerprogramma ligt.
De uitvoering van het beleid en de maatregelen wordt gepland in de programmabegrotingen, die jaarlijks in november door het algemeen bestuur worden vastgesteld.
Het Watertakenplan Borne 2022-2026 (voorheen gemeentelijk rioleringsplan) is in november 2021 door de raad vastgesteld. Met de naamgeving van Watertakenplan wordt beter aangesloten op de maatschappelijke en brede wateropgaven en de geplande ambities. Het veranderende klimaat vraagt steeds meer om maatregelen in de openbare ruimte.
Het Watertakenplan beschrijft de maatregelen die voor ons liggen, wat we op korte en lange termijn willen realiseren, wat we doen en hoe we dit zo duurzaam mogelijk willen financieren. Centraal terugkerende thema's in het plan zijn klimaatontwikkelingen en samenwerking. Waarbij het accent meer ligt op maatschappelijke betrokkenheid en vergroten van de bewustwording.
Doelstelling is om te werken aan een gezonde en klimaatbestendige leefomgeving.
In de keten is het tegenwoordig een (hard) uitgangspunt om vuil- en schoonwater te scheiden. Traditioneel werd het vuile en schone water gemengd afgevoerd naar de zuivering. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden schoonwater door het rioolstelsel stroomt neemt de belasting op de zuivering af en verminderd de wateroverlast in het stedelijk gebied. Met het ontkoppelen van schoonwater en lokaal vast te houden van het hemelwater is de bijdrage op de vernatting van de bodem gunstig en blijft het grond- en oppervlaktewater op een acceptabel peil.
Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie 2018 (DPRA) is een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om Nederland voor 2050 klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. Het DPRA kent meerdere ambities en versnelt en intensiveert de aanpak. Na het in beeld brengen van de klimaateffecten is een belangrijk onderdeel in het proces het voeren van dialogen met stakeholders.
In 2019 is hiertoe de Klimaatatlas Twents Waternet ontwikkeld. De atlas geeft een beeld van de verwachte toekomstige klimaateffecten ten aanzien van wateroverlast, droogte en hitte. Tot op perceelniveau zijn de effecten op de drie thema's inzichtelijk. De atlas biedt een uitgebreide set aan informatie over mogelijke klimaateffecten.
In paragraaf 5.5.2.2 wordt per thema een korte toelichting verstrekt op basis van de klimaatverandering en het (gewijzigde)bestemmingsplan.
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording hiervan heeft er toe geleid dat de zogenaamde 'korte procedure' van toepassing is. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies. De bij het plan behorende watertoetsresultaat is opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting.
Hieronder worden de uitgangspunten op de waterhuishouding in het plangebied voorgeschreven.
Waterhuishouding en klimaateffecten
Afvalwater:
Het afvalwater afkomstig van de uitbreiding wordt aangesloten op het bestaande gemeentelijke afvalwaterriool.
Hemelwater:
Het algemene uitgangspunt dat de gemeente hanteert, is dat gebouwen en percelen geen hemelwater lozen op het gemeentelijk riolering, tenzij dit in belang van de leefbaarheid of volksgezondheid noodzakelijk is.
Wateroverlast:
De omgeving rondom het plangebied kleurt donkerblauw voor het thema wateroverlast bij extreme regenval. Er is gekeken naar neerslag van 70 mm per uur (kans van ongeveer eens in de 100 jaar voor het klimaat in 2050) en 160 mm neerslag in 48 uur. De aanwezige waterhoeveelheid op maaiveld bij een intensieve bui is verontrustend. Stijging van het waterniveau tot 25 cm boven maaiveldhoogte is niet uit te sluiten. Dit kan betekenen dat objecten onder (zoals de parkeergarage) of zelfs met een beperkte hoogte (vloerpeilen lager dan 25 cm) boven maaiveld onder water kunnen komen te staan. Hiervoor moet voldoende aandacht en bescherming komen.
Hitte:
Het KNMI heeft in het "warmste" klimaatscenario berekend dat de zomertemperatuur zo'n 2,5 graad toeneemt vergeleken met het huidige klimaat.
