Plan: | Bovenweg 49 te Oldeberkoop |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0085.BPBovenweg49-VG01 |
De familie J.W. Wagenaar (hierna: 'initiatiefnemer') is eigenaar van de woning aan de Bovenweg 49 te Oldeberkoop. Het pand wordt al enige tijd niet meer bewoond en is in verval geraakt. De toegangsweg naar de woning is verwijderd, waardoor het pand midden in het agrarische land is komen te liggen. Afbeelding 1.1 geeft de huidige situatie weer. De woning is omcirkeld. De initiatiefnemer is van plan om de woning te slopen en noordelijk daarvan, in het lint van Bovenweg, te herbouwen. Op 2 november 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf besloten hieraan in principe medewerking te verlenen.
Afbeelding 1.1 Globale ligging plangebied (bron: perceelloep.nl)
De huidige woonlocatie is kadastraal bekend als 'gemeente Oldeberkoop, sectie F, nummer 258'. Voor de nieuwe woonlocatie gaat het om 'gemeente Oldeberkoop, sectie F, nummer 256'. Beide percelen liggen in het buitengebied, ten oosten van de kern Oldeberkoop, en zijn in eigendom van de initiatiefnemer.
Afbeelding 1.2 Huidige woonlocatie
Het plangebied maakt deel uit van bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' (vastgesteld d.d. 22 maart 2016) en bestemmingsplan 'Buitengebied, Veegplan 2018' (vastgesteld d.d. 26 maart 2019). De huidige woning is op grond van deze plannen bestemd als 'Wonen'. Voor de nieuwe woonlocatie geldt de bestemming 'Agrarisch'. Dit is weergegeven in afbeelding 1.3. Om de vervangende nieuwbouw mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan nodig. Er kan geen gebruik worden gemaakt van wijzigingsbevoegdheden.
Naast de bestemming 'Agrarisch' gelden voor de nieuwe woonlocatie de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Cultuurhistorie 1' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - recreatieve zone'. De dubbelbestemmingen zijn gericht op het behoud van archeologische respectievelijk cultuurhistorische waarden. In 4.9 wordt het planvoornemen hierop getoetst. De gebiedsaanduiding 'overige zone - recreatieve zone' heeft betrekking op ontwikkelingsmogelijkheden voor recreatie. Dit is verwerkt in de juridische regeling van dit bestemmingsplan.
Afbeelding 1.3 Huidig bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het volgende hoofdstuk gaat in op het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie en laat zien hoe het plangebied in de toekomst wordt ingericht. In Hoofdstuk 4 is het planvoornemen getoetst aan diverse wet- en regelgeving op het gebied van milieu, bodem, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie. De laatste twee hoofdstukken hebben betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan.
In de 'Nationale Omgevingsvisie - Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' (NOVI, september 2020) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI gaat uit van 4 prioriteiten: ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie; een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel; sterke en gezonde steden en regio's; een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Naast deze prioriteiten zijn 21 nationale belangen geformuleerd, waaronder 'zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften'. De ambitie is om tussen 2020 en 2035 circa 1,1 miljoen woningen toe te voegen aan de woningvoorraad en een goede kwaliteit van de woningvoorraad in regio's met bevolkingsdaling te behouden. De gebouwde omgeving moet in 2050 zoveel mogelijk CO2-arm, klimaatbestendig en natuurinclusief zijn ingericht.
Voor het maken van afwegingen met betrekking tot de nationale belangen zijn 3 afwegingsprincipes geformuleerd: combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies; kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; afwentelen wordt voorkomen.
Dit planvoornemen heeft geen direct raakvlak met de 21 nationale belangen uit de NOVI. In algemene zin wordt door de vervangende nieuwbouw deels aangesloten bij het streven om de kwaliteit van de woningvoorraad op peil te houden. Daarnaast worden de afwegingsprincipes in acht genomen. Zo wordt bij de inrichting van het plangebied rekening gehouden met de karakteristieken van het plaatselijke landschap (zie Hoofdstuk 3). Tevens wordt afwenteling van hemelwater voorkomen (zie 4.7).
In artikel 3.1.6 lid 1 en 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Dit artikel is op 1 juli 2017 gewijzigd. In de bijbehorende Nota van Toelichting is aangegeven dat ontwikkelingen die geen extra verstedelijking tot gevolg hebben maar bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals ruimte-voor-ruimte-projecten, niet beschouwd worden als stedelijke ontwikkeling in de zin van de ‘ladder’. Dit betekent dat de ‘laddertoets’ niet van toepassing is op dit planvoornemen.
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) voorziet in de juridische borging van het beleid uit de Nationale Omgevingsvisie. In het Barro zijn regels opgenomen die de beleidsruimte van andere overheden inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om de nationale belangen die in 2.1.1 genoemd zijn. Deze hebben geen inperkende werking voor dit bestemmingsplan.
Het planvoornemen sluit aan bij de NOVI en past binnen de regels voor duurzaam ruimtegebruik, zoals vertaald in de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is geen sprake van een nationaal belang noch van een inperkende werking op grond van het Barro. Geconcludeerd kan worden dat het plan niet in strijd is met het ruimtelijk beleid van het Rijk.
In 'Grutsk op 'e Romte - Structuurvisie 2014' (vastgesteld d.d. 1 april 2014) worden de landschappelijke en cultuurhistorische structuren die van provinciaal belang zijn, in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is: "behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren." De provincie hanteert voor de doorwerking van Grutsk op 'e Romte een tweesporenbeleid: bestuurlijke borging gebeurt via de Samenwerkingsagenda en juridische borging via de Verordening Romte Fryslân 2014 (zie 2.2.3). Gemeenten moeten in ruimtelijke plannen motiveren hoe ze met de provinciale belangen uit Grutsk zijn omgegaan.
