direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zeewolde - Nulderpad 5
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.WPNulderpad5-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan het Nulderpad 5 in Zeewolde is het Scouting Landgoed van Scouting Nederland gevestigd. Op dit moment bestaat de scoutinglocatie uit een terrein met kampeeractiviteiten en evenementen voor jeugd en jongeren. Daarnaast kan er op de locatie overnacht worden.

Het is de wens van Scouting Nederland om het landelijk service- en ontmoetingscentrum van Scouting Nederland, dat nu in Leusden is gevestigd, naar het Scouting Landgoed in Zeewolde te verplaatsen.

In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk kan worden gemaakt. Via toepassing van een wijzigingsprocedure kunnen gronden worden gebruikt en gebouwen worden gebouwd voor scoutingactiviteiten in de vorm van onder meer detailhandel in scouting- en outdoorgerelateerde goederen en kantoren.

De gemeente Zeewolde heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid. Dit wijzigingsplan geeft invulling hieraan.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het landelijk gebied van de gemeente Zeewolde, op circa 4 kilometer ten zuiden van Zeewolde en op circa 5,5 kilometer ten noorden van Nijkerk. Het plangebied is kadastraal bekend als Zeewolde, sectie A, nummer 5616. De gronden van Scouting Nederland zijn onderdeel van een groter perceel met Staatsbosbeheer als eigenaar. Het plangebied wordt aan de westkant ontsloten door het Nulderpad. In figuur 1.1 is het gehele kadastrale perceel afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPNulderpad5-ON01_0001.png"

Figuur 1.1: Kadastraal perceel Nulderpad 5 Zeewolde (Bron: Kadastralekaart.com)

Het plangebied is vrijwel volledig omringd door bos. Aan de westkant grenst het plangebied aan agrarische percelen en bevinden zich twee agrarische bedrijven. Aan de oostkant van het plangebied ligt de Nuldernauw. De omgeving van het Scouting Landgoed kenmerkt zich door een open, groene en waterrijke omgeving. In figuur 1.2 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPNulderpad5-ON01_0002.png"

Figuur 1.2: Ligging plangebied met luchtfoto (Bron: Rho Basis Viewer)

1.3 Planologische regeling

Het vigerende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016', dat op 29 september 2016 is vastgesteld en is herzien op 28 juni 2018 en 7 november 2019, door de gemeenteraad van Zeewolde. Het plangebied heeft de enkelbestemming 'Gemengd - Scouting landgoed' met de bijbehorende aanduiding 'specifieke vorm van gemengd -1'. Deze gronden zijn bestemd voor onder andere gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie, opslag, beheer, onderhoud en parkeren.

Verder heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Deze bestemming regelt de bescherming van de archeologische waarden in die zin dat bij ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan maximaal 0,5 meter archeologisch onderzoek nodig is, waarbij wordt aangetoond dat er geen sprake is van aantasting van archeologische waarden. Hier wordt in paragraaf 4.5 verder op ingegaan. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse is weergegeven in figuur 1.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPNulderpad5-ON01_0003.png"

Figuur 1.3: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Binnen de bestemming 'Gemengd- Scouting landgoed' is een (gebiedsgebonden) wijzigingsbevoegdheid (artikel 9.4) opgenomen om de bebouwing in het plangebied te kunnen uitbreiden ten behoeve van activiteiten van Scouting Nederland. Hieraan zijn de volgende voorwaarden gesteld:

  • a. het moet gaan om functies als detailhandel in scouting- en outdoorgerelateerde goederen, bedrijfswoning en kantoor;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag hoogste 3.200 m² zal bedragen;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

In paragraaf 2.4 is het voornemen getoetst aan de geldende wijzigingscriteria.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is onderdeel van het wijzigingsplan voor de realisatie van een service- en ontmoetingscentrum op het Scouting Landgoed van Scouting Nederland. De opbouw van deze toelichting is als volgt:

  • na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de gewenste situatie beschreven;
  • in hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau behandeld;
  • een toetsing van het project aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten is in hoofdstuk 4 opgenomen;
  • hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het wijzigingsplan;
  • tot slot behandelt hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het voorgenomen plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op het perceel aan het Nulderpad 5 ten zuiden van de dorpskern Zeewolde. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Zeewolde en is onderdeel van het natuurgebied het Horsterwold aan de oevers van het Nuldernauw. De omgeving bestaat voornamelijk uit bos en open landschap in de vorm van agrarische percelen en water. Het plangebied ligt nabij het Natura-2000 gebied Veluwerandmeren.

Op dit moment zijn de gronden bestemd als Scouting Landgoed en in gebruik door Scouting Nederland. Op het terrein worden zomer- en weekendkampen georganiseerd. Daarnaast gebruikt Scouting Nederland het terrein voor haar landelijke activiteiten. Ook worden er trainingen gegeven aan vrijwilligers. In het plangebied staan enkele gebouwen ten behoeve van bovenstaande activiteiten. In figuur 2.1 is het plangebied (rode kader) in relatie met de omgeving afgebeeld. In figuur 2.2 wordt een foto van het huidige terrein weergegeven. Hierin is goed te zien dat de gronden worden gebruikt als parkeerterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPNulderpad5-ON01_0004.png"

Figuur 2.1: Ligging plangebied ten opzichte van de omgeving (Bron: Rho Basis Viewer)

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPNulderpad5-ON01_0005.png"

figuur 2.2 Aanzicht huidige situatie

2.2 Voorgenomen ontwikkeling

De Vereniging Scouting Nederland wordt ondersteund door beroepskrachten die werkzaam zijn op het landelijk service- en ontmoetingscentrum in Leusden. De beroepskrachten zorgen samen met de landelijke projectteams, dat de besluiten van het landelijk bestuur en de landelijke raad gerealiseerd worden. Scoutinggroepen, -regio's en leden kunnen terecht bij het landelijk servicecentrum met vragen en voor hulp.

Het is wenselijk om het service- en ontmoetingscentrum van Scouting Nederland, dat nu in Leusden is gevestigd, naar het Scouting landgoed in Zeewolde aan de Nulderpad te verplaatsen. Bijbehorende ontvangst- en presentatieruimtes en een (internet)winkel met scouting kleding en producten en bijbehorend magazijn zullen ook onderdeel van het nieuw te realiseren centrum zijn.

Het service- en ontmoetingscentrum zal ruimte gaan bieden voor 35 werknemers. Tijdens werkdagen zullen er rond de 10 tot 15 werknemers aanwezig zijn in het ontmoetingcentrum. Het aantal bezoekers per dag zal ongeveer 10 zijn.

Het centrum zal een oppervlakte hebben van ongeveer 1.500 m² met één bouwlaag. Het Scoutingcentrum wordt verdeeld in een privégedeelte (kantoorruimtes), een gedeelte dat open toegankelijk is (balie, bar, keuken, vergaderruimtes, winkel en expositie) en een gedeelte voor beheer en opslag (magazijn).

