Plan: | Lippenhuizen - Tjalling Harkeswei 25 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0086.09BPWTHarkeswei25-0301 |
Aan de Tjalling Harkeswei 25 te Lippenhuizen is een bedrijf aan huis gevestigd dat in het geldende bestemmingsplan met een bedrijfsbestemming is geregeld. In de huidige situatie zijn de bedrijfsmatige activiteiten dermate kleinschalig dat deze conformeren aan een aan-huis-verbonden beroep. Gezien het perceel feitelijk ook voor wonen wordt gebruikt, wil de initiatiefnemer de bedrijfsbestemming wijzigen in een woonbestemming. De gemeente Opsterland is bereid aan deze wijziging mee te werken. In het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de ontwikkeling juridisch-planologisch kan worden geregeld. Omdat het hier gaat om een oorspronkelijke boerderij kan de huidige bestemming 'Bedrijf' worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij'. Het bedrijf aan huis kan binnen deze bestemming worden voortgezet. Hiervoor is het opstellen van een wijzigingsplan noodzakelijk, waarbij een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening hoort. Het voorliggende plan voorziet hierin.
Het plangebied ligt ten zuidoosten van het dorp Lippenhuizen en ten westen van het dorp Vosseburen, in buitengebied van de gemeente langs de Compagnonsfeart. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld op 30 juni 2014 door de gemeente Opsterland. Dit plan is in 2018 correctief en partieel herzien. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan Buitengebied
In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Bedrijf'. Ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' zijn de gronden bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven uit milieucategorieën 1 en 2. Wonen is toegestaan ten behoeve van de bedrijfsfunctie. De oppervlakte van bouwwerken mag niet meer dan 600 m2 bedragen. Verder zijn de hierbij behorende erven en terreinen, water, nutsvoorzieningen, kleinschalige duurzame energiewinning en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding toegestaan.
De initiatiefnemer wil graag een woonbestemming planologisch regelen met mogelijkheden voor een bedrijf aan huis.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg over de juridische regeling van het wijzigingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.
Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt in dit hoofdstuk nader beschreven. De ontwikkeling wordt met dit plan op een goede manier ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.
Het plangebied bevindt zich aan de Tjalling Harkeswei 25. In de huidige situatie is hier het bedrijf van de initiatiefnemer, Bewust Zijn Centrum Apofyliet, gevestigd. Dit bedrijf biedt consulten, workshops en opleidingen aan op het gebied van spiritualiteit en persoonlijke groei. Het bedrijfsgebouw is een voormalige stelpboerderij en bestaat uit één bouwlaag met kap, waarbij er aan de achterzijde van het gebouw sprake is van een hogere kap. Het terrein rondom het gebouw is ingericht als tuin. Het gebouw wordt momenteel al bewoond. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie weergegeven, in figuur 2.2 een aanzichtfoto.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie
Figuur 2.2 Aanzicht bestaande situatie (bron: Google Streetview)
Het plangebied ligt ten zuidoosten van Lippenhuizen en ten westen van Vosseburen, in een bebouwingslint aan de Tjalling Harkeswei langs de Compagnonsfeart. De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door de agrarische functie en de woonfunctie. Alle naburige percelen betreffen woonpercelen. Het plangebied wordt omsloten door agrarisch gebied en door de Tjalling Harkeswei aan de noordzijde.
In de voorgenomen situatie blijft het huidige pand behouden en wordt het huidige gebruik, bestaande uit wonen en kleinschalige, ondergeschikte bedrijvigheid, voortgezet. De bedrijfsbestemming wordt hierbij gewijzigd in een woonbestemming. Omdat het hier gaat om een oorspronkelijke boerderij, kan de bestemming worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij'. De hoofdvorm van het gebouw blijft behouden, aan het gebouw zijn geen veranderingen beoogd. De woning zal daarmee blijven bestaan uit twee bouwlagen met een kap. De gronden rondom het gebouw worden als erf bij de woning betrokken.
Ruimtelijke inpassing
Het pand blijft in zijn huidige vorm gehandhaafd. Om deze reden is een toelichting op de ruimtelijke inpassing niet aan de orde.