Het plangebied is onderdeel van deelgebied 'Zuidelijke Wouden'. Van provinciaal belang binnen dit deelgebied is onder meer "de langgerekte, lintvormige structuren van vaarten en wegen (met beplanting), met en zonder bebouwing, met haaks hierop de planmatig aangelegde verkaveling en wijken in de hoogveenontginningen en de daarin gelegen verveningsdorpen en -gehuchten." De provincie streeft binnen de Zuidelijke Wouden naar behoud van het contrast tussen het overwegend open karakter van de hoogveenontginningen en de dichte bebouwingslinten. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de invulling van het plangebied. Daaruit blijkt dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van dit deelgebied gerespecteerd worden. Op dit punt wordt ook verwezen naar 4.9 waarin het planvoornemen getoetst is aan de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Deze kaart geeft geen specifieke belemmeringen voor het plangebied aan.
In de 'Omgevingsvisie De romte diele' (vastgesteld d.d. 23 september 2020) wordt de inhoud van het beleid uit het 'Streekplan Fryslân 2007' en 'Grutsk op 'e Romte' in grote lijnen voortgezet. De Omgevingsvisie geeft richting aan het handelen van de provincie (en is voor andere overheden, burgers of bedrijven niet bindend). Als hoofdambitie is geformuleerd: "brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân". Er zijn negen principes geformuleerd die aangeven hoe de provincie te werk wil gaan en die richting geven bij het maken van keuzes. Dit zijn:
Met de Omgevingsvisie zet de provincie onder andere in op het bieden van "een compleet palet [...] van steden en dorpen met gevarieerde en aantrekkelijke woningen, bedrijvigheid en voorzieningen." Verder wordt benadrukt dat er ruimte is voor lokaal maatwerk en een gebiedsgerichte aanpak. De Omgevingsvisie bevat geen directe aanknopingspunten voor de vervangende nieuwbouw binnen het plangebied.
De 'Verordening Romte Fryslân 2014' (gewijzigd vastgesteld d.d. 21 maart 2021) bevat instructies op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) over de inhoud van gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de plantoelichting. Kortgezegd geeft de Verordening weer wat in een ruimtelijk plan wel (toestemming) of niet (verbod) is toegestaan. Bij een verbodsbepaling geeft de Verordening vaak ook afwijkingsbepalingen. Daaruit blijkt onder welke voorwaarden de ontwikkeling toch is toegestaan ('ja, mits'). De gemeente zal bij de toepassing van die afwijkingsbepaling afdoende moeten motiveren dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Bij het vooroverleg over ruimtelijke plannen kunnen gemeenten met de provincie afspraken maken over de invulling van de voorwaarden.
Sturingsfilosofie
De Verordening is gebaseerd op een tweesporenbenadering, met als uitgangspunt het beginsel van de Wro; 'lokaal wat kan, centraal wat moet'. Deze twee sporen zijn:
De Verordening regelt de provinciale belangen die op voorhand door moeten werken naar gemeentelijke ruimtelijke plannen (spoor 1). Het gaat dan om belangen die niet doelmatig of doeltreffend op gemeentelijk niveau kunnen worden afgewogen en behartigd, omdat de effecten het lokale niveau overstijgen. Uitgangspunt is dat niet meer geregeld wordt dan noodzakelijk is. Dubbele regelgeving wordt ook vermeden. Verder is rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen kwantitatieve en kwalitatieve randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk. In het ontwikkelingsgerichte spoor levert de provincie actief haar bijdrage met kennis en inzicht, investeringen, programma's en projecten, organisatie- en regiekracht (spoor 2). Voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt nadrukkelijk ingezet op vooroverleg met gemeenten en afstemming tussen gemeenten.
Wonen
Artikel 1.1 van de Verordening sluit nieuwe stedelijke functies binnen het landelijk gebied in beginsel uit. Verstedelijking dient primair gebundeld te worden binnen bestaand stedelijk gebied. Dit bevordert een doelmatig gebruik van de ruimte, draagt bij aan sterke steden en vitale dorpen, en voorkomt onnodige verrommeling en versnippering van het landelijk gebied, aldus de Verordening. Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied.
In afwijking van artikel 1.1 kan op grond van artikel 1.5.1 een nieuwe woning in het landelijk gebied worden toegestaan, in geval van verplaatsing of vervanging van een aldaar bestaande woning, mits:
Voor dit bestemmingsplan wordt aan deze voorwaarden voldaan. Het gaat om vervangende nieuwbouw, waarbij de bestaande woning wordt gesloopt (ad 1 en 2). Voor het bebouwingsoppervlak wordt aangesloten bij de maat die het bestemmingsplan buitengebied als algemene regel hanteert voor bestaande burgerwoningen (ad 3). De nieuwe woning wordt op een landschappelijk en cultuurhistorisch verantwoorde wijze ingepast (ad 4, zie Hoofdstuk 3).
Toetsing plangebied
Er zijn achttien kaarten als bijlage bij de Verordening opgenomen. Uit de kaart ‘Begrenzing bestaand bebouwd gebied’ blijkt dat het plangebied in het landelijk gebied is gelegen. De kaart 'Kernenstructuur en netwerkverbindingen' geeft aan dat het meest noordelijke deel van het plangebied tot de 'stroomwegen' behoort (zie afbeelding 2.1). Stroomwegen mogen niet door een uitbreidingslocatie overschreden worden. De woning binnen het plangebied ligt buiten het aanduidingsvlak van de 'stroomweg' (zie het ruimtelijk inrichtingsplan in 3.2). De overige kaarten van de Verordening geven geen specifieke waarden en belemmeringen voor het plangebied aan.
Afbeelding 2.1 Kernenstructuur en netwerkverbindingen (bron: Verordening Romte Fryslân 2014)
De structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte!', de 'Omgevingsvisie De Romte Diele' en de 'Verordening Romte Fryslân 2014' leggen geen specifieke belemmeringen aan het plangebied op. Zie ook Hoofdstuk 3 waaruit blijkt dat de toekomstige situatie binnen het plangebied geen afbreuk doet aan landschapswaarden die van provinciaal belang zijn. Het planvoornemen is aldus in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid.