Om het uitzicht vanaf en naar het service- en ontmoetingscentrum te verbeteren en het centrum zo goed mogelijk landschappelijk in te passen is er voor een speelse structuur van het gebouw gekozen. Dit wordt gedaan door de twee gedeelten van het gebouw in elkaar te laten springen. Hier wordt in paragraaf 2.3 verder op ingegaan. Parkeren vindt plaats aan de oost en zuidkant van het plangebied.

In figuur 2.3 is de plattegrond van het schetsontwerp weergegeven. De volledige visie is te vinden in bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPNulderpad5-ON01_0006.png"

Figuur 2.3 Schetsontwerp Service- en ontmoetingscentrum Scouting Nederland (Bron: MOST ARCHITECTURE & TOMDAVID)

2.3 Landschappelijke inpassing

De voorgenomen ontwikkeling van het service- en ontmoetingscentrum vindt plaats in het landelijk gebied. Hierom is een goede landschappelijk inpassing van belang.

Voor de locatie en de inpassing van het centrum is eerst een zon studie gedaan. Vervolgens is gekeken naar de verschillende uitzicht punten vanaf het plangebied. Ook is er door middel van de positionering van het centrum een connectie met het bestaande groen gemaakt. Bovenstaande drie elementen: zon, uitzicht en groen hebben vervolgens de indeling van het plangebied bepaald.

Zoals besproken in de vorige paragraaf is er voor gekozen om het centrum te laten inspringen. Dit geeft de mogelijkheid voor een speelse structuur. Daarnaast is er ruimte voor extra groen aan de oostkant van het plangebied door deze verspringing. Bovenstaande keuzes hebben tot onderstaande inpassing van het centrum geleid (figuur 2.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.WPNulderpad5-ON01_0007.png"

Figuur 2.4 Uitgangspunten inpassing Service- en ontmoetingscentrum Scouting Nederland (Bron: MOST ARCHITECTURE & TOMDAVID)

2.4 Planologische inpasbaarheid

Het scoutingterrein is gesitueerd in het bestemmingsplan Buitengebied 2016 en is daarin bestemd voor 'Gemengd – Scouting Landgoed'. Aan het gebied waar het beoogde gebouw gerealiseerd zal worden, is een wijzigingsbevoegdheid toegekend die extra bouw- en gebruiksmogelijkheden mogelijk maakt. Het gaat daarbij om gebouwen die kunnen worden gebruikt voor een kantoor, detailhandel in scouting- en outdoorgerelateerde goederen ('wetgeving zone - wijzigingsgebied 2'). De beoogde kantoorfunctie met opslag- en magazijnruimte ten behoeve van een (online) winkel past daarmee in de mogelijkheden die de wijzigingsbevoegdheid biedt.

Aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn voorts nog een aantal voorwaarden verbonden:

De wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2';

Het plangebied valt binnen de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2'. Er kan daarom gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

De gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 3.200 m² bedragen;

Op dit moment is de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ongeveer 700 m², hetgeen ook is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Het nieuwe service- en ontmoetingscentrum heeft een oppervlakte van ongeveer 1.500 m². De totale oppervlakte aan bebouwing blijft hiermee ruim onder de oppervlaktenorm die in de wijzigingsbevoegdheid wordt gesteld.

Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 gaat nader in op een uitgebreide beoordeling op het woon- en leefklimaat van de omgeving en aangrenzende gronden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden en leefbaarheid van de omliggende gronden.


Conclusie
Geconstateerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan alle daarvoor gehanteerde criteria. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vijf opgaven:

  • 1. De bouw van ongeveer 1 miljoen nieuwe woningen;
  • 2. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 3. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 4. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 5. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld met een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie infrastructuur en Ruimte uit 2012 (SVIR) is geheel opgegaan in de NOVI, behalve enkele onderdelen van bijlange 6, 'Essentiële onderdelen Nota Mobiliteit'. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI. Door de ontwikkeling aan het Nulderpad in Zeewolde wordt invulling gegeven aan de vierde opgave van de NOVI: steden en regio's sterker en leefbaarder maken.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. De toelichting van een ruimtelijk project dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevatten. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Een stedelijke ontwikkeling is gedefinieerd als een ‘ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’. De realisering van een 'kantoorgebouw' ten behoeve van de scouting wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling en moet worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Toetsing behoefte
Op dit moment ligt er een concrete vraag van Scouting Nederland om het service- en ontmoetingscentrum op het huidige scouting terrein aan het Nulderpad in Zeewolde te kunnen realiseren. Er is een concrete behoefte van Scouting Nederland om in het midden van Nederland elkaar te ontmoeten en activiteiten te organiseren voor de leden.

Door middel van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan uit 2016 is al voorgesorteerd op de verwachte behoefte van Scouting Nederland om op termijn de mogelijkheden aan de Nulderpad 5 te kunnen uitbreiden. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van de ontwikkelingen van het Scouting Landgoed.

Samengevat blijkt dat de ontwikkeling van het service- en ontmoetingscentrum van Scouting Nederland aan het Nulderpad past binnen de behoefteraming en is van belang voor de vitaliteit van de vereniging. De behoefte is hiermee voldoende aangetoond.

Toetsing locatie

In het navolgende wordt gemotiveerd waarom de locatie aan de Nulderpad 5 in Zeewolde het meest geschikt is voor het voorgenomen service- en ontmoetingscentrum van Scouting Nederland.

Allereerst is het niet mogelijk om het voorgenomen centrum van ongeveer 1.500 m² met bijbehorende parkeerplaatsen te realiseren in het stedelijk gebied van de gemeente Zeewolde. Er zijn geen open plekken binnen de dorpen die dit toestaan. Er zouden anders groene elementen binnen het stedelijk gebied verdwijnen. Dit is niet wenselijk, omdat er veel waarde wordt gehecht aan het dorpse en ruime karakter van de kern Zeewolde.

Daarom is de huidige locatie van Scouting Nederland, waar op dit moment ook de scouting activiteiten zelf plaatsvinden, de meest geschikte locatie voor het te realiseren centrum. Er wordt door middel van de wijzigingsbevoegdheid ruimte gegeven voor de uitbreiding van de bebouwing.

Conclusie

Door middel van de ladder voor duurzame verstedelijking wordt de zorgvuldige afweging voor het service- en ontmoetingscentrum gemotiveerd. De ontwikkeling past binnen de kaders van het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsprogramma Provincie Flevoland
Op 27 februari 2019 is het omgevingsprogramma Provincie Flevoland vastgesteld. In dit (eerste) Omgevingsprogramma is er voor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

De provincie wil de vitaliteit van het landelijk gebied vergroten en de gebruiksmogelijkheden ervan meer afstemmen op de maatschappelijke behoeften. De activiteiten moeten in principe kleinschalig van karakter zijn. De bebouwingsmogelijkheden dienen hierop te zijn afgestemd. Effecten die milieuhygiënisch, landschappelijk en verkeerskundig (veiligheid en verkeersaantrekkende werking) ongewenst zijn, moeten worden voorkomen. Zo mogen nieuwe functies de landschappelijke en cultuurhistorische kern- en basiskwaliteiten van het gebied niet aantasten. De provincie ziet erop toe dat de mogelijkheden van verstedelijking in het landelijk gebied afdoende gemotiveerd zijn boven het gebruik maken van mogelijkheden in het stedelijk gebied. Zo ziet de provincie ook toe op een goede omgang met de Ladder voor duurzame verstedelijking van het Rijk.

