Plan: | Woningbouw Dokter Beumerstraat Haulerwijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0085.BPDrBeumerstraat-VG01 |
Een ondernemer uit de gemeente Ooststellingwerf (hierna: 'initiatiefnemer') heeft een plan ontwikkeld voor de bouw van vijf grondgebonden woningen langs de oostelijke dorpsrand van Haulerwijk. Het plan gaat uit van vier twee-onder-een-kapwoningen en een vrijstaande woning. De beoogde woningbouwlocatie is op dit moment in agrarisch gebruik en grenst deels aan woningen die langs de Dokter Beumerstraat zijn gelegen. De omwonenden zijn door de initiatiefnemer tijdig geïnformeerd over de plannen (zie 5.2).
Op 1 juni 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan de beoogde woningbouw. De nieuwbouw kan niet gerealiseerd worden op grond van de geldende beheersverordening (zie 1.3). Er is een nieuw planologisch-juridische kader voor de woningbouwlocatie nodig. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarin.
Op afbeelding 1.1 is de globale ligging van de beoogde woningbouwlocatie aangegeven (hierna: 'plangebied'). Het gaat om kadastraal perceel 'gemeente Donkerbroek, sectie B, nummer 11533'. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan een woonperceel. De Dokter Beumerstraat vormt de westelijke plangrens. Aan de noord- en oostzijde liggen agrarische percelen.
Afbeelding 1.1 Ligging plangebied (bron ondergrond: ruimtelijkeplannen.nl)
In de beheersverordening 'Haulerwijk 2014' (vastgesteld d.d. 20 mei 2014) is aan het plangebied de bestemming 'Agrarisch' toegekend.1 Dit is weergegeven in afbeelding 1.2. Op grond van deze bestemming is het niet mogelijk om de beoogde woningbouw te realiseren. Het perceel mag uitsluitend voor agrarische activiteiten gebruikt worden. Bebouwing is niet toegestaan. De beheersverordening biedt geen mogelijkheid om voor de beoogde woningbouw planologisch af te wijken. Ook de 'kruimelregeling' uit artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is niet van toepassing. Dit betekent dat er 'buitenplans' moet worden afgeweken op grond van artikel 2.1, lid 1, onder c, juncto artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) of dat er een nieuw bestemmingsplan moet worden opgesteld. De initiatiefnemer kiest voor het laatste.
Afbeelding 1.2 Beheersverordening 'Haulerwijk 2014' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het volgende hoofdstuk gaat in op het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie binnen het plangebied en laat zien hoe deze in de toekomst wordt ingericht. Ook de juridische vormgeving van het bestemmingsplan komt in dit hoofdstuk aan bod. In Hoofdstuk 4 is het plan getoetst aan diverse wet- en regelgeving, onder meer op het gebied van geluid, ecologie en water. Hoofdstuk 5 heeft betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld door het (voormalige) ministerie van Infrastructuur en Milieu. De SVIR heeft betrekking op de periode tot 2040 en heeft als motto: 'Nederland concurrerend, leefbaar en veilig'. Om dit motto te kunnen bereiken zijn de volgende drie doelen gesteld:
De bovengenoemde doelen zijn uitgewerkt in dertien nationale belangen. Nationaal belang dertien luidt: 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening, inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. "Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen." Om beide doelen te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Het doel van de 'laddertoets' is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat voor 'kleinschalige woningbouw', dat wil zeggen nieuwbouwplannen van maximaal 11 woningen, de ladder niet doorlopen hoeft te worden (ABRvS, 28 juni 2017, 201608869/1/R3). Voorliggend bestemmingsplan is te beschouwen als een plan voor kleinschalige woningbouw. Hoewel de laddertoets dus niet doorlopen hoeft te worden, is in deze toelichting wel ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed (zie Hoofdstuk 4). Tevens wordt aandacht geschonken aan de behoefte en uitvoerbaarheid (zie 2.3.2 en Hoofdstuk 5).
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) voorziet in de juridische borging van het beleid uit de SVIR. In het Barro zijn regels opgenomen die de beleidsruimte van andere overheden inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om de nationale belangen die in 2.1.1 genoemd zijn. Deze hebben geen inperkende werking voor dit planvoornemen.
In de 'Nationale Omgevingsvisie - Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' (NOVI, september 2020) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI gaat uit van 4 prioriteiten: ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie; een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel; sterke en gezonde steden en regio’s; een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Naast deze prioriteiten zijn 21 nationale belangen geformuleerd, waaronder 'zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften'. De ambitie is om tussen 2020 en 2035 circa 1,1 miljoen woningen toe te voegen aan de woningvoorraad en een goede kwaliteit van de woningvoorraad in regio’s met bevolkingsdaling te behouden. De gebouwde omgeving moet in 2050 zoveel mogelijk CO2-arm, klimaatbestendig en natuurinclusief zijn ingericht.
Voor het maken van afwegingen met betrekking tot de nationale belangen zijn 3 afwegingspricipes geformuleerd: combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies; kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; afwentelen wordt voorkomen.
Voorliggend bestemmingsplan draagt bij aan het verruimen van de woningvoorraad. Bij de inrichting van het plangebied staan de kernmerken en identiteit van het hoogveenontginningslandschap centraal (zie 3.2).Tenslotte is een waterhuishoudingsplan opgesteld, die afwenteling van hemelwater voorkomt (zie 4.7).
De woningbouw binnen het plangebied past binnen de regels voor duurzaam ruimtegebruik uit de SVIR, zoals vertaald in de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is geen sprake van een nationaal belang of van een inperkende werking op grond van het Barro. Tevens wordt aangesloten bij de opgave uit de NOVI voor een groter woningaanbod, in aansluiting bij de plaatselijke behoefte. Behoud van plaatselijke karakteristieken en een goede waterhuishouding staan daarbij voorop. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het ruimtelijk beleid van het Rijk.