Het plangebied maakt deel uit van bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' (vastgesteld d.d. 22 maart 2016) en bestemmingsplan 'Buitengebied, Veegplan 2018' (vastgesteld d.d. 26 maart 2019). De huidige woning is op grond van deze plannen bestemd als 'Wonen'. Voor de nieuwe woonlocatie geldt de bestemming 'Agrarisch'. Tevens gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Cultuurhistorie 1' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - recreatieve zone'. In 1.3 is geconcludeerd dat het planvoornemen vraagt om een herziening van het bestemmingsplan. Op 2 november 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten hieraan in principe medewerking te verlenen.
Voor het plangebied geldt tevens de 'Partiële herziening beheersverordening windturbines Ooststellingwerf' (vastgesteld d.d. 25 januari 2022). In dit bestemmingsplan heeft de gemeente - in navolging van gewijzigd provinciaal beleid - een regeling opgenomen voor windturbines op een agrarisch erf. Aangezien er binnen het plangebied geen sprake is van windturbines, hoeft er niet aan de regels van dit bestemmingsplan getoetst te worden.
Op 23 november 2021 heeft de gemeenteraad de 'Omgevingsvisie Ooststellingwerf' vastgesteld. De Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie 2010-2020-2030 (15 september 2009). Het is een visie op de toekomst van de leefomgeving. Het toekomstbeeld is vertaald naar ambities. Eén van die ambities is "Uniek Ooststellingwerf: Ons landschap en onze (cultuur)historie vormen de basis van onze gemeente. We willen deze kwaliteiten behouden, benutten en versterken bij nieuwe ontwikkelingen." Dit betekent onder meer dat plannen moeten passen in het landschap en een meerwaarde moeten opleveren. Bij plannen in het landelijk gebied en aan de randen van de dorpen zal de gemeente beoordelen of er een passend ruimtelijk inrichtingsplan is gemaakt, dat zorgt voor een goede verankering van het plan in het landschap. In Hoofdstuk 3 komt dit ruimtelijk inrichtingsplan aan bod.
In de Omgevingsvisie zijn drie gebiedskompassen opgenomen. Het plangebied valt onder gebiedskompas 'Het Westelijke Ooststellingwerf'. Binnen dit gebiedskompas geldt dat voor nieuwe functies ruimte gezocht moet worden binnen bestaande structuren. Eén van die structuren is de lintbebouwing op de hogere zandruggen, die gekenmerkt worden door hun verweving met het landschap. Nieuwbouw mag niet leiden tot het aan elkaar groeien van dorpslinten.
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het verplaatsen van een woning. Deze woning wordt gebouwd binnen het bebouwingslint, met respect voor landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Daarbij wordt het plaatselijke doorzicht naar het achterliggende landschap gehandhaafd. Zie hiervoor het ruimtelijk inrichtingsplan in 3.2. Het bestemmingsplan sluit hiermee aan bij de Omgevingsvisie.
Op 25 januari 2022 heeft de gemeenteraad de 'Woon(zorg)visie Ooststellingwerf 2022-2026' vastgesteld. In deze Woon(zorg)visie beschrijft de gemeente hoe de woningmarkt zich in de periode tot 2026 kan ontwikkelen. De Woonvisie is een uitwerking van de Omgevingsvisie Ooststellingwerf. De gemeente wil een sturende en regisserende rol spelen op de woningmarkt. Dit komt tot uitdrukking in de vier thema's die centraal staan: inzetten op een passend groeiscenario; mismatch tussen vraag en aanbod (verhelpen); organiseren van wonen en zorg; werken aan leefbaarheid en duurzaamheid.
Met de Woonvisie zet de gemeente in op het groeiscenario ‘trendmatig hoog’ van 520 woningen.1 Planmatige nieuwbouw moet vooral in de drie kerndorpen (Oosterwolde, Appelscha, Haulerwijk) en in Donkerbroek en Oldeberkoop plaatsvinden. De behoefte in Oldeberkoop tot 2030 varieert van 15-85 nieuwe woningen, waarbij het scenario ‘trendmatig hoog’ uitgaat van 20 woningen. De woonvisie beschrijft dat er behoefte is aan verschillende woningtypes, vooral aan starterswoningen en levensloopbestendige woningen. Daarnaast is ruimte voor luxere koopwoningen boven de €300.000 (tot maximaal 30% van het totale bouwprogramma). Dit planvoornemen heeft betrekking op de bouw van een luxere koopwoning. Dit past dus in de Woonvisie. Hierbij moet opgemerkt worden dat er met dit plan geen woning aan de woningvoorraad wordt toegevoegd (of aan de woningbouwafspraken wordt onttrokken). Het gaat hier immers om het vervangen van een bestaande woning.
Het plangebied is in de Welstandsnota (versie d.d. 23 juni 2009) ingedeeld bij het 'buitengebied'. Dit betekent dat de te bouwen woning moet voldoen aan de gebiedsgerichte criteria voor het buitengebied. De bouwtekeningen voor de woning zullen te zijner tijd - in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' - aan de welstandscommissie ter beoordeling worden voorgelegd.
Voor de woningbouw binnen het plangebied moet afgeweken worden van het geldende bestemmingsplan. Dit gebeurt in aansluiting bij de Omgevingsvisie en Woon(zorg)visie. Het planvoornemen past daarmee binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente.