De voorgenomen ontwikkeling van Scouting Nederland aan het Nulderpad 5 is een kleinschalige ontwikkeling en is perceelsgebonden. De gewenste ontwikkeling past bij de behoefte voor sport- en maatschappelijke voorzieningen voor jeugd en jong volwassenen. De behoefte is door middel van de ladder voor duurzame ontwikkeling uitgewerkt. In hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt uitgebreid gemotiveerd dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de omgeving en het leefklimaat.

Daarnaast is de omgeving van Zeewolde een speciaal gebied gebaseerd op de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (RRAAM). De provincie heeft hier een uitzondering gemaakt op het bundelingsbeleid, en ruimte gegeven aan stedelijke ontwikkeling in combinatie met agrarisch gebruik, natuurontwikkeling en recreatieve mogelijkheden. Dit gebied wordt gekenschetst als ‘transitiegebied’.

Omgevingsvisie FlevolandStraks
De Omgevingsvisie FlevolandStraks (vastgesteld door Provinciale Staten op 8 november 2017) geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities er zijn voor de toekomst.

Het vergroten van de bebouwingsmogelijkheden op het terrein van Scouting Nederland is niet in strijd met de omgevingsvisie. De Provincie Flevoland stimuleert particuliere initiatieven en het erkent het belang voor sport- en maatschappelijke voorzieningen voor jongeren in de provincie.

Omgevingsverordening Flevoland
De beleidsregel 'kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied' biedt het kader voor verschillende ontwikkelingen in het landelijk gebied. Het uitbreiden van (bebouwde) scoutingvoorzieningen op het bestaande scoutingterrein in de vorm van een service- en ontmoetingscentrum is niet in strijd met de Omgevingsverordening van de provincie Flevoland.

Conclusie Provinciaal beleid

Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt aangesloten op de Omgevingsvisie en het Omgevingsprogramma van de provincie Flevoland. Daarnaast zorgt de Omgevingsverordening niet voor belemmeringen. Uit het voorgaande blijkt dat de provinciale belangen voldoende zijn geborgd.

3.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie Zeewolde 2040

In de toekomstvisie van de gemeente Zeewolde staat de mening van de inwoners centraal. Er wordt ingegaan op de ontwikkelingen en opgaven in Zeewolde op het gebied van wonen, werken, recreatie, bereikbaarheid en alle andere aspecten die de Zeewoldenaar belangrijk vindt voor de leefomgeving. De vraag die in de toekomstvisie wordt gesteld: 'Hoe staan we nu op de kaart en hoe willen we er straks op staan?'

Een uitgangspunt uit de Toekomstvisie waarmee een link wordt gelegd met de voorgenomen ontwikkeling van Scouting Nederland: 'Er dient voldoende passend aanbod voor jongeren te zijn in de gemeente Zeewolde'. Er is aandacht voor de jeugd. Een voorbeeld hiervan is voldoende sport- en maatschappelijke voorzieningen. De Scouting vereniging is hier een belangrijk onderdeel van.

Ontwerp Omgevingsvisie

De gemeente Zeewolde heeft een concept Omgevingsvisie opgesteld voor het hele grondgebied van de gemeente. De visie bevat het gemeentelijke beleid op hoofdlijnen voor de toekomstige ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in de gemeente Zeewolde. De visie richt zich op mogelijkheden om te wonen, werken, recreëren, ondernemen, maar ook op een gezond en veilig leefklimaat.

De Omgevingsvisie Zeewolde richt zich op 11 speerpunten. Passend bij de voorgenomen ontwikkeling is het speerpunt: 'stimuleren en faciliteren van ontmoeting, sociale samenhang en fysieke, mentale, sociaal emotionele, en creatieve ontwikkeling van kinderen en jongeren'. Hierbij is het van belang dat de pleinen en sportterreinen worden ingezet voor de fysieke, mentale, sociaal emotionele, en creatieve ontwikkeling van kinderen, maar ook voor ontmoeting en vergroting van de onderlinge contacten. De gemeente erkent dat door sport zowel de gezondheid als de sociale verbondenheid verbeterd.

Het te realiseren service- en ontmoetingscentrum aan het Nulderpad 5 geeft invulling aan bovenstaand speerpunt. Het centrum geeft de mogelijkheid voor ontmoeting, sociale interactie en brengt kinderen en jongeren in aanraking met elkaar en de Scouting Vereniging. Scouting Nederland en de voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de sportvoorzieningen en het contact tussen jongeren in de gemeente Zeewolde.

Nota 'Een leven lang bewegen in Zeewolde'

Sport draagt bij aan het realiseren van doelstellingen in andere domeinen, zoals gezondheid, leefbaarheid, economie, educatie en het sociale domein. In Zeewolde zijn alle sportaanbieders ondernemend en maatschappelijk actief, de buurtsportcoaches nemen een sleutelpositie in bij de ontwikkeling van aanbod en het verbinden van partijen en er is aanbod voor iedereen die wil sporten, bewegen of aan een actieve en gezonde leefstijl wil werken. Sportverenigingen zijn zich bewust van de rol die zij daarin kunnen spelen en de invloed die ze kunnen hebben. In de Nota 'Een leven lang bewegen in Zeewolde' wordt aandacht besteed aan fysieke als mentale fitheid en staat ontmoeten en meedoen centraal.

Door middel van de Nota 'Een leven lang bewegen in Zeewolde' zet de gemeente zich in om kansen te creëren voor sport en bewegen, zodat iedereen kan sporten of bewegen, op een eigen niveau met een eigen doel. Dat doen de gemeente samen met verenigingen, maatschappelijke partners en inwoners.

De gemeente erkent dat sport en bewegen steeds meer een centrale plaats krijgt binnen de samenleving. Sport en bewegen is in haar diversiteit en verscheidenheid nog steeds een groeiende sector in het sociaal, maatschappelijk, gezondheid- en economisch domein. Er is geen enkele discussie of sport maatschappelijke waarde heeft. Onderzoek laat steeds weer zien dat sport de potentie heeft bij te dragen aan tal van maatschappelijke

thema's, zoals gezondheid, integratie, sociale cohesie, lokale trots en het tegengaan van overgewicht. Het is daarom belangrijk om sportverenigingen met een belangrijke sociale factor, zoals Scouting Nederland te ondersteunen en waar mogelijk te faciliteren.