In Grutsk op 'e Romte - Structuurvisie 2014 (vastgesteld dd. 1 april 2014) worden de landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is: "behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren." De provincie hanteert voor de doorwerking van Grutsk op 'e Romte een tweesporenbeleid: bestuurlijke borging gebeurt via de Samenwerkingsagenda en juridische borging via de Verordening Romte Fryslân 2014 (zie 2.2.3). Gemeenten moeten in ruimtelijke plannen motiveren hoe ze met de provinciale belangen uit Grutsk zijn omgegaan.
Het plangebied is onderdeel van de gebiedseenheid 'Zuidelijke Wouden'. Van provinciaal belang binnen dit deelgebied zijn onder meer "de langgerekte, lintvormige structuren van vaarten en wegen (met beplanting), met en zonder bebouwing, met haaks hierop de planmatig aangelegde verkaveling en wijken in de hoogveenontginningen en de daarin gelegen verveningsdorpen en -gehuchten." De provincie streeft binnen de Zuidelijke Wouden naar behoud van het contrast tussen het overwegend open karakter van de hoogveenontginningen en de dichte bebouwingslinten. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de invulling van het plangebied. Daaruit blijkt dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van dit deelgebied gerespecteerd worden. Op dit punt wordt eveneens verwezen naar 4.10 waarin het planvoornemen getoetst is aan de Cultuurhistorische Kaart Fryslân en de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. Beide provinciale kaarten geven geen belemmeringen voor het planvoornemen aan.
In de Omgevingsvisie De romte diele (vastgesteld d.d. 23 september 2020) wordt de inhoud van het beleid uit het Streekplan Fryslân 2007 en Grutsk op 'e Romte in grote lijnen voortgezet. De Omgevingsvisie geeft richting aan het handelen van de provincie (en is voor andere overheden, burgers of bedrijven niet bindend). Als hoofdambitie is geformuleerd: "brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân". Er staan negen principes in voor de manier waarop de provincie te werk wil gaan en die richting geven bij het maken van keuzes. Dit zijn:
Met de Omgevingsvisie zet de provincie onder andere in op een "vitaal en samenhangend netwerk van steden en dorpen met een variatie aan woningen, bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen, werkgelegenheid en voorzieningen." Dit vormt een fundament voor de 'brede welvaart'. Vanuit de wettelijke verantwoordelijkheid voor zorgvuldig en verantwoord gebruik van de schaarse ruimte, zorgt de provincie voor regionale afstemming van plannen voor woningbouw. Met gemeenten worden in regioverband meerjarige programmeringsafspraken over een passend aanbod gemaakt (zie 2.3.2). "Via flexibele programmering kan worden ingespeeld op veranderingen in de markt. Hiervoor voert de provincie periodiek prognoses uit", aldus de Omgevingsvisie.
Van belang bij nieuwe stedelijke functies, zoals woningbouw, is dat deze naar aard en schaal passen bij de plaatselijke kerngebieden, en daarop aansluiten. Ook een goede ontsluiting is van belang. Vervoersknooppunten moeten zoveel mogelijk benut worden. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de verdeling van woningbouw over de kerngebieden.
De Omgevingsvisie bevat geen directe aanknopingspunten of belemmeringen voor het plangebied.
De Verordening Romte Fryslân 2014 (gewijzigd vastgesteld d.d. 8 augustus 2018) bevat instructies op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) over de inhoud van gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de plantoelichting. Kortgezegd geeft de Verordening weer wat in een ruimtelijk plan wel (toestemming) of niet (verbod) is toegestaan. Bij een verbodsbepaling geeft de Verordening vaak ook afwijkingsbepalingen. Daaruit blijkt onder welke voorwaarden de ontwikkeling toch is toegestaan ('ja, mits'). De gemeente zal bij de toepassing van die afwijkingsbepaling afdoende moeten motiveren dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Bij het vooroverleg over ruimtelijke plannen kunnen gemeenten met de provincie afspraken maken over de invulling van de voorwaarden.
Sturingsfilosofie
De Verordening is gebaseerd op een tweesporenbenadering, met als uitgangspunt het beginsel van de Wro; 'lokaal wat kan, centraal wat moet'. Deze twee sporen zijn:
De Verordening regelt de provinciale belangen die op voorhand door moeten werken naar gemeentelijke ruimtelijke plannen (spoor 1). Het gaat dan om belangen die niet doelmatig of doeltreffend op gemeentelijk niveau kunnen worden afgewogen en behartigd, omdat de effecten het lokale niveau overstijgen. Uitgangspunt is dat niet meer geregeld wordt dan noodzakelijk is. Dubbele regelgeving wordt ook vermeden. Verder is rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen kwantitatieve en kwalitatieve randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk. In het ontwikkelingsgerichte spoor levert de provincie actief haar bijdrage met kennis en inzicht, investeringen, programma's en projecten, organisatie- en regiekracht (spoor 2). Voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt nadrukkelijk ingezet op vooroverleg met gemeenten en afstemming tussen gemeenten.
Wonen
Het plangebied ligt op grond van de Verordening binnen de begrenzing van het 'landelijk gebied'. In artikel 1.1.1.1 is bepaald dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden voor nieuwe stedelijke functies mogen worden opgenomen. Er is een afwijking opgenomen voor uitbreidingslocatie die aansluiten bij 'bestaand stedelijk gebied' (artikel 1.1.1.2). Uit afbeelding 2.1 blijkt dat het plangebied grenst aan het bestaand stedelijk gebied.
