direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Noord, Zwartschaap 46, Stuifzand, 2022
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2022PB8006005-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Bork Groep (hierna Bork) is een recycle- en sloopbedrijf met een oriëntatie op innovatie gevestigd op zwartschaap 46 te Stuifzand. Zo is bijvoorbeeld door Bork een calamiteitenunit ontwikkeld voor asbestsanering, die inmiddels wordt toegepast in projecten. Ook is Bork met een duurzaamheidscentrum actief op het gebied van circulariteit en hergebruik van bouwmaterialen en werkt Bork aan een innovatieve dienst in het bieden van ondersteuning voor de hulpdiensten bij calamiteiten.

In het kader van het Nationaal Betonakkoord participeert Bork tevens met vijf collega’s in Circulair Mineraal. Circulair Mineraal wint door middel van geavanceerde breek- en zeeftechnieken uit gesloopt beton de grondstoffen grind, zand en cement terug zodat het weer als grondstof voor de betonindustrie kan worden ingezet. Meer informatie over circulair geproduceerd beton is te vinden op www.circulairmineraal.nl.

De behandeltechniek die het doel heeft de grondstof cement (cementsteenpoeder) terug te winnen dient te worden uitgevoerd onder droge omstandigheden (vochtige omstandigheden zorgen immers voor directe uitharding van het cement).

Verzoek

Voor bovenstaande werkzaamheden wil Bork graag een loods neerzetten, echter de huidige situatie is dat Bork het maximum aantal m2 bebouwing reeds heeft benut.

De Provincie Drenthe en de gemeente Hoogeveen, hebben aangegeven mee te willen werken aan de bouw van een loods (circulair vervaardigd) voor deze bewezen techniek achter op het terrein van Bork Recycling.

Resultaat

Bork kan hiermee laten zien dat zij daadwerkelijk in staat is de cirkel in de betonketen te sluiten. Een grote winst. Vooral voor de kwaliteit van ons milieu en samenleving.

De circulaire loods betreft een te demonteren bestaande loods die weer wordt herbouwd uit alleen de bestaande materialen. De funderingspoeren zullen worden vervaardigd van gerecycled beton van Bork. De loods heeft een afmeting van circa 43 m lang en circa 23 m breed, met een nokhoogte van circa 12 meter en goothoogte van circa 11 meter.

Voor de realisatie van deze circulaire loods is een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden in strijd met de bouwvoorschriften van het vigerende bestemmingsplan nodig.

Voorliggende rapportage bevat de ruimtelijke onderbouwing daarvoor.

Voor het plan is tevens een vergunningaanvraag ingediend voor het veranderen van de inrichting, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna Wabo). Uit onderzoek is gebleken dat de bouw van de nieuwe bedrijfsloods en de ingebruikname van de mobiele innovatieve puinbreker niet leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de huidige vergunning is toegestaan en leidt ook niet tot een andere inrichting. Op basis hiervan geldt dat op grond van artikel 2.14, vijfde lid, en artikel 3.10, derde lid, Wabo de reguliere procedure geldt voor de vergunningaanvraag, ook wel aangeduid als ‘Milieuneutrale verandering’.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Plangebied

Het perceel heeft een oppervlakte van ca. 2,5 hectare en is gelegen ten noordoosten van de kern van de gemeente Hoogeveen. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich voornamelijk agrarische) bedrijven en enkele woningen. Verder weg ten zuidwesten van de locatie bevindt zich de stedelijke bebouwing van de kern van Stuifzand. De overige omgeving is te kenmerken als landelijk gebied.

2.2 Vigerend bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming “Buitengebied Noord, Zwartschaap 46 Stuifzand”. Het perceel is bestemd conform klasse-indeling bedrijven categorie B2. Binnen het rode vlak komt de circulaire loods te staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8006005-VG01_0001.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8006005-VG01_0002.png"

Binnen deze bestemming is de maximale bouwhoogte 12 meter en de maximale goothoogte 4,5 meter. Verder dient de bebouwing minimaal 2,5 meter uit de perceelgrens te staan. Binnen de bestemming is tevens nog eenmalig maximaal 10% vergroting van bestaand bebouwd oppervlak mogelijk. Deze optie is echter eerder al benut.