Conclusie gemeentelijk beleid

Uit het beleid van de gemeente Zeewolde komt duidelijke naar voren dat er behoefte is naar voldoende sport- en maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast vindt de gemeente Zeewolde het aanbod van sport en mogelijkheden voor sociale interactie onder jongeren erg belangrijk. Door middel van het service- ontmoetingscentrum van Scouting Nederland wordt hier invulling aan gegeven. De voorgenomen ontwikkeling is passend binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven of andere activiteiten in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Deze rangschikking is gekoppeld aan richtafstanden. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstand wordt bepaald door de grootste afstand van deze aspecten. In het geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Zeewolde. Er is daarom sprake van een rustig gebied. De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een service- en ontmoetingscentrum op het terrein van Scouting Nederland.
Het service- en ontmoetingscentrum wordt niet aangemerkt als een gevoelige functie. Het centrum is zelf een milieuhinderlijke functie en kan mogelijk hinder veroorzaken aan omliggende woningen. Een scouting terrein met ontmoetingscentrum staat niet in de richtafstandenlijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Er wordt daarom aangesloten bij de richtafstanden van kampeerterreinen en vakantiecentra met een richtafstand van 50 meter. Rondom het plangebied zijn enkele woningen aanwezig. Deze woningen, inclusief percelen, liggen allemaal buiten de richtafstand van 50 meter. Er is sprake van een afstand van ongeveer 200 meter. Daarom is geen onderzoek noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.2 Verkeer en parkeren

Op het gebied van verkeer en mobiliteit bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de ontwikkelingen op het Scouting Landgoed mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid.

Voor het gehele scoutingterrein is in 2013 een bestemmingsplan vastgesteld. In dit bestemmingsplan, genaamd 'bestemmingsplan Scouting landgoed Zeewolde', is een m.e.r.-beoordeling opgenomen waarin onder andere uitgebreid wordt ingegaan op het aspect verkeer. Het huidige voornemen is een verdere uitwerking van de ontwikkeling zoals die in 2013 werd beoogd. Daarnaast is de omgeving van het gebied niet veranderd. Hoewel het rapport verouderd is, kan dit rapport nog steeds worden gebruikt, omdat de situatie en het voornemen niet zijn gewijzigd.

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte wordt gebruik gemaakt van het Parkeerbeleidsplan Zeewolde d.d. 7 februari 2012 van de gemeente Zeewolde. In dit beleid wordt beschreven dat voor het bepalen parkeernorm gebruik moeten worden gemaakt van de meest recente publicatie van het CROW (publicatie 381).

Verkeersontsluiting

In de m.e.r-beoordeling van 2013 zijn de verkeersaspecten onderzocht. De relevante pagina's van deze m.e.r beoordeling zijn opgenomen in bijlage 2.

Het plangebied is in de huidige situatie via de Erkermederweg en het Nulderpad te bereiken. De Erkermederweg gaat in westelijke richting over in de Slingerweg (N704) en sluit aan op de Nijkerkerweg (N301). De N301 verbindt in zuidelijke richting naar de A28 (Utrecht-Groningen). In noordelijke richting wordt via de N301 en de N305 ontsloten naar de A27 (Breda-Almere). Het Nulderpad ontsluit naar de provinciale weg Spiekweg (N705). Uit het rapport blijkt dat de ontsluiting van het plangebied voor het gemotoriseerd verkeer goed is. Alleen de smalle rijbaan van het Nulderpad en Erkermederweg ter hoogte van het Scouting Landgoed is een aandachtspunt.


Voor de verkeersintensiteit is in het rapport onderscheidt gemaakt in reguliere activiteiten (inclusief kleinschalige evenementen) en verkeersintensiteit bij grootschalige evenementen. De maximale verkeersintensiteiten zijn afgezet tegen de capaciteit van de betreffende wegen.

Conclusie reguliere activiteiten (inclusief kleinschalige evenementen)

Op basis hiervan is een beoordeling gemaakt voor de verkeersafwikkeling. Hieruit blijkt dat de omliggende wegen voldoende capaciteit hebben om het verkeer van de reguliere activiteiten (inclusief kleinschalige evenementen)af te wikkelen.

In aanvulling op de conclusies van 2013 kan vastgesteld worden dat mede door corona het aantal verkeersbewegingen van de reguliere activiteiten lager zijn dan in 2013 voorzien. In de plannen van 2013 is uitgegaan van een volledige bezetting met 46 fte's in het hoofdkantoor en de bijbehorende verkeersbewegingen. Het uitgangspunt voor het ontwerp voor het Ontmoetingscentrum is een 50% bezetting van de 36 fte's van het hoofdkantoor. De ontwikkelingen van hybride- en thuis werken zijn destijds niet voorzien en hebben een substantieel reducerende werking op het aantal verkeersbewegingen voor het gebruik van het Ontmoetingscentrum (hoofdkantoor). 

Conclusie verkeersafwikkeling bij grootschalige evenementen

Tijdens grootschalige evenementen (maximaal 1x per jaar) is de verkeersdruk het grootst op de bezoekersdag (circa 9.000 mvt/etm). Op de dagen dat de deelnemers aankomen en vertrekken is de verkeersdruk ongeveer de helft. Alleen op de bezoekersdag (1 dag per jaar) benadert de verkeersintensiteit op de Nijkerkerweg (N301) tussen de A28 en de Spiekweg de maximale capaciteit.

Met een goede (tijdelijke/dynamische) bewegwijzering kan deze rotonde zodanig worden ontlast, dat de verkeersafwikkeling gewaarborgd blijft. Zo kan het verkeer in/uit de verschillende windrichtingen zoveel mogelijk worden gescheiden.

Parkeren

Het streven is om de impact van geparkeerde auto’s op het straatbeeld te minimaliseren door zoveel mogelijk nabij het service- en ontmoetingscentrum te parkeren. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is gebruik gemaakt van de kencijfers van het CROW . Voor het service- en ontmoetingscentrum wordt rekening gehouden met 1.500 m². Er is een parkeerberekening uitgevoerd van de oude en nieuwe situatie. Deze parkeerberekening is te vinden in bijlage 3.

Uit de parkeerberekening blijkt dat er op dit moment 74 parkeerplaatsen nodig zijn. Daarnaast moet er nog rekening worden gehouden met de mogelijkheid om de scouting leden te brengen en te halen. Door de realisatie van het service- en ontmoetingscentrum zijn er 22 parkeerplaatsen extra nodig.

Met de realisatie van het ontmoetingscentrum worden de paarkvoorzieningen opnieuw ingericht, waarbij in totaal 122 parkeerplaatsen aanwezig zullen zijn. Naast de 96 noodzakelijke plekken is er ook rekening gehouden met de mogelijkheid om de scouting leden te brengen en te halen (26 plekken).

Het volume dat valt onder het Landgoed wordt gecombineerd met die van het kantoor van Scouting Nederland. Door de nieuwe indeling zal het ruimtebeslag voor parkeren niet groter worden. Het gezamenlijk gebruik van de parkeerruimte levert een ruimtevoordeel op.

Aan de oost- en zuidkant van het plangebied worden meerdere parkeerplekken gerealiseerd. Op deze manier wordt er voor parkeren rekeningen gehouden met personeel, brengen en halen van kinderen en de mogelijkheid om op de fiets te komen en deze te stallen. Op het voorterrein is rekening gehouden met laden en lossen en het uit laten stappen van deelnemers aan activiteiten uit bijvoorbeeld bussen. De grote evenementen worden in dit plan buiten beschouwing gelaten, gezien voor deze situaties maatwerkoplossingen worden gerealiseerd. Daarnaast dient vermeld te worden dat voor het gebruik van de kampeervelden en het nieuwe kantoorgebouw nagenoeg geen gelijktijdigheid plaatsvindt. 