Verkeersstructuur
De voorgenomen woning wordt ontsloten op de Tjalling Harkeswei, die aansluit op de Slûsleane en op de Nijlan. Via deze routes worden Lippenhuizen en Gorredijk bereikt. Via de Nijlan kan uiteindelijk de N392 worden bereikt. Daarmee is het plangebied op een goede wijze ontsloten.
Verkeersgeneratie
De verkeersgeneratie wordt berekend op basis van kencijfers van CROW. De gemeente Opsterland betreft een niet-stedelijke gemeente en de locatie ligt in buitengebied. Op basis van één vrijstaande woning bedraagt de toekomstige verkeersgeneratie 8,2 mvt/etmaal. Dit aandeel verkeer gaat op in het huidige verkeersbeeld. Bovendien worden de huidige functies van wonen en bedrijvigheid in de toekomstige situatie voortgezet, waardoor verwacht wordt dat de verkeersgeneratie in ieder geval gelijk blijft. Op basis van de huidige planologische mogelijkheden is de verkeersaantrekkende ook hoger dan in de nieuwe situatie. De verkeersbewegingen als gevolg van de functiewijziging tot een woning zullen daarom niet leiden tot belemmeringen in de verkeerssituatie.
Parkeren
Om de toekomstige parkeerbehoefte te berekenen wordt eveneens gebruikgemaakt van kencijfers van CROW. Op basis van één vrijstaande woning zijn in de toekomstige situatie 3 parkeerplaatsen benodigd. Er is voldoende ruimte om hier op eigen terrein in te voorzien. Bovendien zijn in de huidige situatie meer parkeerplaatsen benodigd. Daarmee wordt aan de parkeerbehoefte voldaan.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren.
Om de voorgenomen situatie juridisch-planologisch te kunnen regelen, wordt gebruikgemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 5.7, sub a, van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' (formeel de correctieve en partiële herziening 2018, met verwijzing naar bestemmingsplan 'Buitengebied 2014').
In deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dat de bestemming 'Bedrijf' kan worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Woonboerderij'. Om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid dient te worden voldaan aan een aantal criteria. Onderstaand is de toetsing opgenomen.
De wijziging kan uitsluitend betrekking hebben op voormalige bedrijfsbebouwing met bijbehorend erf voor zover deze in bijlage 4 van de bij dit plan behorende regels is aangewezen als 'oorspronkelijke boerderij'.
De Tjalling Harkeswei 25 is aangewezen als 'oorspronkelijke boerderij' op pagina 6, bijlage 4 van het vigerende moederplan.
De wijziging kan uitsluitend wordt toegepast indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd en de woonfunctie wordt ondergebracht in de oorspronkelijke bedrijfswoning of het boerderijpand.
In de huidige situatie is er geen sprake van bedrijfsactiviteiten die mogelijk zijn op grond van de bestemming ' Bedrijf'. De bewoner biedt bedrijfsmatig consulten, workshops en opleidingen aan op het gebied van spiritualiteit en persoonlijke groei. Daarom is er sprake van een aan-huis- verbonden beroep, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (aldus begripsbepaling moederplan). In het pand is geen sprake van andere bedrijfsmatige activiteiten.
De bedrijfsactiviteiten zoals mogelijk in de bestemming 'Bedrijf' zijn na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan niet meer mogelijk. Op basis van de mogelijkheden van de woonbestemming zijn dan alleen nog aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogelijk.
Voor het overige zijn na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' (artikel 21) van overeenkomstige toepassing.
In de regels van dit wijzigingsplan zijn de regels van artikel 21 'Wonen - Woonboerderij' van overeenkomstige toepassing verklaard.
Uit de toetsing blijkt dat aan alle wijzigingscriteria wordt voldaan.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt bij het kiezen voor slimme combinaties van functies en bij het vaststellen van specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. De NOVI helpt om hier nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal, wat zeggen wil dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid, gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als een zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Nederland heeft een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost en moeten in samenhang worden bekeken. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld met een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.