De realisatie van de circulaire loods is niet toegestaan op grond van de vigerende begeersverordening. Deze is wel voorzien binnen de bestemming B2 maar overschrijdt de goothoogte en het maximale bebouwingspercentage.

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Het perceel Zwartschaap 46 ligt op de kruising tussen Zwartschaap en de Drijberseweg ten Noordoosten van de kern Stuifzand. Dit deel van de gemeente Hoogeveen wordt veelal gekenmerkt door de hier verspreid liggende bebouwing, de natuurlijke vervlechting met het landschap, de lange lanen met de hoge bomen. De bebouwing in de directe omgeving van het plangebied is dan ook overwegend solitair van aard.

2.4 Functionele structuur plangebied

De directe omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van agrarische activiteiten met hoofdzakelijk verspreid liggende woningen in een groene omgeving. Aan de andere zijde van de Drijberseweg tegenover het plangebied ligt nog een vestiging van Bork.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie infrastructuur en ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 Rijksbelangen:

  • Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en faunasoorten;
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de structuurvisie infrastructuur en ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 Rijksbelangen. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een Rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport, greenports en de valleys;
  • Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.
3.1.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging doormiddel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op Rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen. Dit deel van het besluit is momenteel alleen nog in ontwerp gereed.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

In het Barro zijn in dit geval geen regels opgenomen die van belang zijn voor het plangebied.

3.1.3 ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. In het gewijzigde Bro, van kracht sinds 1 juli 2017, is artikel 3.1.6, lid 2 gewijzigd in:

"De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied".

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan opgesteld is aan te merken is als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Uit jurisprudentie kan worden opgemaakt dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling indien er sprake is van een uitbreiding van het terrein met meer dan 500 m2. In dit geval is hiervan geen sprake. De bouw van de loods vindt namelijk plaats binnen het terrein dat al is aangemerkt als bedrijfsbestemming. Er vindt geen uitbreiding plaats van de oppervlakte van de bedrijfsbestemming.

Conclusie

De ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor de doorgang van het plan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is vervolgens in werking getreden. De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijkeconomische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie is de ruimtelijke identiteit van Drenthe te versterken. Dit wordt gedaan door nieuwe ontwikkelingen te bezien in samenhang met de kernkwaliteiten: rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, kleinschaligheid, noaberschap, menselijke maat en veiligheid.

De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen.

Landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken willen we in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap. Vanuit dat perspectief wil de provincie keuzes voor nieuwe ontwikkelingen in het landschap blijvend mogelijk maken. Binnen Drenthe zijn zes landschapstypen te onderscheiden:

  • 1. Esdorpenlandschap;
  • 2. Esgehuchtenlandschap;
  • 3. Wegdorpenlandschap van de laagveenontginning;
  • 4. Wegdorpenlandschap van de hoogveenontginning;
  • 5. Landschap van de Veenkoloniën;
  • 6. Landschap van de Koloniën van Weldadigheid.

De provinciale doelstellingen voor de kernkwaliteit landschap zijn:

  • het behouden en versterken van de ruimtelijke afwisseling van landschapstypen;
  • het behouden en versterken van de volgende karakteristieke kenmerken van de verschillende landschapstypen:
  • in het esdorpen-/ esgehuchtenlandschap: de (eenmans)essen en beekdalen;
  • in het wegdorpenlandschap van de laagveenontginning: de openheid;
  • in het wegdorpenlandschap van de veenrandontginning: de kavelstructuur en de openheid;
  • in het landschap van de Veenkoloniën: de wijkenstructuur en de openheid;
  • in de Koloniën van Weldadigheid (UNESCO): bijzondere elementen.