Grootschalige evenementen

Voor grootschalige evenementen zal extra parkeerruimte aanwezig zijn om de parkeerbehoefte op te vangen. Per grootschalig evenement wordt apart bekeken welke locaties er gebruikt worden om de parkeerbehoefte op te vangen. Gedacht kan daarbij worden aan de agrarische percelen in de nabijheid van het Scoutinglandgoed, parkeren Erkemederstrand, strand Nulderstrand, strand Horst (RGV) en Hart van Holland in Nijkerk. Er zijn voldoende (combinaties van) mogelijkheden aanwezig om te voorzien in de parkeerbehoefte bij grootschalige evenementen. In overleg met de eigenaren van de gronden wordt te zijner tijd afgestemd om gebruik te maken van de gronden.

Vanaf de parkeerplekken die verder liggen dan een acceptabele loopafstand zullen pendelbussen en wellicht ook pontjes worden ingezet om deelnemers naar het Scoutinglandgoed te brengen. Daarbij zullen de deelnemers met pendelbussen naar het Erkermederstrand worden gebracht van waaruit het Scoutinglandgoed te voet te bereiken is.

Conclusie van de mer-beoordeling

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan de conclusie worden getrokken dat het aspect verkeer de uitvoering van het plan niet in de weg staat. De bereikbaarheid van het Scoutinglandgoed en de omgeving voor het gemotoriseerd verkeer is voldoende gewaarborgd tijdens zowel reguliere activiteiten als grootschalige evenementen. Alleen op twee wegvakken op de N301 (Nijkerkerweg wegvak grens03-Slingerweg en het wegvak Spiekweg-Slingerweg) worden de grenzen van de capaciteit tijdens grootschalige evenementen bereikt. Dit is een aandachtspunt, maar acceptabel, gezien het feit dat het slechts 1x per jaar optreedt. Het Nulderpad en de Erkermederweg worden verbreed om tijdens grootschalige evenementen te zorgen voor een afdoende verkeersafwikkeling. Om de verkeersafwikkeling tijdens grootschalige evenementen te waarborgen, worden deelnemers overigens middels bloktijden gespreid toegelaten tot het terrein. De bereikbaarheid voor het langzaam verkeer, verkeersveiligheid en parkeren zijn eveneens voldoende gewaarborgd.

Conclusie verkeer en parkeren

Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor een nieuwe ontwikkeling. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de planologische procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Met de ontwikkeling van het service- en ontmoetingscentrum wordt een bodemgevoelige inrichting ontwikkeld. Er moet daarom worden aangetoond dat de bodem ter plaatse voldoende kwaliteit heeft om de voorgenomen functie op uit te oefenen.

Om eventuele belemmeringen in te schatten is het bodemloket geraadpleegd. Bij het bodemloket is geen informatie over deze locatie beschikbaar met betrekking tot bodemonderzoek en/of sanering.

Gedurende de geschiedenis is het plangebied altijd in gebruik geweest als grasland.

Daarnaast maakt de huidige bestemming het gebruik als Scouting Landgoed al mogelijk. Met onderhavig plan wordt hier geen nieuwe (bodem)gevoelige functie mogelijk gemaakt. De verwachting is daarom dat de bodem voor de voorgenomen ontwikkeling voldoende kwaliteit heeft. Tijdens de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt een bodemonderzoek aangeleverd.

Conclusie

Er zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Ecologie

Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.
4.4.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebied

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreffen het Arkemheen, de Veluwe en de Veluwerandmeren. Van deze Natura 2000-gebieden betreft de Veluwe het enige stikstofgevoelige Natura 2000-gebied.

Ondanks dat de voorgenomen locatie voor het service- en ontmoetingscentrum van Scouting Nederland buiten de grenzen van de Natura 2000- gebieden ligt, kan de ontwikkeling van de locatie leiden tot een toename van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden in de omgeving. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet beoordeeld worden of het plan leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden. Er is daarom een AERIUS berekening uitgevoerd om te bepalen of stikstofdepositie een knelpunt vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Wettelijk kader

Per 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking getreden. De Wsn en de Bsn regelen een vrijstelling voor de vergunningsplicht van artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Op 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) is in de zaak van Porthos een uitspraak gedaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak over deze partiële bouwvrijstelling. Uit deze uitspraak blijkt dat art. 2.9a van de Wnb en art. 2.5 Bnb in strijd is met art. 6 van de Habitatrichtlijn uit de Wet natuurbescherming.

Er wordt daarom teruggegaan naar de situatie vóór 1 juli 2021 waarbij ook de aanlegfase van bouwprojecten moet worden doorgerekend voor stikstofdepositie om significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden te kunnen uitsluiten.

Stikstofberekening

De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat waarin wordt geconstateerd dat er geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn met een overschrijding van een projectbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. De aanleg- en exploitatiefase zijn worst-case in de berekening meegenomen. Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig. De memo van deze stikstofberekening en de berekeningen voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase zijn in bijlage 6 opgenomen.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied ligt niet binnen het concreet begrensde NNN. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking heeft, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van enige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

4.4.2 Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

Toetsing

Zoals beschreven en weergeven in paragraaf 2.1, worden de gronden in de huidige situatie gebruikt als parkeerterrein. Dat op deze gronden beschermde soorten voorkomen is niet aannemelijk. Rondom het gebied zijn wel grote groenstructuren aanwezig. Onderhavige ontwikkeling voorziet niet in het kappen van bomen, het dempen van sloten en/of het slopen van gebouwen. De bestaande bomen, sloten en bebouwing blijven gehandhaafd. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wnb wordt daardoor uitgesloten. Wel zouden er aandachtspunten naar voren kunnen komen tijdens de aanlegfase. Een voorbeeld hiervan is rekening houden met de verlichting tijdens het bouwen wegens vleermuizen of tijdens het broedseizoen.

Conclusie

De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten.

4.5 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Toetsing

De gemeente Zeewolde beschikt over een eigen archeologische beleidskaart waarop het archeologische beleid is weergegeven. Het beleid is in 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Op de archeologische beleidskaart valt het plangebied binnen een zone waar bij ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 0,5 m -mv een archeologisch onderzoek wordt geadviseerd.

Het archeologische beleid van de beleidskaart is verankerd in het bestemmingsplan Buitengebied 2016, 2e herziening 2019 (vastgesteld 7-11-2019). Ook hierop geldt voor het plangebied een vrijstellingsgrens van 500 m² óf een funderingsdiepte dieper dan 0,5 m.

Wegens een eerdere ontwikkeling in het plangebied is in 2020 door Buro De Burg een archeologische quickscan uitgevoerd (bijlage 8).

Archeologische Quickscan

Volgens het onderzoek van Buro De Burg is in 2014 is door ArcheoPro een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek – boringen (verkennende fase) uitgevoerd op het terrein van Scoutinglandgoed Zeewolde. De boringen zijn ca. 400 meter ten noordoosten van het plangebied uitgevoerd. In totaal zijn 12 boringen gedaan.

