Plan: | Emmen, Westenesch |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0114.2021037-B701 |
De huidige juridisch-planologische regeling voor het buurtschap Westenesch is opgenomen in het bestemmingsplan "Westenesch" van 1996. De regeling is daarmee al enkele decennia oud en voldoet niet meer aan de huidige inzichten voor een goede planologische bescherming van het buurtschap.
Daarnaast treedt in 2024 de Omgevingswet in werking. Bij de inwerkingtreding van deze wet worden alle geldende bestemmingsplannen opgenomen in één tijdelijk omgevingsplan van de gemeente. Voor de gemeente Emmen is het daarom van belang om verouderde regelingen zoveel mogelijk te actualiseren en op elkaar af te stemmen.
Tot slot is in 2018 door Bureau Scholtens een cultuurhistorische analyse uitgevoerd van Westenesch. In deze analyse zijn alle cultuurhistorische waarden in het gebied geanalyseerd, gewaardeerd en in kaart gebracht. Inclusief de begrenzing van het beschermde dorpsgezicht.
Om deze redenen is dit bestemmingsplan opgesteld. Met dit bestemmingsplan worden de gebruiksmogelijkheden en bouwregels vastgelegd voor Westenesch. Tevens wordt een passende regeling opgenomen voor bescherming van het beschermde dorpsgezicht en de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op Westenesch en omliggende agrarische gronden. Dit gebied ligt ten noordwesten van Emmen.
Op onderstaande kaart is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1.1. Luchtfoto plangebied
Voor een uitgebreide beschrijving van het plangebied wordt verwezen naar de teksten in het rapport van Bureau Scholtens. Het rapport is als Bijlage 3 (Westenesch - Het landschap en dorp in historisch perspectief) aan de regels toegevoegd. In het rapport wordt ingegaan op de aard- en bodemkundige ondergrond van het plangebied, de ontginningsgeschiedenis en de ruimtelijke structuren van Westenesch.
Op dit moment zijn de volgende bestemmingsplannen geldig ter plaatse van het plangebied:
Westenesch
In het bestemmingsplan Westenesch heeft de kern van Westenesch de bestemming Beschermd dorpsgezicht. De achterliggende landbouwgronden zijn bestemd als 'essen en oude veldontginningen'. Aan de hand van de oude systematiek zijn ook functies vastgelegd, zoals wonen, bedrijven en (grondgebonden) agrarische bedrijven. Ook zijn beschermde waarden zoals monumenten, een waarnemingsput en een hunebed op de plankaart vastgelegd.
Afbeelding 1.2. Uitsnede plankaart geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Parapluplan parkeernormen gemeente Emmen
Dit plan geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente Emmen. In de planregels is opgenomen dat rekening moet worden gehouden met de actuele parkeernormen en normen voor laad- en losplaatsen zoals vastgelegd in het gemeentelijke beleid.
Facetbestemmingsplan Emmen, Archeologie
In dit facetbestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van archeologische waarden en verwachtingen opgenomen voor het gehele grondgebied van de gemeente Emmen.
Status voorliggend bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan Westenesch uit 1997 voor het plangebied. Het parapluplan parkeernormen gemeente Emmen en het facetbestemmingsplan Emmen, Archeologie blijven wel van kracht.
Verder zijn er nog twee omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend:
Bij het van kracht worden van dit bestemmingsplan verliezen deze afwijkingen rechtskracht en worden ze door dit bestemmingsplan vervangen.
In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleidskader van het Rijk, de provincie Drenthe en de gemeente Emmen. In Hoofdstuk 3 worden alle relevante omgevingsaspecten besproken en hoe hiermee wordt omgegaan in het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 beschrijft de ontstaansgeschiedenis en de ruimtelijke structuur. Hoofdstuk 5 geeft een algemene planbeschrijving en gaat in op de waardering van het landschap en de bebouwing. Hoofdstuk 6 beschrijft vervolgens de juridische vormgeving van het plan. Ten slotte gaat Hoofdstuk 7 kort in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan wordt rekening gehouden met eigen gemeentelijk beleid en het relevante beleid van andere (hogere) overheden. Hierna volgt een overzicht van het relevante beleid.
Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald.
Voor Westenesch zijn vooral de thema's landschap, duurzaamheid, wonen en veiligheid van belang.
Landschap
De gemeente kiest voor het accentueren en uitbouwen van de bestaande en aanwezige karakteristieke waarden. Deze zijn kenmerkend voor de gemeente en bepalen gezamenlijk de ruimtelijke identiteit van de gemeente.
Duurzaamheid
De keuze voor een duurzame structuur betekent dat locaties en functies veelal multifunctioneel benaderd worden. Daarnaast zijn er onderwerpen waaraan mede vanuit duurzaamheid in de structuurvisie expliciet aandacht wordt besteed, zoals archeologie en cultuurhistorie.
Werken
Ten aanzien van dit thema is, gezien de agrarische bedrijven die in Westenesch aanwezig zijn, met name het onderdeel landbouw relevant. De gemeente zegt hierover dat schaalvergroting in twee gebieden mogelijk is (de zogenaamde POP-zone 1 en zone 2). Hier valt het plangebied niet binnen. Verder is opgenomen dat ten behoeve van de uitbreiding van het agrarisch bedrijf een koppeling met andere functies (energie, verwerking, natuurbeheer, recreatie) denkbaar is. Vrijkomende gebouwen, en soms ook gronden, vragen extra inzet om andere functies mogelijk te maken.
Wonen
In de structuurvisie wordt aangesloten bij het bestaande bouwprogramma. Verder wordt ingezet op wervende woonmilieus, waaronder 'erfwonen' in het zuidelijk deel van gemeente.
Veiligheid
De koers van de gemeente is het scheiden van risicovolle en kwetsbare activiteiten.
Aansluiting voorliggend bestemmingsplan
Door middel van dit bestemmingsplan worden de bestaande karakteristieke (landschappelijke en cultuurhistorische) waarden beschermd met een actuele regeling. Verder wordt een actuele regeling opgenomen voor agrarische bedrijven, waardoor de bedrijven in het plangebied bij recht ruimte krijgen voor bepaalde nevenactiviteiten, net zoals andere agrarische bedrijven in het buitengebied.
Op 27 september 2017 is de Erfgoednota van de gemeente Emmen vastgesteld. Met de Erfgoednota geeft de gemeente Emmen uitdrukking aan het belang dat cultuurhistorie voor de samenleving inhoudt. In de Erfgoednota benoemt de gemeente Emmen haar ambities ten aanzien van het benutten van de kansen en kwaliteiten van haar erfgoed. De gemeente Emmen herkent de krachtige stimulans die het erfgoed voor de gemeenschap in cultureel, sociaal-maatschappelijk, economisch en ruimtelijk opzicht kan bieden.
In 2016 is door de gemeente in samenspraak met diverse organisaties uit de Emmense samenleving een uitvoerige inventarisatie naar en waardering van het Emmense erfgoed uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in de Cultuurhistorische Waardenkaart Emmen, bestaande uit een bronnenkaart en beleidskaart. Deze kaart vormt de basis voor de Erfgoednota.
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart weergegeven. Te zien is dat het gehele plangebied is gelegen in een stedenbouwkundig gebied van hoge cultuurhistorische waarde (donkeroranje en rood ter plaatse van het beschermd dorpsgezicht) en dat er in het plangebied verscheidene waardevolle objecten aanwezig zijn, zoals beeldbepalende bouwwerken. Het gebied rondom Westenesch is ook cultuurhistorisch waardevol.
Afbeelding 2.1. Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart Emmen
Zoals ook in de inleiding is vermeld, is voor Westenesch in 2018 een cultuurhistorische analyse uitgevoerd. Hierbij is de Erfgoednota gebruikt als bron. De cultuurhistorische analyse is als bijlage 3 bij de regels gevoegd. In Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 wordt hier nader op ingegaan.
Aansluiting voorliggend bestemmingsplan
Door middel van dit bestemmingsplan worden de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in de Erfgoednota, voorzien van een passende regeling, waardoor ze worden beschermd.
De Woonvisie 2023 - 23 "BuitengeWoon Thuis in Emmen:" is in oktober 2022 vastgesteld door de raad.
De nieuwe woonvisie richt zich op het volgende:
Concreet wordt ingezet op:
Om dit te realiseren, richt de woningbouwstrategie zich bij het beoordelen van nieuwe initiatieven op herstructurering, transformatie en inbreiding. Prioriteit wordt gegegven aan woningbouwplannen voor aandachtsgroepen. Woningbouwplannen dienen bij te dragen aan een variërend en aantrekkelijk woonmilieu én aan de ruimtelijke kwaliteit. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken.
Aansluiting voorliggend bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan maakt geen (fysieke) wijzigingen in het plangebied mogelijk.
Het plan is in die zin ook niet tegenstrijdig met de Woonvisie.
Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.
Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen worden gebouwd die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'.
Voor Westenesch geldt echter het welstandsniveau 'hoog'.
Niveau 'hoog' betreft gebieden, gebouwen, complexen, bouwblokken (ensembles) en bouwwerken waar een hoge ambitie aan ten grondslag ligt. Criteria zijn gericht op behoud en versterking van de aanwezige hoge kwaliteiten. Bouwplannen worden beoordeeld in verhouding tot de aangrenzende bebouwing en de stedenbouwkundige impact voor de omgeving. Architectonisch relevante details, materiaal en kleur worden in samenhang met de omgeving en het bouwplan beoordeeld. Alle beoordelingsaspecten van situering tot detail, maken deel uit van de advisering. Voor de welstandcriteria binnen dit gebied wordt verwezen naar de Welstandsnota.
Aansluiting voorliggend bestemmingsplan
Door middel van dit bestemmingsplan worden de cultuurhistorische waarden voorzien van een passende regeling, waardoor ze worden beschermd. Hiermee wordt zoveel mogelijk ingezet op behoud en versterking van de aanwezige hoge kwaliteiten. Dit sluit aan bij de ambitie voor het gebied, zoals opgenomen in de Welstandsnota.
Op 24 september 2015 is de Structuurvisie "Emmen, Water" door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft antwoord op de vraag waar water vastgehouden en geborgen kan worden op de momenten dat er zich in de toekomst hevige langdurige neerslagsituaties voordoen. Doel van de structuurvisie is voor de toekomst ruimte voor water te reserveren. Voor de kortere termijn zijn maatregelen nodig: deze staan op hoofdlijnen in de structuurvisie beschreven (in het uitvoeringsprogramma).