Ruimtelijke ontwikkelingen

De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie wil zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte in Drenthe. Grootschalige bouwplannen en uitbreidingen in het landelijk gebied, los van bestaande bebouwingslocaties, zijn niet vanzelfsprekend. De provincie vindt dat gemeenten bij nieuwbouwplannen een werkwijze moeten hanteren die leidt tot zorgvuldig ruimtegebruik.

Om zorgvuldig ruimtegebruik in Drenthe te stimuleren, wordt gestreefd naar het bundelen van wonen en werken. Inbreiding gaat vóór uitbreiding. Extra ruimte voor wonen en werken is er in (of aansluitend op) het bestaande bebouwde gebied en gebundeld rond de regionale voorzieningen voor infrastructuur en openbaar vervoer. Uiteraard is het niet de bedoeling dat dit streven ten koste gaat van cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen. In zulke situaties wordt met de betrokken partijen naar een maatwerkoplossing gezocht.

De provincie Drenthe zet in op de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De ladder is tevens rijksbeleid en eind 2012 als motiveringseis opgenomen in het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro). In de nieuwe Omgevingsvisie wordt de ladder als procesvereiste bij de afweging voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen nader uitgewerkt.

De doelen bij het toepassen van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking in Drenthe zijn als volgt:

  • zorgvuldig omgaan met de ruimte in Drenthe;
  • tegengaan van overaanbod, met kwaliteitsverlies, leegstand en soms ook verloedering met als gevolg binnen de bestaande voorraad woningen, kantoren, bedrijventerreinen en verblijfsrecreatie;
  • de juiste discussie voeren over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zonder sterke, gewenste plannen onnodig te vertragen of belemmeren;
  • bevorderen van vraaggericht programmeren voor bewoners, bezoekers en bedrijven in Drenthe;
  • Ruimte voor initiatieven die kwaliteit toevoegen aan Drenthe : ‘pareltjes’ laten groeien en bloeien;
  • Begeleiden van het veranderingsproces van groei en nieuwbouw naar beheer en verversing en vernieuwing van het bestaand stedelijk gebied;
  • Focus op bestaand stedelijk gebied. Duurzame structuurversterking;
  • Doorontwikkeling, hergebruik en transformatie van bestaand vastgoed;
  • Betere benutting van multimodale knopen en meer aandacht voor passende ontsluiting;
  • Zorgvuldige, transparante en overtuigende motivering.

Het is niet de bedoeling Drenthe ‘op slot’ te zetten, maar wel samen het 'goede gesprek' te voeren over nut, noodzaak, kwaliteit en toegevoegde waarde van een plan of initiatief. Plus de samenhang met bestaand stedelijk gebied. Duurzame structuurversterking wordt dat genoemd door de provincie. In paragraaf 3.1.3. is ingegaan op de landelijke ‘Ladder voor Duurzame Verstedelijking’. De provinciale ladder beoogt hetzelfde doel.

Onderhavig plangebied behoort tot het Esdorpenlandschap. Door de invulling van het plangebied binnen het bestaande perceel wordt het landschapstype niet aangetast.

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening

De Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (POV) is een belangrijk instrument om het omgevingsbeleid, zoals dat is opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe, uit te voeren. De regels in de verordening vormen het sluitstuk op de Omgevingsvisie. In artikel 2.6 van de POV is opgenomen dat in een ruimtelijk plan uiteen dient te worden gezet hoe het desbetreffende plan zich verhoudt tot de het behoud en de ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten.

Zoals gezegd is in dit geval de kernkwaliteit ‘behoud van het esdorpenlandschap’ van toepassing. Het provinciaal beleid is gericht op:

  • behoud van de open ruimte en het versterken van de esrandbeplanting;
  • behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van de karakteristieke beekdal(rand)beplanting.