De regio waarin het plangebied is gelegen is niet aangewezen als aandachtsgebied. De ontwikkeling draagt bij aan de opgave om de regio sterker en leefbaarder te maken.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Ladder voor Duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Hierin wordt bepaald dat de toelichting op een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving moet bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarop en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toepassing Ladder voor duurzame verstedelijking
De Ladder is alleen van toepassing op plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Omdat met dit wijzigingsplan een planologische functiewijziging wordt doorgevoerd, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het ruimtelijkslag in het plangebied wordt niet groter en per saldo ontstaan er geen extra woningen. Het doorlopen van de Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet nodig.
Conclusie
Het wijzigingsplan is in overeenstemming met het Rijksbeleid.
Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. De nieuwe omgevingsverordening is nog niet vastgesteld.
Op 23 september 2020 is door Provinciale Staten de Omgevingsvisie Fryslân - De Romte Diele vastgesteld. Deze is opgesteld omdat de provincie wettelijk verplicht is om op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet over een vastgestelde omgevingsvisie te beschikken. In de Omgevingsverordening 2022 zijn de beleidsuitgangspunten van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. De omgevingsverordening treedt pas in werking op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Vooruitlopend hierop wordt onderhavig wijzigingsplan hieraan getoetst. In de volgende paragraaf wordt het plan een de geldende omgevingsverordening getoetst.
De Omgevingsvisie introduceert vier inhoudelijke principes en vijf samenwerkingsprincipes als belangrijke hulpmiddelen bij het maken van keuzes voor de fysieke leefomgeving. De vier inhoudelijke principes (‘Zuinig en meervoudig ruimtegebruik’, ‘Omgevingskwaliteiten als ontwerpbasis’, ’Koppelen en verbinden als uitdaging’ en ‘Gezond en veilig’) krijgen hun vertaling en betekenis in de regels van de verordening zelf. Deze principes vormen de vertrekbasis voor gemeentelijke omgevingsplannen, en geven invulling aan een goede kwaliteit van de leefomgeving. Net als in de huidige verordening gaat het om ‘omgevingskwaliteiten als basis’.
In artikel 2.1 worden regels gesteld die borgen dat de omgevingskwaliteiten worden benut als ontwerpbasis, en situering en inrichting van functies zorgvuldig gebeurt op basis van de omgevingskwaliteiten.
Toetsing
In het plan wordt enkel het gebruik aangepast naar 'Wonen'. Fysiek wijzigt er niets op het perceel. De landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten blijven zodoende herkenbaar. Onderhavig wijzigingsplan voldoet aan de Omgevingsvisie Fryslân en de Omgevingsverordening 2022.
In 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld, die in 2018 partieel is herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.
Het plangebied maakt deel uit van landelijk gebied zoals gedefinieerd in de Verordening Romte. De beoogde ontwikkeling van het omzetten van de bedrijfsbestemming naar een woonbestemming kan worden beschouwd als een stedelijke ontwikkeling. In de Verordening Romte is een aantal regels van toepassing op het plangebied.
Ruimtelijke kwaliteit - artikel 2.1.1
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit stelt de verordening dat de plantoelichting van een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf moet bevatten waarin, indien nodig, wordt aangegeven hoe het plan binnen het landschap past en er moet invulling worden gegeven aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zoals die per deelgebied zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte. Met het planvoornemen wordt de bestaande bebouwing binnen het plangebied niet gewijzigd. Aangezien het bedrijfsgebouw in de huidige situatie landschappelijk goed is ingepast, wordt op voorhand gesteld dat dit van toepassing blijft in de toekomstige situatie.
Archeologie - artikel 2.2.1
In de plantoelichting van een ruimtelijk plan dient te worden aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de FAMKE. Paragraaf 4.7 gaat hier nader op in.
Zorgvuldig ruimtegebruik - artikel 2.3.1
Ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik stelt de verordening dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat voorziet in een nieuwe stedelijke functie buiten bestaand stedelijk gebied, een verantwoording dient te bevatten waaruit blijkt dat toepassing is gegeven van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waaruit in ieder geval blijkt waarom die functie redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. De woning kan niet binnen bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd, nu de bedrijfswoning zich in landelijk gebied bevindt en het hier om een functiewijziging gaat.