Afbeelding 2.1 Begrenzing bestaand bebouwd gebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Artikel 3.1.1.1 van de Verordening schrijft voor dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien "de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft". Hierna wordt op het gemeentelijk woonbeleid ingegaan. Daaruit blijkt dat de beoogde woningbouw binnen de 'woon(zorg)visie 2022-2026' past (zie 2.3.2).
Op de kaarten die als bijlage bij de Verordening zijn opgenomen, zijn geen specifieke waarden of belemmeringen voor het plangebied aangegeven.
De structuurvisie Grutsk op 'e Romte!, de Omgevingsvisie De Romte Diele en de Verordening Romte Fryslân 2014 leggen geen specifieke belemmeringen aan het plangebied op. Zie ook Hoofdstuk 3 waaruit blijkt dat de toekomstige situatie binnen het plangebied geen afbreuk doet aan landschapswaarden die van provinciaal belang zijn, past bij de aard en schaal van de woonomgeving en op korte afstand van openbaar vervoer is gelegen. Het planvoornemen is aldus in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid.
Op 23 november 2021 heeft de gemeenteraad de 'Omgevingsvisie Ooststellingwerf' vastgesteld. De Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie 2010-2020-2030 (15 september 2009). Het is een visie op de toekomst van de leefomgeving. Het toekomstbeeld is vertaald naar ambities. Eén van die ambities is "Uniek Ooststellingwerf: Ons landschap en onze (cultuur)historie vormen de basis van onze gemeente. We willen deze kwaliteiten behouden, benutten en versterken bij nieuwe ontwikkelingen." Dit betekent onder meer dat plannen moeten passen in het landschap en een meerwaarde moeten opleveren. Bij plannen in het landelijk gebied en aan de randen van de dorpen zal de gemeente beoordelen of er een passend ruimtelijk inrichtingsplan is gemaakt, dat zorgt voor een goede verankering van het plan in het landschap. Dit is voor onderhavig planvoornemen het geval. In Hoofdstuk 3 komt het ruimtelijk inrichtingsplan aan bod.
In de Omgevingsvisie zijn drie gebiedskompassen opgenomen. Het plangebied valt onder gebiedskompas 'Het Friese Ooststellingwerf'. Binnen dit gebiedskompas is voor Haulerwijk - in het kader van de ambitie 'Vitaal Ooststellingwerf' - aangegeven dat naast inbreidingsplannen, het mogelijk is om door middel van uitbreiding woningen toe te voegen. Vooral lokale initiatieven voor woningbouw worden gestimuleerd. Ouderen en jongeren worden daarbij als doelgroep benoemd. Het gaat hier om kleindschalige uitbreidingen.
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op kleinschalige woningbouw, geïnitieerd door lokale ondernemers en primair gericht op starters en ouderen. Het plan sluit daarmee aan bij de Omgevingsvisie.
Op 25 januari 2022 heeft de gemeenteraad de 'Woon(zorg)visie Ooststellingwerf 2022-2026' vastgesteld. In deze Woonvisie beschrijft de gemeente hoe de woningmarkt zich in de periode tot 2026 kan ontwikkelen. De Woonvisie is een uitwerking van de Omgevingsvisie Ooststellingwerf. De gemeente wil een sturende en regisserende rol spelen op de woningmarkt. Dit komt tot uitdrukking in de vier thema's die centraal staan: inzetten op een passend groeiscenario; mismatch tussen vraag en aanbod (verhelpen); organiseren van wonen en zorg; werken aan leefbaarheid en duurzaamheid.
Met de Woonvisie zet de gemeente in op een groeiscenario van 520 woningen. Planmatige nieuwbouw moet vooral in de drie kerndorpen (Oosterwolde, Appelscha, Haulerwijk) en in Donkerbroek en Oldeberkoop plaatsvinden. Voor Haulerwijk wordt tot 2040 - afhankelijk van het marktscenario - uitgegaan van 40-210 nieuwe woningen. Er is behoefte aan verschillende woningtypes, vooral aan starterswoningen en levensloopbestendige woningen. Daarnaast is ruimte voor luxere koopwoningen boven de € 300.000 (tot maximaal 30% van het totale bouwprogramma).
Voor onderhavig planvoornemen wordt uitgegaan van een mix van starterswoningen en luxere woningen. Dit past dus in de Woonvisie.
Het plangebied maakt deel uit van de beheersverordening 'Appelscha 2014' (vastgesteld d.d. 20 mei 2014) en is bestemd als 'Agrarisch'. Op deze beheersverordening is in 1.3 ingegaan. Geconcludeerd is dat de woningbouw vraagt om het opstellen van een bestemmingsplan.
Voor het plangebied geldt tevens de 'Partiële herziening beheersverordening windturbines Ooststellingwerf' (vastgesteld d.d. 25 januari 2022). In dit bestemmingsplan heeft de gemeente - in navolging van gewijzigd provinciaal beleid - een regeling opgenomen voor windturbines op een agrarisch erf. Aangezien er binnen het plangebied geen sprake is van een agrarisch erf en van windturbines, hoeft er niet aan de regels van dit bestemmingsplan getoetst te worden.
Voor de woningbouw binnen het plangebied moet afgeweken worden van de geldende beheersverordening. Dit gebeurt in aansluiting bij de Omgevingsvisie en Woonvisie, die lokale initiatieven voor kleinschalige woningbouw bij Haulerwijk - gericht op ouderen en jongeren - stimuleren. Het planvoornemen past daarmee binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente.