De bouw van de loods vindt plaats binnen het huidige terrein van Bork, er wordt geen ongebruikt terrein dat bijvoorbeeld nu grasland is in gebruik genomen. De nog aanwezige open ruimtes worden ter plaatse niet aangetast, hierdoor blijft het onbebouwde karakter van het gebied in stand. Bovendien is het huidige terrein aan elke zijde, met uitzondering van de straatzijde, landschappelijk ingepast. Het nieuwe gebouw zal hierdoor grotendeels aan het zicht onttrokken worden. Ook de kleurstelling zal dusdanig zijn dat het gebouw niet opvalt in zijn omgeving.

De realisatie draagt daarentegen wel bij aan duurzame bedrijfsvoering en aan de economische spinoff in de omgeving door behoud en versterking van de werkgelegenheid in Drenthe.

3.3 Gemeentelijk beleid

Het ruimtelijk beleid van de gemeente Hoogeveen met betrekking tot het perceel Zwartschaap 46 te Stuifzand is met name verwoord in het ter plaatse geldende beheersverordening “Buitengebied-Noord, Landelijk Gebied II”. Binnen deze bestemming is het bedrijf aangeduid als B2. Deze aanduiding wordt gegeven aan bedrijven die verder geen binding hebben met het buitengebied.

Dat houdt tevens in dat er binnenplans geen wijzigingsmogelijkheden zijn opgenomen. Het beleid is in die zin dat indien een dergelijk niet agrarisch bedrijf wil uitbreiden het de voorkeur verdient om het bedrijf naar een bedrijventerrein te verplaatsen.

In dit specifieke geval gaat het niet om de uitbreiding van het bedrijf. De activiteiten, zoals het breken van beton, zijn immers vergund, maar gaat het om een nieuwe breek en zeeftechniek. Het plan omvat de realisatie van een bedrijfshal op de plek waar nu op de traditionele manier gesloopt beton in de open lucht wordt gebroken en gezeefd. In het kader van het Nationaal Betonakkoord participeert Bork met vijf collega’s in Circulair Mineraal. Circulair Mineraal wint door middel van geavanceerde breek- en zeeftechnieken uit gesloopt beton de grondstoffen grind, zand en cement terug zodat het weer als grondstof voor de betonindustrie kan worden ingezet. Omdat de geavanceerde behandeltechniek onder droge omstandigheden moet worden uitgevoerd is het noodzakelijk dat in een overdekte ruimte te doen.

Omdat het een al vergunde activiteit is en de nieuwe techniek bijdraagt aan de milieudoelstellingen van Nederland om te gaan naar een circulaire maatschappij is het in dit geval te verantwoorden dat er toch extra bebouwing bij komt. De gemeente onderschrijft dit streven. Er zal verder aandacht besteed worden aan een goede landschappelijke inpassing door de groene omlijsting met bomen en een wal.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling

4.1 Ruimtelijke structuur

De circulaire loods betreft een te demonteren bestaande loods die weer wordt herbouwd uit alleen de bestaande materialen. De funderingspoeren zullen worden vervaardigd van gerecycled beton van Bork. De loods heeft en afmeting van circa 43 m lang en circa 23 m breed, met een nokhoogte van circa 12 meter en goothoogte van circa 10 meter.

Gekozen is de circulaire loods haaks op de oostgrens van het perceel te plaatsen tegen de bezinkbassins aan. Dit is tevens de plek waar nu ook al het gesloopte beton wordt gerecyled. Deze plaatsing op het terrein zorgt er voor dat de loods het minst zichtbaar is vanuit de omgeving.

Door de loods in licht grijze kleur uit te voeren zal de zichtbaarheid nog minder zijn. Voorts staat er al een boomsingel met opgeworpen wallen met begroeiing rondom het terrein die het zicht op de loods nog meer weg neemt en verzacht.

In onderstaande situatietekening is de locatie van de geplande bedrijfsloods weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8006005-VG01_0003.png"

Afbeelding 1 Situatietekening Locatie Bork en voorgenomen wijziging.