De structuurvisie geeft een ruimtelijke reservering voor water, om maatregelen te nemen die overlast en afwenteling oplossen en te anticiperen op toekomstige klimaateffecten. Bij het bepalen van de locaties voor maatregelen is niet alleen het oplossen van overlast het uitgangspunt, maar ook is gekeken naar ruimtelijke kwaliteit, kosteneffectiviteit en beheersbaarheid van risico's op schade en overlast. Hierdoor zijn de beoogde maatregelen niet alleen effectief voor droge voeten en het streven naar het voorkomen van de ontwrichting van maatschappelijke en economische functies, maar dragen deze ook bij aan ruimtelijke kwaliteit. Analyse laat zien dat voor de stedelijke wateropgave onvoldoende ruimte binnen het stedelijk gebied aanwezig is. Er zouden huizen afgebroken moeten worden om ruimte voor water te maken.
Met de structuurvisie is het mogelijk om stedelijke wateropgaven buiten het stedelijk gebied op te lossen. De afweging voor het bepalen van de maatregelen heeft zorgvuldig via een voorkeursvolgorde plaatsgevonden, of:
Waar mogelijk worden wel maatregelen in stedelijk gebied genomen. Per gebied is een hydrologische en ruimtelijke analyse uitgevoerd. In de waterparagraaf (paragraaf 3.6) wordt nader ingegaan op deze analyse voor Westenesch.
Aansluiting voorliggend bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan maakt geen (fysieke) wijzigingen in het plangebied mogelijk. Er is geen effect op waterhuishoudkundige aspecten. Het plan is in die zin ook niet tegenstrijdig met de Structuurvisie Emmen Water.
Het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) (december 2013) gaat uit van de inrichting van wegen volgens de Duurzaam veilig-principes. De wegen in de gemeente Emmen zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie categorieën: stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.
Verder zet het GVVP in op een multimodale benadering van verkeer. Dit houdt in dat niet enkel naar de bereikbaarheid per auto wordt gekeken maar nadrukkelijk ook naar andere vervoersmodaliteiten, zoals het openbaar vervoer of de fiets.
Naast het GVVP is het Parapluplan parkeernormen gemeente Emmen vastgesteld in 2018. Hierin zijn de actuele parkeernormen en normen voor laad- en losplaatsen opgenomen.
Aansluiting voorliggend bestemmingsplan
Het Parapluplan parkeernormen gemeente Emmen blijft gelden in het plangebied. Het plan maakt verder geen wijzigingen mogelijk aan wegen of bereikbaarheid van het gebied. Het plan is in die zin ook niet tegenstrijdig met het verkeersbeleid.
In de Nota verblijfsrecreatie heeft de gemeente Emmen haar visie op verblijfsrecreatie vastgelegd. In de nota zijn uitgangspunten opgenomen voor initiatieven van verblijfsrecreatie. Initiatieven worden getoetst op de volgende punten:
Verder zijn er uitgangspunten per sector opgenomen, zoals voor de sector Bed & Breakfast. Hiervoor gelden bijvoorbeeld de volgende kenmerken:
Aansluiting voorliggend bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan wordt het recreatiebeleid voor Bed & Breakfast vertaald naar een passende regeling. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar Hoofdstuk 6. Andere verblijfsrecreatie komt in het plangebied niet voor.
Provinciale Staten van Drenthe hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Deze visie is in 2022 nogmaals geactualiseerd en vastgesteld op 28 september 2022. De Omgevingsvisie is verder vertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsverordening is op 3 oktober 2018 vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 8 maart 2023 op enkele onderdelen herzien.
De Omgevingsvisie vormt hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein.
Kernkwaliteiten en provinciale belangen
De missie uit de Omgevingsvisie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn:
Naast de kernkwaliteiten van Drenthe zijn er andere provinciale belangen, zoals bedrijvigheid. Bedrijvigheid in Drenthe is van grote maatschappelijke en economische betekenis vanwege de werkgelegenheid en de vitaliteit van het platteland en de steden. De provincie acht bedrijvigheid van provinciaal belang en benoemt dit tot een kernwaarde. Aspecten van de kernwaarde bedrijvigheid zijn vooral terug te vinden in het sociaaleconomische systeem en in het landbouwsysteem, maar ook bij natuur als het om de vrijetijdseconomie gaat.
Specifiek voor het landelijk gebied wil de provincie voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en andere niet-agrarische bedrijvigheid. Het regionale economische vestigingsklimaat is van provinciaal belang.
Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe is bovenstaande nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:
Multifunctionele gebieden
Een groot deel van de agrarische gronden rondom Westenesch zijn aangeduid als "multifunctioneel". In tegenstelling tot de robuuste systemen is in deze gebieden geen sprake van een hoofdfunctie die leidend is in de ordening. In deze gebieden zijn meerdere functies van belang. Naast water, landbouw en natuur gaat het in de meeste gevallen om recreatie.
In deze gebieden is er geen duidelijke samenhang tussen de genoemde functies en de aanwezige kernkwaliteiten en de kernwaarde bedrijvigheid. Het behouden en ontwikkelen van functies en kernkwaliteiten gebeurt hier gebiedsgericht en waar nodig met maatwerk. Uitgangspunt hierbij is dat de van oudsher bestaande en/of dominante functie zo min mogelijk negatieve gevolgen mag ondervinden van de ontwikkeling van nieuwe of andere functies.
In multifunctionele gebieden zijn voor specifieke aspecten soms verbijzonderde voorwaarden vanuit de Omgevingsvisie van belang. Een voorbeeld is de bouwvlakbenadering voor agrarische bedrijven.
Afbeelding 2.2. Uitsnede kaart 'multifunctioneel gebied' (in roze de multifunctionele gebieden) (bron: provincie
Drenthe)
Robuust landbouwsysteem
Grofweg de gebieden die niet als 'multifunctioneel' staan aangegeven op bovenstaande kaart, zijn opgenomen als 'landbouwgebied' in de Omgevingsvisie. De landbouw wordt maximale speelruimte geboden in deze gebieden. Bij de te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de kernkwaliteiten. Ontwikkelingen in deze gebieden mogen daarom geen negatief effect hebben op de landbouw.
Mobiliteit
Door Westenesch loopt een regionale fietsverbinding.
Kernkwaliteit landschap
Het gehele plangebied valt binnen het esdorpenlandschap. Het noordoosten van het plangebied is in de Omgevingsvisie aangeduid als es. Het esdorpenlandschap bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Het provinciaal beleid is gericht op het behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting en op het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting.
Kernkwaliteit archeologie
Binnen het plangebied gelden twee verschillende beschermingsniveaus: 1 (generiek) en 4 (verwachte archeologische waarden es).
Het beschermingsniveau 1 richt zich op het algemene uitgangspunt dat alle behoudenswaardig archeologische vindplaatsen (waarden) die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Drenthe staan en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen.
Het beschermingsniveau 4 richt zich op gebieden waar archeologische waarden worden verwacht die van provinciaal belang zijn. Bij ontwikkeling wil de provincie bij planprocessen vroegtijdig afstemmen over het Programma van Eisen voor archeologisch onderzoek.
Deze kernkwaliteit wordt beschermd via het facetbestemmingsplan Emmen, Archeologie.
Afbeelding 2.3. Uitsnede kaart 'kernkwaliteit archeologie' (donkergroen het gebied met beschermingsniveau 4)
(bron: provincie Drenthe)
Kernkwaliteit aardkundig erfgoed
Westenesch heeft het beschermingsniveau hoog. In gebieden met een hoog beschermingsniveau streeft de provincie naar behoud of herstel van de context en het referentiebeeld van de aardkundige eenheid. Het zorgvuldig en verantwoord omgaan met aardkundig erfgoed vormt het vertrekpunt bij planvorming. De provincie staat ontwikkelingen alleen toe als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden.
Tevens ligt het plangebied in 'De Hondsrud UNESCO Global Geopark'. In dit gebied zijn de kernkwaliteiten aardkundige erfgoed, archeologie, landschap en cultuurhistorie onlosmakelijk gekoppeld aan het (economische) vestigingsklimaat en de vrijetijdseconomie. De provincie zet deze gebiedskwaliteiten in voor een duurzame economische ontwikkeling van het gebied. De Hondsrug UNESCO Global Geopark draagt bij aan bewustwording en kennisverbreding en biedt een inspirerend kader van kernkwaliteiten voor nieuwe initiatieven.
Aansluiting voorliggend bestemmingsplan
Omdat dit plan geen (fysieke) wijzigingen in het plangebied mogelijk maakt, worden de kernkwaliteiten niet aangetast. Er zijn in het plangebied enkele aandachtspunten voor wanneer in de toekomst wel een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, zoals de es en aanwezige aardkundige waarden. Dit is nu nog niet aan de orde.
In de Omgevingsverordening is de bescherming van de kernkwaliteiten juridisch geborgd. De kernkwaliteiten zijn doorvertaald als archeologie, aardkundige waarden, cultuurhistorie, landschap, rust, en natuur. In de Omgevingsverordening is opgenomen (artikel 2.6) dat in een ruimtelijk plan uiteen wordt gezet dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten. Het plan maakt daarbij geen activiteiten mogelijk die deze kernkwaliteiten significant aantasten.
In de Omgevingsverordening zijn daarnaast nog een aantal artikelen relevant.
Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied ligt in het grondwaterbeschermingsgebied. In artikel 6.3 van de Omgevingsverordening is een zorgplichtbepaling opgenomen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater. Daarnaast is voor dit gebied een restrictie opgenomen. Direct ten zuiden van het plangebied ligt het waterwingebied.
Bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf
Voor een deel van Westenesch geldt dat deze in het gebied 'Bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf' liggen. Aan grondgebonden agrarische bedrijven mag in dit gebied een bouwvlak van maximaal 1,5 ha worden toegekend. In delen die niet binnen dit gebied vallen, geldt deze maximale oppervlakte niet.
Kernkwaliteiten
Voor Westenesch zijn de kernkwaliteiten 'aardkundige waarden', 'archeologie' en 'landschap' van toepassing. Hierop is reeds nader ingegaan in paragraaf 2.2.1.