Woonplan - artikel 3.3.1
Met betrekking tot het thema wonen gelden vanuit de verordening de volgende regels:
1. Het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, niet meer dan 11 woningen bevat, en;
2. In de plantoelichting is gemotiveerd dat en hoe overschrijding van het woningbouwprogramma kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.
In paragraaf 3.4.2 is uiteengezet dat het planvoornemen past in het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat in regionaal verband door de provincie is geaccordeerd. Daarmee is het plan in overeenstemming met het gestelde in de Verordening Romte Fryslân.
In maart 2014 is de Structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' vastgesteld. In Grutsk op 'e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten te borgen.
Toetsing
In het plan wordt enkel het gebruik aangepast naar 'Wonen'. Fysiek wijzigt er niets op het perceel. De impact op naastgelegen percelen vermindert, doordat geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaatsvinden. Toevoegen van bouwwerken is niet meer mogelijk nu de maximale hoeveelheid is al bereikt. De landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten blijven zodoende herkenbaar. Het planvoornemen is in overeenstemming met de structuurvisie.
Op 20 april 2023 is door de vijf regiogemeenten in Zuidoost Fryslân een zogenaamde Regionale woondeal Zuidoost Fryslân afgesloten met de provincie Fryslân en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de heer Hugo de Jonge. De gemeenten werken in regioverband samen, gericht op het versterken van de economie en de aantrekkingskracht voor huishoudens binnen de regio en daarbuiten. De ambities vragen om een integraal programma voor alle ruimte-vragende onlosmakelijk met elkaar verbonden functies: wonen, werken en landschap. In de regio Zuidoost Fryslân zijn met name de onrendabele toppen, de energiecongestie, de stikstofproblematiek en de krapte op de arbeidsmarkt (met name gemeentelijke capaciteit) problematisch.
Uit de woondeal volgt dat gemeente Opsterland zich inzet voor de realisatie van 530 woningen tot en met 2031. Het toevoegen van een reguliere woning in plaats van een bedrijfswoning aan de bestaande woningvoorraad draagt bij aan deze opgave.
Conclusie
Het planvoornemen is in overeenstemming met het regionaal beleid.
In de Omgevingsvisie 2015-2030, vastgesteld in september 2015, is algemeen toekomstbeleid voor de gemeente Opsterland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het ten tijde geldende rijks- en provinciaal beleid. Het algemene beleid is per dorp verder uitgewerkt in een ontwikkelingsprofiel.
Het woningbouwbeleid van de gemeente is gericht op het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Investeren in de bestaande woningvoorraad is daarbij van groot belang, zodat deze voldoet aan de woonwensen van de toekomst: duurzaam, comfortabel en bij voorkeur levensloopbestendig. Ondanks de stagnerende groei is uitbreiding van de woningvoorraad nodig, maar beperkt: 200-700 extra woningen over de periode 2015-2030. Deze toename van de woningvoorraad zal vooral worden gerealiseerd in de grotere kernen: Gorredijk, Beetsterzwaag en Ureterp. In de overige kernen zal de woningvoorraad stabiel blijven, maar is er wel ruimte voor het ontwikkelen van bijzondere locaties.
Zuidoost Fryslân in zijn algemeenheid en de gemeente Opsterland in het bijzonder vormen een aantrekkelijk gebied om te wonen. Uit het WoON onderzoek, dat elke drie jaar wordt uitgevoerd door het Rijk, blijkt dat Zuidoost Fryslân, en vooral De Friese Wouden, behoort tot de meest gewaardeerde woongebieden in Nederland. Voor de periode 2013-2020 is een woningbouwopgave voor Opsterland opgesteld, gebaseerd op afspraken met de provincie en de regio Zuidoost Fryslân. Voor deze periode wordt voorzien in het realiseren van per saldo 507 woningen. Het toevoegen van een reguliere woning in plaats van een bedrijfswoning aan de bestaande woningvoorraad past binnen deze opgave.
