Plan: | Veendam - Sorghvliet |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0047.07Sorghvl2017-0401 |
Dit bestemmingsplan betreft een actualisatie van het eerdere bestemmingsplan Sorghvliet uit 2009. Dit voorgaande bestemmingsplan (Bestemmingsplan Sorghvliet NL.IMRO.0047.07BP00012009-0401, vastgesteld 28-09-2009) komt bij vaststelling van dit bestemmingsplan geheel te vervallen. Het nu voorliggende plan biedt net als het eerdere plan ruimte voor ontwikkeling maar zet vooral in op het behoud en zo mogelijk verbeteren van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten in het plangebied. Het is in die zin een conserverend bestemmingsplan.
Naast een overwegend conserverende regeling voor het merendeel van de bebouwing, moet rekening worden gehouden met ontwikkelingen binnen de bestaande stedelijke bebouwing: mantelzorg/zorgwonen, functieverandering, het beleid ten aanzien van kamerverhuur, maatschappelijke voorzieningen (functieveranderingen/verbredingen en uitbreidingen) en bedrijvigheid (ontwikkelingen, knelpunten en wensen). Voor zover plaatselijk nieuwe woningbouw wordt voorzien dient afstemming plaats te vinden op de nieuwe regionale woonvisie. Daarnaast heeft Veendam geactualiseerd beleid voor cultuurhistorie en archeologie vastgesteld; ook dit wordt opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet in hoofdzaak in een regeling voor de bestaande situatie. Daarnaast wordt een aantal nieuwe (perceelsgebonden) ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan (of nóg voordoen) meegenomen. Het betreft o.a.:
De plangrens is -vergeleken met het eerdere bestemmingsplan uit 2009- aangepast en omvat nu een deel van het zogenaamde "Wilkens-terrein". De plannen zijn om op dit terrein woningbouw toe te staan. Omdat het terrein nu nog niet in ontwikkeling is heeft het terrein de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' gekregen.
Voor de rest geldt het oude plangebied waarbij de grens aan de noordzijde gevormd wordt door de provinciale weg en de Julianalaan. De oostelijke plangrens van dit bestemmingsplan wordt in dit plan gevormd door de woonbebouwing langs het Oosterdiep, de nieuwbouwlocatie Woellust en het voornoemde Wilkens-terrein. De zuidelijke plangrens behelst de Woortmanslaan en de westelijke plangrens wordt gevormd door het recreatiegebied Borgerswold. De exacte plangrens is weergegeven in figuur 1.1 "plangrens bestemmingsplan Sorghvliet".
Figuur 1.1: "globale plangrens bestemmingsplan Sorghvliet"
In deze plantoelichting wordt ingegaan op de achtergronden van en de uitgangspunten voor dit nieuwe bestemmingsplan. Na deze inleiding (Hoofdstuk 1) wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:
Veendam en Wildervank zijn van oorsprong Veenkoloniale nederzettingen, die in de zeventiende eeuw zijn ontstaan. Vanaf 1647 werd in aansluiting op het Muntendammerdiep en Meedenerdiep een kanalenstelsel gegraven om de veengebieden ten zuiden van Muntendam te ontginnen. Door aan beide zijden van het veenriviertje de Oude Ae een kanaal te graven, ontstond de voor Veendam kenmerkende trechtervormige structuur.
In de negentiende eeuw ontwikkelde de huidige gemeente Veendam zich van een hoofdzakelijk agrarische veenkolonie tot een regionaal en industrieel centrum. Vanuit de scheepvaart, die in de achttiende eeuw uit de turfvaart doorgroeide naar volwaardige zeevaart maar in de daaropvolgende eeuw reeds op zijn retour was, ontwikkelde zich een industrie die gebruik maakte van de agrarische producten. De ondernemingsgeest en het innovatievermogen van de kapiteins en reders waren een belangrijke voedingsbodem voor de industrialisatie in de Veenkoloniën. Dit betrof in eerste instantie de scheepsbouw en later in de negentiende eeuw de opkomst van de aardappelmeel- en strokartonindustrie. In 1861 werd de eerste aardappelmeelfabriek gebouwd en in 1891 telde de huidige gemeente Veendam maar liefst zeven van deze fabrieken. Door de gunstige ligging, de concentratie van kapitaal uit de zeevaart en het succes van de eerste ondernemers groeide de huidige gemeente Veendam uit tot het centrum van aardappelmeelindustrie in de Veenkoloniën. Bekende familienamen als Duintjer, Meihuizen, Wilkens en Van Linge vormden de basis voor de latere industrialisatie.