Aansluiting voorliggend bestemmingsplan
Voor de agrarische bedrijven die in het plangebied liggen, is een agrarisch bouwvlak opgenomen die niet de maximale oppervlakte, zoals in de Omgevingsverordening opgenomen, overschrijdt.
Met de nota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe is vastgelegd hoe de provincie wil omgaan met cultuurhistorische waarden in Drenthe. In de nota is de cultuurhistorische hoofdstructuur vastgelegd en is een beleidsvisie met kaart opgenomen. Onderdeel van de nota is ook een databank.
Het plangebied ligt in het deelgebied 10 van het Kompas: Emmen en haar venen - planmatige ontwikkeling. In de beschrijving van dit deelgebied wordt onder andere ingegaan op de aanwezigheid van (restanten van) esdorpstructuren van (het centrum van) Emmen, Barge en Westenesch. Binnen de dorpen staan de overwegend traditionele hallehuisboerderijen met hun werkgedeelte, de baander, naar de weg of de brink gericht en met paden naar de es en de hooilanden. De jongere boerderijen staan vaak aan de uitvalswegen, en met het woongedeelte naar de weg toe geplaatst. Binnen dit systeem zijn geleidelijk de verdere dorpse functies gegroeid zoals woonhuizen, winkels, scholen en (ambachtelijke) bedrijvigheid.
Aansluiting voorliggend bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan is een passende bescherming opgenomen voor de aanwezige cultuurhistorische waarden in Westenesch. Daarmee sluit dit bestemmingsplan bij uitstek aan op wat is opgenomen in het provinciaal beleid en de uitwerking in het Cultuurhistorisch Kompas.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.
In zijn totaliteit kent de NOVI in totaal 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:
Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:
Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de omgeving-inclusieve benadering vorm krijgt en de afwegingsprincipes benut worden.
Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie in een, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2024 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).
Daarnaast moest Ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten (artikel 3.1.6 Bro). Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk, die gericht is op het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van een bestemmingsplangebied, door te anticiperen op de voorkomende archeologische, historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige waarden.
Voorliggend bestemmingsplan is onder andere opgezet om het aanwezige erfgoed in Westenesch in de gemeente Emmen van een passende bescherming te voorzien. Daarmee sluit dit bestemmingsplan bij uitstek aan op de insteek van de Erfgoedwet.
Cultuurhistorie
Zoals ook in paragraaf 1.1 van deze toelichting is vermeld, is een van de doelen van dit plan bescherming te bieden aan de cultuurhistorische waarden in Westenesch. In het kader hiervan is in 2018 door Bureau Scholtens een cultuurhistorische analyse uitgevoerd van Westenesch. In deze analyse zijn alle cultuurhistorische waarden in het gebied geanalyseerd, gewaardeerd en in kaart gebracht. Inclusief de begrenzing van het beschermde dorpsgezicht.
Voor een volledige beschrijving van dit onderzoek, inclusief een beschrijving van de historisch-ruimtelijke ontwikkeling en de huidige ruimtelijke opzet en karakter van het gebied, wordt verwezen naar het rapport van Bureau Scholtens en Hoofdstuk 4 waarin dit is samengevat. Het rapport van Scholtens is als Bijlage 3 bij de regels gevoegd.
De vertaling van dit onderzoek en de manier waarop de verschillende waarden worden beschermd in dit bestemmingsplan, is nader uitgewerkt in de juridische planbeschrijving (Hoofdstuk 6).
Archeologie
In het facetbestemmingsplan Emmen, Archeologie zijn de regels ten aanzien van archeologische waarden en verwachtingen opgenomen voor het gehele grondgebied van de gemeente Emmen. Dit bestemmingsplan blijft ook na vaststelling van voorliggend bestemmingsplan van kracht, waarmee de archeologische waarden in het plangebied zijn beschermd. Het gaat dan met name om de kern van Westenesch. Hier is in het facetbestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 opgenomen. Dit zijn terreinen van hoge archeologische verwachting (historische dorpskernen en buffers rondom AMK terreinen). Voor het overige deel van het plangebied is een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 opgenomen. Dit zijn terreinen met een middelhoge of hoge archeologische verwachting.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Natura 2000-gebieden. Gebiedsgericht beleid vindt onder meer plaats op basis van het Natuurnetwerk Nederland. Wat betreft soortenbescherming wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld.
Aangezien dit bestemmingsplan slechts betrekking heeft op de actualisering van bestaande bestemmingen en niet rechtstreeks nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is er geen ecologisch onderzoek uitgevoerd. Wanneer in de toekomst toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen, dient vooraf goed te worden beoordeeld of sprake is van nadelige consequenties voor beschermde soorten en/of gebieden. De initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor dit onderzoek.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het Bevi.
Voor het vaststellen van het besluit dient de Veiligheidsregio Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de afstanden voor het plaatsgebonden risico voor LPG-tankstations opgenomen.
Ten aanzien van transportrisico’s om wegen, vaarwegen en spoor geldt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en de daarbij behorende regeling. Het Btev is vergelijkbaar met het Bevi en bevat risiconormen voor transportroutes.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regeling vastgelegd.
Wanneer de Omgevingswet in werking treedt, in 2024, worden de regels en normen uit de genoemde besluiten en regelingen opgenomen in de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). In het kader van de Omgevingswet en het Bkl.
Analyse
Op basis van de website Risicokaart.nl wordt geconcludeerd dat in Westenesch geen Bevi-inrichtingen, buisleidingen of transportroutes aanwezig zijn. Ook in de nabije omgeving liggen geen risicobronnen waarvan het invloedsgebied over het gebied ligt.
Verwerking in dit bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan maakt niet de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk. Daarom geldt dat voor alle risicobronnen in en in de omgeving van het plangebied geen nader onderzoek of verantwoording nodig is. Bij ontwikkelingen in de toekomst is dit een aspect dat per ontwikkeling opnieuw moet worden onderzocht.
In deze paragraaf worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.
Algemeen
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere aanwezige functies in de omgeving. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en heeft een afweging plaatsgevonden over de bedrijfsactiviteiten die in het plangebied toelaatbaar worden geacht. Voor het bepalen welke milieucategorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'.
Agrarische bedrijven
Binnen het plangebied bevindt zich een aantal grondgebonden agrarische bedrijven. Deze bedrijven beheren voor een groot deel de agrarische gronden rondom Westenesch. Daarmee wordt het karakteristieke landschap ook sterk bepaal door de agrarische sector en is het een van de belangrijke economische dragers in het gebied.
In het plangebied zijn meerdere agrarische bedrijven aanwezig. De bedrijven hebben passende ontwikkelingsmogelijkheden gekregen in het bestemmingsplan, aansluitend op het bestaande bedrijfserf.
Voor de stoppende agrarische bedrijven wordt gezocht naar nieuwe economische dragers binnen (de karakteristieke) voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. De vraag naar vestiging van niet-agrarische bedrijvigheid op vrijgekomen agrarische bedrijfslocaties is de laatste jaren toegenomen. Om leegstand van bedrijfsgebouwen tegen te gaan, uiteindelijke verpaupering van die gebouwen te voorkomen en zodoende kapitaalsvernietiging tegen te gaan, wordt gezocht naar passend hergebruik door bijvoorbeeld (kleinschalige) bedrijvigheid. Door andere bedrijvigheid mogelijk te maken kan de leefbaarheid en de economische vitaliteit in Westenesch op peil gehouden worden. Bij deze ontwikkeling dient wel rekening te worden gehouden met de mogelijke effecten op de omgeving en omwonenden, bijvoorbeeld door mogelijke toename van verkeer en geluid.
Bedrijventerreinen
Binnen het plangebied, of in de directe omgeving zijn geen bedrijventerreinen aanwezig. Op circa 300-400 m van het plangebied begint het terrein van dierentuin Wildlands. Deze afstand is ruim voldoende op basis van de richtafstanden, zoals opgenomen in de VNG-uitgave voor dierentuinen (100 m).
Verspreid liggende bedrijven
In het plangebied zijn daarnaast nog andere typen bedrijvigheid aanwezig, zoals een loonbedrijf en een kinderdagverblijf.
Verwerking in dit bestemmingsplan
De bedrijven binnen het plangebied zijn bestemd voor bedrijven die passend zijn in de landelijke woonomgeving van Westenesch. Het gaat veelal om bedrijven in een lichte milieucategorie (milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten van de VNG). Er zijn geen knelpunten vanwege milieuhinder bekend. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Het wettelijk kader voor het bodembeleid is in de Wet bodembescherming (Wbb). Daarnaast zijn nog andere regels, circulaires en beleidsnotities van toepassing.
Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Daarmee is het aspect bodemkwaliteit ook van invloed op de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt relevant is en daarom onderzocht, beoordeeld en beschreven moet worden. De mate waarin beoordeling van de bodemkwaliteit aan de orde is, is met name afhankelijk van aard en omvang van de functiewijziging. De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie.
Gelet op de diversiteit aan bodemverontreiniging en de mogelijke functies van een perceel, is het niet mogelijk een complete lijst met locaties en beperkingen op te nemen bij het bestemmingsplan. Elk geval dient afzonderlijk te worden beoordeeld. Bij locaties waarvan de bodemkwaliteitsgegevens niet meer actueel zijn (ouder dan vijf jaar) of niet bekend zijn, zal bij verdere nieuw- en/of verbouwplannen door middel van een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) de actuele bodemkwaliteit opnieuw moeten worden vastgesteld. Aan de hand van het voorgenomen gebruik en de resultaten van het onderzoek kan worden bezien of maatregelen noodzakelijk zijn.
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Geluidsbronnen in en nabij het plangebied
Het plangebied is gelegen binnen aanwezige geluidszones van diverse wegen (wegverkeerslawaai). Spoorweglawaai en industrielawaai zijn voor het plangebied niet van toepassing.
Wegverkeerslawaai
De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Conform artikel 74, lid 2 van de Wet geluidhinder zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:
Voor het vastleggen van de bestaande situatie is geen akoestisch onderzoek voor dit bestemmingsplan uitgevoerd. Mocht er in individuele gevallen een geluidsgevoelig object worden opgericht, dient voor iedere situatie apart onderzocht te worden onder welke voorwaarden kan worden voldaan aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder.