In april 2017 heeft de gemeenteraad de Woonvisie 2017-2021 vastgesteld. Deze woonvisie bepaalde de koers van het woonbeleid in de afgelopen periode. De komende jaren is het zaak om te verstevigen wat goed gaat, en om tijdig in te spelen op veranderingen in de samenleving over 10 of 20 jaar. De vorige woonvisie (2017-2021) vormt nog steeds een goede basis voor de nieuwe woonvisieperiode. Vandaar dat de gemeente spreekt over een geactualiseerde Woonvisie.
Uit de woonvisie volgt dat de gemeente inzet op het hergebruik van bestaande niet-woongebouwen ten behoeve van de woonfunctie. Het planvoornemen sluit hierop aan, omdat de functie van een bedrijfswoning wordt omgezet in reguliere woning in de vorm van een woonboerderij.
In de Regionale woondeal Zuidoost Fryslân (paragraaf 3.3.1) wordt voor de regio Zuidoost Fryslân uitgegaan van een totaal aantal van 4.680 nieuwbouwwoningen in de periode 2022 tot en met 2030. Voor Opsterland wordt daarbij uitgegaan van minimaal 530 woningen. Het toevoegen van de reguliere woning aan de bestaande woningvoorraad draagt bij aan deze opgave.
Met de komst van de Omgevingswet moeten gemeenten een Omgevingsvisie hebben. De omgevingsvisie schetst de hoofdlijnen van de ontwikkelingsrichting voor de woon-, werk-, en leefomgeving op de langere termijn. Opsterland heeft vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet in 2015 een Omgevingsvisie opgesteld. Doordat de invoering van de Omgevingswet een aantal keer is uitgesteld en nieuwe (beleids)inzichten aan de orde zijn, is die omgevingsvisie geactualiseerd. Op 3 juli 2023 heeft de gemeenteraad de omgevingsvisie Opsterland 2023 vastgesteld.
In de omgevingsvisie Opsterland 2023 worden vijf centrale opgaven genoemd die op de gemeente afkomen:
Bij elk van deze opgaven zijn op hoofdlijnen een aantal richtinggevende keuzes geformuleerd. Keuzes die passen bij het karakter van de gemeente en aansluiten bij waar de gemeente (beleidsmatig) al mee bezig is.
De visie zet in op het rijke cultuurlandschap van Opsterland als basis: landschap, dorpen en mensen. Die basis is op dit moment goed op orde en moet dat voor de toekomst ook blijven. Deze bestaat uit:
Daarnaast zijn er leidende thema’s die worden gebruikt om bij ontwikkelingen, waar mogelijk, een plus te realiseren. Het gaat om:
Toegepast op de T. Harkeswei 25 te Lippenhuizen:
Onderhavig plan is perceelsgebonden en kleinschalig. Het wijzigen van de bestemming van 'bedrijf' naar "wonen" is passend in het gebied. Fysiek wijzigt er niets op het perceel.
De landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten blijven herkenbaar.
Conclusie
Het wijzigingsplan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing
Het plangebied maakt deel uit van een gemengd gebied waarin zowel de agrarische functie als de woonfunctie voorkomt. Omdat sprake is van een gemengd gebied, kan bij de richtafstanden uit de VNG-brochure één stap terug worden gedaan.
Ten oosten van het plangebied zit LECO-energie, een bedrijf dat is opgericht om de energiegebruikers in Opsterland duurzame energie te leveren. Dit bedrijf wekt zelf geen energie op, maar ontwikkelt projecten om in Opsterland zelf energie te produceren. Dit is eveneens een aan-huis-verbonden beroep binnen een woonbestemming. Een dergelijk bedrijf kan worden gelijkgesteld met een kantoor, waarvoor een milieucategorie 1 geldt. Tussen de toekomstige woning en dit bedrijf geldt geen richtafstand. Verder ten noordoosten van het plangebied is een bed and breakfast aanwezig. Ook hiervoor geldt een milieucategorie 1.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Toetsing
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Van Oordt's Mersken op circa 3 kilometer afstand tot het plangebied. Binnen het plangebied wordt een bedrijfslocatie getransformeerd tot een woonperceel. Gezien deze functiewijziging en het lage aantal woningen neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied niet toe. Daarom kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden.
Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie
Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied ligt op meer dan 3 kilometer afstand tot het plangebied. In het plangebied wordt een bedrijfslocatie getransformeerd tot een woonperceel. In de huidige planologische situatie is, ten aanzien van het bedrijfsperceel, de verkeersgeneratie hoger dan in de toekomstige situatie. Per saldo zal er in de toekomstige situatie dus sprake zijn van een verlaging van stikstofuitstoot. Van bouwactiviteiten met stikstofdepositie is bij dit plan geen sprake.
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
Toetsing
Er vinden geen sloop-, kap- of dempingswerkzaamheden plaats binnen het plangebied. Het bestaande gebouw is in gebruik ten behoeve van de woonfunctie en blijft van toepassing in de toekomstige situatie. Op voorhand kan daarom worden ingeschat dat er geen beschermde soorten zullen worden aangetast. Ecologisch onderzoek is hier daarom niet aan de orde.
Wel geldt te allen tijde de zorgplicht. Er kunnen enkele meer algemene soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten. Aan de zorgplicht kan worden voldaan door zo te werk te gaan dat dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden of door dieren naar dergelijke habitat te verplaatsen.
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat, als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
De gronden zijn planologisch bestemd voor bedrijfsdoeleinden met mogelijkheden voor wonen. Feitelijk is ter plaatse een bedrijf gevestigd ten behoeve van coaching en educatie (aan huis verbonden beroep). Op voorhand kan worden aangenomen dat dit bedrijf geen activiteiten uitvoert die de bodem verontreinigd kunnen hebben. Op voorhand wordt daarom verwacht dat de bodem geschikt is voor het (voortgezette) gebruik, namelijk de woonfunctie.
Conclusie
De functiewijziging naar 'wonen' levert vanuit het aspect bodem geen belemmeringen op.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en bij spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones, moet in principe akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg, geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Toetsing en conclusie
Het plangebied ligt niet binnen een geluidzone van een spoorlijn of industrieterrein. Het plangebied ligt aan de Tjalling Harkeswei. Hier geldt een maximaal toegestane snelheid van 60 km/uur. Hierdoor is sprake van een geluidzone langs een weg. Nader onderzoek naar wegverkeerslawaai wordt echter niet noodzakelijk geacht, omdat het in de huidige situatie binnen de bestemming 'Bedrijf' al is toegestaan om in de bedrijfswoning te wonen. Daarmee kan zonder onderzoek worden aangenomen dat geen sprake is van extra wegverkeerslawaai ter plaatste van de voorgenomen woning. Per saldo worden er geen extra woningen in het plangebied mogelijk gemaakt. Ten aanzien van de Wet geluidhinder worden geen belemmeringen voor het wijzigingsplan verwacht.
Toetsingskader
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.
Toetsing en conclusie
Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân. In Bijlage 1 is de watertoets opgenomen. Hieruit blijkt dat er geen waterschapsbelang geldt voor dit plan, omdat uitsluitend sprake is van een functiewijziging en de bestaande bebouwing behouden blijft. Er is vindt geen toename van verharding plaats. Hierdoor is watercompensatie niet aan de orde.
Toetsingskader
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.
Toetsing en conclusie
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In het plangebied wordt een bedrijfsbestemming omgezet naar een woonbestemming, waarbij de bedrijfswoning als reguliere woning gebruikt kan worden met mogelijkheden voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Hierbij kan op voorhand worden gesteld dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er is namelijk geen sprake van een extra verkeersaantrekkende werking. Het project valt ook onder de NIBM-regeling.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan in de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over in de Omgevingswet wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
FAMKE
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v.Chr.), en één voor de periode ijzertijd-middeleeuwen (800 v.Chr. - 1500 n.Chr.).