Het plangebied ligt aan de Dokter Beumerstraat, langs de oostelijke dorpsrand van Haulerwijk. Afbeelding 3.1 geeft een goede indruk van de ligging en huidige situatie binnen het plangebied. Het gaat om een weideperceel die aan twee zijden aan woonbebouwing grenst. Aan de zuidzijde is een vrijstaande woning aanwezig (foto linksonder). Deze is omstreeks 2010 gebouwd. Westelijk van de Dokter Beumerstraat is een rij met sociale huurwoningen aanwezig (foto linksboven). Deze zijn in de jaren tachtig gebouwd. De Dokter Beumerstraat is voorzien van klinkerbestrating. Tussen de weg en het weideperceel ligt een groenstrook met eikenbomen en lage struiken. Deze bomen blijven behouden. Het beleid van de gemeente Ooststellingwerf is dat gezonde bomen niet gekapt worden. Uit 3.2 blijkt hoe de aanwezige bomen worden ingepast.
Afbeelding 3.1 Huidige situatie (bron: Studio JK)
Afbeelding 3.2 bevat een recente luchtfoto van het plangebied. Daarop is te zien dat de groenstrook langs de Beumerstraat doorloopt in noordelijke richting en zich daar verbreedt. In dit deel, dat buiten het plangebied valt, is ook bestrating aanwezig (zie afbeelding 3.1, foto rechtsonder). Daarnaast laat de luchtfoto zien dat er twee solitaire bomen langs de oostgrens van het plangebied staan (een eik en een berkenboom). Hier is ook een sloot en lagere beplanting aanwezig. De noordgrens van het plangebied wordt gevormd door een greppel. Hier ligt het plangebied tegen een ander weideperceel aan.
Afbeelding 3.2 Luchtfoto (bron: perceelloep.nl)
Cultuurhistorie
Het plangebied is onderdeel van de 'Zuidelijke Wouden' en te karakteriseren als een hoogveenontginning. In afbeelding 3.3 is de cultuurhistorische ontwikkeling geïllustreerd aan de hand van vier kaartfragmenten.
Afbeelding 3.3 Topografische kaarten uit 1900, 1950, 1982 en 2021 (bron: topotijdreis.nl)
De Dokter Beumerstraat ligt haaks op de Haulerwiekster Foart, de oorspronkelijke ontginningsas van de hoogveenontginning (zie blauwe pijl in afbeelding 3.4). Het gebied is haaks op de vaart ontgonnen. De opstrekkende verkavelingsstructuur getuigt daar nog van. De lange zijden van de opstrekkende kavels worden in meer of minder mate begeleid door boomsingels en/of groepjes bomen dan wel solitaire bomen langs sloten. De vier kaartfragmenten uit afbeelding 3.3 laten zien dat deze verkavelingsstructuur ter plaatse van het plangebied nog herkenbaar is. Verder blijkt dat de meeste houtwallen inmiddels verdwenen zijn.
De Haulerwiekster Foart wordt in de huidige situatie gekenmerkt door lange bebouwingslinten ter weerzijden van het water. Achter deze linten zijn in de afgelopen decennia woonwijken ontstaan, waaronder het woongebied rondom het plangebied.
Afbeelding 3.4 Ruimtelijke hoofdstructuur (BügelHajema Adviseurs BV)
Ruimtelijke context
Het plangebied is deel van een langgerekt agrarisch perceel. Langs de weg is sprake van een stevige bomenrij (zie afbeelding 3.1 en 3.5). Onder de bomen door is zicht op het open landschap. Aan de oostzijde van het perceel staan twee waardevolle bomen op de perceelsrand, die in het verleden deel uitmaakten van een houtwal.
Ten noorden van het plangebied is een zichtlijn vanaf de Dokter Beumerstraat richting het buitengebied aanwezig. Behoud van deze zichtlijn is belangrijk voor de ruimtelijke kwaliteit van het woongebied.
De bebouwingsstructuur rond het plangebied is kleinschalig en gevarieerd, met onder andere diversiteit in typologie, situering, bouwrichting en architectuur. De diversiteit komt vooral doordat de bebouwing in verschillende perioden tot stand is gekomen.
Kenmerkend voor de Dokter Beumerstraat is de verspringende rooilijn ter weerszijden van de weg (zie afbeelding 3.5). Langs de zuidwestzijde van de weg is sprake van twee-onder-een-kapwoningen met een hoofdvorm van anderhalve bouwlaag met kap (gebouwd omstreeks 2010). Tegenover het plangebied staan rijwoningen met een hoofdvorm van een bouwlaag met kap (gebouwd omstreeks 1982). De twee-onder-een-kapwoningen en de rijwoningen hebben een nokrichting evenwijdig aan de weg. Direct ten zuiden van het plangebied zijn twee vrijstaande woningen ingepast met een hoofdvorm van een bouwlaag met kap, waarbij de nokrichting haaks op de weg staat (gebouwd omstreeks 2010).
Afbeelding 3.5 Ruimtelijke context (bron: BügelHajema Adviseurs BV)
De woningen rondom het plangebied zijn overwegend gebouwd in rode tot roodbruine baksteen en met antraciete daken. De architectuur varieert, maar is overwegend traditioneel en bescheiden in vormgeving.
Ruimtelijke inpassing
In afbeelding 3.6 t/m 3.8 is de beoogde invulling van het plangebied geïllustreerd (zie Bijlage 1 voor de situatietekening in schaal 1:200). Deze invulling met vier twee-onder-een-kap-woningen en een vrijstaande woning voegt zich goed in het gevarieerde beeld langs de Dokter Beumerstaat. Door de woningen in een verspringende rooilijn te plaatsen (zie afbeelding 3.6) wordt het bestaande beeld doorgezet en versterkt. De bestaande bomen langs de weg worden ingepast. De opritten aan de straatzijde zijn daarom zo smal mogelijk gehouden. Er zijn maar drie opritten nodig, omdat 4 van de 5 woningen een gedeelde oprit krijgt. Hierdoor blijft het huidige straatbeeld van de bomenrij met onderbeplanting zoveel mogelijk in stand. De bomen langs de oostelijke perceelsgrens blijven eveneens behouden en worden aangevuld met elzen en/of wilgen.
