direct naar inhoud van 4.2 Milieueffectrapportage
Plan: Meppel - Nieuwveense Landen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.NieuwveenseLanden-BPC1

4.2 Milieueffectrapportage

De nieuwe woonwijk Nieuwveense Landen omvat circa 3.400 woningen. Dit betekent dat sprake is van een m.e.r.-plichtige activiteit (> 2.000 woningen buiten de bebouwde kom). De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de bestemmingsplannen die worden opgesteld om de beoogde woonwijk mogelijk te maken. Voor informatie over de verschillende stappen uit de m.e.r.-procedure wordt verwezen naar het MER. Deze is te vinden in Bijlage 3 MER Nieuwveense Landen Meppel.Het doorlopen van de milieueffectrapportage (m.e.r.) is gestart in 2002 met een Startnotitie.

In maart 2008 heeft de gemeenteraad de Gebiedsvisie Nieuwveense Landen vastgesteld, waarin de doelstelling van de bouw van 5.300 woningen is bijgesteld naar 3.000 woningen. De Milieueffectrapportage Nieuwveense Landen Meppel 2009 (rapportage Grontmij oktober 2009) is voor het totale aantal woningen opgesteld en de gemeenteraad heeft die Milieueffectrapportage in haar vergadering van 10 december 2009 aanvaard.

In het Aanvullend toetsingsadvies over het milieurapport en de aanvulling daarop (dd. 28 juni 2010) heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage met kennis van ingediende zienswijzen geoordeeld dat de essentiële informatie voor besluitvorming in het MER (inclusief de aanvulling) aanwezig is en dat de achtergrondrapporten goede informatie geven ter onderbouwing van de effectbeschrijving in het MER.

De Commissie vindt het voldoende onderbouwd dat op basis van infrastructurele argumenten en argumenten uit het oogpunt van compactheid van de stad is gekozen voor de locatie Nieuwveense Landen. Voorts heeft de Commissie geconcludeerd dat een meer gedetailleerde beoordeling van de milieueffecten niet tot een andere conclusie had geleid.

De Commissie heeft uiteindelijk geadviseerd:

  • a. een visie te ontwikkelen op een gefaseerde invulling van het bestemmingsplan om in te kunnen spelen op een mogelijk langer durend ontwikkelproces dan thans verwacht;
  • b. de monitoring goed te borgen in het beheerplan en jaarlijks te laten plaatsvinden.

Het milieueffectrapport (MER) en het voorontwerp van het bestemmingsplan hebben van 18 februari 2010 tot en met 31 maart 2010 ter inzage gelegen. Tevens heeft op 10 maart 2010 in het kader van de inspraak een bijeenkomst plaatsgevonden.

Kortheidshalve wordt verwezen naar Bijlage 14 Reactienota MER. Het rapport c.a. heeft ook gelijktijdig met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage gelegen.

Meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) en Voorkeursalternatief (VKA)

In het MER zijn in eerste instantie drie globale varianten (ruimtelijk verschillend) onderling vergeleken op de meest relevante milieuaspecten, waaronder de aspecten die zijn aangedragen door de commissie m.e.r. en de provincie Drenthe. Op basis van deze preselectie is een keuze gemaakt voor één variant. Op basis van die variant is een 'meest milieuvriendelijk alternatief' (MMA) uitgewerkt. Het MMA is een reëel alternatief dat past binnen de doelstellingen van de initiatiefnemer, maar waarbij de nadelige gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk worden beperkt of voorkomen. Het voorkeursalternatief (VKA), het alternatief dat zal worden uitgevoerd en vastgelegd in de bestemmingsplannen, sluit bij voorkeur hierbij aan. In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van het MMA en het VKA. Het VKA is het alternatief dat de voorkeur heeft. De eerste fase wordt met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

In de daaropvolgende paragrafen wordt een overzicht gegeven van de sectorale onderzoeksresultaten uit het MER, waar nodig aangevuld met extra milieu-informatie ten behoeve van het bestemmingsplan.

Meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) en Voorkeursalternatief (VKA)

Het MMA bevat de volgende hoofdelementen:

  • 5-10% verdichting (minder ruimtebeslag);
  • geen woningbouw binnen de geluidszone en de indicatieve hinderzone (geur, stof, gevaar) van industrieterreinen;
  • geen woningbouw binnen de 48dB-contour van de wegen;
  • westelijke hoofdontsluiting niet langs de rand van de wijk.

In het VKA wordt op enkele locaties de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Dit is het gevolg van de stedenbouwkundige keuze om in het centrum van de wijk te streven naar relatief hoge woningdichtheden. Deze keuze leidt ertoe dat dichter op de hoofdontsluiting wordt gebouwd, en dus naar verwachting deels ook binnen de 48dB-contour. Voor het overige wordt de hoofdopzet van het MMA in het VKA overgenomen.

Mitigerende maatregelen

Naast de hoofdelementen voor het MMA worden in het MER mitigerende maatregelen beschreven waarbij onderscheid wordt gemaakt in drie niveau's: het stedenbouwkundig plan, het uitwerkingsplan en de bouw- en beheerfase. Alle mitigerende maatregelen zijn onderdeel van het MMA. In het VKA is een beperkt aantal maatregelen niet opgenomen. Voor een overzicht van de maatregelen wordt verwezen naar tabel 6.1 uit het MER. In deze paragraaf wordt per milieuthema aangegeven of en zo ja, op welke manier de mitigerende maatregelen zijn geborgd in het bestemmingsplan. Er zijn ook maatregelen waarvoor het bestemmingsplan niet het aangewezen instrument is. In dat geval wordt aangegeven op welke manier de betreffende maatregelen wel geborgd kunnen worden.

Waar (alleen bij het VKA) 'plusmaatregelen' is vermeld, geldt dat de gemeente nog geen uitsluitsel kan geven over het realiseren van deze maatregelen, maar er wel naar streeft deze maatregelen mee te nemen in de verdere planvorming. Deze maatregelen worden niet als mitigerende en compenserende maatregelen voor dit bestemmingsplan beschouwd.

Water

Over de borging van watergerelateerde uitgangspunten en maatregelen in het bestemmingsplan vindt in het kader van de watertoets overleg plaats met de waterbeheerder (zie paragraaf 4.11). De hoofdwaterstructuur wordt in het bestemmingsplan als 'Water' bestemd. Binnen die bestemming geldt ook "de bescherming, het behoud en herstel van natuurwaarden en ecologische waarden".

Ook binnen de andere bestemmingen wordt water mogelijk gemaakt. De mitigerende maatregelen om de waterkwaliteitseffecten en grondwatereffecten te beperken worden daarentegen niet in het bestemmingsplan geregeld, aangezien deze maatregelen niet ruimtelijke relevant zijn. Hiervoor wordt een waterhuishoudingsplan vastgesteld. De watergerelateerde maatregelen die worden beschreven voor de bouw- en beheerfase worden geregeld in een overeenkomst met de projectontwikkelaar.

Natuur

De mitigerende maatregelen voor natuur zijn in het VKA gekoppeld aan het aantal geschikte sloten voor purperreiger en geschikt gras- en bouwland voor de Bruine kiekendief. Met realisatie van het voorliggende bestemmingsplan wordt slechts 30% van de geschikte sloten in het gehele plangebied ongeschikt voor de purperreiger. Daarmee vindt 30% van het effect van het totale voornemen plaats in de eerste fase. Voor de Bruine kiekendief verdwijnt ongeveer 50% van het totale geschikte foerageergebied als gevolg van de eerste fase, met dus 50% van het totale effect van de wijk tot gevolg. Het totale effect van de wijk is een worst-case scenario en is zeer beperkt (zeker niet significant), waarbij de gunstige instandhouding van de soorten niet in het geding is. Het cumulatieve effect is een verslechterend effect te noemen, maar ook hier is de gunstige instandhouding niet in het geding. Veel van de plannen die zijn meegnomen in de cumulatie zijn nog niet uitgevoerd. Kwalitatief gezien achten wij 30-50% van dit beperkte effect op beide soorten acceptabel. In dit bestemmingsplan zijn daarom geen maatregelen ten gunste van beide soorten opgenomen. Het nieuwe foerageergebied uit het VKA zal in de tweede fase worden gerealiseerd, waarmee de totale effecten van de wijk per saldo nul zijn.  

De bufferzone (van 200 meter) tussen de woningenbouw en de foerageergebieden ligt ten westen van dit bestemmingsplangebied. In het bestemmingsplan voor dat gebied wordt deze bufferzone vastgelegd. Momenteel zijn dit agrarische gronden die dienst kunnen doen als foerageergebied. Aan de zuid- en oostzijde van het plangebied is een recreatiezone voorzien om de toename van de recreatiedruk op de Wieden zoveel mogelijk af te leiden en deze zone is in het plan vastgelegd. Ook de ecozone van 25 meter langs de hoofdwatergang is opgenomen voor zover deze binnen het plangebied ligt.

Monitoring van het recreatief gebruik van de Wieden is geen maatregel die in het bestemmingsplan kan worden geregeld. Ook andere natuurgerelateerde maatregelen uit het MER (zoals paddenpoelen en overwinteringsplaatsen voor vissen) worden op een andere manier vastgelegd in een natuurbeheerplan of overeenkomst met de projectontwikkelaar.

Landschap en cultuurhistorie

De zichtlijnen naar de watertoren en de kerktorens van Kolderveen en Nijeveen die in het MER worden beschreven liggen slechts gedeeltelijk binnen het plangebied. De zichtlijnen lopen langs de hoofdwatergangen in het gebied. Aangezien ter plaatse van de bestemming 'Water' geen bebouwing mogelijk is, zijn de zichtlijnen op deze manier voldoende verankerd in het bestemmingsplan. De 1e Nijeveense Kerkweg die ook wordt genoemd in het overzicht met de mitigerende maatregelen ligt buiten het plangebied. Aan de randen van Nieuwveense Landen dient een groenstrook te worden gerealiseerd om de overgangen naar het landschap te verzachten.

Archeologie

Voor gebieden met een kans op het aantreffen van archeologische sporen wordt op de verbeelding een dubbelbestemming opgenomen. Dit houdt in dat bij activiteiten in die gebieden in beginsel nader onderzoek gedaan moet worden naar de archeologische (verwachtings)waarden.

Verkeer

Verkeersgerelateerde maatregelen zoals fietsroutes, centrale parkeerpleintjes en maatregelen op het gebied van verkeersveiligheid zijn mogelijk binnen de kaders van het bestemmingsplan. Voor het borgen van het daadwerkelijk uitvoeren van deze maatregelen is het bestemmingsplan niet het geschikte instrument. In dat kader worden afspraken gemaakt met projectontwikkelaars en wegbeheerders.

Energie/materiaalgebruik

Er wordt een Energie Prestatie op Locatie verlangd volgens de volgende formule:

EPL Nieuwveense Landen = EPL bij EPC-vigerend + 0,4 * (10 – EPL bij EPC vigerend).

'EPL bij EPC-vigerend' heeft betrekking op EPL die gerelateerd is aan de juridisch vastgestelde energie prestatie voor de woningbouw. Indien de EPC door de overheid wordt aangescherpt naar bijvoorbeeld EPC 0,5, dan komt dit overeen met een EPL van 7,5. Voor Nieuwveense Landen wordt dan een EPL van 8,5 als uitgangspunt gehanteerd.

Andere maatregelen op het gebied van duurzaamheid en energie die in het MER worden genoemd (met name op gebouwniveau), worden in een overeenkomst met de projectontwikkelaar verankerd.

In het kader van artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet is bij de Minister van Infrastructuur en Milieu een aanvraag ingediend om het Icoonproject Nieuwveense Landen aan te wijzen als innovatief experiment. Het verzoek ziet op de toepassing van hoofdstuk 5 van het Bouwbesluit en beoogt een aanpassing van het Bouwbesluit voor het project Nieuwveense Landen zodat de voorgestelde minimumnormen voor alle bouwers en ontwikkelaars gelden en de gewenste standaard gegarandeerd wordt.

Advies van de Commissie

De Commissie adviseert de volgende punten in de besluitvorming over het bestemmingsplan mee te nemen:

  • 1. Overweeg een fasering/prioritering aan te brengen.
  • 2. Neem in ogenschouw dat een nieuwe woonwijk in een open agrarisch landschap leidt tot een verandering van het landschap.
  • 3. Houd in de gaten dat de monitoring van effecten op Natura-2000 gebied De Wieden goed wordt geborgd.
  • 4. Overweeg een extra ruimtereservering voor waterberging in verband met klimaatverandering.
  • 5. Houd rekening met lichthinder die kan ontstaan door lichtmasten bij sportvelden.