Begin 2020 is door de AWN-afdeling Flevoland een archeologische begeleiding uitgevoerd van de aanleg van natuurvriendelijke oever nabij de Spiekweg (N705) in Zeewolde. Tijdens het onderzoek, dat over enkele kilometers is uitgevoerd, is ter hoogte van het Nulderpad over slechts 20-25 m een intacte top van het dekzand aangetroffen.

In het huidige plangebied zijn dezelfde geologische en bodemkundige afzettingen aanwezig als in het plangebied dat in 2014 en 2020 is onderzocht. Op basis van de bevindingen van de eerdere archeologische onderzoeken kan dus zonder meer worden aangenomen dat in het plangebied in principe ook een middelhoge verwachting geldt voor het Laat-Paleolithicum en een hoge verwachting voor de perioden Neolithicum en Mesolithicum.

De hoge verwachting is in het naastgelegen plangebied naar beneden bijgesteld o.b.v. het verkennende booronderzoek. Hieruit is gebleken dat de kansrijke laag dekzand geheel is verspoeld. Dergelijke grootschalige verspoelingen zijn het gevolg van grote natuurlijke fenomenen als overstromingen. Dit wordt ook duidelijk uit de resultaten van het onderzoek langs de Spiekweg, waarbij de top van het dekzand over enkele kilometers was verspoeld. Enkel bij de kruising van het Nulderpad met de Spieweg, in een lager gelegen deel van het landschap, is een deels intacte podzol aangetroffen. Hier zijn echter geen vondsten gedaan. Raadpleging van het AHN maakt duidelijk dat de locatie Nulderpad 5 hoger is gelegen dan beide andere onderzochte locaties (Spiekweg en booronderzoek 2014). De kans is daarom zeer groot dat ook hier het dekzand is verspoeld.

Op basis van de nabij uitgevoerde onderzoeken en de RIJP-boringen kan worden geconcludeerd dat de kans op het aantreffen van vindplaatsen uit de prehistorie binnen het plangebied Nulderpad 5 zeer klein is. Op basis van bovenstaande bevindingen is de voorgenomen ingreep vrijgegeven voor wat betreft het aspect archeologie.

Op basis van artikel 31.5 uit het geldende bestemmingsplan is het mogelijk, indien uit onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden, de Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.

Aangezien uit de uitgevoerde onderzoeken en de RIJP-boringen kan worden geconcludeerd dat de kans op het aantreffen van vindplaatsen uit zeer klein is, wordt met dit plan gebruik gemaakt van deze bevoegdheid en de Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' niet overgenomen.

Conclusie

Het aspect archeologie is voor de voorgenomen ontwikkeling voldoende onderzocht. Er zijn geen belemmeringen voor uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing
De voorgenomen ontwikkeling aan het Nulderpad 5 in Zeewolde heeft geen invloed op het aspect cultuurhistorie, omdat er geen sprake is van cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er geen nader onderzoek benodigd is en er geen sprake is van onaanvaardbare negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden van de omgeving rondom het plangebied.

4.7 Water

Toetsingskader

Kaderrichtlijn water

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (verbinding, infiltratie en kwelgebieden). Door inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag, rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling werd noodzakelijk 26/132 geacht. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd: vasthouden, bergen en afvoeren; schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Waterwet

De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze Waterwet bestaat uit een achttal wetten die zijn samengevoegd tot één wet. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De voornaamste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name het ruimtelijke domein.

Op grond van o.m. de Waterwet is voor gemeenten, naast het inzamelen en transporteren van vrijkomend stedelijk afvalwater een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater. In zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, vindt deze gescheiden van de afvoer van het stedelijk afvalwater plaats. Het 'gebiedseigen water' wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentie-stroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Tot slot heeft de gemeente een watertaak waterhuishoudkundige maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming(en) zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken). De waterschapsverordening vervangt de Keur bij inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Nationaal Water Programma

Het Nationaal Water Programma bestaat uit het landelijke en regionale waterbeleid, vastgesteld op basis van de Waterwet en de Wet Ruimtelijke Ordening. In het plan zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en -beheer beschreven voor de periode 2022-2027. Het programma richt zich op schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Het programma geeft invulling aan de Europese richtlijnen waaronder de KRW, Richtlijn overstromingsrisico's, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de EU-richtlijn Marine Spatial Planning. Het programma geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.

Watervisie en Waterbeheerprogramma Waterschap Zuiderzeeland

De Watervisie verbindt waterthema's en maatschappelijke opgaven. Voor een gezonde en duurzame ontwikkeling van het gebied is het nodig om het natuurlijke systeem (bodem en water) en de ruimtelijke en economische ontwikkelingen met elkaar te verbinden in een gezamenlijke aanpak. Niet met maakbaarheid als vertrekpunt, maar toekomstbestendigheid.

Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 bevat de strategische en tactische doelen voor de komende planperiode en beschrijft op hoofdlijnen welke maatregelen het waterschap neemt om deze doelen te behalen. Het beheergebied wordt waterrobuust en klimaatbestendig ingericht. Investeringen in het watersysteem zorgt dat er ook in de toekomst voldoende water is bij langdurige droogte én voldoende bescherming bij hoogwater.

Watertoets en waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijn de waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder wordt meegenomen in de uitwerking van het plan.

Op basis van inhoudelijke beoordeling van de ontwikkeling is de normale procedure van toepassing voor de watertoets. Deze procedure is gericht op ruimtelijke plannen met relatief vergaande consequenties voor de waterhuishouding. In deze paragraaf zijn de belangrijkste resultaten van de digitale watertoets samengevat. De volledige inhoud van de watertoets is te vinden in bijlage 5.

Thema voldoende water

Streefbeeld goed functionerend watersysteem

Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) gewenste grond- en oppervlaktewaterwaterregime (GGOR) mogelijk. Waterschap Zuiderzeeland streeft er naar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties. Het waterschap streeft naar een robuust en klimaatbestendig watersysteem met grote peilvakken. Versnippering van het watersysteem is een ongewenste situatie. Nieuwe ontwikkelingen sluiten aan op bestaande peilvakken en de inrichting wordt afgestemd op de functie van het water. In nieuwe watersystemen wordt gestreefd naar aaneengesloten waterelementen met een minimum aantal duikers en/of andere kunstwerken en zonder doodlopende einden. Het watersysteem wordt dusdanig ingericht dat het goed controleerbaar en beheersbaar is.

Het voorliggende project voorziet niet een een verandering van het bestaande watersysteem.

Uitgangspunten wateroverlast

Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.

Het waterschap streeft daarbij naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

De beleidsregel 'Compensatie toename verhard oppervlak en versnelde afvoer' is begin 2013 door het waterschap vastgesteld. Vanaf het moment van vaststelling van de beleidsregel is de situatie van het beheergebied op dat moment het referentiekader geworden, oftewel de nulsituatie. De compensatieplicht geldt zodanig voor de netto toename van het verhard oppervlak voor een bouwvlak sinds begin 2013. Op basis van de voornoemde beleidsregel dient het totale oppervlak aan nieuwe (half) verharding gecompenseerd te worden met open water.