Het plangebied bestaat in feite uit twee locaties. Afbeelding 3.1 brengt ze beide in beeld. Het gaat om de bestaande woning op de achtergrond en de nieuwbouwlocatie op de voorgrond. De bestaande woning ligt op circa 250 m van de Bovenweg, te midden van agrarische percelen. Het gaat om een voormalige melkrundveehouderij. De boerderij werd rond 1910 gebouwd en was ontsloten via het erf van Bovenweg 51 (zie inzet afbeelding 3.1). Rond 2004 verdwijnt de ontsluitingsweg. De woning staat dan al geruime tijd leeg. Op dit moment verkeert de woning in een dermate slechte staat, dat er sprake is van instortingsgevaar. De nieuwbouwlocatie ligt in het bebouwingslint van de Bovenweg. Ten oosten en westen liggen woonpercelen. Ook aan de overzijde van de Bovenweg wordt gewoond. De nieuwbouwlocatie bestaat uit grasland. Het beeld van de westgrens wordt bepaald door de hoogopgaande beplanting op het erf van Bovenweg 51. De oost- en zuidgrens zijn daarentegen juist 'open'. Hier ontbreekt opgaande beplanting, op een enkele boom op het erf van Bovenweg 49 na. De nieuwbouwlocatie grenst aan de weg die parallel aan de Bovenweg ligt. Langs deze weg is een brede sloot aanwezig. De nieuwbouwlocatie wordt aan de noordwestkant ontsloten via een dam over deze sloot.
Afbeelding 3.1 Huidige situatie nieuwbouwlocatie (bron: Street view)
Het plangebied is onderdeel van de 'Zuidelijke Wouden' en te karakteriseren als een hoogveenontginning. In afbeelding 3.2 zijn vier kaartfragmenten opgenomen van de omgeving van het plangebied. Te zien is dat het plaatselijke landschap ontgonnen is vanaf de Bovenweg in lange, smalle stroken. Hierdoor is het kenmerkende opstrekkende verkavelingspatroon ontstaan. De lange zijden van de kavels worden meestal begeleid door boomsingels en sloten. De kaartfragmenten laten zien dat deze structuur rondom het plangebied vrijwel verdwenen is. De opstrekkende verkavelingsrichting is nog herkenbaar, maar door de schaalvergroting van de landbouw zijn in de loop der jaren veel sloten en boomsingels verdwenen. De voormalige melkrundveehouderij binnen het plangebied is op de kaart van 1909 voor het eerst te zien. Uit de kaart van 1966 blijkt dat de bebouwing ontsloten werd via het erf van Bovenweg 51. De nieuwbouwlocatie is sinds de ontginning deels bebost en deels in gebruik als akkerperceel. De bebouwing rond deze locatie is omstreeks 1970 gebouwd. Midden jaren twintig van de vorige eeuw is de Bovenweg rechtgetrokken. Ongeveer 50 jaar later is de parallelweg aangelegd. De nieuwbouwlocatie is hierdoor dichter op de weg komen te liggen. De kaart van 2021 toont de huidige situatie binnen het plangebied. De voormalige melkrundveehouderij op nummer 49 ligt geïsoleerd in het landschap. De ontsluitingsweg is verdwenen. Het erf van Bovenweg 51 blijkt te zijn verbreed in oostelijke richting en is met opgaande beplanting omgeven. Sinds de jaren zestig is de hoeveelheid bebouwing rond de Bovenweg toegenomen. Dat geldt ook voor de schaalgrootte van het landschap, met name door de ruilverkaveling en de houtsingels die daarbij verdwenen zijn.
Afbeelding 3.2 Topografische kaarten uit 1850/1900, 1909, 1966 en 2021 (bron: topotijdreis.nl)
Ter hoogte van de nieuwbouwlocatie is vanaf de Bovenweg een fraai doorzicht naar het achterliggende landschap aanwezig. De opstrekkende verkavelingsrichting is hier nog herkenbaar, vooral door het aanwezige slotenpatroon. Dit is zichtbaar op de hoogtekaart die in afbeelding 3.3 is opgenomen. Deze kaart laat zien dat de bestaande woning op nummer 49 op een plaatelijke verhoging in het landschap ligt. Binnen de nieuwbouwlocatie is het middendeel hoger (circa 3,35 +N.A.P.) dan de randen (circa 2,25 +N.A.P.). De nieuwbouwlocatie is aan de westkant in feite al ingepast door de opgaande beplanting van het erf bij Bovenweg 51. De oostkant vraagt wel om een inpassing, ook met het oog op de privacy van de bewoners op nummer 47. Van belang daarbij is dat het doorzicht naar het achterliggende landschap niet geblokkeerd wordt.
Afbeelding 3.3 Hoogtekaart (bron: ahn.nl)
Het ruimtelijk inrichtingsplan is weergegeven in afbeelding 3.4. Zie Bijlage 3 voor de tekening op schaal 1: 500.
De huidige woning wordt geheel gesloopt. Daarna wordt het voormalige bouwperceel als agrarisch land in gebruik genomen. Dat is eerder al gebeurd met de bijbehorende erfverharding, erfbeplanting en ontsluitingsweg. Op dit moment is er alleen nog een woning aanwezig.
De nieuwbouwlocatie aan de Bovenweg wordt opgesplitst in twee delen. Het oostelijke deel blijft vrij van bebouwing en opgaande beplanting. Hierdoor blijft het doorzicht vanaf de Bovenweg naar het achterliggende landschap bestaan. Deze strook behoudt zijn huidige agarische bestemming (zie 3.3.2). Daarmee is de openheid tevens jurdisch geborgd. De strook krijgt een breedte van circa 14 m. Dit leidt ertoe dat er een substantiële afstand tot de woning op nummer 47 gecreëerd wordt, met het oog op de privacy.
Het westelijke deel van de nieuwbouwlocatie wordt ingericht als woonperceel. Dit perceel krijgt een breedte van circa 29 m en een diepte van circa 89 m. Aan de oost- en zuidkant wordt het woonperceel begrensd door een nieuwe greppel. Aan de oostkant wordt voorzien in een houtsingel met gedeeltelijke onderbegroeiing. Aan de noordwestkant, nabij de bestaande ontsluitingsweg, komt een solitaire zomereik. Langs de ontsluitingsweg en de noordgrens wordt een beukenhaag aangelegd. Beide zorgen voor een groene inpassing van het voorerf. De oostelijke houtsingel bestaat afwisselend uit zomereiken, ruwe berken en zwarte elzen. Het eerste deel van de houtsingel krijgt geen ondergroei, zodat de bewoners van Bovenweg 47 - onder de boomkronen door - zicht op de Bovenweg blijven houden. Ter hoogte van de nieuwe woning wordt de houtsingel verdicht met ondergroei van gelderse roos, hazelaar, lijsterbes, meidoorn en vuilboom. Dit draagt bij aan de privacy voor nummer 47 en de toekomstige bewoners van de nieuwbouwlocatie. Zie verder Bijlage 3 voor het sortiment en de wijze van aanplant.