Toetsing
Conform de steentijd-bronstijd advieskaart (2023) is voor het plangebied geen onderzoek noodzakelijk, zie figuur 4.1. Dit advies wordt gegeven als op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden, of wanneer de archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de periode ijzertijd - middeleeuwen op gefundeerde gronden zodanig laag is dat de kans op aantasting bij de meeste ingrepen zeer klein is. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied ook binnen 'geen onderzoek noodzakelijk', zie figuur 4.2.
Figuur 4.1 FAMKE steentijd-bronstijd-advieskaart
Figuur 4.2 FAMKE ijzertijd-middeleeuwen-advieskaart
Conclusie
Nader onderzoek naar archeologische vindplaatsen is voor dit plangebied niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent een integrale afweging van alle belangen die een effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing en conclusie
Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruikgemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoeren van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over externe veiligheid om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
Op circa 89 meter zuidwestelijk van het plangebied, en circa 98 meter tot de zuidwestelijke gevel van de woning, ligt een hogedruk aardgasleiding gelegen met een diameter van 4 inch en een werkdruk van 40 bar. De ontwikkeling ligt buiten het invloedgebied van deze leiding.
Ten noordoosten van het plangebied, op circa 24 meter afstand, bevindt zich een buisleiding van Gasunie. De buisleiding heeft een grootte van 8 inch en een werkdruk van 40 bar. Hierbij hoort een invloedsgebied van 95 meter. De ontwikkeling bevindt zich binnen het invloedsgebied. In onderstaande figuur is de ligging ten opzichte van de leidingen weergegeven.
Figuur 4.3: Plangebied (groen omcirkeld) met afstand (gele lijn) van circa 24 meter tot de
noodwestelijk gelegen leiding. Zuidwestelijk van het plangebied ligt de andere leiding (bron: advies Brandweer).
De 100%-letaliteitscontour van de noordwestelijke leiding heeft een afstand van 50 meter en de 1%-letaliteitscontour heeft een afstand van 95 meter. Voor de zuidwestelijke leiding gelden afstanden van 30 en 50 meter. De 100%- en 1%-letaliteitscontour vormen samen het invloedsgebied van de leiding. Op basis van voornoemde afstanden ligt de woning vrijwel geheel binnen de 100% letaliteitscontour van de noordwestelijke leiding, evenals circa 2/3 deel van het plangebied. Het overige deel van het plangebied, inclusief overige (delen van) gebouwen ligt binnen de 1% letaliteitscontour van noordwestelijke leiding. De 100%- en 1%-letaliteitscontouren van de zuidwestelijke leiding liggen niet over het plangebied.
Verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, waar in dit geval sprake van is, zijn op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) beperkt kwetsbare objecten. Vanwege de ligging van de woning in het invloedsgebied van de noordwestelijke leiding moet een verantwoording van het groepsrisico worden opgesteld.
Verantwoording groepsrisico
Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) moet een verantwoording van het groepsrisico (incl. groepsrisicoberekening) worden opgesteld wanneer een plangebied (deels) binnen het invloedsgebied van een buisleiding is gelegen.
Omdat binnen het plangebied slechts enkele personen aanwezig zullen zijn (middels wonen en het aanhuis-verbonden beroep), en door de functiewijziging het aantal personen niet of nauwelijks toeneemt, neemt het groepsrisico niet toe. In dit geval kan het bevoegd gezag conform artikel 12, lid 3 van het Bevb, volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Bij een beperkte verantwoording moeten de personendichtheid binnen het invloedsgebied, de hoogte van het groepsrisico, de bestrijdbaarheid/beperking van de omvang van een incident en de zelfredzaamheid worden betrokken.
Voor deze ruimtelijke ontwikkeling is de hoogte van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgastransportleiding voor zowel de huidige situatie als voor de toekomstige situatie in dit gebied lager dan 10% van de oriëntatiewaarde. De bevolkingsdichtheid in dit gebied is zeer laag te noemen. Na realisatie van het plan neemt de populatie (bewoners) door de functiewijziging van “Bedrijf” naar “Wonen - Woonboerderij” niet toe. Er wordt immers al in de bedrijfswoning gewoond. Om deze reden is voor dit plan geen QRA uitgevoerd. De QRA zou namelijk geen groepsrisico hebben opgeleverd.