Situatie plangebied

Huidige situatie

Voor de omgevingsvergunning voor Scouting Nederland is in 2014 een waterhuishoudkundig plan opgesteld (bijlage 7).

In totaal is in deze omgevingsvergunning een oppervlakte van 17.935 m² aan wegen (incl. verbreding van het fietspad) opgenomen. Daarnaast kon maximaal 11.800 m² verhard worden door plaatsing van bebouwing met bijbehorende voorzieningen. In totaal komt dit op een (potentieel) oppervlakte met (half) verharding van 29.735 m² dat door middel van de omgevingsvergunning in 2014 mogelijk is gemaakt. Daar tegenover is een oppervlakte van 45.842 m² gerealiseerd aan nieuwe waterpartijen.

De uitgevoerde maatregelen zijn conform de MER en het waterhuishoudkundig plan. Deze uitgevoerde maatregelen zijn op locatie door bevoegd gezag gecontroleerd na realisatie. Afmetingen en diepte van de waterpartijen zijn gecontroleerd en gepeild. In afwijking van het waterhuishoudkundig plan, waarin vermeld staat dat de vijvers niet onderling zijn verbonden, zijn de vijvers wel verbonden met een buis van 250 mm diameter ten behoeve van het voorkomen van blauwalg. Deze buis zorgt dat bij windstuwing voor stroming van het water in de waterpartijen.

Uitgangspunten nieuwe ontwikkeling

Voor de voorgenomen ontwikkeling zal 6.662 m² verharding op het terrein worden aangelegd (inclusief de wegen). Daarnaast wordt er 3.749 m² aan half open waterdoorlatende verharding aangelegd ten behoeve van parkeren en festival momenten gerealiseerd. In de omgevingsvergunning uit 2014 en het waterhuishoudkundig plan is rekening gehouden met een verharding van 6800 m² in het plangebied. Er is dus sprake van een extra toename van 3.611 m². Naar aanleiding van de voorgenomen ontwikkeling zal de verharding op Scouting Landgoed Nederland bestaan uit 33.346 m². Zoals aangegeven in het waterhuishoudig plan is er 45.842 m² aan oppervlakte water als compensatie voor de verharding gerealiseerd. Er is sprake van een grotere compensatie ten opzichte van de gerealiseerde verhardingen. Met de realisatie van de hoeveelheid oppervlaktewater wordt binnen het huidige ontwerp meer dan voldoende gecompenseerd.

Extra compensatie is niet noodzakelijk voor dit plan.

Thema schoon water

Het waterschap streeft naar goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied. Daarbij wordt bij de inrichting van het watersysteem gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Bij

de dimensionering van het watersysteem wordt rekening gehouden met de te verwachten waterkwaliteit.

Verder moet sprake zijn van een goede oppervlaktewaterkwaliteit in die zin dat het grond- en oppervlaktewater leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden biedt voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied.

In het ontwerp van het watersysteem moet daarom worden uitgegaan van het principe 'schoon houden, scheiden, zuiveren' en moeten verontreinigingen worden voorkomen of aangepakt bij de bron. Er moet daarom goed worden omgegaan met afvalwater.

Conform de Waterwet (Ww) is het verboden om zonder vergunning afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in welke vorm dan ook te brengen in oppervlaktewateren. Schoon regenwater mag zonder waterstaatswerk direct geloosd worden op oppervlaktewater. Indien hiervoor een voorziening zoals een drain of buis wordt aangebracht is hiervoor een vergunning nodig.

Situatie plangebied

Het plangebied is (gedeeltelijk) gelegen in een gebied met kwel van matige tot slechte kwaliteit. Voor dit thema speelt de hoeveelheid huishoudelijk afvalwater en waar dat naar toe gaat (goed omgaan met afvalwater) een belangrijke rol. Daarnaast is voor dit thema van belang dat het duidelijk is of er uitlogende bouwmaterialen gebruikt worden (goede oppervlaktewaterkwaliteit). Ook moet worden aangegeven waar het hemelwater afkomstig van verhard oppervlakte naar toe wordt afgevoerd (goed omgaan met afvalwater). Hieronder zijn bovenstaande punten voor dit plan uitgewerkt.

Lokaal infiltreren hemelwater

Het uitgangspunt in het ontwerp is dat hemelwater lokaal wordt geïnfiltreerd. Vanaf het hellende dak van het service- en ontmoetingscentrum wordt het hemelwater middels een spuwer of een ketting (zoals ook bij Avonturenhuis) naar het landschap gebracht.

De parkeervoorzieningen op het terrein worden opnieuw ingericht waarbij wordt voorzien in 122 parkeerplaatsen. Alle parkeerplaatsen worden uitgevoerd met halfopen begroeide bestrating (grastegels) en de doelstelling is het hemelwater lokaal te infiltreren. Indien noodzakelijk wordt het lokaal gezuiverd om vervolgens geïnfiltreerd te worden.

Geen uitlogende bouwmaterialen

In materiaalkeuze van het ontwerp worden geen uitlogende bouwmaterialen toegepast. Er worden geen metalen als zink, lood en koper toegepast. In hoofdlijnen wordt CLT in combinatie met in situ kalkhennep, staalconstructie en geïsoleerde aluminium sandwichpanelen gebruikt. Dakbedekkingen en HWA zijn van PVC.

Capaciteit persleiding en aantal vervuilingseenheden

De in 2014 aangelegde riool persleiding is berekend op een capaciteit van 8.000 bezoekers en is ingericht op de grote evenementen op het Scouting landgoed. Indien de capaciteit bij een grootschalig evenement wordt overschreden, bestaat de mogelijkheid tot tijdelijk bufferen van afvalwater.

Grootschalige evenementen vinden één keer per jaar plaats. Bij deze evenementen kunnen 6.000 - 10.000 bezoekers aanwezig zijn. De realisatie van het service- en ontmoetingscentrum voegt in de volledige bezetting een 36 fte's toe aan het gebruik van het terrein. Een medewerker verbruikt gemiddelde 3,05 m3/fte per jaar water (bron: milieubarometer.nl). Deze bedrijfscategorie heeft een afvalwater coëfficiënt van 0,023 (bron: waternet.nl)

Het aantal vervuilingseenheden betreft daarom:

  • 36 fte * 3,05 m3/fte = 109,8 m3 per jaar
  • 109,8 m3 * 0,023 = 2,53 vervuilingseenheden

De capaciteit van het persriool is (ruim) voldoende t.a.v. de toename van het aantal vervuilingseenheden. Het persriool is ingericht voor evenementen met 8.000 bezoekers. In het gebruik van het Service en Ontmoetingscentrum is geen sprake van gelijktijdigheid. Daarmee voldoet de capaciteit van het persriool.

Thema Waterveiligheid

Het plangebied ligt niet in een beschermingszone van een overige waterkering. Voor het onderdeel regionale waterkering zijn geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.

