Plan: | Barger-Compascuum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0114.2009065-0701 |
In tegenstelling tot de meeste veenkoloniën in het gebied is Barger-Compascuum een vrij compact dorp met weinig lintbebouwing.
Figuur 4-3: stedenbouwkundige hoofdstructuur
Het karakter bestaat uit een verkavelingsstructuur die gebaseerd is op twee richtingen die haaks op elkaar staan (Verlengde Oosterdiep met de parallelwegen en de haaks daarop aansluitende Postweg).
De belangrijkste structurerende routes in het plangebied is het veenkoloniale profiel met de parallelwegen. Deze route wordt aan weerszijden begeleid door laanbeplanting. Haaks hierop ligt de Postweg met lintbebouwing.
Ruimtelijke kwaliteit wordt ervaren indien binnen een samenhang van elementen een rijkdom aan indrukken kan worden opgedaan. Kernbegrippen daarbij zijn structuur, identiteit en belevingswaarde.
De ruimtelijke basiskwaliteit bepaalt de ruimtelijke identiteit (herkenbaarheid) van woon- en verblijfsgebieden als gevolg van specifieke ruimtelijke karakteristieken. Ruimtelijke karakteristieken zijn onder andere: karakteristieke stedenbouwkundige structuren, bebouwingstypologieën en de verschijningsvorm van de bebouwing. Het samenspel van verschillende gebieden met hun eigen identiteit bepalen de identiteit van een kern.
De landschappelijke karakteristieken van Barger-Compascuum zijn:
Barger-Compascuum kent woonbuurten uit verschillende tijdperken. Qua beeldvorming en opzet zijn ze verschillend, onder andere door de tijd waarin ze zijn ontstaan. De woonbuurten hebben wel één aspect gemeen, namelijk het feit dat er een stedenbouwkundig plan aan ten grondslag lag. Daardoor is niets in de woonbuurten per toeval ontstaan, maar is dat wat we zien de invulling van een stedenbouwkundige visie die geldt voor de stratenpatronen, de landschappelijke elementen en ook voor de bebouwingstypologie en de architectonische kwaliteit en de verschijningsvorm van de gebouwen.
Kenmerken van de ruimtelijke kwaliteit van Barger-Compascuum zijn:
architect. eenheden herkenbare rooilijnen relatie/invloed op openbaar gebied
kanaal, beplante linten groene ruimtes in het dorp rechthoekig kavelpatroon
Figuur 4-4: Ruimtelijke kwaliteit Barger-Compascuum
Figuur 4-5: Woonwijken en buurten
Lintbebouwing is een bebouwde omgeving aan één of aan beide zijden van een straat met een typische lineaire structuur. Het verkavelingspatroon, voortgekomen uit een zo efficiënt mogelijke ontginning van het veen, is nog steeds een opvallend kenmerk van het dorp.
Opbouw woonbuurt
Het bebouwingslint kenmerkt zich door de aanwezige diversiteit aan bebouwing. In het verdichte dorpslint hebben de percelen een beperkte omvang en staan de panden dichter op elkaar en regelmatig aan elkaar gebouwd.
De bebouwing vertoont een onregelmatig beeld en bestaat grotendeels uit vrijstaande woningen waarbij in het centrum (kruising van wegen en kanaal) centrumvoorzieningen alsmede winkels aanwezig zijn.
Het gevelbeeld van het bebouwingslint wordt vooral gekenmerkt door een grote mate aan variatie in positionering, bouwvolume en -hoogte, kapvorm, vormgeving en kleur- en materiaalgebruik. De samenhang in de linten is met name te vinden in de ritmiek van bouwmassa's van één tot twee lagen met kap. Platte daken komen bijna niet voor, alleen bij (voormalige) winkelfuncties.
Het lint heeft op sommige plaatsen een duidelijke relatie met het achterliggende landschap door middel van doorzichten tussen de bebouwingslinten.
Nadere analyse per deelgebied
Knelpunten
De identiteit van de lintbebouwing kan aangetast worden door uitbreidingen in een gelede hoofdvorm. De invulling van de openbare ruimte, alsmede het bebouwingsbeeld in het centrum, is erg matig. De doorzichten over het kanaal worden verstoord door informatieborden en glasbakken.
Conclusie
Door de uniformiteit van de woningen buiten het centrum en een goede oriëntatie van de woningen ten opzichte van elkaar, is het oorspronkelijke concept nog in tact.
Het vertrouwd voelen in het centrum kan bevorderd worden door uit te gaan van het historisch gegeven. De gebruiker ervaart dan de continuïteit van het verleden in het heden. De oude elementen, dat kunnen gebouwen, bruggen, kanalen, sluizen, stratenpatronen alsmede bomen zijn, houden de geschiedenis vast. Dit zijn dus zichtbare en voelbare geschiedsbeschrijvingen en als zodanig onvervangbaar.