De woning wordt evenwijdig aan de lengterichting van het perceel gesitueerd. Tezamen met de nieuwe houtsingel wordt daarmee het opstrekkende karakter van het perceel benadrukt. De woning krijgt een oppervlak van maximaal 175 m2. Daarachter is ruimte voor bijgebouwen met een oppervlak van maximaal 200 m2. Deze bijgebouwen worden uitgerust met zonnepanelen en worden achterop het perceel geplaatst om zoveel mogelijk te kunnen profiteren van bezonning.
Afbeelding 3.4 Ruimtelijk inrichtingsplan
Verkeer en parkeren
Op basis van de CROW-publicatie nr. 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (versie 2018) bedraagt de verkeersgeneratie van een vrijstaande koopwoning binnen het buitengebied (niet stedelijk) 7,8-8,6 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
De nieuwbouwlocatie wordt rechtstreeks ontsloten op de parallelweg. Vanaf het ontsluitingspunt is er - naar beide kanten toe - goed zicht op deze weg (en vice versa). Er worden, mede gelet op de beperkte verkeersgeneratie op de parallelweg, geen knelpunten met het oog op de verkeersveiligheid en -doorstroming verwacht.
De CROW-publicatie geeft voor een vrijstaande koopwoning binnen het buitengebied (niet stedelijk) aan dat rekening moet worden gehouden met een parkeerbehoefte van 2-2,8 parkeerplaatsen. Uit afbeelding 3.4 blijkt dat binnen het plangebied voldoende ruimte is om aan deze parkeerbehoefte tegemoet te kunnen komen.
In artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening zijn bepalingen omtrent de inhoud van het bestemmingsplan opgenomen. Het eerste lid van dit artikel schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast [stelt], waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven." Een bestemmingsplan bestaat - conform paragraaf 3.1 Besluit ruimtelijke ordening - uit drie delen:
Het bestemmingsplan wordt langs elektronische weg via www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar gesteld.
In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de regels toegelicht. Deze ziet er als volgt uit:
De tekst hieronder bespreekt deze hoofdstukken puntsgewijs. Voor de regels is aansluiting gezocht bij de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016, Veegplan 2018' (vastgesteld d.d. 26 maart 2019).
Inleidende regels
Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Artikel 1) en de wijze van meten (Artikel 2). Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. De gemeente heeft bindende afspraken over planregels opgesteld. Deze zijn aangepast in overeenstemming met de eisen van de SVBP2012. Alle begrippen zijn in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan'.'
Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de bestemmingsregels. Aan de locatie van de bestaande woning is de bestemming 'Agrarisch' (Artikel 3) toegekend. Deze woning is daarmee 'wegbestemd'. De nieuwbouwlocatie is bestemd als 'Wonen' (Artikel 4). Voor deze bestemming geldt dat het hoofdgebouw binnen het bouwvlak gebouwd moet worden. Er geldt een maximum oppervlak van 175 m² voor het hoofdgebouw. Het totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 200 m2 zijn. De goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen maximaal 3,5 m respectievelijk 8 m bedragen. Er zijn voorwaardelijke verplichtingen in de bestemming 'Wonen' opgenomen voor de sloop van de bestaande woning en de uitvoering en instandhouding van het ruimtelijk inrichtingsplan. Daarmee wordt juridisch afgedwongen dat de bestaande woning gesloopt wordt voordat het nieuwe woonperceel in gebruik wordt genomen en dat de nieuwbouwlocatie conform het ruimtelijk inrichtingsplan wordt ingericht en beheerd.
Naast de bestemming 'Wonen' gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' (Artikel 5), 'Waarde - Archeologie 4' (Artikel 6) en 'Waarde - Cultuurhistorie 1' Artikel 7). Deze dubbelbestemmingen zijn gericht op het behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden en bevatten ondermeer regels voor grondroerende werkzaamheden (zie ook 4.9).
Algemene regels
In hoofdstuk 3 van de regels zijn de algemene regels opgenomen. Deze worden hieronder kort toegelicht.
ANTI-DUBBELTELREGEL
Het doel van de anti-dubbeltelregel (Artikel 8) is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.
ALGEMENE BOUWREGELS
De algemene bouwregels (Artikel 9) bevatten regels voor kleinschalige vormen van verblijfsrecreatie.
ALGEMENE GEBRUIKSREGELS
In de algemene gebruiksregels (Artikel 10) is aangegeven welke specifieke vormen van gebruik in elk geval strijdig is met de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Wonen'.
ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS
In de algemene afwijkingsregels (Artikel 11) is een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking mag geen automatisme zijn en moet zorgvuldig afgewogen en gemotiveerd worden.
OVERIGE REGELS
In de overige regels (Artikel 12) zijn de gemeentelijke parkeernormen opgenomen (zie ook 3.2).
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen (in Artikel 13 en Artikel 14).
Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.
Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.
