direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerrein Trekkersveld IV
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Trekkersveld IV' met identificatienummer NL.IMRO.0050.BPBTveldIV-ON01 van de gemeente Zeewolde;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij de activiteiten in mate en omvang als bedrijfsmatig kunnen worden gekwalificeerd. Hieronder wordt tevens begrepen een nutsvoorziening;

1.7 bedrijfsgebouw:

gebouw bestemd voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de winkelvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 beperkt kwetsbaar object:

beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.10 bestaand:

bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af-)leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 druiplijn:

onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft;

1.21 ecologische voorziening:

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals houtsingels, faunapassages, faunaduikers, nestkasten, wildrasters en kleinschalige natuurontwikkeling;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.24 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.25 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.26 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.27 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - zonder een (publieksgerichte) baliefunctie;

1.28 kleinschalige duurzame energieopwekking:

winning op bouwpercelen van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.29 kwetsbaar object:

kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.30 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.31 nutsvoorziening:

een (ondergrondse) voorziening ten behoeve van milieuvoorzieningen, de telecommunicatie, de waterhuishouding, natuurbeheer en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut;

1.32 overkapping:

een bouwwerk met een dak met maximaal twee wanden, al dan niet tot de constructie zelf behorend;

1.33 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de voet van het bouwwerk direct aan de weg grenst: het door of namens Burgemeester en wethouders vastgestelde peil;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de voet van het bouwwerk niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die voet van het bouwwerk bij voltooiing van de bouw.
    • 3. indien op of over het water wordt gebouwd: het door of namens Burgemeester en wethouders vastgestelde peil;
1.34 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.35 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.36 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 silo:

een ander bouwwerk ten behoeve van agrarische opslagdoeleinden;

1.38 staat van bedrijfsactiviteiten:

een lijst waarin bedrijven zijn gecategoriseerd op bedrijfstype en milieubelasting, waarnaar in de regels wordt verwezen en die daarom deel uit maakt van deze regels;

1.39 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek toegankelijke verkoopruimte ten behoeve van (productiegebonden) detailhandel, inclusief zichtbare ruimte achter toonbanken en kassa's;

1.40 voorgevel:

de naar de openbare ruimte (weg, voet-/fietspad) toegekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de openbare ruimte grenst, de als zodanig door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gevel(s);

1.41 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.42 voorterrein:

het terrein vóór de openbare ruimte (weg, voet-/fietspad) toegekeerde gevel(s) van een gebouw en het verlengde daarvan;

1.43 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2;
  • b. nutsvoorzieningen, met inbegrip van:
    • 1. een warmtestation;
    • 2. (ondergrondse) leidingen ten behoeve van een warmtenet;

met de daarbij behorende:

  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en water;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. duurzame energiewinning;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. ecologische voorzieningen;
  • j. water;
  • k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor gebouwen die worden gebouwd op een bouwperceel voorzien van de aanduiding 'gevellijn' moeten een gebouw waarvan de gevel het dichtst is gelegen bij de bouwgrens voorzien van de aanduiding 'gevellijn' in de gevellijn worden gebouwd;
  • c. de afstand van de bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de perceelsgrenzen zal ten minste 4,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 15 m bedragen;
  • e. de totale oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten minste 30% en ten hoogste 70% bedragen.
3.2.2 Bouwwerken ten behoeve van ecologische voorzieningen

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van ecologische voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen zal ten hoogste 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.
3.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de in de volgende tabel genoemde regels:

Bouwwerk, geen gebouw zijnde   bouwhoogte max. vóór de voorgevel van het bedrijfsgebouw of de overkapping die het dichtst op de voorste perceelgrens gesitueerd is   bouwhoogte max. achter de voorgevel van het bedrijfsgebouw of ode verkapping die het dichtst op de voorste perceelgrens gesitueerd is  
erf- en terreinafscheidingen   1 m   2,50 m  
hijsinstallaties, loopkatten en transportbanden   15 m   15 m  
vlaggenmasten   10 m   10 m  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van niet meer dan 1 m², niet zijnde vlaggenmasten   30 m   30 m  
andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m   3 m  
3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de brandveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub a in die zin dat de afstand van de bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de achterste en zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub c in die zin dat de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.3 in die zin dat vóór de voorgevel erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van maximaal 2,50 m worden gebouwd, mits het een open constructie betreft.
  • d. het bepaalde in lid 3.2.3 in die zin dat de bouwhoogte van silo's, procestorens, hijsinstallaties en bouwkranen wordt verhoogd tot maximaal 35,00 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten die zijn genoemd in kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zoals dat luidde ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan in gevallen als genoemd in kolom 2 van die onderdelen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan voor bedrijven genoemd in lid 3.1;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van internetwinkels;
  • e. het gebruik van de bedrijfsgebouwen als bedrijfsverzamelgebouw;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, sport- en maatschappelijke voorzieningen;
  • g. het gebruik van de gebouwen voor kantoren anders dan ondergeschikt en ten dienste van de bedrijven genoemd in lid 3.1, met dien verstande dat per bedrijf maximaal 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden mag worden gebruikt;
  • h. het gebruik van de bouwwerken voor de opslag van vuurwerk;
  • i. het gebruik van het voorterrein voor opslagdoeleinden.
3.5 Afwijking van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.4 sub c in die zin dat bedrijven worden gevestigd die niet zijn opgenomen in bijlage 1, maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3.2, mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere dan de toegestane categorie, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
  • b. het bepaalde in lid 3.4 sub d in die zin dat productiegebonden detailhandel wordt toegestaan, mits deze niet meer dan 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf beslaat, tot een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlakte.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en rijwielpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het behoud en het herstel van waardevolle laan- en wegbeplanting;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. ecologische voorzieningen;
  • f. water;
  • g. sloten, bermen en beplanting;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende;

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclamemasten worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, waaronder bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, zal ten hoogste 12,00 m bedragen.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterwegen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden, het scheepvaartverkeer en de recreatievaart;
  • b. dagrecreatief medegebruik van het water en de oevers;

met de daarbij behorende:

  • c. kaden, dijken en oeverstroken;
  • d. bruggen, dammen, gemalen en duikers;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. ecologische voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. natuurvriendelijke oevers;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de doorvaarthoogte van bruggen zal ten minste 3,50 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclamemasten worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder afwijking van burgemeester en wethouders te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 3' mede bestemde gronden.