Het beleid dient erop gericht te zijn om het karakter van de lintbebouwing te behouden en waar nodig te versterken. Het karakter van nieuwe bebouwing dient gerelateerd te zijn aan de aanwezige organisch gegroeide lintbebouwing. Daarbij zijn de begrippen diversiteit en lineair karakter van belang. Bebouwing dient hier altijd te passen binnen de bestaande ritmiek van de aanwezige bebouwingsmassa's.
Er dient zorgvuldig om te worden gegaan met de identiteit van de lintbebouwing. Het verdient de voorkeur bij nieuwbouw, alsmede verbouw, een kap aan te brengen met een dakhelling van minimaal 40 graden en een dakbedekking met pannen. Als maximale goothoogte dient 3.5 meter te worden aangehouden.
Extra aandacht moet worden uit te gaan naar hoogte-breedte verhoudingen, positionering, transparantie naar het achterliggende gebied, detaillering, kleur- en materiaalgebruik. Bij voorkeur met gebruikmaking van het reeds aanwezige scala van min of meer traditionele middelen, materialen en kleuren. Dit betekent overigens niet dat altijd imitatie van historische of andere bestaande elementen vereist is, soms kan een eigentijdse vormgeving juist de bestaande karakteristieken benadrukken.
Opbouw woonbuurt
Deze buurt bestaat grotendeels uit projectmatig gebouwde woningen van het type twee-onder-een-kap en drie-onder-een-kap. Een afwijking hierop zijn de niet projectmatig gebouwde vrijstaande woningen aan de Torenstraat.
De woningen tellen overwegend één bouwlaag met een zadeldak. De woningen aan Het Spaan bestaan uit twee bouwlagen met een zadeldak en zijn voorzien van een flauwe dakhelling. De projectmatig gebouwde woningen aan Het Spaan zijn inmiddels in particulier bezit en zijn grotendeels gerenoveerd en uitgebreid. Hierbij is vastgehouden aan de oorspronkelijke bouwvorm; twee bouwlagen met een flauw zadeldak waarbij de uitbreidingen bestaan uit forse aanbouwen.
Nadere analyse per deelgebied
Knelpunten
De vele bijgebouwen in de achtertuinen leiden tot verrommeling. Diverse aanbouwen kunnen een verstoring van de identiteit van de hoofdgebouwen veroorzaken richting het straat- en bebouwingsbeeld.
Conclusie
Door de uniformiteit van de woningen, een goede oriëntatie van de woningen ten opzichte van elkaar en de aanwezigheid van diverse groenstroken voor de woningen van De Stikker, is nog veel van het oorspronkelijk concept terug te vinden. Extra aandacht dient uit te gaan naar de verhouding hoogte-breedte, positionering van de aan- en bijgebouwen, transparantie naar het achterliggende gebied, detaillering, kleur- en materiaalgebruik.
Er dient zorgvuldig om te worden gegaan met de identiteit van de hoofdgebouwen, alsmede met aanbouwen aan de woningen aan De Stikker.
Opbouw woonbuurt
Deze buurt bestaat hoofdzakelijk uit projectmatig gebouwde woningen van het type twee- onder-een-kap. Een afwijking hierop zijn de twee vrijstaande woningen aan de Pastoor Vroomstraat.
De woningen bestaan uit één bouwlaag en twee bouwlagen met een zadeldak. De woningen met twee bouwlagen zijn voorzien van een flauwe dakhelling.
De projectmatige gebouwde woningen zijn grotendeels in het bezit van een woningbouwvereniging. Hierdoor is de oorspronkelijke bouwvorm van het hoofdgebouw met standaard aanbouw redelijk intact.
Nadere analyse per deelgebied
Knelpunten
Een aantal kavels heeft twee naar de weg gekeerde gevels. De mogelijkheid bestaat dat door eventuele uitbreiding van het hoofdgebouw of de bouw van een bijgebouw het straat- en bebouwingsbeeld wordt aangetast.
Conclusie
Door de uniformiteit van de woningen, een goede oriëntatie van de woningen ten opzichte van elkaar en de aanwezigheid van diverse groenstroken voor de woningen is het oorspronkelijke concept nog in tact. Extra aandacht dient uit te gaan naar hoogte-breedte verhoudingen, positionering van de aan- en bijgebouwen, transparantie naar het achterliggende gebied, detaillering, kleur- en materiaalgebruik.
Er dient zorgvuldig om te worden gegaan met de woningen met twee naar de weg gekeerde gevels.
Opbouw woonbuurt
Deze buurt bestaat uit projectmatig gebouwde rijenwoningen alsmede vrijstaande en twee- onder-een-kap woningen.
De twee-onder-een-kap woningen en de rijenwoningen bestaan grotendeels uit één bouwlaag met een zadeldak. De vrijstaande woningen hebben twee bouwlagen en zijn voorzien van een zadeldak.
De projectmatige gebouwde woningen zijn grotendeels in eigendom van een woningbouwvereniging. Hierdoor is de oorspronkelijke bouwvorm van hoofdgebouw met standaard aanbouw redelijk intact.