In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van een ruimtelijk plan of besluit plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Het planvoornemen valt niet onder categorie D 16.1 van het Besluit m.e.r.: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' (zie 2.1.2). De drempelwaarde voor woningbouw (2000 woningen of 100 ha) wordt evenmin gehaald. Er wordt één woning vervangen. Voor activiteiten die beneden de drempelwaarde van bijlage D blijven, bestaat de verplichting om een zogeheten 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' te doorlopen. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling betekent dat er géén MER wordt opgesteld, tenzij er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Deze 'belangrijke nadelige gevolgen' moeten worden beoordeeld op basis van het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling (85/337/EEG en latere wijzigingen). Bijlage III noemt de volgende drie hoofdthema's:
De kenmerken en plaats van de activiteiten zijn in de voorgaande hoofdstukken aan bod geweest (zie met name Hoofdstuk 3). In het onderhavige hoofdstuk zijn de kenmerken van het potentiële effect beschreven. Hieruit volgt dat er voor de relevante omgevingsaspecten geen negatieve effecten te verwachten zijn. Er is sprake van een aanvaardbaar project.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van wegen die tot een woonerf behoren en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De breedte van een geluidzone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Als een ruimtelijk plan voorziet in nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen de zone van een weg, kan akoestisch onderzoek nodig zijn.
Het plangebied ligt in buitenstedelijk gebied en valt binnen de zone van de N351/Bovenweg en de Bovenweg/parallelweg. Deze wegen hebben een snelheidsregime van 80 km/uur respectievelijk 60 km/uur. Adviesbureau WMA heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen als Bijlage 1. In dit rapport zijn de volgende conclusies opgenomen:
"Uitgaande van de huidige bouwlocatie is uit het onderzoek gebleken dat de geluidsbelasting vanwege de N351 Bovenweg boven de voorkeurswaarde van 48 dB uitkomt. De geluidswaarde blijft beneden de maximale waarde van 58 dB. Redelijkerwijs gesproken is het niet mogelijk om via bron- of afschermende maatregelen de geluidsbelasting op het gebouw te verlagen. Het ligt daardoor in de rede om een hogere waarde geluid vast te stellen. Om het plan mogelijk te maken dient een hogere grenswaarde geluid te worden vastgesteld door de gemeente voor de N351 Bovenweg. Bij het bouwkundig ontwerp van enkele gevels dient rekening te worden gehouden met voldoende geluidsisolatie om een aanvaardbaar binnenklimaat te waarborgen (maximaal 33 dB binnen). Uitgangspunt daarvoor is de cumulatieve geluidsbelasting zonder aftrek [...]. De geluidsbelasting vanwege de parallelweg voldoet aan de voorkeurswaarde van 48 dB."
Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is door het college van burgemeester en wethouders een ontwerpbesluit hogere grenswaarden vastgesteld. De initiatiefnemer houdt bij het op te stellen woningontwerp rekening met voldoende geluidsisolatie, zodat de maximale binnenwaarde van 33 dB niet overschreden wordt.
Indirecte (geluid)hinder is redelijkerwijs uit te sluiten. In 3.2 is aangegeven dat de totale verkeersgeneratie van de woning binnen het plangebied maximaal 9 motorvoertuigbewegingen per etmaal bedraagt. Dit leidt tot een verwaarloosbaar effect op de gevelbelasting van omliggende woningen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
Het dichtstbijzijnde bedrijf is de melkrundveehouderij van de initiatiefnemer aan de Bovenweg 53 te Oldeberkoop. Voor dit bedrijf geldt een grootste richtafstand van 100 m vanwege het aspect 'geur'. De nieuwe woning komt op een afstand van minimaal 85 m van het agrarisch bouwvlak en perceelgrens te liggen. Deze kortere afstand wordt aanvaarbaar geacht. De melkrundveehouderij op nr. 53 is een bedrijf met een relatief beperkte omvang (80 stuks melkvee en 4 stuks jongvee). Een gemiddelde melkrundveehouderij is 30% groter.2 Er zijjn geen uitbreidingsplannen. Verwacht mag worden dat de kortere afstand (van 15 m) voor de nieuwe woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet in de weg staat. Het ontbreken van geurklachten in de omgeving van het bedrijf, waarbij woningen op veel kortere afstand liggen (16-22 m), ondersteunt deze verwachting.
Ook voor de melkrundveehouderij zelf heeft de nieuwe woning geen negatief effect. Voor eventuele uitbreidingsplannen zijn de woningen aan de Bovenweg 51 en 55 te Oldeberkoop maatgevend. Deze woningen liggen op respectievelijk 16 m en 22 m van het agrarisch bouwvlak. De nieuwe wonig perkt de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf dus niet in. Overigens ligt de huidige woning op nr. 49 op 41 m van het agrarisch bouwvlak. In dit opzicht treedt dus een verbetering van de ontwikkelingsmogelijkheden voor het bedrijf op.
De kortere afstand van 85 m past tenslotte binnen de Verordening geurhinder en veehouderij Ooststellingwerf (2010), die uitgaat van een minimale afstand van 50 m tussen agrarische bedrijven en woningen binnen het buitengebied.
Nederland heeft de Europese regels met betrekking tot luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Het planvoornemen leidt, zoals gezegd in 4.2, tot een beperkte verkeersaantrekkende werking. Het gaat om een toename van maximaal 9 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Op grond van de Wet milieubeheer draagt het project daarmee 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit blijkt uit de doorlopen NIBM-toets, waarvan het resultaat is weergegeven in afbeelding 4.1. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Afbeelding 4.1 NIBM-berekening (bron: infomil.nl)
Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen hieronder. Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan één op de miljoen. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Bij de berekening van het GR spelen twee factoren mee:
Het plangebied ligt buiten de invloedzones van bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, van overige gevaarlijke inrichtingen en van aardgastransportleidingen. Zie afbeelding 4.2. De ligging van het plangebied is globaal aangeduid met een blauwe cirkel. De rode lijn geeft aan dat de N351/Bovenweg is aangewezen als transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor deze transportroute geldt geen plaatsgebonden risico. Aangezien de nieuwe woning een bestaande woning vervangt, is er geen sprake van een verhoging van het groepsrico. Een verantwoording op dit punt kan dan ook achterwege blijven. Onderzoek naar externe veiligheid is niet noodzakelijk.