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig.
Conclusie
Er is geen sprake van belemmeringen voor de ontwikkeling van het plangebied door risicovolle inrichtingen en transportroutes. Vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van een buisleiding, is in overleg met de brandweer en de FUMO een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgesteld waaruit blijkt dat er geen belemmering is voor dit wijzigingsplan, mits het aantal niet zelfredzame mensen niet toeneemt. Binnen het plangebied wordt geen risicovolle inrichting mogelijk gemaakt. Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling daarom niet in de weg.
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarmee geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunningsplan m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r.-drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Toetsing
In dit geval is slechts sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling, waarbij sprake is van een functiewijziging van een bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Er is geen sprake van aanleg van infrastructuur of andere voorzieningen ten behoeve van de woningbouw. Daarmee is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in het kader van het Besluit m.e.r. Het is daarom dan ook niet noodzakelijk om een vormvrije m.e.r.-notitie op te stellen.
Inleiding
Het onderhavige wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals die is opgenomen in artikel 5.7 onder a van het bestemmingsplan "Buitengebied" dat onherroepelijk is geworden op 30 juni 2014. Het bestemmingsplan is gewijzigd met de 'Correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018'. Deze wijziging is niet van invloed geweest op het perceel. Een wijzigingsbevoegdheid stelt burgemeester en wethouders in staat te besluiten om de bestemming van een locatie te wijzigen, onder in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden.
De procedure die ten aanzien van een wijzigingsplan moet worden doorlopen, is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is tevens van toepassing. Dit betreft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV).
Het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid dient samen te gaan met een toelichting. In een dergelijke toelichting dient uiteengezet te worden of er vanwege de voorgenomen wijziging sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In voorliggende toelichting is de uitvoerbaarheid verantwoord. Het wijzigingsplan zelf bestaat uit een verbeelding en regels. Voor de betreffende bestemming 'Wonen - Woonboerderij' gelden de regels zoals die zijn opgenomen in het moederplan (artikel 21).
Voorliggend wijzigingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.
Regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan betreffen in dit geval die van de bestemming 'Wonen - Woonboerderij'.
Verbeelding
Een bijbehorende verbeelding maakt deel uit van dit wijzigingsplan. Na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied.
Op de verbeelding zijn de gronden 'Wonen - Woonboerderij' bestemd conform de standaardregeling van de gemeente. De bouw- en bestemmingsvlakken in het plangebied zijn afgestemd op de begrenzing van het perceel en de standaarden van de gemeente zoals ook toegepast op de omliggende percelen.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de geplande ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier worden doorlopen.
Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg is het plan toegestuurd aan de overlegpartners en is advies gevraagd aan de FUMO. Er zijn reacties gekomen van Provincie Fryslân, Brandweer Fryslân, Wetterskip Fryslân. De reactie van het Wetterskip heeft niet tot wijzigingen geleid. De provincie verzoekt om in het kader van landschappelijke inpassing de bestaande beplanting op het perceel te borgen in de planregels, bij voorkeur door het opnemen van een kapverbod. Dit advies wordt niet overgenomen omdat het een huisperceel betreft waarbij de bewoner vrij is om de tuin naar wens in te richten. Kap wordt via de APV geregeld. Er zijn hier geen bijzondere omstandigheden om af te wijken van de algemene lijn.
Naar aanleiding van het advies van de FUMO en de reactie van de brandweer is de paragraaf externe veiligheid aangevuld.
Zienswijzen
Vervolgens heeft het wijzigingsplan voor zes weken ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken. Hiervan is geen gebruik gemaakt en zijn er in deze periode geen zienswijzen ontvangen.
Beroep
Het wijzigingsplan is vervolgens op 8 februari door het college van burgemeester en wethouders ongewijzigd vastgesteld. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het wijzigingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
In dit geval is er geen sprake van een bouwplan waarvoor het vaststellen van een grondexploitatieplan of het sluiten van een anterieure overeenkomst nodig is.