Verwerking in dit bestemmingsplan
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) legt een directe relatie met de Wet geluidhinder. In het Bro is bepaald dat het bestemmingsplan van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die gelegen zijn binnen de geluidszone de ligging en afmetingen aangeeft. Dit betekent dat de voorgevel moet vastliggen en dat gevel niet dichter op de weg mag komen. In het bestemmingsplan zijn de bestaande voorgevels vastgelegd door middel van bouwvlakken en dit betekent dat er geen uitbreiding van de geluidsgevoelige objecten richting wegen mogelijk is.
Toetsingskader
Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd door het 'Besluit reparatie en modernisering milieueffectrapportage' en is bepaald dat de grenswaarden voor een m.e.r.-beoordelingsplicht indicatief zijn. Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). In het kader hiervan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.
In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval moet een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.
Afweging
Dit bestemmingsplan maakt op zichzelf geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het doel van het bestemmingsplan is om de cultuurhistorische waarden te beschermen. Uit de verrichte milieuonderzoeken, zoals opgenomen in dit hoofdstuk, blijkt verder dat het plan geen significante effecten op de omgeving heeft. Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten, er is geen m.e.r. noodzakelijk.
Wet- en regelgeving ten aanzien luchtkwaliteit is opgenomen in de Wet luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Artikel 3.1.6 in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat er in ruimtelijke plannen een waterparagraaf moet worden opgenomen. In de toelichting moet worden aangegeven op welke wijze er rekening is gehouden met de waterhuishoudkundige situatie, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.
Op 31 maart 2022 is de digitale watertoets ingevuld. Het waterschap is hiermee op de hoogte is gebracht van dit bestemmingsplan.
Uit de watertoets is een standaard waterparagraaf naar voren gekomen. Deze volgt hierna:
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. Het waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21ste eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Wateraspecten plangebied
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. Er is geen sprake van toename van het verharde oppervlak. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plangebied wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via zowel een gemengd stelsel als een gescheiden stelsel, beide varianten komen voor. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt dat het hemelwater zoveel mogelijk geïnfiltreerd wordt.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied wordt hieraan getoetst. Omdat dit bestemmingsplan betrekking heeft op het vastleggen van de bestaande situatie, is de bestaande aanleghoogte een gegeven.
Watertoetsproces
De gemeente heeft het Waterschap Vechtstromen geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. Het plan heeft een geringe invloed op de waterhuishouding.
Conclusie
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Alles overziend zijn er vanuit het watertoetsproces geen zaken die verder moeten worden uitgewerkt. Er treden geen belemmeringen op ten aanzien van het aspect water.
De teksten in deze paragraaf zijn samengevat uit het rapport 'Cultuurhistorische analyse Westenesch 2018' dat als Bijlage 3 bij de regels is bijgevoegd. Dit rapport is onder andere gebaseerd op de kaart die in 1996 is gemaakt bij het bestemmingsplan voor Westenesch, dat als bijlage 5 bij de regels is gevoegd.
Inleiding
Het huidige landschap rondom Westenesch is het resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling. Voor de vorming van het oorspronkelijke natuurlijke landschap van Westenech en omgeving zijn vooral de laatste twee ijstijden, het Saalien en Weichelien, en de warmer wordende periode daarna, het Holoceen, van belang. Daarnaast heeft de mens, afhankelijk van de wensen en beschikbare technische mogelijkheden in een bepaalde tijd, het landschap voortdurend veranderd. Iedere tijdsperiode heeft zo zijn eigen karakteristieken aan het landschap toegevoegd. Hierbij werd het voorgaande soms geheel maar vaak ook slechts gedeeltelijk uitgewist. Het resultaat is dat het huidige landschap een gelaagd landschap is met, naast elkaar, elementen en structuren uit verschillende tijdsperiodes. In aardkundig én cultuurhistorisch opzicht is het dus een rijk landschap.
Aard- en bodemkundige ondergrond
Westenesch en omgeving in geologisch en bodemkundig opzicht zeer gevarieerd is. Een rijke schakering aan zowel macroreliëf (Hondsrug – Hunzedal en beekdal Sleenerstroom) als microreliëf (smeltwaterdal en pingo’s rondom het dorp) is tot op de dag van vandaag nog herkenbaar aanwezig.
Het landschap van Westenesch
Het landschap rondom Westenesch is ook dynamisch. Wanneer de topografische kaart van 2011 naast die van 1900 wordt gelegd, dan wordt duidelijk dat het landschap in een relatief korte periode is veranderd. Zo is de stad Emmen tot vrijwel aan de rand van het dorp uitgebreid, is het aantal en de omvang van de bijgebouwen in het dorp zelf toegenomen. Ook is door de ruilverkaveling in de jaren zestig de es en de beekdalgronden grootschalig geworden. Dit betekent dat Westenesch naast oude ook jonge landschappen kent.
Historisch geografisch wordt de omgeving van Westenesch tot het esdorpenlandschap gerekend, een landschap dat voornamelijk is ontstaan in de Middeleeuwen. Echter, al voordat het esdorpenlandschap met zijn permanente nederzettingen ontstond was sprake van menselijk ingrijpen in de natuur. Zo zijn van de rondtrekkende jagers uit het Mesolithicum overal op de hogere zandgronden van Noord-Nederland archeologische vondsten gedaan. Het landschap uit die periode is daarentegen verdwenen en niet meer herkenbaar. Vanaf de komst van de hunebedbouwers (3400 – 2800 v. Chr.) is het natuurlandschap zeer geleidelijk omgevormd tot een cultuurlandschap. In plaats van zich aan te passen aan wat de natuur bood, waren zij de eersten die de natuur op grotere schaal naar hun hand zetten. De hunebedbouwers kunnen als de eerste boeren worden beschouwd. Hoewel de hunebedden uit die tijd nog steeds herkenbaar zijn in het hedendaagse landschap is het landschap zelf uit die tijd verdwenen. Het uitgestrekte bosrijke landschap is geleidelijk aan steeds opener geworden.
In het Laat-Neolithicum (2800 – 1900 v.Chr) ontstond zo meer open vegetatie met een kruidlaag; omstandigheden die geschikt werden voor het houden van meer vee. De ontbossing zette zich in de eeuwen daarna dan ook onverminderd voort. In de Late Bronstijd, maar vooral in de Ijzertijd en Vroeg-Romeinse tijd ontstonden celtic-fields, blokvormige akkercomplexen die als voorloper van de essen kunnen worden beschouwd. Echter ook in die tijd verplaatsten nederzettingen zich nog regelmatig. Vooral nadat boeren zich permanent op één plaats gingen vestigen werd het agrarische landgebruik de bepalende factor voor het landschappelijke beeld. Dit agrarisch landschap, dat het esdorpenlandschap wordt genoemd, ontstond vanaf de Vroege Middeleeuwen. Het is de basis van de huidige situatie. Maar ook het esdorpenlandschap is geen statisch landschap en is in de loop der tijd voortdurend veranderd.
De voorlopers van het esdorpenlandschap
De omgeving van Westenesch kent een bewoningsgeschiedenis vanaf de vroege Prehistorie. Dit betekent dat het gebied waarschijnlijk al deels was ontbost op het moment dat vanaf de negende eeuw de inrichting ontstond van het cultuurlandschap dat we tegenwoordig het esdorpenlandschap noemen. Westenesch zelf is pas later ontstaan als ‘satellietdorp’ van Emmen.
De es
De Schimmer- en Emmer es lag tussen en ten noorden van beide dorpen. De es grensde in het zuiden direct aan de Noordbarger es van de marke van Noord- en Zuidbarge. De Schimmer- en Emmer es wordt op kaarten niet altijd even eenduidig weergegeven. De Hottingeratlas van 1773 – 1794 geeft alleen de naam ‘Emmer Nesch’ weer, terwijl de Topografische en Militaire Kaart (TMK) uit 1850 alleen ‘Schimmer Esch’ wordt vermeld (zie pagina 14 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Westenesch 2018'). De kadastrale kaart van 1832 geeft alleen voor het noordelijk deel de naam Schimmer esch weer, terwijl voor het grootste deel, het gebied tussen beide dorpen de naam ‘Emmer en Westenescher esch’ wordt weergegeven. Ook de chromotopografische kaart van 1902 geeft voor het noordelijke deel de naam ‘Schimmer esch’ maar voor het zuidelijke deel alleen ‘Emmer esch’ (zie pagina 16 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Westenesch 2018'). Op basis van de bodemkaart worden verondersteld dat de Schimmer- en Emmer es voor het merendeel een oude ontginning bestaat. Een gedeelte, de oost- en westzijde van de es, zijn ontginningen van jongere datum. Dit kan mede worden afgeleid uit het verschil in bodemtypen.
De groenlanden
In tegenstelling tot het ‘Drents model’ dat veronderstelt dat de groenlanden vanaf de Middeleeuwen uit verkavelde wei- en hooilanden bestonden, waren de groenlanden van de meeste Drentse dorpen en ook die van de marke Emmen en Westenesch in de Middeleeuwen nog gemeenschappelijk bezit en juist niet verkaveld. Ze werden in de Middeleeuwen namelijk begraasd door dorpskudden en bestonden afwisselend uit halfnatuurlijke graslanden, struwelen en bos. De onderstaande kaart van 1850 laat nog enkele van bosrestanten zien in een gebiedje dat bovendien ‘Bosch maden’ wordt genoemd.
Karakteristiek voor Emmen en Westenesch, evenals Noord- en Zuidbarge, was dat de groenlanden niet alleen langs de Sleenerstroom maar ook in de Hunzelaagte, dus op het veen langs de veenstroom de Runde of Rundiep lagen. Deze groenlanden zijn lang gemeenschappelijk beweid met Duitse boeren. De kaart van 1850 laat dan ook een vrijwel onverkaveld gebied zien.
Afbeelding 4.1. De heidevelden van Emmen en Westenesch rond 1900. Gele stippellijn = grens met voormalige
marke van Weerdinge (noord) en marke van Noord- en Zuidbarge (zuid) Bron kaart: Gemeente Emmen
Uit de grondschattingsregisters blijkt dat er een grote schaarste was aan groenlanden. In de marke van Emmen en Westenesch had het merendeel van de groenlanden namelijk een veel hogere waarde dan de 183,50 per ha op de es. Zo was de schattingsprijs in 1654 van het stroomland van 330 car. gulden per ha en het bovenland 225 car. gulden per ha. De Runde werd niet als stroomland maar wel als bovenland (225) ingeschat. Dat betekent dus dat zelfs de Runde, een beek die stroomde in zeer voedselarme omstandigheden op het veen, in die tijd meer waard dan het bouwland op de es.