4.2 Landschappelijke inpassing

Rondom het hele terrein is een wal met beplanting aanwezig. Daarbuiten is tevens een bomensingel aangelegd. Door de circulaire loods haaks op de oostgrens te plaatsen is het gevelvlak het kleinst. De aarden wal met beplanting en de bomensingel zorgen er voor dat de loods zo min mogelijk zichtbaar is vanuit de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8006005-VG01_0004.png"

afbeelding 2 Luchtfoto locatie Bork ter plaatse waar loods moet komen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

Het plangebied is in het verleden voor zover bekend alleen als landbouwgrond in gebruik geweest en de laatste jaren door Bork voor de opslag van gebroken puin. Het huidige gebruik ter plaatse van de te plaatsen loods betreft het breken van beton. Er vinden geen bodembedreigende activiteiten plaats, daarnaast is het geen functie waar mensen langdurig verblijven en zal er geen grond van het terrein afgereden worden. Verder zal de loods voorzien worden van een aaneengesloten klinkerbestrating. Er wordt gewerkt met een gesloten grondbalans. Daarnaast zullen de nieuwe activiteiten moeten voldoen aan de normen en voorschriften uit het activiteitenbesluit om bodemverontreiniging in de toekomst uit te sluiten. Een bodemonderzoek is derhalve niet relevant.

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig waarmee rekening gehouden dient te worden. Volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) ligt het plangebied in een gebied met een middelhoge trefkans voor archeologie. Voor gebieden met een dergelijke trefkans geldt dat bij ingrepen van meer dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8006005-VG01_0005.png"

Kaart indicatieve Archeologische Waarden (IKAW)

De locatie waar de loods op komt te staan is nu al volledig in gebruik voor het breken van gerecyled beton. Het betreft dus al een vergunde activiteit, waar nu een gesloten loods wordt geplaatst met aan 1 zijde 3 overheaddeuren teneinde de bestaande werkzaamheden in een droge omgeving te kunnen uitvoeren.

De loods heeft een oppervlakte van 989 m2. Specifiek archeologisch onderzoek is daarom niet vereist. Mocht er desondanks tijdens bouwwerkzaamheden iets aangetroffen worden, dan geldt de algemene zorg- en meldplicht.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan tot het bouwen van een circulaire loods om beton nog beter te recyclen.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen hebben er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast.

"De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies". Een afschrift van dit advies is opgenomen inBijlage 1 

5.4 Natuur en ecologie

Op grond van de Wet natuurbescherming is het verboden beschermde planten te vernielen of te beschadigen, beschermde dieren te verstoren, verwonden of te doden. Deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het vergroten van het aantal m2 bebouwing op een locatie waar reeds sprake is van bedrijfsmatig gebruik conform het bestemmingsplan. Uit onderstaande foto van de locatie blijkt dat het terrein nu volledig wordt gebruikt voor de opslag van gebroken puin e.d.

Aantasting van enige flora en/of fauna waarden zal er daarom niet zijn. Dit plan heeft daarom geen effect op beschermde planten of dieren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8006005-VG01_0006.png"

5.4.1 Stikstof en Natura 2000 gebieden

Er is sprake van een bestaande bedrijfslocatie die al decennia lang is gevestigd op deze locatie en die sindsdien beschikt over een milieutoestemming . Thans vigeert een milieuvergunning uit 2003. Er is derhalve sprake van een referentiesituatie.

Het breken van steenachtige materialen (puin) is reeds vergund. Het totaal aantal bedrijfsuren dat er steenachtige materialen worden bewerkt blijft ongewijzigd. Het breken met de CM breker zal binnen plaatsvinden. De CM breker wordt elektrisch aangedreven en leidt dus niet tot emissies ten gevolge van verbrandingsmotoren.

Er is in de vergunde situatie op elke werkdag rekening gehouden met het in bedrijf zijn van shovel en kraan en aan- en afvoerbewegingen. Binnen deze bedrijfssituatie past ook de inzet van shovel en kraan ten behoeve van het in bedrijf zijn van de CM breker. De bedrijfsduur van werktuigen (shovel / kraan) blijft ongewijzigd, alsook het aantal aan- en afvoerbewegingen. De gevraagde vergunning leidt in de gebruiksfase derhalve niet tot andere of meer emissies naar de lucht dan in de thans vergunde situatie.