De inpassing van de nieuwe woningen respecteert de zichtlijn vanaf de Dokter Beumerstraat (zie afbeelding 3.5) en de opstrekkende verkavelingsstructuur (mede door behoud van de bestaande sloot aan de oostkant).
Afbeelding 3.6 Situatietekening (bron: ITA-Advies)
De nieuwe woningen hebben een hoofdvorm van een bouwlaag met zadeldak, waarbij de nokrichting varieert. Deze kleinschalige en gevarieerde massaopbouw past goed in het bestaande bebouwingsbeeld (zie afbeelding 3.6).
De woningen krijgen een ingetogen architectuur en worden uitgevoerd in roodbruine baksteen voor de gevels en antraciete dakpannen voor het dak. De woningen zijn met de voorgevel op de openbare weg georiënteerd. De noordgevel van de vrijstaande woning heeft tevens een duidelijke gerichtheid op het open landschap. De woningen voegen zich naadloos in het bestaande bebouwingsbeeld (zie ook afbeelding 3.7 en 3.8).
Afbeelding 3.7 Aanzicht nieuwbouw vanuit zuidwestelijke richting (bron: Studio JK)
Afbeelding 3.8 Aanzicht vrijstaande woning (bron: Studio JK)
Verkeer en parkeren
Op basis van de CROW-publicatie nr. 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (versie 2018) bedraagt de verkeersgeneratie van een vrijstaande koopwoning binnen 'rest bebouwde kom' in een matig stedelijk woonmilieu: 7,8-8,6 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Voor een twee-onder-een-kapwoning moet rekening gehouden worden met 7,4-8,2 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dat betekent dat de totale verkeersgeneratie van de woningen binnen het plangbied maximaal 41 motorvoertuigbewegingen per etmaal bedraagt.
De nieuwe bewoners kunnen gebruik maken van een eigen ontsluiting op de Dokter Beumerstraat. Vanaf deze straat is er goed zicht het plangebied (en vice versa). Er worden - mede gelet op de relatief beperkte verkeersgeneratie - geen knelpunten met het oog op de verkeersveiligheid en -doorstroming verwacht.
De gemeente gaat in haar parkeerkencijfers voor vrijstaande woningen uit van mimimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein en 1 in de openbare ruimte. Voor halfvrijstaande woningen geldt 1 parkeerplaats op eigen terrein en 0,5 parkeerplaats in het openbaar gebied. Dit betekent dat er in totaal 5 parkeerplaatsen op eigen terrein moeten zijn en 3 parkeerplaatsen in het openbaar gebied (samen 8 parkeerplaatsen). Uit afbeelding 3.6 blijkt dat op elke inrit ruimte is voor twee parkeerplaatsen (samen 10 parkeerplaatsen). Dit betekent dat er binnen het plangebied in de parkeerbehoefte kan worden voorzien. Niettemin worden er aanvullend in het openbaar gebied 3 parkeerplaatsen aangelegd. Hierover worden privaatrechtelijke afspraken gemaakt tussen de initiatiefnemer en de gemeente (zie 5.1).
Het plangebied is goed bereikbaar per openbaar vervoer. Aan de Norgerweg bevinden zich bushaltes binnen een loopafstand van 5 minuten. De reistijd naar busstation Oosterwolde bedraagt - van deur tot deur - circa 20 minuten.
In artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening zijn bepalingen omtrent de inhoud van het bestemmingsplan opgenomen. Het eerste lid van dit artikel schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast [stelt], waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven." Een bestemmingsplan bestaat - conform paragraaf 3.1 Besluit ruimtelijke ordening - uit drie delen:
Het bestemmingsplan wordt langs elektronische weg via www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar gesteld.
In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de regels toegelicht. Deze ziet er als volgt uit:
De tekst hieronder bespreekt deze hoofdstukken puntsgewijs. Voor de regels is aansluiting gezocht bij recente bestemmingsplannen voor het kerngebied van Haulerwijk.
Inleidende regels
Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Artikel 1) en de wijze van meten (Artikel 2). Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. De gemeente heeft bindende afspraken over planregels opgesteld. Deze zijn aangepast in overeenstemming met de eisen van de SVBP2012. Alle begrippen zijn in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan'.'
Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de bestemmingsregels. Aan het plangebied is de bestemming 'Wonen' (artikel 3) toegekend. Voor deze bestemming geldt dat woningen binnen het bouwvlak gebouwd moeten worden. Er mag twee aaneen of vrijstaand gebouwd worden. In totaal zijn binnen het plangebied 5 woningen toegestaan. Het oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 150 m². Afhankelijk van de omvang van het bouwperceel mag het totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken variëren van 100-150 m2. De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal respectievelijk 3 m en 11 m.
Algemene regels
In hoofdstuk 3 van de regels zijn de algemene regels opgenomen. Deze worden hieronder kort toegelicht.
ANTI-DUBBELTELREGEL
Het doel van de anti-dubbeltelregel (Artikel 4) is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.
ALGEMENE BOUWREGELS
De algemene bouwregels (Artikel 5) bevatten de gemeentelijke parkeernormen (zie 3.2) en regels voor tijdelijke bouwwerken, waardoor gedurende de bouwfase bijvoorbeeld bouwketen geplaatst kunnen worden.
ALGEMENE GEBRUIKSREGELS
In de algemene gebruiksregels (Artikel 6) is aangegeven welke specifieke vormen van gebruik in elk geval strijdig is met de bestemming 'Wonen'.
ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS
In de algemene afwijkingsregels (Artikel 7) is een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking mag geen automatisme zijn en moet zorgvuldig afgewogen en gemotiveerd worden.
ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS
In de algemene wijzigingsregels (Artikel 8) is de bevoegdheid opgenomen dat het college het plan kan wijzigen, in die zin dat een archeologische dubbelbestemming wordt toegevoegd.
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen (in Artikel 9 en Artikel 10).
Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.
Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.
In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van een ruimtelijk plan of besluit plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Het planvoornemen valt niet onder categorie D 11.2 van het Besluit m.e.r.: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' (zie hiervoor 2.1.1). De drempelwaarde voor woningbouw (2000 woningen of 100 ha) wordt evenmin gehaald. Er worden maximaal 5 woningen gebouwd. Voor activiteiten die beneden de drempelwaarde van bijlage D blijven, bestaat de verplichting om een zogeheten 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' te doorlopen. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling betekent dat er géén MER wordt opgesteld, tenzij er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Deze 'belangrijke nadelige gevolgen' moeten worden beoordeeld op basis van het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling (85/337/EEG en latere wijzigingen). Bijlage III noemt de volgende drie hoofdthema's:
De kenmerken en plaats van de activiteiten zijn in de voorgaande hoofdstukken aan bod geweest (zie met met name Hoofdstuk 3). In het onderhavige hoofdstuk zijn de kenmerken van het potentiële effect beschreven. Hieruit volgt dat er voor de relevante omgevingsaspecten geen negatieve effecten te verwachten zijn. Gelet hierop wordt ervoor gekozen geen aanmeldnotitie op te stellen. Er is sprake van beperkte effecten en een aanvaardbaar project.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van wegen die tot een woonerf behoren en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De breedte van een geluidzone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Als een ruimtelijk plan voorziet in nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen de zone van een weg, kan akoestisch onderzoek nodig zijn.
Het plangebied grenst aan de Dokter Beumerstraat met een 30 km/uur-regime. Deze weg heeft geen geluidzone. Andere wegen die wel over een geluidzone beschikken, liggen op ruime afstand van het plangebied en worden daarvan afgeschermd door tussenliggende bebouwing. De dichtstbijzijnde weg met een geluidzone betreft de Norgerweg, die op een afstand van meer dan 90 m van het plangebied ligt.
Mede gelet op de ruime afstand van de nieuwbouw tot de Dokter Beumerstraat (minimaal 14 m) en het karakter van deze weg (erfontsluiting), is het niet aannemelijk dat de binnenwaarde van 33 dB wordt overschreden.
Ook indirecte hinder is redelijkerwijs uit te sluiten. In 3.2 is aangegeven dat de totale verkeersgeneratie van de woningen binnen het plangbied maximaal 41 motorvoertuigbewegingen per etmaal bedraagt. Dit leidt tot een verwaarloosbaar effect op de gevelbelasting van omliggende woningen.
Akoestisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
Het bebouwingslint van de Norgerweg, dat ten zuiden van het plangebied ligt, is in de beheersverordening 'Haulerwijk 2014' (vastgesteld d.d. 20 mei 2014) bestemd als 'Gemengd'. Hier zijn (bestaande) bedrijven in de milieucategorieen 1 en 2 en tevens maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Voor deze vormen van bedrijvigheid geldt - binnen het gebiedstype 'rustige woonomgeving' - een maximale richtafstand van 30 m. Binnen 30 m van het plangebied zijn geen bedrijven of maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Het dichtstbijzijnde bedrijf is de melkrundveehouderij aan de Norgerweg 43 te Appelscha. Voor dit bedrijf geldt een grootste richtafstand van 100 m vanwege het aspect 'geur'. Het plangebied ligt op circa 120 m van de meest nabij gelegen stal en op circa 115 m van het bijbehorende bedrijfserf. Daarmee is er geen milieuhygiënische belemmering voor de woningbouw binnen het plangebied.2
Omgekeerd legt de woningbouw geen beperkingen aan de bedrijfsvoering van de melkrundveehouderij op. Er zijn reeds woonbestemmingen op kortere afstand van het bedrijf gelegen (circa 10 m), die maatgevend zijn voor de bedrijfsvoering. Verder kan het bedrijf op dit moment niet in de richting van het plangebied worden uitgebreid omdat het geen bouwvlak heeft in de beheersverordening 'Haulerwijk 2014' (zie 1.3).
Nederland heeft de Europese regels met betrekking tot luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Het planvoornemen leidt, zoals gezegd in 4.2, tot een beperkte verkeersaantrekkende werking. Het gaat om een toename van maximaal 41 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Op grond van de Wet milieubeheer draagt het project daarmee 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit blijkt uit de doorlopen NIBM-toets, waarvan het resultaat is weergegeven in afbeelding 4.1. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Afbeelding 4.1 NIBM-berekening (bron: infomil.nl)
Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen hieronder. Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan één op de miljoen. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Bij de berekening van het GR spelen twee factoren mee:
Het plangebied ligt buiten de invloedzones van bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, van overige gevaarlijke inrichtingen, van transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en van aardgastransportleidingen. Zie afbeelding 4.2. De ligging van het plangebied is aangeduid met een blauw vierkant. Onderzoek kan achterwege blijven.
Afbeelding 4.2 Uitsnede Risicokaart (bron: atlasleefomgeving.nl)
De Wet bodembescherming (Wbb) beoogt een effectieve bescherming te bieden voor de kwaliteit van de bodem en het grondwater. Aan de ene kant bevat de wet bepalingen ter regulering van handelingen die een bedreiging vormen voor bodem en grondwater. In de tweede plaats is de wet gericht op de aanpak en sanering (of beheer) van bestaande verontreinigingen. Door bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' te toetsen aan de Wbb, kan voorkomen worden dat de woning gebouwd wordt op verontreinigde grond. De Wbb is de wettelijke grondslag voor enkele besluiten en regelingen. Eén daarvan is het Besluit Bodemkwaliteit.
Het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet de vraag worden beantwoord of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.
Ortageo heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Verkennend bodemonderzoek nabij Dokter Beumerstraat in Haulerwijk' (4 augustus 2022). Dit rapport is opgenomen als Bijlage 2. De conclusies zijn als volgt:
Er zijn geen verontreinigingen aangetoond in gehalten/concentraties boven de tussenwaarde; het uitvoeren van een nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. De aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen bouwactiviteiten.
Beleid
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in Waterbeheerplan 2016-2021.
Plangebied
De inrichting van het plangebied is toegelicht in Hoofdstuk 3 Daaruit blijkt dat er vijf woningen gebouwd worden binnen een perceel dat op dit moment in gebruik is als weidegrond. Het plangebied bevindt zich op een hoogte van circa +6.8 NAP. Door de woningbouw neemt het verhard oppervlak toe met minimaal 775 m2. Dit betekent dat er minimaal 75,5 m2 aan extra oppervlaktewater gecreëerd moet worden dan wel 38,75 m3 aan bergingsvoorzieningen. De noodzakelijke waterberging kan relatief eenvoudig gerealiseerd worden door de sloot aan de oostzijde van het plangebied te verbreden. Als er gebruik gemaakt wordt van de volledige lengte van de sloot (circa 45 meter) dan dient deze met 1,78 meter verbreed te worden. Een alternatief voor de slootverbreding is het aanleggen van infiltratiekratten of -kolken dan wel een bergingsvoorziening. Ook een combinatie van deze varianten is mogelijk. Op dit punt wordt verwezen naar het Waterhuidhoudkundig onderzoek, dat als Bijlage 3 is toegevoegd. De initiatiefnemer kiest voor slootverbreding en het toepassen van infiltratiekratten waarbij de leemlaag wordt doorbroken.
Bij de slootverbreding wordt niet voldaan aan artikel 2 lid h sub 1 t/m 4 uit de Ontgrondingenverordening Friesland.3 Dit betekent dat een ontgrondingsvergunning nodig is. De slootverbreding is gemarkeerd op de situatietekening in Bijlage 1. De initiatiefnemer vraagt een ontgrondingsvergunning bij de FUMO aan.
Voor de nieuwbouw wordt gebruik gemaakt van duurzame en niet-uitlogende bouwmaterialen. Uitspoeling van verontreinigende stoffen naar het grond- of oppervlaktewater wordt zo voorkomen.
Watertoetsprocedure
Op 24 augustus 2022 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Daaruit volgt dat voor het plan de normale procedure van toepassing is (zie het 'watertoetsdocument' in Bijlage 4). De reactie van het waterschap zal te zijner tijd in deze paragraaf worden opgenomen.
In het kader van de Wet natuurbescherming is het noodzakelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen te beoordelen in hoeverre er natuurwaarden in het geding zijn. Het plangebied is bezocht door een ecoloog van Faunax en beoordeeld op het voorkomen van natuurwaarden. Daarbij is zowel naar soortbescherming als gebiedsbescherming gekeken. De resultaten van het onderzoek zijn samengevat in het rapport dat is opgenomen als Bijlage 5. De volgende conclusies worden getrokken:
De initiatiefnemer volgt genoemde aanbevelingen over de uitvoering van werkzaamheden op en neemt de zorgplicht in acht. Het aspect 'ecologie' vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. Onderdeel van deze wet is de vrijstelling voor bouw-, sloop- en eenmalige aanlegactiviteiten, de zogeheten 'bouwvrijstelling'. De Raad van State heeft onlangs geoordeeld dat deze bouwvrijstelling niet voldoet aan het Europees natuurbeschermingsrecht (ABRvS, 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3159). Dit betekent dat zowel voor de realisatie- als gebruiksfase de stikstofbelasting in kaart moet worden gebracht.
Realisatiefase
Er hoeft geen bebouwing gesloopt te worden. Er wordt een graafmachine ingezet om het terrein bouwrijp te maken en de sloot te verbreden. Tijdens de bouwfase wordt een mobiele kraan en een betonpomp ingezet. Tenslotte wordt qua bouwverkeer rekening gehouden met maximaal 75 vrachtwagens en 200 busjes/personenauto's. Uit het Aeriusrapport in Bijlage 6 blijkt dat de aanlegfase niet leidt tot een stikstofdepositie van > 0,00 mol/ha/jaar binnen Natura 2000-gebieden.
Gebruiksfase
Aangezien de woningen binnen het plangebied geen gasaansluiting krijgen, hoeft voor de gebruiksfase alleen rekening te worden gehouden met de stikstofuitstoot vanwege de toename in verkeersbewegingen. Gerekend is met 41 motorvoertuigen per weekdagetmaal (zie 4.2). Uit het Aeriusrapport in Bijlage 7 blijkt dat de aanlegfase niet leidt tot een stikstofdepositie van > 0,00 mol/ha/jaar binnen Natura 2000-gebieden.