De verdeling van de gemeenschappelijke gronden in de negentiende eeuw heeft veel minder invloed gehad op de toename van het areaal grasland dan bouwland. De groenlanden waren immers voor het merendeel al eerder verdeeld. Daarnaast bestonden de gemeenschappelijke gronden vooral uit heide en veen, beide gronden die na de ontginning of afgraving geschikt waren voor bouwland.
De conclusie is dat de groenlanden in de marke van Emmen en Westenesch, in tegenstelling tot wat vaak wordt verondersteld, veel meer waard waren dan de bouwlanden op de es.
De woeste gronden; heide, bos en veen
De heide en het bos van de marke van Emmen en Westenesch lagen zowel ten noorden van de es als ten oosten van Emmen (zie kaart 1902 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Westenesch 2018'). Het gebied ten noorden van de es heette Emmer veld. Het gebied ten oosten van Emmen heette Emmer Struiken/Holt/Hout en Emmer zand. Het stuifzandgebied, Emmer zand, was vooral ontstaan door de overbegrazing met schapen, en mogelijk ook door boskap. Om te voorkomen dat de zanden de es zouden onderstuiven is in de loop der tijd weer bos aangeplant.
De naam Het Emmer Struiken/Holt/Hout duidt op een bosgebied en in de Hottinger-atlas van 1773 – 1794 was het bosareaal dan ook veel groter. Na (grootschalige) kap werden deze gebieden dus in gebruik genomen als heideveld. De bossen zijn lange tijd een belangrijke inkomstenbron voor de markegenoten geweest. In de loop van de twintigste eeuw is dit gebied, na een kortstondige periode waarin het ontgonnen was tot bouw/weiland, gebruikt voor stadsuitbreidingen.
Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw tot het begin van de twintigste eeuw werd het hoogveen van Emmen en Westenesch deels gebruikt voor de boekweitteelt. Het betreft hier vooral het gebied in de omgeving van de Runde en de Oude Runde. Hierbij werden greppels gegraven op het veen en werd vervolgens het veen verbrand om zo mineralen vrij te laten komen voor de boekweitteelt. De Hottinger-atlas uit 1774 – 1794 geeft de gegraven greppels goed weer op kaart.
Conclusie
De omgeving van Westenesch kent een zeer lange bewoningsgeschiedenis. Restanten van voorlopers van het esdorpenlandschap zoals hunebedden zijn dan ook in (de omgeving van) het dorp gevonden.
Het akkercomplexen de Schimmer- en Emmer es is op zijn huidige plaats vermoedelijk in de Vroege Middeleeuwen ontstaan vanuit het dorp Emmen. Westenesch, de naam zegt het al, is ontstaan nadat er al een es tussen beide dorpen lag. Het dorp lag immers ten westen van de es. Het filiaaldorp Westenesch is in tegenstelling tot veel andere Drentse dorpen altijd onderdeel gebleven van de marke van Emmen en Westenesch. Ondanks dat Westenesch wat inwonersaantal betreft een stuk kleiner was dan Emmen, hadden de boeren een relatief groot aandeel in de bouw- en groenlanden en daarmee het gebruik van de gemeenschappelijke gronden van de marke.
De gemeenschappelijke gronden van de marke zijn in verschillende fases onder de gewaardeeloden verdeeld (geprivatiseerd) en ontgonnen. De wei- en hooilanden al in de zeventiende eeuw, de heide en het veen in de negentiende en twintigste eeuw. Al met al is hierdoor een gelaagd landschap ontstaan met karakteristieken uit veel verschillende periodes.
In deze paragraaf wordt de ruimtelijke structuur van Westenesch besproken. Er wordt ingegaan op de bebouwingsstructuur, wegenstructuur, verkavelingsstructuur, groenstructuur, beschermde dorpsgezicht en conclusies en ruimtelijke voorwaarden.
De bebouwing van Westenesch bestond rond 1832 uit een vrij langgerekte losse structuur met min of meer drie clusters. Zoals gebruikelijk in esdorpen had de bebouwing van Westenesch verschillende nokrichtingen en verspringende rooilijnen.
In de zeventiende eeuw woonden er relatief grote boeren in Westenesch en kende het dorp (vrijwel) geen ambachtslieden en keuters. Het dorp bestond ook in 1832 nog steeds vooral uit (grote) boerderijen met bijgebouwen.
In 1880 waren op bepaalde plaatsen boerderijen verdwenen en op andere plaatsen er juist bijgebouwd. Per saldo was de bebouwing op een zodanige manier toegenomen dat het dorp meer een aaneengesloten langgerekte structuur had gekregen. Echter, de losse structuur was duidelijk behouden gebleven. De kadastrale kaart van 1880 geeft de situatie na de aanleg van het Oranjekanaal weer. Langs het kanaal zijn dan ook enkele, in vergelijking met de boerderijen in het dorp veel kleinere behuizingen ontstaan. Deze kleine behuizingen liggen bij de bruggen over het kanaal.
Van de bebouwing die ontstaan is na 1880 kan het volgende worden geconstateerd. In de eerste plaats valt de enorme toename van het aantal, in omvang grote en kleine, schuren op. De schuren, zijn voornamelijk achter de al bestaande bebouwing geplaatst. In visueel opzicht lijkt vanaf de Westenescherstraat de bebouwingsstructuur langs deze weg dan ook nog min of meer op die van 1880. Dit betekent ook dat, in tegenstelling tot veel andere dorpen, er in Westenesch weinig ‘gewone’ huizen staan. Het esdorp kent nog steeds vrijwel alleen boerderijen, zij het deze (groten)deels zijn verbouwd tot woonboerderij. Buiten het oude dorp staat richting Emmen een rijtje gewone huizen. Na 1880 is daarnaast een grootschalig, voornamelijk bedrijfsmatige bebouwingscluster bij het Oranjekanaal ontstaan.
Al met al is vanaf de openbare wegen de losse bebouwingsstructuur in het esdorp nog heel goed herkenbaar. Dit ondanks de sterk toegenomen bouwvolumes achter de bestaande behuizingen langs vooral de Westenescherstraat.
Westenesch lag oorspronkelijk langs een oude belangrijke doorgaande weg, de Heirweg, van Emmen via de Klenckmolenbrug over de Slenerstroom naar Erm en dan zuidwaarts richting Coevorden of noordwaarts Sleen. Ook de naam Heirweg geeft aan dat hier sprake is van een oude weg. Een heirweg,heirbaan of heerweg is namelijk vanouds een verharde lange afstandsweg. ‘Heir’ is een oud Romeins woord voor ‘leger’ en verwijst dan ook naar de mogelijkheid om zich snel te kunnen verplaatsen. Overigens hoeft dit niet te betekenen dat de Heirweg in Westenesch uit de Romeinse tijd stamt.
De Hottingeratlas van 1773 - 1794 op pagina 30 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Westenesch 2018' laat zien dat in die tijd de Heirweg in het dorp, bij de oostelijke brink, zich opsplitste. Beide ‘poten’ kwamen uit op de Westenescherstraat. De Westenescherstraat liep westwaarts tot aan de Slenerstroom en werd in de Hottinger Atlas de ‘Emer Hooy Dijck’ genoemd. De weg heeft tot 1850 tot aan de Slenerstroom gelopen. Daarna is ie doorgetrokken tot Noord-Sleen.
Oorspronkelijk waren zowel de Heirweg als Westenescherstraat breder en liepen tot aan de boerderijen. De Westenescherstraat was zelfs zo breed dat het Brinkenboek het een ‘brinkachtinge ruimte’ noemt.
De belangrijkste verandering sinds 1900 is verdwijnen of rechttrekken van paden richting de essen. De huidige Oude Schietbaanweg is nu een doodlopende weg geworden, terwijl de Schietbaanweg niet meer over de es maar tot de N381 loopt. Ook de Schaapsveenweg over de Noordbarger es is rechtgetrokken.
De hoofdwegenstructuur is tot op de dag van vandaag in het dorp zelf nog aanwezig. Echter de Heirweg is geen doorgaande weg meer maar een doodlopend pad richting het Noordbargerbos. De Westerescherstraat was tot in de jaren zestig van de vorige eeuw dé hoofdweg westwaarts vanuit het centrum van Emmen. De weg is nog steeds een doorgaande weg richting Noordsleen maar heeft na de aanleg van de N381 sterk aan belangrijkheid ingeboet. De Westenescherstraat is geasfalteerd. De bestrating van overige wegen bestaat uit afwisselend klinkers (van verschillend formaat) en Drentse keien.
Al met al is de hoofdwegenstructuur in Westenesch in de afgelopen honderd jaar weinig veranderd, in die zin dat vrijwel alle paden en wegen die er nu liggen er in 1910 ook al waren. Wel is de belangrijkheid van wegen sterk veranderd en is het aantal paden, en dan met name richting es afgenomen.
Op de kadastrale kaart van 1832 is het gebied ten zuiden en ten westen van het dorp leeg (zie kaart op pagina 28 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Westenesch 2018'). Het lege gebied ten zuiden van het dorp behoorde in die tijd toe aan de boeren van de marke van Noord- en Zuidbarge en maakte dus geen deel uit van de marke van Emmen en Westenesch.
Van het gebied ten westen van Westenesch zijn de kadastrale kaarten van 1832 verloren gegaan. De jongste kadastrale gegevens zijn van circa 1860 na de aanleg van het Oranjekanaal.
De verkaveling uit 1880 wordt namelijk niet doorsneden door het Oranjekanaal, sluit er op aan en is dus na de aanleg van dit kanaal verkaveld. Ook wordt dit gebied op de kaart uit 1850 als heide weergegeven.
De kadastrale kaart van 1880 geeft ook de situatie na de markeverdeling weer. Dit betekent dat alle voormalige gemeenschappelijke gronden waren verdeeld en verkaveld. De bestaande kavels in het dorp zelf zijn op enkele plaatsen opgesplitst waardoor de verkaveling iets kleinschaliger was geworden.
De strookvormige verkavelingsstructuur op de es ten noorden en oosten van het dorp is in de periode 1832 en 1880 vrijwel niet veranderd.