Nadere analyse per deelgebied
Knelpunten
Een aantal kavels heeft twee naar de weg gekeerde gevels. De mogelijkheid bestaat dat door eventuele uitbreiding van het hoofdgebouw of bouw van een bijgebouw het straat- en bebouwingsbeeld wordt aangetast.
Conclusie
Er dient zorgvuldig om te worden gegaan met de woningen met twee naar de weg gekeerde gevels.
Opbouw woonbuurt
Deze buurt bestaat hoofdzakelijk uit projectmatig gebouwde woningen van het type strokenbouw. Een afwijking hierop zijn de vrijstaande woningen aan de randen alsmede de nieuwbouwlocatie.
De woningen bestaan uit één bouwlaag en twee bouwlagen met een zadeldak.
Door de situering van de rijenbouw heeft deze woonbuurt zijn eigen identiteit. Er is in deze buurt veel groen aanwezig.
Nadere analyse per deelgebied
Knelpunten
Meerdere kavels hebben twee naar de weg gekeerde gevels. De mogelijkheid bestaat dat door eventuele uitbreiding van het hoofdgebouw of bouw van een bijgebouw het straat- en bebouwingsbeeld wordt aangetast. Verkoop van deze groenstroken kan het bestaande positieve beeld aantasten. Het karakter van de vrijstaande woningen (nieuwbouw locatie) wijkt af van de rest van het dorp ten aanzien van samenhangende architectuur, alsmede door diversiteit in kleur van de bouwmaterialen.
Conclusie
Door de uniformiteit van de woningen, een goede oriëntatie van de woningen ten opzichte van elkaar en de aanwezigheid van diverse groenstroken voor de woningen is nog veel van het oorspronkelijke concept in tact. De bebouwing op de nieuwbouwlocatie wijkt af van de bestaande identiteit van het dorp. Er dient zorgvuldig om te worden gegaan met de woningen met twee naar de weg gekeerde gevels.
Opbouw woonbuurt
Deze buurt bestaat uit de ontmoetingsfuncties van het centrum. Dit deel heeft een bepaalde aantrekkingskracht omdat het "sfeer" heeft door de aanwezigheid van karaktervolle historische bebouwing en bomen. Deze sfeer is niet alleen afhankelijk van de bebouwing; het gaat om het geheel; de bebouwing, de activiteiten, de openbare ruimte.
Nadere analyse per deelgebied
Knelpunten
Het gebied kent geen knelpunten.
Conclusie
Dit gebied heeft zijn eigen identiteit en bepaalt mede het karakter van het centrum. Dit dient te worden gehandhaafd, zonodig te worden versterkt.
Opbouw woonbuurt
Deze buurt in nog in aanbouw en bestaat uit particulier gebouwde vrijstaande alsmede twee- onder-een-kap woningen. De woningen bestaan uit één bouwlaag met kap, haaks, alsmede evenwijdig aan de weg.
Nadere analyse
Knelpunten
Een aantal kavels heeft twee naar de weg gekeerde gevels. De mogelijkheid bestaat dat door eventuele uitbreiding van het hoofdgebouw of bouw van een bijgebouw het straat- en bebouwingsbeeld wordt aangetast.
Conclusie
Dit gebied heeft zijn eigen identiteit. Er dient zorgvuldig te worden omgegaan met de kavels grenzend aan het openbaar groen alsmede de kavels grenzend aan de landbouwgronden. Bij woningen met twee naar de weg gekeerde gevels moet er zorgvuldig worden omgegaan met bouwmogelijkheden om het straat- en bebouwingsbeeld niet aan te tasten.
De start van het Veenpark ligt in 1966, als de inwoners van Barger-Compascuum het honderdjarige bestaan van het dorp vieren met een expositie over vroeger. Aan de rand van het laatste stukje hoogveen wordt 't Aole Compas opgetrokken. Dat is een beetje uit de hand gelopen. De toenmalige commissaris van de Koningin van Drenthe was erg onder de indruk. Dit moet behouden blijven, zei hij. Dat was het begin van een vereniging die zich inzette voor het behoud van het veenmuseum.
In de jaren daarna groeit het plaggendorpje, gesteund door een miljoenensubsidie van de regering-Den Uyl, uit tot het huidige Veenpark. Het beheer wordt ondergebracht in een stichting. Op de landbouwgronden in de omgeving verrijst een hoofdgebouw en 't Aole Compas krijgt gezelschap van het 20ste-eeuwse Bargermond.
Een aangrenzend hoogveengebied van 120 hectare met wandelroutes en een turfsteekveld met een heuse turfsteker kan worden bezocht met een veentreintje, dat ook stopt op de twee stationnetjes bij de dorpjes.
Het dorpje op het park toont het leven, werken en wonen van de turfstekers anno 1870. Compleet met plaggenhut en woonkeet.
Er staat ook een schuurkerkje, uit 1873. Dit houten gebouw is gewijd aan St. Jozef en in 1958 herbouwd.