Plan: | Barger-Compascuum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0114.2009065-0701 |
Om de stedenbouwkundige structuur van Barger-Compascuum te verklaren is kennis van de ontstaansgeschiedenis nodig.
Het zuidoosten van Drenthe kenmerkte zich eeuwenlang als een vrijwel onbegaanbaar deel van het 50.000 ha grote Boertanger moeras. In 1788 ontstonden aan de Duitse kant van het grote veengebied de eerste bovenveendorpen. Vooral arme gezinnen werden gestimuleerd zich te vestigen langs de grens. Het land werd verpacht en bouwrijp gemaakt door het ontwateren van het veen. Er werd boekweit verbouwd en schapen gehouden.
De bewoners hadden het recht om een stuk van het veenoppervlak tot aan de Runde door hun vee te laten beweiden. Door dit recht van samen weiden (jus compascui) is de naam Compascuum ontstaan. 'Compascuum' komt van 'compascere', wat Latijn is voor 'samen weiden'. Samengevat betekent Barger-Compascuum gemeenschappelijke weide van (noord en Zuid) Barge.
In 1860 werd het gebied aan de Nederlandse kant door de boeren van Noord- en Zuidbarge verkocht. Rond 1861 vestigden voornamelijk Duitse immigranten zich in het gebied ten noordwesten van het huidige centrum van Barger-Compascuum. Dit gebied heette "het Voorste Compascuum".
Het verbod voor het bouwen van woningen met een stookplaats werd opgeheven in 1867. Hierdoor konden zich koloniƫn in het veen ontwikkelen.
Rond 1900 is er een begin gemaakt met het ontsluiten voor de turfgraverij van het overblijvende gebied tussen Emmer-Compascuum en het Echtenskanaal. Omstreeks 1910 is het graven van het Verlengde Oosterdiep begonnen.
Naast hoofdkanalen werden er wijken en greppels gegraven. Deze waren noodzakelijk om de veenmoerassen eerst te ontwateren voordat er met de vervening kon worden begonnen. Er waren verschillende typen ontwateringssystemen. Bij Barger-Compascuum ligt een systeem waarin de wijken aan de achterzijde verbonden zijn door een achterdiep.
Figuur 4-1 1850 1906
In 1923 kwamen de eerste wegen en groeide het dorp rondom de kruising van wegen langs het Verlengde Oosterdiep en de Postweg.
De bestaande bijzondere bebouwing in de kern was geheel georiƫnteerd op dit centrum. Het room-katholieke kerk complex, de pastorie, de lagere school en het verenigingsgebouw maakten daarvan het belangrijkste deel uit.
Rond 1950-1960 is het dorp aan de noordwestzijde (De Stekker, St. Jozefstraat), alsmede aan de zuidwestzijde (Pastoor de Klaverstraat, Pastoor Vroomstraat) uitgebreid.
Figuur 4-2 1954 2005
In de jaren zestig is het dorp uitgebreid aan de zuidoostzijde (Jan Berendstraat). Het voetbalveld is verplaatst naar de zuidoost hoek. Tussen 1965-1975 is ten noorden van de Postweg, aansluitend aan de bestaande bebouwing langs het Verlengde Oosterdiep, een complex vrijstaande en dubbele woningen en strokenbouw gebouwd.
In de periode vanaf 1990 tot heden is het dorp uitgebreid in noordoostelijke richting van de Postweg. Deze uitbreiding wordt gezien als een afronding van het dorp in oostelijke richting, aangezien aan de oostzijde in de richting van de Limietweg is voorzien in de aanleg van een bos om de afronding in de oostelijke richting kracht bij te zetten.