Als gevolg van de ruilverkaveling in de jaren zestig van de vorige eeuw is deze historische strookvormige verkavelingsstructuur op de es volledig verdwenen. Ook de verkaveling van de gebieden direct ten oosten en ten westen van het Oranjekanaal is veel grootschaliger geworden. De kadastrale kaart van 2017 laat zien dat hier nu sprake is van enkele grote blokken. In het dorp zelf is daarentegen de verkavelingsstructuur nog vrij goed intact gebleven.
De conclusie is dat in Westenesch deels nog oude verkavelingsstructuren van vóór 1832 herkenbaar zijn. Dit geldt vooral voor de percelen in het dorp zelf. De verkavelingsstructuur van de es en de gebieden in de omgeving van het Oranjekanaal zijn onder invloed van de ruilverkaveling veel grootschaliger geworden.
Kenmerkend voor een agrarische esdorp als Westenesch is de aaneenschakeling van grote en kleine ruimten die in gebruik zijn als brink, erf, tuin, kleine akkers en weilandjes. Eén of enkele open ruimten in het dorp worden gebruikt als veeverzamelplaats. Deze ruimte(n) lagen oorspronkelijk aan de rand van het dorp en worden aangeduid met ‘brink’. Door latere dorpsuitbreidingen zijn veel brinken middenin het dorp komen te liggen. De oostelijke brink in Westenesch ligt echter nog steeds aan de rand van het dorp.
Volgens het Brinkenboek had Westenesch naast twee brinken ook een ‘brinkachtige’ ruimte. Dit zijn kleine op brinken gelijkende ruimten die een schakel waren in de routes tussen de boerderijen en de weides, groenlanden en de heide. De brinkachtige ruimte in Westenesch was in feite de ruimte tussen de bebouwing langs de Westenescherstraat. De bebouwing had in die tijd dan ook geen voortuin en grensde direct aan de openbare gemeenschappelijke ruimte (de straat). De brinkachtige ruimte was ook in 1880, dus na de markeverdeling, nog aanwezig. Pas daarna is het privébezit geworden en zijn voortuinen ontstaan.
De kaart met de groenstructuur rond 1900 op pagina 30 van het rapport 'Cultuurhistorische analyse Westenesch 2018' laat goed zien dat het groen in Westenesch voornamelijk bestond uit brinkgroen, (gebruiks)bos en begroeiing langs de perceelsgrenzen. Deze perceelsrandbegroeiing heeft voornamelijk bestaan uit hakhoutsingels, bomenrijen en/of hagen. Ze dienden ook als veekering.
Bosgeelster
In de noordelijke berm van de Westenescherstraat komt de zeldzame en beschermde Bosgeelster voor. De bosgeelster (Gagea lutea) is een inheems bolgewasje uit de leliefamilie en bloeit in het voorjaar.
Er zijn in Drenthe maar enkele vindplaatsen van dit bolgewasje.
Ter bescherming van deze plant met hoge natuurwaarde zijn bepaalde werkzaamheden verboden. Bij beheer is het van belang dat de bodem weinig wordt verstoord en dat er een extensief beheer wordt toegepast. De groeiplaatsen moeten in de halfschaduw blijven liggen. De bodem mag niet worden samengedrukt door opslag van materiaal of parkeren van auto’s.
De plant vertegenwoordigt dus een ‘stinzeachtige biotoop’. Het gaat dus niet alleen om de bosgeelster zelf maar ook om de bijzondere flora en fauna in de directe omgeving van de plant.
Conclusie
De conclusie is dat anno 2014 de oostelijke brink nog duidelijk herkenbaar is en beplant met verschillende soorten bomen. Mede door de kleine omvang is de westelijk gelegen brink wat minder herkenbaar. In de loop der tijd is vooral de begroeiing langs de perceelsranden sterk afgenomen. Tegenwoordig staan bomenrijen en singels voornamelijk langs wegen. Slechts her en der staat nog een solitaire boom als relict van de oude perceelsrandbegroeiing. Omdat veel (restanten van) bomenrijen en solitairen een vrij grote omvang hebben, heeft het dorp vanaf de straat al met al nog wel een groen karakter.
Bij besluit op 17 december 1991 is Westenesch als beschermd dorpsgezicht aangewezen. In de toelichting bij het besluit is de huidige ruimtelijke karakteristiek en te beschermen waarden als volgt geformuleerd:
“De hoofdstructuur van de nederzetting wordt bepaald door een losse bebouwing, met wisselende richting. Deze structuur wordt geaccentueerd door talloze weilandjes, sier- en moestuinen. De opgaande weg- en erfbeplantingen vormen een ruimtelijk contrast met de open omgeving. Het centrale deel van het emmer escomplex is noordoostelijk van de buurschap Westenesch gelegen. Tot op heden wordt het bouwlandcomplex gekenmerkt door een geheel open karakter, vrij van bebouwing en opgaande beplantingen.
Ter plaatse is de visuele betrokkenheid op het ‘traditionele’ esdorp ald ‘een onregelmatige beboste enclave, waaronder de ogenschijnlijk ongeordende daken’ optimaal. Het bebouwingspatroon aan weerszijden van de lichtgebogen hoofdstraat, Westenescherstraat, domineert het huidige dorpsgezicht. De Westenescherstraat heeft globaal een zuidoost- noordwestelijk beloop. Aan beide uiteinden ervan vormen de voormalige veedriften en uitvalswegen een secundaire wegenstructuur van smalle verbindingswegen. Delen ervan, de ‘Kromme Elleboog’ geheel, zijn met keien of flinten bestraat, andere zijn onverhard gebleven. Aan beide zijden van de Westenescherstraat is de agrarische dan wel landelijke woonbebouwing overheersend.
Langs de zuidzijde van de weg is sprake van een vrijwel geheel gesloten bebouwingsbeeld van dicht op elkaar geplaatste bebouwing in samenhang met erfbeplantingen. De noordelijke straatzijde heeft een meer open karakter. De bebouwing is er minder dicht, minder uniform gericht en meer gespreid, waardoor er uitzichten op de aangrenzende open esgronden mogelijk zijn. Door de onregelmatige, verspringende rooilijnen zijn verscheidene kleinere, open (erf)ruimten ontstaan. Deze ruimten zijn ingericht met forse boomgroepen. Op meerdere lokaties zijn ze omsloten door bomenrijen en -wallen. Van een brinkachtige ruimte is sprake daar waar de Oosterseweg en Schietbaanweg uitkomen op de hoofdweg. Het is een veelhoekige open brinkruimte. De Heirweg splitst zich nabij de Westenescherstraat in twee secundaire wegen die op de hoofdweg toelopen. De driehoekige, ingesloten ruimte vormt een tweede brinkruimte. deze brink is tamelijk groot, zij het besloten doordat de brinkbeplanting wordt omgeven door zeer hoog opgaande boomgroepen op de erfscheidingen van de aangrenzende boerderijcomplexen. De oudere agrarische bebouwing in Westenesch bepaalt het dorpsgezicht in belangrijke mate. In verscheidene gevallen is de agrarische bedrijfsvoering geheel vervallen ten gunste van de woonfunctie, wat onder andere tot uiting komt in de inrichting van het erf.
De oudere boerderijen dateren in hoofdzaak uit de 19e eeuw. In aanleg echter zijn veel hoofdgebouwen 18ede-eeuws. Ondanks de vele aanpassingen en meer of minder ingrijpende verbouwingen zijn deze boerderijen representanten van het ‘middenlangsdeel’ of ‘Oud-Drentse’ type. De baanderdeuren, die de hoofdingang vormen, zijn zonder uitzondering in het midden van de achtergevels geplaatst. Wel zijn sedert de 19e eeuw de vanouds inspringende baanders vervangen door direct in de achtergevels geplaatste baanderdeuren. In enkele gevallen (woonboerderijen) bestaat de baander thans uit een glaswand. Het overgrote deel van de agrarische bebouwing is met riet gedekt. Het gaat hierbij om een rijke scharkering van al dan niet afgewolfde schild- en zadeldaken. Westenesch kent enige kapitale, laat 19e eeuwse boerderijcomplexen. Zij onderscheiden zich van de oudere boerderijen door dwarsgeplaatste woonhuizen voor het bedrijfsgedeelte. Voor het merendeel van de boerderijen en landelijke woonbebouwing geldt dat de huiserven van de weg zijn afgescheiden door duidelijke erfscheidingen, veelal (houten) hekwerken of heggen. De op enkele plaatsen met zorg aangebrachte moderne alternatieven, in siersteen of spoorbiels, contrasteren sterk”.
Afbeelding 4.2. Beschermd dorpsgezicht
Het aanwezige reliëf van de Hondsrug zorgt voor een, in het veld over de es zichtbaar, gevarieerd aardkundig en cultuurhistorisch archief.
De losse, gevarieerde, bebouwingsstructuur waarbij de boerderijen als ‘strooigoed’ zonder een vaste rooilijn ten opzichte van elkaar staan en waarbij sprake is van open ruimten tussen de boerderijen is tot op de dag van vandaag nog goed herkenbaar. De aanwezige verkaveling rondom, of beter; met name achter, de bebouwing geeft een goed beeld van de historische verkavelingsstructuur van het esdorp.
Het opgaand groen rondom de losjes gegroepeerde boerderijen is nog redelijk goed maar de bomenrijen en perceelsrandbegroeiing veel beperkter aanwezig.
De huidige solitaire bomen of kleine bomenrijen op een perceelsrand zijn slechts enkele relicten uit een veel groter bestand aan houtopstanden uit het verleden. De brinken, en dan met name de oostelijke brink is zeer herkenbaar en gaaf aanwezig.
Al met al zorgt de optelsom van de nog aanwezige reliëf, historische bebouwing-, wegen- en verkavelingsstructuur en in mindere mate de groenstructuur voor een grote cultuurhistorische en visueel ruimtelijke samenhang.
Essentiële ruimtelijke voorwaarden
Vorengenoemde leidt tot de volgende essentiële ruimtelijke voorwaarden:
De waardering van de ruimtelijke structuur is vertaald op de kaart in het rapport 'Westenesch, het landschap en dorp in historisch perspectief'. Het rapport en de bijbehorende kaart zijn opgenomen als Bijlage 3 en Bijlage 4 bij de regels van het bestemmingsplan.
Onderstaand is aangegeven welke kenmerken aan de basis liggen van de aanmerking als structuur- en beeldbepalende bebouwing en structuurbepalende bebouwing.
Structuur- en beeldbepalende bebouwing
Tot deze categorie behoort de bebouwing met de hoogste ruimtelijke kwaliteit, die in zijn algemeenheid wordt bepaald door zowel ligging, functie als verschijningsvorm.