Conclusie

Gelet op de voorgenomen ontwikkeling en het resultaat van de watertoets wordt gesteld dat de ontwikkeling geen negatief invloed heeft op de waterschapsbelangen. Er hoeft niet worden voorzien in watercompensatie.

4.8 Geluid

Toetsingskader

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg en elke spoorverbinding in principe een zone heeft waarom aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Het uitgangspunt is dat op de gevels van geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien hier niet aan wordt voldaan, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Deze hogere waarde is te verlenen tot 63 dB in binnenstedelijk gebied en tot 53 dB in buitenstedelijk gebied. Wegen waarvoor de zoneplicht niet geldt, zijn woonerven en wegen waarop een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Toetsing

De ontwikkeling betreft de realisatie van een service- en ontmoetingscentrum en is geen geluidgevoelig object, waardoor de Wet geluidhinder niet van toepassing is. Het aspect geluid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgesteld in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het vervoeren van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld via het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Toetsing

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie gedaan van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde.

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen dan wel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Conclusie

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Het plan is in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling. Voor de overige kabels en leidingen zal tijdens de start van de bouw een Klic- melding worden gedaan.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling

4.11 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Toetsing

Het plan maakt een service- en ontmoetingscentrum mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de gevallen die zijn vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk. Tevens wordt de ontwikkeling niet aangemerkt als gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.12 Mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een service- en ontmoetingscentrum van 1.500 m². De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.- beoordeling' noodzakelijk is. Deze paragraaf en de conclusies uit hoofdstuk 4 van deze toelichting vormen deze 'vormvrije m.e.r.- beoordeling'.

Bij de beoogde ontwikkeling is er sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling binnen de bestaande structuur van het perceel en de omgeving. De ontwikkeling heeft geen onaanvaardbaar effect op de onderliggende gronden of andere functies in de omgeving. Overigens blijkt uit de beoordeling van de milieu- en omgevingsaspecten uit de vorige hoofdstukken dat er geen belangrijke milieugevolgen zullen optreden.

Conclusie

Deze ontwikkeling is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tijdens de toetsing van de omgevingsaspecten zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van het vaststellen van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

Verbeelding
Het wijzigingsplan Zeewolde - Nulderpad 5 gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt het deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied 2016. De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de huidige kavel met de bestemming 'Gemengd - Scouting Landgoed'. De gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' is met deze ontwikkeling ingevuld en vervalt dus.

Regels
De regels die deel uitmaken van het Buitengebied 2016, aangepast bij het Reparatieplan Buitengebied 2018 en de Buitengebied 2016 - 2e herziening 2019 zijn in principe overgeomen. De regels met de bestemming 'Gemengd - Scouting Landgoed' zijn daarbij afgestemd op de gewenste ontwikkelingen in die zin dat extra oppervlakte aan bebouwing is toegestaan.

De archeologische bestemming die op het perceel rustte is vervallen, omdat het perceel in 2020 is vrijgegeven voor archeologie voor wat betreft het aspect archeologie (zie paragraaf 4.5 en bijlage 8).

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Participatie

Op 12 april 2023 is voor het voorgenomen initiatief een buurtbijeenkomst georganiseerd. Hierbij hadden belanghebbenden de mogelijkheid om vragen te stellen en opmerkingen te maken. uit de buurtbijeenkomst komen geen concrete bezwaren naar voren.

Vooroverleg
Het concept-uitwerkingsplan is in het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de provincie Flevoland en het waterschap Zuiderzeeland.

Het waterschap heeft bij brief van 15 juni 2023 te kennen gegeven een positief wateradvies af te geven als de in hun brief aangegeven informatie wordt verwerkt in de waterparagraaf, zoals die zijn opgenomen in de brief. De opmerkingen van het waterschap zijn verwerkt in paragraaf 4.7 en afgestemd met het waterschap.

De provincie heeft op 22 juni 2023 te kennen gegeven dat zijn akkoord zijn met het wijzigingsplan, maar hebben wel een tweetal opmerkingen geplaatst.

Met betrekking tot de verkeersgeneratie in algemene zin wordt afgevraagd hoe een een groot evenement zicht verhoudt tot de ontwikkelingen in de omgeving. De stapeling van ontwikkelingen heeft een effect op de provinciale wegen, aldus de provincie.

Gemeentelijke reactie:

Ten aanzien hiervan is op te merken dat deze aanvraag in principe los staat van andere ontwikkelingen in het gebied. De met dit plan mogelijk gemaakte ontwikkeling is een ontwikkeling die in principe al gepland stond en om die reden in 2016 met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk is gemaakt. Uit de onderzoeken die voor de ontwikkeling van de Scouting zijn opgesteld bij de planvorming in 2013 kan de conclusie worden getrokken dat het aspect verkeer de uitvoering van het plan niet in de weg staat. De bereikbaarheid van het Scoutinglandgoed en de omgeving voor het gemotoriseerd verkeer zijn voldoende gewaarborgd tijdens zowel reguliere activiteiten als grootschalige evenementen.

Verder wordt door de provincie geconstateerd dat de effecten op Natuurnetwerk Nederland (NNN) nog niet bekend zijn en wordt geadviseerd om met de provincie hierover in contact te treden.

Gemeentelijke reactie:

Deze conclusies zijn weliswaar niet bekend, maar bij de nieuwe ontwikkelingen van de Scouting is hier in 2013 onderzoek naar gedaan en wordt hierop ingegaan in de Mer-beoordelingsnotititie die hiervoor is opgesteld (pagina's 61 t/m 68).

Op pagina 68 van deze notitie is geconcudeerd dat negatieve effecten op de EHS (nu NNN) en op matig en zwaar beschermde soorten kunnen worden uitgesloten. Destijd is daarom geconstateerd dat een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet (nu Wet natuurbescherming) niet nodig is indien de werkzaamheden worden uitgevoerd conform een goedgekeurde gedragscode. Ter informatie is deze Mer-beoordelingsnotitie als bijlage 9 bij deze toelichting gevoegd.
Verder is in paragraaf 4.4.2 geconstateerd dat het plangebied niet binnen het concreet begrensde NNN ligt en, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking heeft, de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties leiden.

Samenvattend kan hieruit in ieder geval worden geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat het onderhavige plan effecten heeft op het NNN.

Zienswijzen
Het wijzigingsplan wordt vervolgens voor zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.


Vaststelling
Het wijzigingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door een financieel haalbaar plan en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).


Financiële haalbaarheid
De kosten voor de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over de financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren. Hiermee wordt het plan financieel haalbaar geacht.


Grondexploitatie
De gemeente moet, volgens de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de gemaakte gemeentelijke kosten verhalen op de initiatiefnemers van de ontwikkeling. Dit geldt overigens alleen wanneer sprake is van bouwplannen, zoals opgenomen in het Bro. Er is geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro. Het opstellen van een exploitatieplan is niet aan de orde. De kosten voor het voorliggende wijzigingsplan worden gedekt uit de gemeentelijke leges die voor rekening komen van de eigenaar van het perceel.