De hittekaart geeft van de omgeving een ongunstig beeld. Het terrein is grotendeels verhard uitgevoerd en in de directe omgeving, nabij de nieuwbouw, is weinig groen en beperkt schaduw aanwezig. Volgens de atlas zal in de toekomst de temperatuur in warmere perioden behoorlijk toenemen door de aanwezige verharding. Advies om in het plangebied meer groen en bomen te integreren zodat tijdens warmere dagen lagere temperaturen optreden. Dat kan tevens de nachtrust en leefcomfort verbeteren. Tevens valt te denken aan andere technieken in en buiten het pand om het klimaat te verduurzamen.
Droogte:
De gemiddeld laagste grondwaterstand in de huidige situatie schommelt tussen de 1,5m tot 2,0m -mv.
Overige:
Het plangebied ligt in de nabijheid van de waterloop en waterpartij in beheer van waterschap Vechtstromen. Uit de kansenkaart voor riothermie blijkt dat de bestaande ondergrondse afvalwater-transportleiding langs de rondweg N743 zeer geschikt is voor benutting van de energietransitie. Het aanbod aan constante temperatuur van warm afvalwater is ruim voldoende aanwezig. Bij belangstelling kan 't Dijkhuis (Welbions en Meulenbelt zorginstelling) en Kulturhus aansluiten.
Randvoorwaarden
In het bouwplan dienen de volgende randvoorwaarden te worden meegenomen.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
Om te beoordelen of de ontwikkeling in het kader van flora en fauna uitvoerbaar is, is er een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd door de Natuurbank Overijssel. Het volledige onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 3. Hierna wordt samengevat ingegaan op de conclusies uit dit onderzoek.
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën er een (vaste) rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of voortplantingsplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de beplanting verwijderd en de bebouwing gesloopt wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een (vaste) rust- en voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier en amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdiersoorten en amfibieën, die een (vaste) rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen het 'beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen’. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor verschillende diersoorten af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten
Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. Het meest nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied is het 'Lonnekermeer' op een afstand van circa 6,3 kilometer. Om de gevolgen van de gewenste ontwikkeling wat betreft stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden in kaart te brengen is een aeriusberekening door BJZ.nu uitgevoerd. Deze is in bijlage 4 bij deze toelichting bijgevoegd. In de komende alinea worden de belangrijkste conclusies uiteengezet.
Uit de berekening blijkt dat per saldo geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.
Tot slot wordt opgemerkt dat, vanwege de ruime afstand van het plangebied tot Natura 2000-gebieden, op voorhand wordt geconcludeerd dat het voornemen door geluid, licht of trillingen geen negatieve effecten veroorzaakt voor Natura 2000-gebieden.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
De locatie is niet gelegen binnen het concreet begrensde NNN. Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt op circa 1,3 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de onderlinge afstand en de aard en omvang van de ontwikkeling wordt gesteld dat als gevolg van voorliggend initiatief geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.
Op basis van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat ten aanzien van de gebieds- en soortenbescherming geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.
Volgens de Wet milieubeheer is het nodig een planontwikkeling te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden, met als doel om alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Alleen projecten die 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een 'of-benadering', wanneer een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit.
De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:
De Wet luchtkwaliteit stelt grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In 2011 moet aan de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 worden voldaan. Het jaargemiddelde concentratie mag maximaal 40 µg/m3 zijn en maximaal 35 dagen overschrijding van de 24 uurs gemiddelde concentratie PM10.
Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden. Het jaargemiddelde concentratie mag maximaal 40 µg/m3 zijn en maximaal 35 dagen overschrijding van de 24 uurs gemiddelde concentratie NO2.
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit gevoelige bestemmingen legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot de categorieën van gevallen zoals hiervoor beschreven, kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Tot slot wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Het plangebied ligt echter niet binnen de vastgestelde zones voor rijks- of provinciale wegen.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de ‘Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen’ (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
Voor transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is het tot een minimum beperken van risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 5.3 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied (indicatief aangegeven met de blauwe omlijning) en de omgeving weergegeven.
Afbeelding 5.3 Uitsnede risicokaart (Bron: risicokaart.nl) |
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
Opgemerkt wordt dat ten noorden van het plangebied een tankstation met LPG aanwezig is. De inrichting van het tankstation ligt op circa 240 meter afstand van het plangebied. Ter plaatse van de LPG-afleverinstallatie, het LPG-vulpunt en het LPG-reservoir is een risicocontour (10-6) opgenomen. De grootste contour bedraagt 35 meter. Hierdoor kan worden gesteld dat deze risicobronnen geen belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor voorliggend voornemen.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Het plangebied ligt niet binnen of nabij een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 6,3 kilometer afstand van het plangebied. Uit de uitgevoerde AERIUS-berekening opgenomen in Bijlage 4 blijkt dat voor de voorgenomen ontwikkeling geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden.
Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig. Er is dus geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.
Dit bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding binnen bestaand stedelijk gebied ten behoeve van de vestiging van de gemeentelijke organisatie. Het plan voldoet daarmee aan de definitie van 'een besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet kunnen worden uitgesloten.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. en is daarom niet direct m.e.r.-plichtig. Voor de beoogde ontwikkelingen is onderstaande activiteit uit de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage relevant, namelijk 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarden van de betreffende categorie worden niet overschreden of zijn niet van toepassing (oppervlakte van 100 ha of meer, 2.000 of meer woningen en bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer). Dit betekent dat er geen sprake is van een directe m.e.r. plicht.
Wel moet voorliggend plan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject conform het Besluit m.e.r.. Of er namelijk sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject volgens het Besluit m.e.r. lijken de volgende aspecten van belang:
Aangezien het gebouw wordt uitgebreid met een oppervlakte van 1.500 m2 moet het plan worden aangemerkt als stedelijk ontwikkelingsproject volgens het Besluit m.e.r.. Daarom moet het college voorafgaand aan de terinzagelegging van het bestemmingsplan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren. Er is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is als Bijlage 5 aan deze toelichting toegevoegd. Daaruit blijkt dat het plan niet leidt tot negatieve effecten voor het milieu.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling maakt duidelijk dat de milieueffecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling beperkt zijn en dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die het opstellen van een plan MER noodzakelijk maakt.
De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012.
Navolgend wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten:
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
In het tweede hoofdstuk komen bestemmingen aan de orde. De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
Het overgrote deel van het plangebied is voorzien van de bestemming 'Gemengd'.
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, maatschappelijke voorzieningen en ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', een ondergrondse parkeerkelder.
In de bouwregels is bepaald dat hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd en dat de bouwhoogte van hoofdgebouwen maximaal de bouwhoogte bedraagt die door middel van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
De gronden rondom het gebouw zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, kunstwerken en speelvoorzieningen, perceelsontsluitingswegen en uitwegen en ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een ondergrondse parkeergarage.
De bouwmogelijkheden binnen deze bestemming zijn beperkt tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen, fietsenstallingen, groenvoorzieningen, kunstwerken en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen en ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een (ondergrondse) parkeergarage.
De bouwmogelijkheden binnen deze bestemming zijn beperkt tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 6 Waarde - Archeologie Hoog
Conform het geldende bestemmingsplan, is het plangebied deels voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog'. De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
Artikel 7 Waarde - Archeologie Zeer Hoog
Conform het geldende bestemmingsplan, is het plangebied deels voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Zeer Hoog'. De voor 'Waarde - Archeologie Zeer Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
Artikel 8 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke (inclusief verkeers- en groenstructuur) en functionele karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht.
In dit artikel zijn karakteristieken genoemd voor het gebied. Het gaat om ruimtelijke en functionele karakteristieken in sublid 8.1.1 tot en met 8.1.5 hebben betrekking op het volledige gebied in Borne dat wordt aangemerkt als beschermd dorpsgezicht. De begrenzing van dit gebied is opgenomen in Bijlage 2 van de regels.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
Het gaat om een gemeentelijk plan. Het plan wordt gefinancierd uit gemeentelijke middelen. Het is niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn naast procedurele kosten geen andere kosten verbonden aan de vaststelling van dit plan. Het plan is economisch uitvoerbaar.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties, waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke plannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Het plan wordt in het kader van het vooroverleg naar de provincie toegezonden.
Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies. De bij het plan behorende watertoetsresultaat is opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening van 13 april 2023 t/m 24 mei 2023 ter inzage gelegen. Tijdens de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de zienswijzennota in Bijlage 6. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op onderdelen gewijzigd. Omdat tevens wijzigingen zijn doorgevoerd in de regels en verbeelding is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Voor de wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen wordt kortheidshalve verwezen naar Bijlage 6.
De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Op de verbeelding is wel een ambtshalve wijziging doorgevoerd: de vorm en situering van het bouwvlak in de bestemming 'Gemengd' zijn aangepast.