Bebouwingstype
(Voormalige) Agrarische bedrijfsbebouwing. Zowel hoofdgebouwen als bijbehorende bouwwerken.
Kenmerken
De specifieke waarde wordt bepaald door:
Planologische gevolgen
Structuurbepalende bebouwing
Tot deze categorie behoort de bebouwing die op zichzelf en door de ligging ten opzichte van de structuur- en beeldbepalende bebouwing een belangrijke bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Gebruik, vervangingen en verbouwingen zijn van directe invloed op de waarde van de structuur- en beeldbepalende bebouwing en/of de gehele omgeving.
Bebouwingstype
Latere kleinschalige toevoegingen in het voormalige esdorp. Het betreft vooral woon- en bedrijfsbebouwing.
Kenmerken
Planologische gevolgen
Bestaande situatie in principe vertrekpunt, behalve wanneer al afwijkend van genoemde kenmerken:
Bij een verzoek om afwijkingen t.a.v. ligging, hoogten en dakhelling en vervangingen wordt een sterke afweging gemaakt aan de effecten op de beschreven kenmerken van de omgeving (Rapport & Kaarten bijlagen 3, 4 en 5 bij de regels).
Zowel bij het bepalen van de huidige bestemmingen en bouwvlakken als bij toekomstige initiatieven, afwijkingen en wijzigingen van het bestemmingsplan wordt dit rapport met de waardering van de ruimtelijke structuur in acht genomen. Hierop wordt in Hoofdstuk 5 nader ingegaan.
Voor Westenesch zorgt de optelsom van het nog aanwezige reliëf en vooral historische bebouwing-, wegen en verkavelingsstructuur en in mindere mate de groenstructuur voor een grote cultuurhistorische en gevarieerde visueel ruimtelijke samenhang. In bepaalde delen is deze ruimtelijke kwaliteit minder herkenbaar aanwezig door latere ontwikkelingen in de bebouwings- en/of landschappelijke structuren.
Het inzicht in de landschappelijke en dorpskarakteristieken biedt de gemeente en initiatiefnemers de mogelijkheid verantwoorde overwegingen te nemen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit inzicht in de ruimtelijke kwaliteit dient dan ook als beoordelingskader én inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Het bestemmingsplan beoogt de nog aanwezige ruimtelijke kwaliteit te behouden, zonder hierbij ontwikkelingsmogelijkheden voor de toekomst uit te willen sluiten. Daarnaast probeert het plan een sturende bijdrage te leveren aan de vergroting van de ruimtelijke kwaliteit op locaties waar de kwaliteit minder herkenbaar meer aanwezig is.
De landschappelijke, cultuurhistorische en stedenbouwkundige kwaliteiten zijn uitgebreid geïnventariseerd in het rapport 'Cultuurhistorische analyse Westenesch 2018' (Bijlage 3 bij de regels). In Hoofdstuk 4 is reeds ingegaan op het rapport. Onderdeel van het rapport is de kaart die is opgenomen als Bijlage 4 bij de regels.
Op de kaart in Bijlage 4 bij de regels is een aantal categorieën aan landschappelijke elementen opgenomen:
Kenmerken
Onder waardevolle groenstructuren vallen:
Bos(je)/bomengroep
Bomenrij, laanbeplanting
Solitaire bomen
Planologische gevolgen
Algemeen
Bos(je)/bomengroep
Bomenrij, laanbeplanting
Solitaire bomen
Kenmerken
Onder verkaveling en essentiële zichtlijnen vallen:
Algemeen:
Planologische gevolgen
Kenmerken
Onder overige waarden vallen:
Planologische gevolgen
Op de kaart in Bijlage 4 is een aantal categorieën aan bebouwing en verkaveling opgenomen:
Per categorie worden de bebouwingstypen, de kenmerken en de planologische vertaling beschreven.
Tot deze categorie behoort de bebouwing die op zichzelf en door de ligging ten opzichte van de structuur- en beeldbepalende bebouwing een belangrijke bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit van Westenesch.
Bebouwingstype en kenmerken
Losse, gevarieerde, bebouwingsstructuur waarbij de boerderijen als ‘strooigoed’ zonder een vaste rooilijn ten opzichte van elkaar staan en waarbij sprake is van open ruimten tussen zowel de boerderijen als de verschillende clusters boerderijen is tot op de dag van vandaag nog goed herkenbaar. Het betreft vooral woonbebouwing en bijgebouwen bij de boerderijen.
Planologische gevolgen
Daarnaast is in dit bestemmingsplan de aanduiding 'karakteristiek' opgenomen voor een aantal structuur- en beeldbepalende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Deze zijn aangewezen waarmee ze eventueel geschikt te maken zijn voor bewoning. Voor het opnemen van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Bestemming
Tot deze categorie behoren monumenten, die op zichzelf en door de ligging ten opzichte van de structuur- en beeldbepalende bebouwing een belangrijke bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van Westenesch. De monumenten zijn als structuur- en beeldbepalend beoordeeld.
Planologische gevolgen
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid. Tevens moet het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart BGT gehanteerd. De ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en/of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.
De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het Rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.
Gebruiksregels
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.
Bouwregels
In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekent dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing, bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.
Flexibiliteit
Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.
In het bestemmingsplan zijn diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en/of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.
De bevoegdheid om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij het college van burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in de volgende hoofdstukken:
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen die in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.
Begrippen
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd, wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.
Wijze van meten
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen moeten worden, gemeten moeten worden.
In Hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. De enkelbestemmingen in dit plan zijn bestemmingen die recht doen aan het huidige gebruik op de percelen van het plangebied. Omdat het nu reeds geldende bestemmingsplan zeer gedateerd is, zijn de opgenomen bestemmingen niet altijd conform de oude bestemmingen. Wel werken de opgenomen bestemmingen het huidige actuele gebruik uit. Zodoende wijzigt er niets. In zijn totaliteit zijn er de onderstaande bestemmingen:
De onderstaande tekst bespreekt de bestemmingen afzonderlijk
Agrarisch - Grondgebonden 1 en Agrarisch - Paardenhouderij 1
Alle agrarische bedrijven zijn onder deze bestemmingen gebracht. Het bestemmingsplan maakt een onderscheid tussen grondgebonden, niet-grondgebonden agrarische bedrijven en specifiek een paardenhouderij. Dit onderscheid wordt al sinds het jaar 2000 in de gemeente Emmen gemaakt en wordt in dit bestemmingsplan gehandhaafd.
Voor agrarische bedrijven is een regeling opgesteld waarbij de mogelijkheden zijn gekoppeld aan het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Op de verbeelding is de exacte begrenzing van het bouwvlak aangegeven.
De voor 'Agrarisch - Grondgebonden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarischebedrijf. Voor de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij 1' geldt dat daar specifiek de uitoefening van een stoeterij is toegestaan.
Voor alle twee bestemmingen geldt dat het alleen mogelijk is om gebouwen binnen het bouwvlak te bouwen. Er is één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het aantal dat is aangegeven. De oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken mag maximaal 250 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte als deze meer bedraagt. Bedrijfsbebouwing mag worden opgericht tot een hoogte van maximaal 12 m. De goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m. Aan de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing wordt geen maximum gegeven. Bijbehorende bouwwerken bij de woning dienen qua ligging en verschijningsvorm ondergeschikt te zijn aan de woning.
Er kan overwogen worden om met afwijking de opsplitsing van de bedrijfswoning in twee wooneenheden toe te staan. Paardenbakken zijn eventueel via een afwijking van de gebruiksregels planologisch te regelen. Het agrarische gebruik kan eventueel met verschillende functies worden verbreed, zoals Bed and Breakfast, detailhandel in eigen voortgebrachte producten, maatschappelijke functies, een stoeterij of bedrijfsactiviteiten uit de 'lichtere' milieucategorie 1 en 2 (Staat van inrichtingen). Voor al deze functies geldt dat ze ondergeschikt moeten zijn aan de agrarische hoofdfunctie en binnen de bestaande bebouwing moeten plaatsvinden.
Met een wijziging van het bestemmingsplan kan het college van burgemeester en wethouders de agrarische bestemming wijzigen in de bestemming Wonen - Voormalige agrarische bebouwing, een maatschappelijke bestemming met wonen opslag en/of stalling of bedrijfsactiviteiten uit de 'lichtere' milieucategorieën 1 en 2 (Staat van inrichtingen).
In zijn algemeenheid spelen de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, het landschap, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen een rol bij de afweging omtrent verlening van een afwijking of wijziging van het bestemmingsplan.
Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap
Op basis van landschappelijke gebiedskenmerken zijn de agrarisch gronden die geen deel uitmaken van de agrarische bedrijfskavels opgenomen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden -
Esdorpenlandschap'. Dit sluit aan bij de omliggende bestemmingen van het bestemmingsplan Buitengebied Emmen. Het betreffen in hoofdzaak onbebouwde gronden. De bestemming is vrij globaal van karakter. Binnen de gebiedsbestemming komen belangrijke landschappelijke waarden voor, zoals houtwallen, die moeten worden beschermd. Hiervoor is in deze bestemmingen voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken.
Vanwege de globaliteit en flexibiliteit zijn niet alle elementen in de regels opgenomen maar maken ze deel uit van de gebiedsbestemmingen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de volgende elementen:
Het gaat hier om zaken die in hoofdzaak of zelfs uitsluitend dienst doen ten behoeve van de basisfuncties van een gebied. Uiteraard zullen de bestaande elementen worden gehandhaafd. Door de globale opzet kunnen ook nieuwe elementen worden ingepast, voor zover ze passen binnen de betreffende bestemming. Een gericht omgevingsvergunningenbeleid voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorziet daarin.
Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf
In Westenesch zijn twee agrarische loonbedrijven aanwezig. Deze zijn dienstverlenend aan de agrarische sector. De bouwmogelijkheden voor de bestemming "Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf" zijn afgestemd op de betreffende functie. De oppervlakte van bestaande gebouwen mag met maximaal 10% toenemen. Met een afwijking kan de bedrijfsbebouwing eventueel met 25% worden vergroot. Per bedrijf (loonbedrijf grondverzet) is één bedrijfswoning toegestaan.
