Plan: | Buitengebied 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0070.BPBUITENGEBIED2013-VAS2 |
In paragraaf 5.2 Toelichting bestemmingen zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht en in paragraaf 5.1 Algemene uitgangspunten zijn de algemene uitgangspunten die voor het gehele buitengebied gelden, weergegeven.
Hoofduitgangspunt ten aanzien van wonen is dat deze functie primair in dorpen of bebouwingsconcentraties dient plaats te vinden, conform de provinciale Verordening Romte Fryslân. Mede vanuit landschappelijk oogpunt is een toename van burgerwoningen in het buitengebied niet gewenst. Daarnaast kunnen burgerwoningen een belemmering vormen voor de basisfunctie van het landelijk gebied, te weten de landbouw. Het beleid is dan ook gericht op de bestaande woningen in het buitengebied.
Er zijn verschillende woonbestemmingen voor de bestaande woningen. De verschillen hebben te maken met de type woningen. Per woonbestemming is dit aangegeven.
De woonbestemmingen hebben betrekking op de bestaande woonhuizen met hun aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Bijbehorende tuinen, erven en terreinen zijn ook onder deze bestemming gebracht.
De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een aan-huis-verbonden beroep: een (vrij) beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat gericht is op het verlenen van diensten. Voor de vestiging van een aan-huis-verbonden beroep is in de regels een aantal criteria opgenomen.
Het hobbymatig houden van dieren is toegestaan net zoals andere hobby's uitgevoerd mogen worden.
De hoofdvorm van cultuurhistorisch waardevolle woonhuizen is specifiek aangeduid om het behoud hiervan te beschermen. Als gebouwen ook architectonische waarden hebben dan zijn deze gebouwen aangeduid als karakteristiek om ook deze waarden te beschermen. In paragraaf 4.11 Cultuurhistorie wordt hier nader op ingegaan.
Algemeen
Binnen de bouwregels voor deze bestemming is in ruimtelijke zin onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, dat zijn de woonhuizen, enerzijds en aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen anderzijds. Zo zijn er aan- en uitbouwen en bijgebouwen die ruimtelijk ondergeschikt zijn, maar functioneel deel uitmaken van het hoofdgebouw, zoals een uitbreiding van de woonkamer of een serre. De ondergeschiktheid manifesteert zich in ruimtelijke zin, bijvoorbeeld door een lagere nokhoogte, een terugrooiing, en dergelijke. De oppervlakte van alles wat aan het hoofdgebouw is aangebouwd mag niet groter zijn dan het hoofdgebouw zelf (maximaal 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw). Daarnaast mag de gezamenlijke oppervlakte niet groter zijn dan 50% van het erf. In die gevallen waar nog bouwruimte resteert, zal die bouwruimte vrijstaand van het hoofdgebouw gerealiseerd moeten worden. Door het opnemen van percentages ontstaat er een gedifferentieerde maatvoering. Grotere woonhuizen en percelen krijgen hierdoor meer mogelijkheden. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is dit geen probleem. Hierdoor ontstaat er maatwerk.
Wonen - 1
De woningen in de dorpsclusters zijn bestemd als 'Wonen - 1'. In de bouwregels is aangegeven wat er binnen het bouwvlak gebouwd mag worden (zie artikel 29.2 Bouwregels). Het hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak gerealiseerd worden. Hiermee is de ligging en de oppervlakte van het hoofdgebouw vastgelegd. De goothoogte is maximaal 4 meter en de bouwhoogte 9 meter. Deze bestemming is afgestemd op de woonbestemmingen in de bestemmingsplannen voor de dorpen.
In voorkomende gevallen kunnen bouwplannen niet binnen de gestelde afmetingen passen. Daarom is voor het vergroten van een aantal maatvoeringen en oppervlaktes een afwijkingsbevoegdheid opgenomen (zie artikel 29.3 Afwijken van de bouwregels). Uitgangspunt voor het toepassen van deze afwijkingen is wel dat er geen afbreuk gedaan wordt aan de landschappelijke waarden, eventuele karakteristieke waarden van de bebouwing en dat gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet beperkt mogen worden.
Detailhandel is niet toegestaan bij de woningen in de kleine dorpen en buurtschappen.
Artikel 29.5 Afwijken van de gebruiksregels (tweede takken)
De volgende tweede takken kunnen met een omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt: Theeschenkerij, (Mantel)zorg, Recreatieappartementen, Logies met ontbijt en daarnaast Paardrijbakken. De tweede takken zijn toegelicht in paragraaf 5.46.2 Tweede takken en paardrijbakken in paragraaf 5.46.1 Paardrijbakken. Productiegebonden detailhandel is niet toegestaan.
Artikel 29.7.1 Woningsplitsing
Als de woonhuizen die bestemd zijn als 'Wonen -1' een zodanige omvang hebben dan kunnen ze gesplitst worden. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hieraan zijn wel voorwaarden verbonden. Onder meer moet het hoofdgebouw voor de splitsing minimaal 300 m2 zijn, mogen er niet meer dan 2 woningen worden gerealiseerd en moet de nieuwe woning opgenomen zijn in een door GS geaccordeerd woningbouwprogramma. De nieuwe woning moet passen binnen het volkshuisvestingsbeleid van de gemeente vastgelegd in de 'Regiovisie Volkshuisvesting regiogemeenten Noordwest Friesland'.