Er is een Aerius berekening uitgevoerd om te beoordelen of er in de bouwfase (aanlegfase) van de circulaire loods sprake is van depositie van stikstof op Natura-2000 gebieden. Hieruit blijkt dat de hoogste bijdrage van stikstofdepositie op nabije Natura 2000-gebieden als gevolg van de aanlegfase niet hoger is dan 0,00 mol per hectare per jaar. Aerius Calculator berekend geen stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden. Hieruit volgt dat Bork niet vergunningplichtig is op grond van de Wnb voor haar aanlegfase. Voor de rapportage wordt verwezen naar notitie 3BOR-VER1.220223.Aerius (aanlegfase) in Bijlage 2

5.5 Geluid

In de thans vergunde situatie (revisievergunning 2003 en melding Activiteitenbesluit 2021) is rekening gehouden met een representatieve bedrijfssituatie (RBS) puinbreken en hout shredderen.In beide RBS-en is er gedurende deze bedrijfssituaties sprake van overige activiteiten, waaronder de inzet van shovel en (overslag)kraan.

Volgens de melding Activiteitenbesluit uit 2021 wordt er op jaarbasis 10.000 ton hout geshredderd. De bedrijfsduur daarvoor is circa 100 uur per jaar. Op de rest van de werkdagen zal de RBS breken plaatsvinden. Ten gevolge van deze vergunningaanvraag komt er een RBS puinbreken bij, namelijk het in bedrijf zijn van de CM breker. De jaarcapaciteit van de vergunde puinbreker (100.000 ton / jaar) en het in bedrijf zijn van de CM breker voor het verder hoogwaardig bewerken van 25.000 tot betongranulaat past binnen deze bedrijfsvoering op jaarbasis.

In het kader van deze vergunningaanvraag is een geluidsonderzoek uitgevoerd door Peutz. De rapportage FB 15161-2-RA-001 is als Bijlage 3 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd. Uit dit rapport blijkt dat op basis van de uitgevoerde berekeningen de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus ten gevolge van de gevraagde bedrijfsvoering met de CM breker (dat leidt tot een extra RBS) ter plaatse van de toetspunten gelijk zijn aan of lager zijn dan de reeds vergunde waarden. De ingebruikname van de nieuwe loods heeft geen invloed op de maximale geluidniveaus en indirecte hinder ter plaatse van de toetspunten.

Bovenstaande is ook toegelicht in de vergunningaanvraag voor de ‘milieuneutrale verandering’ van de inrichting (Bijlage 4 notitie MiSa advies kenmerk 3BOR-VER1.15858.N).

5.6 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen: het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies; het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt in eerste instantie doorgaans de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen. In dit geval betreft het een bestaand al vergund bedrijf.

De contouren van de bedrijfslocatie zoals thans is geregeld in het bestemmingsplan wijzigen niet en de afstand van de bedrijfsactiviteiten tot omliggende percelen en bestemmingen wijzigt evenmin. De bedrijfsactiviteit breken van beton vindt reeds op deze locatie plaats, conform bestemmingsplan en vigerende omgevingsvergunning milieu. Omdat de activiteit nu deels plaats gaat vinden in een loods, zal de milieubelasting naar de omgeving niet toenemen, maar zelfs minder worden. De conclusie is dat de ruimtelijke scheiding t.o.v. de in de omgeving gelegen gevoelige functies niet verslechtert, zodat er geen belemmering bestaat om de circulaire loods te realiseren.

Voor een nadere onderbouwing wordt verwezen naar de andere paragrafen in dit hoofdstuk waarin op de diverse milieuaspecten wordt ingegaan.

5.7 Luchtkwaliteit

Het breken van steenachtige materialen (puin) is reeds vergund. Het totaal aantal bedrijfsuren dat er steenachtige materialen worden bewerkt blijft ongewijzigd. Het breken met de CM breker zal binnen plaatsvinden. De CM breker wordt elektrisch aangedreven en leidt dus niet tot emissies ten gevolge van verbrandingsmotoren.