Het voorgaande betekent dat het aspect 'stikstof' geen rol speelt bij de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Op de Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart van de gemeente Ooststellingwerf is aangegeven dat voor het plangebied een 'hoge verwachting' geldt (zie afbeelding 4.3). Het betreft hier een laarpodzolgrond die vanwege de aanwezigheid van een beschermende buffer een hoge archeologische verwachting heeft gekregen (bron: Nota Archeologie). Dit betekent dat bij ingrepen groter van 500 m2 archeologisch vooronderzoek dient plaats te vinden. Hamaland Advies heeft een verkennend en karterend booronderzoek verricht. Het onderzoeksrapport is opgenomen als Bijlage 8. De volgende conclusie wordt getrokken:
"In het plangebied is voor een groot deel sprake van een verstoord bodemprofiel. De subrecente bouwvoor (Ap1-horizont) is minimaal 15 cm en maximaal 30 cm dik. In 5 van de 6 boringen zijn onder de subrecente bouwvoor menglagen (A/B- en A/B/C-horizont) aangetroffen. Deze menglagen hebben een minimale dikte van 25 cm en een maximale dikte van 35 cm. De top van het dekzandpakket is op een diepte van minimaal 50 en maximaal 75 cm-mv aangetroffen.
In één boring (boring 6) is een intacte podzol aangetroffen. De top van de B-horizont is op 35 cm-mv aangetroffen en de top van de C-horizont op 65 cm-mv. In alle andere boringen is de podzol-B deels opgenomen in de A-horizont en deels vermengd met de top van de C-horizont als gevolg van de veenontginning en het omzetten van het veengebied naar bouwland rond 1929.
Op basis van de aanwezigheid van een grotendeels verstoorde bodemopbouw en het ontbreken van archeologische indicatoren in het onderzoeksgebied is de kans nihil dat met de voorgenomen bodemingrepen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden verstoord. Hamaland Advies adviseert daarom om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren en de middelhoge archeologische waarde op de beleidskaart voor het onderzoeksgebied bij te stellen naar een lage archeologische waarde met als indicatie ‘verstoord’."
Het onderzoeksrapport en het selectieadvies zijn namens de gemeente getoetst door Stichting Monumentenzorg Fryslân. De stichting gaat akkoord met het selectieadvies. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Afbeelding 4.3 Uitsnede Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart
Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit is gebeurd door raadpleging van provinciale en gemeentelijke beleidsnota's (zie Hoofdstuk 2) en de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2). Uit laatstgenoemde bron blijkt dat het plangebied onderdeel is van een 'dekzandvlakte' en een opstrekkende verkaveling heeft. Voorliggend bestemmingsplan heeft geen (negatieve) invloed op deze aspecten. Dit is in Hoofdstuk 3 aan bod geweest. Het cultuurhistorisch belang is daarmee voldoende geborgd.
De kosten voor realisatie van dit planvoornemen komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor eventuele planschadekosten, die daarmee dus 'anderszins verzekerd' zijn. Er zal een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer worden afgesloten waarin de planschadekosten zijn vastgelegd. In deze overeenkomst worden ook afspraken opgenomen met betrekking tot de 3 parkeerplaatsen in het openbaar gebied (zie 3.3).
De omwonenden zijn door de initiatiefnemer in een vroegtijdig stadium bij de planvorming betrokken. Er is huis-aan-huis een uitnodiging voor een informatieavond op 14 juli en 21 juli 2022 verspreid. Omwonenden konden op deze data kennis nemen van het ruimtelijk plan en de bouwtekeningen (concept). Hier is geen gebruik van gemaakt. Wel hebben enkele omwonenden telefonisch contact gezocht. Ook zijn er persoonlijke afspraken op een andere datum gemaakt. Er zijn geen nadrukkelijke bezwaren tegen het plan geuit. Wel willen de omwonenden graag op de hoogte gehouden worden van de verdere planvorming en procedure. De initiatiefnemer heeft toegezegd dit te zullen doen. Ook bij toekomstige bouwfases zal de buurt steeds persoonlijk geïnformeerd worden over de planning en werkzaamheden.
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en artikel 6.18 Besluit omgevingsrecht (Bor) verplichten om bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te voeren met het Rijk, de provincie en het waterschap. Dit overleg heeft voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan plaatsgevonden. De provincie Fryslân adviseert om de houtwal aan de oostzijde te herstellen en de landschappelijke inpassing juridisch te borgen. Dit is gebeurd door het ruimtelijk inrichtingsplan aan te passen en middels een voorwaardelijke verplichting op te nemen in de regels van het bestemmingsplan. Daarnaast wijst de provincie op een tegenstrijdigheid tussen het bestemmingsplan en de ecologische rapportage over het vellen van houtopstanden. De toelichting is hierop aangepast. Er worden geen bomen gekapt. Verder wijst de provincie op de mogelijkheden voor natuurinclusief bouwen. Dit is bij de initiatiefnemer onder de aandacht gebracht. Tenslotte vraagt de provincie om aan te geven of de Ontgrondingenverordening van toepassing is op de slootverbreding. Dit is het geval, zoals in 4.7 reeds is onderbouwd. Wetterskip Fryslân adviseert om naast de slootverbreding ook infiltratiekoffers toe te passen zodat de plaatselijke leemlaag doorbroken wordt en het water beter wordt vastgehouden. Daarnaast vraagt het Wetterskip om het eindbeeld en onderhoud van de te verbreden sloot nader te omschrijven in de toelichting. Met het oog op de ecologische waarde van deze sloot is het advies om een flauw talud (+/- 1:5) toe te passen. Deze adviezen van het waterschap zijn onverkort overgenomen en verwerkt in 4.7 en op de situatietekening in Bijlage 1. De vooroverlegreacties zijn opgenomen als Bijlage 9.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 3 augustus 2023 tot en met 13 september 2023 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is één zienswijze binnengekomen. De zienswijze is samengevat en van een reactie voorzien in de Zienswijzennota die is opgenomen als Bijlage
10. De toelichting is op één punt aangepast naar aanleiding van de zienswijze. De opmerking dat de reacties naar aanleiding van de participatie positief waren, is geschrapt. Verder is het bestemmingsplan ongewijzigd gebleven.