Afbeelding 4.2 Uitsnede Risicokaart (bron: atlasleefomgeving.nl)
De Wet bodembescherming (Wbb) beoogt een effectieve bescherming te bieden voor de kwaliteit van de bodem en het grondwater. Aan de ene kant bevat de wet bepalingen ter regulering van handelingen die een bedreiging vormen voor bodem en grondwater. In de tweede plaats is de wet gericht op de aanpak en sanering (of beheer) van bestaande verontreinigingen. Door bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' te toetsen aan de Wbb, kan voorkomen worden dat de woning gebouwd wordt op verontreinigde grond. De Wbb is de wettelijke grondslag voor enkele besluiten en regelingen. Eén daarvan is het Besluit Bodemkwaliteit.
Het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet de vraag worden beantwoord of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.
Ortageo Noordoost B.V. heeft binnen het bestaande woonperceel en het nieuwe woonperceel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De boorpunten binnen beide locaties zijn weergegeven in afbeelding 4.3a/b. Beide percelen krijgen een andere bestemming. Het bestaande woonperceel gaat van 'Wonen' naar 'Agrarisch' en het nieuwe woonperceel van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Ortageo komt tot de volgende conclusies voor het bestaande woonperceel:
Voor het nieuwe woonperceel worden de volgende conclusies getrokken:
Op grond van het voorgaande is op beide locaties geen nader bodemonderzoek nodig. Zie verder Bijlage 2 voor de details van het verkenend bodemonderzoek.
Afbeelding 4.3a Overzicht boorpunten bestaande woonperceel (bron: Ortageo Noord B.V.)
Afbeelding 4.3b Overzicht boorpunten nieuwe woonperceel (bron: Ortageo Noord B.V.)
Beleid
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het 'Waterbeheerplan 2022-2027'.
Plangebied
De huidige en toekomstige inrichting van het plangebied zijn toegelicht in Hoofdstuk 3. Daaruit blijkt dat dit bestemmingsplan betrekking heeft op vervangende nieuwbouw. Het bebouwd oppervlak neemt daardoor toe met maximaal 225 m2 (375-150 m2). Inclusief terreinverharding bedraagt de totale toename in verhard oppervlak maximaal 300 m2. De drempel voor compensatie van oppervlakteverharding binnen het landelijk gebied (1.500 m2) wordt daarmee niet gehaald.
Er wordt voorzien in waterberging aan de zuid- en oostzijde van het nieuwe woonperceel. Dit gebeurt door een greppel van maximaal 2 m breed (bodembreedte maximaal 1,5 m) en 40 cm diep op de perceelgrens aan te leggen. De greppel wordt via een verhoogde of 'geknepen' uitlaat aangesloten op de schoutsloot langs de Bovenweg. Hierdoor kan versnelde afvoer worden voorkomen, en kan het regenwater infiltreren. De grond die bij de aanleg van de greppel vrijkomt, wordt plaatselijk toegepast. De greppel en schouwsloot blijven in eigendom van de initiatiefnemer, die daarmee ook het beheer ervan op zich neemt.
Bij de aanleg van de greppel wordt voldaan aan artikel 2 lid h sub 1 t/m 4 uit de Ontgrondingenverordening Friesland. De greppel is opgenomen op de situatietekening in Bijlage 3. Bij de ontgronding die hiervoor nodig is, worden de volumes uit artikel 2 niet gehaald.3 De Ontgrondingenwet is daarmee niet van toepassing.
Voor de bouw van de woning wordt uitsluitend gebruik gemaakt van duurzame en niet-uitlogende bouwmaterialen. Dat betekent dat er geen uitspoeling van verontreinigende stoffen naar het grond- of oppervlaktewater plaatsvindt.
Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan geen (negatief) effect heeft op de waterhuishouding.
Watertoetsprocedure
Op 14 januari 2023 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Daaruit volgt dat voor het plan de normale procedure van toepassing is (zie het 'watertoetsdocument' in Bijlage 5).
Quickscan
In het kader van de Wet natuurbescherming is het noodzakelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen te beoordelen in hoeverre er natuurwaarden in het geding zijn. Het plangebied is bezocht door een ecoloog van Alecedo Natuurprojecten en beoordeeld op het voorkomen van natuurwaarden. Daarbij is zowel naar soortbescherming als gebiedsbescherming gekeken. De resultaten van het onderzoek zijn samengevat in het rapport 'Quickscan Flora & Fauna Bovenweg 49 Oldeberkoop' (zie Bijlage 3). De volgende conclusies worden getrokken:
De kerkuilenkast in de oude boerderij was niet meer bewoond en is inmiddels - in overleg met Stichting Kerkuilenwerkgroep Nederland - herplaatst naar een nieuwe en betere plek (zie blz. 20 van de Quickscan). Het gaat om de wagenberging op het agrarisch erf van de initiatiefnemer. Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige natuurwaarden geen belemmering vormen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
De provincie Fryslân adviseert om de nieuwbouw natuurinclusief te maken. Gedacht kan worden aan gevelstenen met openingen die geschikt zijn voor verblijfplaatsen voor vogels en vleermuizen. De initiatiefnemer neemt dit advies over en laat dit uitwerken door de betrokken architect en/of bouwkundig tekenaar.
Stikstof
Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. Onderdeel van deze wet is de vrijstelling voor bouw-, sloop- en eenmalige aanlegactiviteiten, de zogeheten 'bouwvrijstelling'. De Raad van State heeft onlangs geoordeeld dat deze bouwvrijstelling niet voldoet aan het Europees natuurbeschermingsrecht (ABRvS, 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3159). Dit betekent dat zowel voor de realisatie- als gebruiksfase de stikstofbelasting verantwoord moet worden.
Realisatiefase
Binnen het plangebied vindt vervangende nieuwbouw plaats. Daarnaast wordt het nieuwe woonperceel bouwrijp gemaakt en ingericht op grond van het ruimtelijk inrichtingsplan uit Bijlage 3. Voor deze sloop- en inrichtingswerkzaamheden worden een kraan, een verreiker en een graafmachine ingezet. Daarnaast is transport nodig voor het aan- en afvoeren van materialen en mobiele werktuigen.