Er is in de vergunde situatie op elke werkdag rekening gehouden met het in bedrijf zijn van shovel en kraan en aan- en afvoerbewegingen. Binnen deze bedrijfssituatie past ook de inzet van shovel en kraan ten behoeve van het in bedrijf zijn van de CM breker. De bedrijfsduur van werktuigen (shovel / kraan) blijft ongewijzigd, alsook het aantal aan- en afvoerbewegingen. De gevraagde vergunning leidt derhalve niet tot andere of meer emissies naar de lucht dan in de thans vergunde situatie.

De CM breker staat binnen opgesteld, zowel de breker als de zeven. De zeefinstallatie is voorzien van stofafzuiging. Er zal buiten de loods geen stofemissie optreden.

5.8 Externe veiligheid

In en nabij het plangebied zijn geen (voor externe veiligheid relevante) leidingen aanwezig die een belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling. Er behoeft ook geen rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van straalpaden ten behoeve van de telecommunicatie.

5.9 MER

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is onder categorie D 11.3 de ontwikkeling opgenomen van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein met een oppervlakte van meer dan 75 hectare.

Er is geen sprake van de uitbreiding van de oppervlakte van het ‘industrieterrein’. In het plangebied is sprake van het realiseren van een bouwvlak voor het bouwen van een loods ten behoeve van het breken van beton. In deze loods gaan bedrijfsactiviteiten plaatsvinden die nu ook reeds plaatsvinden, maar dan op het buitenterrein. Zoals toegelicht in deze ruimtelijke onderbouwing past deze ontwikkeling binnen de vergunde milieukaders.

Het plan is gesitueerd binnen de bestaande bedrijfslocatie van Bork en er is geen sprake van een bijzonder kwetsbaar of waardevol gebied.

Geconcludeerd wordt dat het initiatief niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Er bestaat er geen aanleiding tot het opstellen van een milieueffectrapport.

Hoofdstuk 6 Maatvoorschriften

De versterking van de landschapswaarden moet worden gegarandeerd door landschappelijke inpassing te realiseren en in stand te houden. Rond de hele locatie is een bestaande landschappelijke inpassing in de vorm van de wal met beplanting aanwezig zie onderstaande luchtfoto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022PB8006005-VG01_0007.png"

De nieuw te plaatsen hal wordt grotendeels door de aanwezige wal met beplanting aan het oog onttrokken. Tevens zullen wanden en het dak van de hal in grijstinten worden uitgevoerd waardoor het deel van de hal dat nog in het zicht is wegvalt tegen de lucht.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Initiatiefnemer heeft een structureel overleg met de buurt aangaande zaken als geluid, licht, verkeer en andere activiteiten van het bedrijf. In juli 2022 is ook het plan voor de nieuwe loods voorgelegd. Hier is door de buurt positief op gereageerd. Naast dit overleg is er ook nauw contact met de dichtstbijzijnde buren die in dit verband ook direct zijn meegenomen in de plannen.

In het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg 3.11 Bro is het plan voorgelegd aan onder andere de Provincie Drenthe. De provincie heeft aangegeven graag aandacht te zien voor de kleur van de loods in het landschap en de omliggende beplanting. In overleg met de initiatiefnemer is hierop het plan aangepast op kleurstelling van de loods (antraciet / zwart) en is een beplantingsplan toegevoegd als onderdeel van de vergunning (zie bijlage 5)

Op grond van de Wabo wordt het ontwerpbesluit gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan door een ieder een zienswijze bij het college van burgemeester en wethouders worden ingediend.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Initiatiefnemer heeft aangetoond dat het plan economisch uitvoerbaar is en daarmee is de economische uitvoerbaarheid aangetoond. Omdat het initiatief geen bouwplan betreft op basis van artikel 6.2.1 Bro is een exploitatieplan niet verplicht. Wel wordt een planschade overeenkomst opgesteld.