De ontwikkelingen in de aardappelmeelindustrie zorgden op hun beurt voor een krachtige groei van de bevolking. Niet alleen in de fabrieken maar ook door de teelt van aardappelen en het werk op het boerenland vormde zich een constante vraag naar mankracht. Daarnaast ontwikkelden zich industrieën die vrouwelijke werkkrachten nodig hadden, zoals de tricotage-industrie. De successen in de aardappelmeelindustrie hadden tot gevolg dat de huidige gemeente Veendam zich ontpopte tot een regionaal centrum waar zich veel winkels, kleinschalige bedrijven, kantoren en bankfilialen vestigden.
Het Oosterdiep en Westerdiep werden in de zeventiende eeuw gegraven ten behoeve van de turfwinning. Nadat al het veen was afgegraven en de gronden geschikt waren gemaakt voor landbouw, ontstond langs deze hoofdkanalen van de ontginning een tamelijk gesloten lintbebouwing. De bebouwing bestond eerst voornamelijk uit woonhuizen van verschillende omvang. In de loop der tijd kwamen er diverse winkels, kantoren en overige dienstverlening in de bestaande gebouwen. Voor alle functies is echter ook specifieke nieuwbouw gepleegd zodat er een grote verscheidenheid aan bouwstijlen te vinden is. Her en der kwamen er ook bedrijfjes voor. De bijna stedelijke bebouwing wordt getypeerd door deze functiemenging en dateert in hoofdzaak van 1800 tot heden.
In het begin van de twintigste eeuw kenden Veendam en Wildervank een periode van sterke groei. De traditionele bebouwingslinten boden al snel geen ruimte meer om deze groei op te vangen. In Veendam werd ten noorden van de Kerkstraat tussen het Oosterdiep en het Westerdiep en tussen het Oosterdiep en het station een uitbreiding volgens een bijzonder stedenbouwkundig ontwerp gerealiseerd, het gebied Tusschendiepen.
Het kanalenstelsel van Veendam-Wildervank bestaat uit een dubbel kanaalsysteem, waarbij de hoofdkanalen, het Oosterdiep en het Westerdiep, en de aan de binnenzijden gelegen doorgaande wegen zorgen voor de ontsluiting. Typerend is de trechtervorm van het dubbele kanaalsysteem in Veendam (waarvan het westelijke kanaal is gedempt), die overgaat in een evenwijdig stelsel in het zuiden, waarbij de hoofdkanalen op een afstand van 75 m van elkaar liggen. In het bijzonder het Oosterdiep, wat wordt gekruist door een aantal beweegbare bruggen, die samen met de sluis, het Midden Verlaat, het kanaal als het ware geleiden. Deze bruggen zorgen voor de ontsluiting van de buitenzijden van de hoofdkanalen, de zogenaamde stille kanten.
Beide hoofdkanalen hebben aan weerszijden bebouwing, waarvan met name de bebouwing langs het Oosterdiep zeer dicht en stedelijk van karakter is. Aan weerszijden van het Bocht Oosterdiep in Veendam (buiten het plangebied) staat een rijke en gevarieerde bebouwing met een hoge architectonische kwaliteit. Naar het zuiden toe (Boven Oosterdiep) neemt deze kwaliteit iets af en wordt de bebouwing kleinschaliger van karakter. Bij de karakteristieke kortsluiting Midden Verlaat (gelegen aan de rand van het plangebied) is sprake van een sluisbuurt. Langs het Oosterdiep bevinden zich open plekken, die ervoor zorgen dat het bebouwingsbeeld een minder stedelijk karakter krijgt. Na 1940 hebben zich in de ruimtelijke structuur en in het bebouwingsbeeld van het gebied slechts beperkte wijzigingen voorgedaan. De grootste ingreep in de ruimtelijke structuur betrof de demping van het Boven Westerdiep (binnen het plangebied) en het Beneden Oosterdiep in Veendam (buiten het plangebied) in de jaren vijftig en zeventig van de twintigste eeuw.
Na voltooiing van de bebouwing in Tusschendiepen en het Stationspark is in Veendam uitbreidingsruimte gezocht ten zuiden van het Julianapark. Hoewel dit gebied nog voor de Tweede Wereldoorlog is ontworpen, is de meeste bebouwing na de oorlog opgericht. Regelmatig heeft hier in latere jaren vervangende nieuwbouw plaatsgevonden.