Tijdens de bouwfase worden een mobiele kraan, een verreiker en een betonpomp ingezet. Tenslotte moet rekening gehouden worden met bouwverkeer voor de aanvoer van materialen, mobiele werktuigen en personeel.
Gebruiksfase
Aangezien de nieuwe woning in de plaats komt van een bestaande woning en geen gasaansluiting krijgt, mag aangenomen worden dat in de gebruiksfase sprake is van een afname stikstofuitstoot binnen het plangebied. Voor deze fase hoeft dan ook geen Aeriusberekening te worden opgesteld.
Berekening
Er is een Aeriusberekening voor de realisatiefase opgesteld. Deze is toegevoegd als Bijlage 4. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een stikstofdepositie van > 0,00 mol/ha/jaar binnen Natura 2000-gebieden. Dit betekent dat het aspect 'stikstof' geen rol speelt bij de uitvoering van het bestemmingsplan.
Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Voor het bestaande woonperceel geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Op grond daarvan is archeologisch onderzoek nodig bij bodemingrepen met een oppervlak van meer dan 500 m2 en een ontgravingsdiepte van meer dan 40 cm. Voor de sloop van de aanwezige woning wordt circa 150 m2 aan grond geroerd. Daarmee wordt de drempel voor archeologisch onderzoek dus niet overschreden. Voor het nieuwe woonperceel geldt eveneens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Een smalle strook aan de oostkant valt onder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Binnen deze strook vinden geen bouwactiviteiten plaats. Alleen een klein deel van de nieuwe greppel valt erbinnen (circa 15 m2), maar het te vergaven oppervlak ligt ruim beneden de onderzoeksdrempel (100 m2). Binnen het overige deel van het woonperceel mogen een woning en bijgebouwen met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 375 m2 worden gebouwd. Voor de nieuwe greppel in dit deel geldt dat deze niet dieper dan 40 cm wordt. Dit betekent dat voor het nieuwe woonperceel de drempel voor archeologisch onderzoek evenmin niet gehaald wordt. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) is aangegeven dat voor de perioden 'ijzertijd-middeleeuwen' en 'steentijd-bronstijd' archeologisch onderzoek nodig is bij bodemingrepen van meer dan 5.000 m2. Zoals hierboven reeds is aangegeven, wordt deze drempel voor onderzoek niet overschreden. Dit betekent dat op grond van de FAMKE er eveneens geen archeologisch onderzoek nodig is. Daarnaast geldt ook hier dat toekomstige bodemingrepen binnen het plangebied juridisch gebonden zijn aan de ter plaatse geldende dubbelbestemmingen. Er kan dus niet meer grond vergraven worden dan in deze dubbelbestemmingen is opgenomen. Daarmee worden eventueel aanwezige archeologische waarden in de toekomst afdoende beschermd.
Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit is gebeurd door raadpleging van provinciale en gemeentelijke beleidsnota's (zie Hoofdstuk 2), oude topografische kaarten (zie Hoofdstuk 3) en de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2). Uit de CHK2 blijkt dat het nieuwe woonperceel onderdeel is van een 'boerderijplaats'. Daarnaast is aangegeven dat het plangebied deel uitmaakt van een landschap met 'opstrekkende verkaveling'. Beide waarden worden met het planvoornemen niet aangetast. Zie hiervoor het ruimtelijk inrichtingsplan in Hoofdstuk 3, die uitgaat van een verantwoorde inpassing van bebouwing en erf binnen het landschap. Tenslotte is de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' voor het plangebied opgenomen. Deze zorgt ervoor dat cultuurhistorische waarden beschermd zijn. Geconcludeerd kan worden dat het cultuurhistorisch belang voldoende geborgd is in dit bestemmingsplan.
De kosten voor realisatie van dit planvoornemen komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor eventuele planschadekosten, die daarmee dus 'anderszins verzekerd' zijn. Er zal een planschadeovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer worden afgesloten waarin dit is vastgelegd.
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en artikel 6.18 Besluit omgevingsrecht (Bor) verplichten om bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te voeren met het Rijk, de provincie en het waterschap. Dit overleg heeft voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan plaatsgevonden. Er zijn overlegreacties van de Brandweer Fryslân, het Wetterskip Fryslân en de Provincie Fryslân ontvangen. Brandweer Fryslân geeft aan dat het bestemmingsplan met betrekking tot de onderwerpen externe veiligheid, risico's en brandweerzorg geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Wetterskip Fryslân adviseert de nieuwe greppel via een verhoogde of 'geknepen' uitlaat aan te sluiten op de bestaande sloten. Daarnaast verzoekt het Wetterskip om de schouwsloot aan de noorzijde te benoemen en aan te geven hoe het beheer ervan geregeld is. Aan beide punten is tegemoet gekomen in 4.7. De Provincie Fryslân geeft aan dat het bouwvlak van de bestaande woning wegbestemd moet worden. Dit is reeds gebeurd door de agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden toe te kennen (zie 3.3). Verder is naar aanleiding van de reactie van de provincie nader onderbouwd waarom er geen archeologisch onderzoek nodig is, is de paragraaf over 'cultuurhistorie' aangepast, is het advies overgenomen om de nieuwe woning natuurinclusief te bouwen en is ingegaan op de Ontgrondingenverordening Friesland. De overlegreacties zijn opgenomen als Bijlage 6.
Het ontwerpbestemmingsplan en ontwerpbesluit hogere grenswaarden hebben vanaf 19 juli 2023 tot en met 29 augustus 2023 ter inzage gelegen. Tijdens deze terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend.
Voor de belanghebbenden in de omgeving van het plangebied, was de terinzagelegging niet het eerste contactmoment. Voorafgaand aan de planvorming heeft overleg plaatsgevonden tussen de initiatiefnemer en omwonenden over het planvoornemen en het ruimtelijk inrichtingsplan. De plannen zijn positief ontvangen.