Bos
Binnen het plangebied liggen meerdere kleine bospercelen. De bosgronden zijn tevens bestemd voor recreatief medegebruik van fiets- en voetpaden, brandgangen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen de bestemming bos mogen geen gebouwen en of andere bouwwerken worden opgericht.
Omwille van het behoud van de landschappelijke waarden is in dit bestemmingsplan een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden opgenomen dat specifiek toegesneden is op de landschappelijke waarden die in het gebied voorkomen.
Groen
De op de verbeelding voor 'Groen' gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, (erf)toegangswegen, fietsstroken, voetpaden, voorziening ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen. Voorzieningen ten behoeve van sport- en speelgelegenheden en andere bouwwerken mogen binnen deze bestemming opgericht worden. Binnen de bestemming 'Groen' zijn geen bouwmogelijkheden opgenomen.
Verkeer
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, woonstraten en wegen ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende percelen, toegangswegen en inritten. Binnen deze bestemmingen zijn voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, sport en speelgelegenheden, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen eveneens toegestaan.
Wonen
Bij 'Wonen - Vrijstaand' en 'Wonen - Twee-aaneen' gaat het om woningen die voorheen geen agrarische bedrijfswoningen betroffen. Een deel van de gebouwen is gewaardeerd als structuur- en beeldbepalend. Een ander deel is structuurbepalend.
Alle hoofdgebouwen die structuur- en beeldbepalend en structuurbepalend zijn, moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd.
Alle bijgebouwen die structuur- en beeldbepalend zijn, zijn aangeduid als 'karakteristiek'.
Bijbehorende bouwwerken dienen ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan hoofdgebouwen. Dit vertaalt zich in goot- en bouwhoogte, oppervlakte en ligging. Zo dienen bijbehorende bouwwerken minimaal 3 m achter de gevellijn (de naar de weg gekeerde gevels) van de woning te worden opgericht. Wanneer het stedenbouwkundig- en cultuurhistorisch inpasbaar is kan deze afstand met een afwijking verkleind worden. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 m bedragen, de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen. Om landschappelijke redenen en/of om nadelige effecten voor omwonenden te voorkomen mag de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens maximaal 3,5 m bedragen. Binnen de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om toe te staan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 m afstand van de perceelsgrens verhoogd wordt. Het zelfstandig bewonen van bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.
De bouwhoogte van een ander bouwwerk buiten het bouwvlak mag maximaal 3 m bedragen. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag in principe 2 m bedragen, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen aangrenzend aan openbaar gebied. De maximale hoogte bedraagt hier 1 m.
Voor de oppervlakte van gebouwen geldt dat deze ten hoogte 250 m² mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bebouwd wordt. De bouwhoogte van de woning mag maximaal 9 m bedragen, de goothoogte maximaal 3,5 m (dan wel de bestaande hoogten). De dakhelling bedraagt minimaal 35 graden. De afstand naar de zijerfscheiding bedraagt minimaal 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is. Binnen de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om toe te staan dat de goothoogte van de woning verhoogd wordt, mits de woning in hoofdzaak het karakter behoudt van één bouwlaag met kap. Daarnaast kan worden afgeweken van de bestaande nokrichting.
Wonen - Voormalige agrarische bebouwing
Bij 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing' gaat het om woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf/woonboerderij. Een deel van de gebouwen is gewaardeerd als structuur- en beeldbepalend. Een ander deel als structuurbepalend. Het gebruik is in deze bestemming in hoofdzaak gericht op wonen.
Alle hoofdgebouwen die structuur- en beeldbepalend en structuurbepalend zijn, moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd.
Alle bijgebouwen die sructuur- en beeldbepalend zijn, zijn aangeduid als 'karakteristiek'.
Bijbehorende bouwwerken dienen ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan hoofdgebouwen. Dit vertaalt zich in goot- en bouwhoogte, oppervlakte en ligging. Zo dienen bijbehorende bouwwerken minimaal 3 m achter de gevellijn (de naar de weg gekeerde gevels) van de woning te worden opgericht. Wanneer het stedenbouwkundig- en cultuurhistorisch inpasbaar is kan deze afstand met een afwijking verkleind worden. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 m bedragen, de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen. Om landschappelijke redenen en/of om nadelige effecten voor omwonenden te voorkomen mag de hoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens maximaal 3,5 m bedragen. Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om toe te staan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens verhoogd wordt. Het zelfstandig bewonen van bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.
De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m². Bij de vervanging van verouderde bijbehorende bouwwerken, waardoor er sprake is van een toename van de ruimtelijke kwaliteit, kan bij afwijking een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden toegestaan (saneringsregeling).
De bouwhoogte van een ander bouwwerk buiten het bouwvlak mag maximaal 3 m bedragen. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag in principe 2 m bedragen, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen aangrenzend aan openbaar gebied. De maximale hoogte bedraagt hier 1 m.
Ten behoeve van de woonfunctie mag in principe in totaal (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) 250 m² bebouwd worden, dan wel de bestaande oppervlakte wanneer deze meer bedraagt. De bouwhoogte van de woning mag maximaal 9 m bedragen, de goothoogte maximaal 3,5 m (dan wel de bestaande hoogten). De dakhelling bedraagt minimaal 35 graden. De afstand naar de zijerfscheiding bedraagt minimaal 3 m, dan wel de bestaande afstand wanneer die minder is.
Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat regels van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met regels die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden afwegingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.
Het plangebied Emmen, Westenesch kent twee dubbelbestemmingen te weten:
Waarde - Beschermd dorpsgezicht en Waarde - Ruimtelijke kwaliteit
Zoals reeds aangegeven, realiseert dit bestemmingsplan dat de cultuurhistorische waarden in het plangebied worden geborgd. Zoals immers ook in paragraaf 1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan van deze toelichting is vermeld, is één van de doelen van dit plan bescherming te bieden aan de cultuurhistorische waarden in Westenesch. In het kader hiervan is in 2018 door Bureau Scholtens een cultuurhistorische analyse uitgevoerd . In deze analyse zijn alle cultuurhistorische waarden in Westenesch geanalyseerd, gewaardeerd en in kaart gebracht. Inclusief de begrenzing van het beschermde dorpsgezicht Westenesch. Voor een volledige beschrijving van dit onderzoek, inclusief een beschrijving van de historisch-ruimtelijke ontwikkeling en de huidige ruimtelijke opzet en karakter van het gebied, wordt verwezen naar het rapport van Bureau Scholtens. Het rapport is als Bijlage 3 Westenesch - Het landschap
en dorp in historisch perspectief bij de regels gevoegd. Voor een uitgebreide toelichting zie paragraaf 5.2 en 5.3.
De 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' is, samen met de bestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' de juridische vertaling van de rapportage van Bureau Scholtens. De bestemmingsomschrijvingen verwijzen beide de analyse van Bureau Scholtens en geeft daarbij aan dat gronden bestemd zijn voor behoud, herstel en versterking van de karakteristieke dorpsgezichten. Voor de bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'' geldt dat daarop aanvullend ook wordt verwezen naar de aanwijzing van Westenesch als beschermd dorpsgezicht. De verwijzingen worden vervolgens onder andere uitgewerkt door de bouwregels, specifieke gebruiksregels en twee vergunningplichten. Eén vergunningplicht bepaalt dat niet zonder meer mag worden gesloopt, de ander bepaalt dat het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden niet zonder meer is toegestaan.
Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
Anti-dubbeltelregel
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal regels voor ondergeschikte bouwonderdelen voor o.a. kroonlijsten, en gevelversieringen.
Algemene gebruiksregels
Voorts bevatten de algemene regels ook algemene gebruiksregels. De algemene gebruiksregels bepalen dat het strijdig is om gronden en bebouwing te gebruiken indien dat gebruik betrekking heeft op het houden van vee, met inbegrip van paarden, en/of het opslaan van mest en indien dat gebruik leidt tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse. Vervolgens is met behulp van de begrippen bepaald wat onder de bestaande stikstofdepositie-situatie gerekend moet worden.
Algemene afwijkingsregels
Bij uitzondering kan door middel van een omgevingsvergunning onder voorwaarden worden afgeweken van de in het plan gegeven regels.
Algemene wijzigingsregels
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om onder voorwaarden de bestemmingsgrenzen op beperkte schaal te verschuiven of bouwvlakken beperkt te vergroten.
Overige regels
De overige regels bestaan uit de 'Van toepassingverklaring'. Deze van toepassingsverklaring bepaalt dat twee andere plannen, naast het onderhavige bestemmingsplan, van toepassing blijven. Reden hiervoor is dat door middel van deze systematiek die plannen niet in zijn geheel hoeven te worden overgezet in dit onderhavige bestemmingsplan.
Het laatste hoofdstuk 'Overgangs- en slotregels' bevat in Artikel 25 het overgangsrecht, als beschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 26 is de slotregel. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan 'Emmen, Westenesch'.
In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.
Wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.
Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.
Inspraak en vooroverleg
Vanaf maandag 20 februari tot en met 2 april 2023 heeft het concept-ontwerpbestemmingsplan voor inspraak voor een ieder ter inzage gelegen. Ook is het plan voor vooroverleg aan de wettelijke overlegpartners toegezonden.
De ontvangen inspraak- en vooroverlegreacties die zijn binnengekomen, zijn in de Nota van beantwoording samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Waar deze reacties tot wijziging van het plan leiden, is dit in de Nota aangegeven en het plan is daarop aangepast. De Nota is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
Procedure
In het kader van de te voeren planologische procedure heeft het ontwerp van het bestemmingsplan van 18 oktober tot en met 28 november 2023 ter inzage gelegen in het stadhuis van Emmen. Het plan was ook raadpleegbaar op de website van de gemeente Emmen (www.emmen.nl) en op www.ruimtelijkeplannen.nl. Het ontwerp van het bestemmingsplan is daarnaast voor overleg toegezonden aan de wettelijke overlegpartners.
Tijdens de inzagetermijn kon iedereen een zienswijze indienen over het bestemmingsplan. De gemeente ontving zes zienswijzen. Deze zijn samengevat en van een reactie voorzien in de 'Nota van beantwoording zienswijzen' die als Bijlage 2 bij deze toelichting is gevoegd.
Vervolgens is het bestemmingsplan op 26 september 2024 gewijzigd vastgesteld. Een overzicht van de wijzigingen (ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan) is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
Dit bestemmingsplan is een conserverend plan waarmee geen grote kosten zijn gemoeid. Op basis daarvan mag dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht.