direct naar inhoud van 5.4 Natuur en Ecologie
Plan: Zuideropgaande 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118023001-VG02

5.4 Natuur en Ecologie

In het bestemmingsplan is rekening gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. De gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor dit bestemmingsplan zijn in beeld gebracht in de natuurtoets 'Natuurtoets bestemmingsplanactualisatie Zuideropgaande/Nieuw Moscou' (kenmerk: 08-376/6 & 11-104) van 7 juni 2011 (zie Bijlage 10 Natuurtoets).

Gebiedsbescherming

Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied, in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. Wel liggen in de directe omgeving van het onderzoeksgebied onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het meest dicht bij gelegen onderdeel van de EHS – een langgerekte bosopstand ten oosten van Zuideropgaande– ligt tegen het bestemmingsplangebied aan. Dit onderdeel van de EHS ligt overigens op ongeveer 300 meter van de locaties waar vanwege woningbouw wijzigingen in het bestemmingsplan zijn voorzien. Het noordelijk deel van Zuideropgaande ligt binnen het zoekgebied van een ecologische verbindingszone (EVZ). Vanwege het feit dat twee woningbouwlocaties binnen het zoekgebied van de ecologische verbindingszone liggen heeft de gemeente reeds overleg gevoerd met de provincie Drenthe. Hieruit is naar voren gekomen dat de planontwikkeling niet conflicteert met het realiseren van de verbindingszone. De overige negen woningbouwlocaties liggen buiten het zoekgebied van de verbindingszone, negatieve effecten zijn hier niet aan de orde. Daarnaast zijn enkele waardevolle ecologische structuren aanwezig, het is aan te bevelen deze bij ontwikkelingen te sparen.

Soortenbescherming

Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aanwezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets komt naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het plangebied beperkt zijn. Binnen het bestemmingsplangebied zijn - met uitzondering van zoogdieren en amfibieën- geen juridisch zwaarder beschermde soorten van de Flora- en faunawet Tabel 2/3 of ´bedreigde´ of ´ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend. Op basis van de aanwezige biotopen mogen echter wel verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels zoals Huismus en Gierzwaluw verwacht worden. Mogelijk zijn ook vaste verblijfplaatsen van de middelhoog-beschermde Steenmarter en Eekhoorn (tabel 2-soorten) aanwezig. Daarnaast komen mogelijk Poelkikker en Alpenwatersalamander voor in het gebied.

Bij ruimtelijke ingrepen en activiteiten in het bestemmingsplangebied dient altijd rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet. Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk. Omdat sprake is van een grotendeels conserverend bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht. Op de locaties waar bestemmingsplanwijzigingen zijn voorzien is geen aanvullend onderzoek noodzakelijk.