6.2.2 Uitzonderingen

Het onder 6.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 500 m² bedraagt en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);'
  • b. bebouwing waarbij de bodem tot maximaal 0,50 m onder het bestaande maaiveld wordt geroerd (en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst) en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • c. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 m.
  • d. bebouwing die wordt opgericht op bestaande (voormalige) agrarische bouwpercelen of wordt opgericht in relatie tot het vergroten van (voormalige) agrarische bouwpercelen tot 2,5 ha.
6.3 Afwijking bouwregels
6.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het verbod in 6.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de afwijking verbonden voorschriften.
6.3.2 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de afwijking onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden om op de gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe in ieder geval wordt gerekend het ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen, aanleggen van drainage, en de daarmee verband houdende constructie;
  • e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd.
6.4.2 Uitzonderingen

Het onder 6.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 0.50 m onder het bestaande maaiveld wordt geroerd;
  • b. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 500 m²;
  • c. de werken of werkzaamheden het normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. de werken of werkzaamheden krachtens de Ontgrondingenwet vergunningplichtig zijn;
  • g. de werken of werkzaamheden zien op het verbreden van bestaande wegen tot maximaal 6 m;
  • h. de werken of werkzaamheden zien op het aanleggen van duurzame oevers, waarbij de oever tot maximaal 1,5 m uit de waterlijn wordt verbreed.
6.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangetoond.

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien uit rapport blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
6.4.4 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan op de volgende wijze te wijzigen:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden;
  • b. een andere archeologische bestemming toe te voegen wanneer uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van grond die op grond van de Erfgoedwet moeten worden beschermd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

De grenzen van het bouwvlak en/of de bestemmingsgrens mogen naar de buitenzijde tot 0,50 m worden overschreden door ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken.

8.2 Bestaande afwijkingen

Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of een grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Voorwaardelijke verplichting
9.1.1 Beëindiging agrarische bedrijfsactiviteiten op percelen Ossenkampweg 5 en Ossenkampweg 9

De gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' mogen niet eerder worden gebruikt voor aanleggen waaronder mede wordt verstaan bouwrijp maken, bouwen en gebruiken ten behoeve van de in artikel 3 genoemde doeleinden nadat beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten op de percelen aan de Ossenkampweg 5 en de Ossenkampweg 9 in Zeewolde en de bijbehorende agrarische percelen is geëffectueerd door het na vaststelling van het plan intrekken van toestemmingen en/of vergunningen die in het kader van de Wet natuurbescherming en de Wet milieubeheer zijn afgegeven en/of verleend.

9.1.2 Landschappelijke inpassing

Het gebruik van gronden en bouwwerken in het plangebied is alleen toegestaan indien deze landschappelijk worden ingepast, met dien verstande dat:

  • a. de landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd overeenkomstig de beeldkwaliteiteisen zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van het 'Beeldkwaliteitplan Trekkersveld IV', bijlage 2 bij deze regels, en duurzaam in stand wordt gehouden;
  • b. de landschappelijke inpassing is gerealiseerd uiterlijk binnen 8 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
9.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het plaatsen van kampeermiddelen anders dan het tijdelijk plaatsen van kleine tenten uitsluitend ten dienste van het nachtvissen;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • e. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen, tenzij hiervoor anderszins vergunning is verleend;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de plaatsing van zonnecollectoren en kleinschalige windturbines anders dan op daken van bouwwerken;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het plaatsen van apparatuur ten behoeve van het produceren van laserstralen;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernormen overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 lid 12.2 genoemde Chw Paraplubestemmingsplan parkeren 2020.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 geluidzone - industrie
10.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'geluidzone - industrie' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege geluidzoneringsplichtige inrichtingen op het bedrijventerrein.

10.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevel van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

10.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in artikel 9 in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.
10.2 overige zone - gezoneerd industrieterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' zijn de gronden aangewezen als gezoneerd industrieterrein.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde afmetingen;
  • b. van de bestemmingsregels in die zin dat de bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. van de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor openbare en semi-openbare diensten, zoals nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en de naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud ten hoogste 100 m³ bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 4,00 m bedraagt;
  • d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde met niet meer dan 1,50 m worden overschreden door:
    • 1. ondergeschikte bouwdelen zoals: plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken met meer dan 0,5 m;
    • 2. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
  • e. van de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van sculpturen en andere kunstzinnige bouwwerken tot een bouwhoogte van 15,00 m.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, het voorkomen van lichthinder en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

12.2 Van toepassing verklaring parkeernormen

Voor wat betreft de parkeernormen zijn de regels en bijbehorende bijlagen van het Chw Paraplubestemmingsplan Parkeren 2020, zoals dat is vastgesteld op 25 juni 2020, onverminderd van toepassing op dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Trekkersveld IV'

van de gemeente Zeewolde.