Ten aanzien van de gegeven adviezen kan het volgende worden opgemerkt:

Ad.1:

Het advies is vooral gegeven om te voorkomen dat op verschillende locaties binnen het plangebied wordt gestart met de bouw van woningen en dat een verrommeling van het landschap plaatsvindt. Er is sprake van een zekere fasering, in die zin dat de op korte termijn in te zetten gronden gedetailleerd worden bestemd. De conform het stedenbouwkundig plan op lange(re) termijn te benutten gronden krijgen weer de vigerende bestemming met een wijzigingsbevoegdheid. Dit biedt de mogelijkheid om, wanneer de tijd rijp is, een wijzigingsplan in procedure te brengen.

Ad.2:

In het voorontwerp van het bestemmingsplan is bij de uit te werken woonbestemmingen uitgegaan van bebouwing met een bouwhoogte van 15 meter en bij de uit te werken gemengde bestemmingen van 20 m. Op zich zijn dit geen opzienbarende mogelijkheden.

Feit is wel dat met name in de overgangsgebieden aandacht moet worden besteed aan de overgang naar het open landschap. In het Stedenbouwkundig Plan is dat ook geïllustreerd en is afhankelijk van de locatie in het plangebied bepaald hoe de randen eruit zien. Het landschap tussen de wijk en Kolderveen is inderdaad open en grootschalig. De wijk zal zich aan deze zijde niet op een nadrukkelijke manier met woningbouw presenteren. In het kader van het bestemmingsplan wordt een adequate ruimtelijke invulling voorgestaan die recht doet aan de zachte overgang naar het landelijk gebied.

Ad.3:

De gemeente Meppel is vertegenwoordigd in de klankbordgroep van het Natura 2000 beheerplan en wordt bij de afronding van dat beheerplan actief betrokken bij de opzet van de monitoring en de sturing van de recreatiedruk.

Ad.4:

In de watertoets van het voorontwerpbestemmingsplan is al uiteengezet hoe het plan zich verhoudt tot de klimaatscenario's 2050 (10% extra neerslag) én 2100 (20% extra neerslag). Het stedenbouwkundige plan voldoet aan het scenario 2050. Er is nog circa 2 hectare extra water nodig, om ook aan het scenario 2100 te voldoen. Het streven is er om deze extra hectares te vinden binnen het bestemmingsplangebied, zodat ook aan het klimaatscenario van 2100 wordt voldaan.

Ad.5:

Het aspect licht(hinder) is ook toegelicht in “Nieuwveense Landen; aangenaam duurzaam” en mitigatie zal bij de inrichting van het gebied zeker aan de orde komen. De mogelijkheden van weinig verstorende verlichting zijn bekend.

Conclusie

Met het oog op het milieu beschouwt het gemeentebestuur het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage als groen licht om voort te gaan met het bestemmingsplan.

Dit bestemmingsplan bevat hoofdzakelijk vigerende bestemmingen met wijzigingsbevoegdheden. De mitigerende en compenserende maatregelen komen vooral in beeld wanneer gebruik wordt gemaakt van de specifieke wijzigingsbevoegdheden als genoemd in Artikel 26 Algemene wijzigingsregels . Daar waar maatregelen niet via het ruimtelijke spoor geborgd zijn (bijvoorbeeld via overeenkomsten met ontwikkelaars) zal in een wijzigingsplan wederom verantwoord worden op welke manier de maatregelen uit het MER nader geborgd zijn.

Er zijn maatregelen getroffen om het woningbouwproject faseerbaar, uitvoerbaar en beheersbaar te houden en versnippering of ontwikkelingen verspreid over het gebied te verhinderen of minimaliseren. Dat heeft vertaling gevonden in de planregeling op een dusdanige wijze dat in redelijkheid kan worden gesteld dat structurerende elementen zijn vastgelegd en dat de voorgestane stedenbouwkundige structuur niet wordt aangetast. De stedenbouwkundige structuur respecteert de cultuurhistorische aspecten en beoogt een zorgvuldige overgang naar het omliggende landschap.