In januari 1959 werden de eerste voorbereidingen getroffen voor het structuurplan Sorghvliet en in januari 1960 kwam onder leiding van ir. G.J. van Embden het eerste proforma ontwerp van de tekentafel. De wijk is gesitueerd ten westen van het Oosterdiep en het centrum. Na het realiseren van het Scheepskwartier en de Zeestratenwijk vond in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw verdere uitbreiding in zuidelijke richting plaats. Hier werd een nog ruimere en vrijere verkaveling ontworpen dan in vroegere uitbreidingswijken, met kortere rijen, dan wel dubbele woonhuizen en meer ruimte voor particulier bezit. Ook komen enkele scholen en een winkelcentrum in het gebied voor.
In het ruimtelijk beleid richt de Rijksoverheid zich op de nationale belangen, zoals versterking van de economie, instandhouden en beter benutten van hoofdnetwerken van wegen en spoor, verbetering van de kwaliteit van water, bodem en lucht, beschermen tegen wateroverlast en het behoud van unieke cultuur en natuur. Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Provincies en gemeenten hebben de volgende taken en bevoegdheden in het ruimtelijk beleid:
Met de Omgevingswet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen. De datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet is 1 januari 2024.
De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook 1 Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. Dit betreft onder meer:
Bij de opgaven wordt altijd rekening gehouden met een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie schetst een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Op het niveau van dit bestemmingsplan biedt de NOVI geen concrete aandachtspunten.
Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, moet worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking is het kader voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder vallen het bestemmingsplan, het inpassingsplan en de provinciale verordening, die een locatie voor stedelijke ontwikkeling aanwijst. Daarnaast is het benutten van de redeneerlijn van de ladder voor duurzame verstedelijking ook goed mogelijk bij de opstelling van andere ruimtelijke plannen waaronder structuurvisies. Als de ladder recent adequaat is toegepast in een structuurvisie bij verstedelijkingsopgaven kan de verplichte toelichting bij bestemmingsplannen hiernaar verwijzen.
De ladder bestaat uit de volgende drie treden:
Deze ladder is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De definitie hiervan is weergegeven in artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied zullen dus moeten voldoen aan de eisen die gesteld worden door dit beleidsinstrument.
Bovenstaande regeling heeft op zich geen invloed op de actualisatie van het bestemmingsplan omdat het bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is. In het bestemmingsplan worden daarnaast een aantal nieuwe ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan (of nóg voordoen) meegenomen. Het betreft hier echter perceelgebonden ontwikkelingen binnen het bestaand stedelijk gebied. Met de voorgestane ontwikkelingen wordt een optimale benutting van de ruimte in het stedelijk gebied nagestreefd.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt hoe de ruimtelijke plannen van Rijk, provincies en gemeenten tot stand komen. De besluitvorming over ruimtelijke projecten moet sneller en eenvoudiger. Daarom wil het Rijk de Wet ruimtelijke ordening en verschillende andere wetten vervangen door één Omgevingswet. De Omgevingswet treedt op 1 januari 2024 in werking. Dit bestemmingsplan zal vóór die datum in ontwerp ter inzage worden gelegd en wordt dan nog onder de "oude" wetgeving vastgesteld. Na vaststelling wordt het plan onderdeel van het tijdelijke omgevingsplan van de gemeente en biedt dan nog een actueel ruimtelijk kader totdat dit tijdelijke omgevingsplan is omgezet in een definitief, volwaardig omgevingsplan (uiterlijk voor 1 januari 2032).
De Omgevingsvisie 2016 - 2020 (geconsolideerde versie juni 2022) bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie is een nota waarin het beleid is vastgelegd voor de inrichting en het beheer van de leefomgeving in de provincie Groningen. De Omgevingsvisie gaat over milieu, verkeer en vervoer, ruimte en water en vormt de basis voor de meeste plannen die de provincie de komende jaren maakt.
Het zorg dragen voor een aantrekkelijke, veilige en leefbare provincie Groningen zit integraal vervlochten in het milieu-, ruimtelijke ordenings-, water- en mobiliteitsbeleid van de provincie. Duurzaam, aantrekkelijk, leefbaar en veilig zijn belangrijke doelen bij de afwegingen en beleidskeuzes. De provincie zet in op dynamische sterke steden en inspirerende, vitale dorpen. De provincie stimuleert dynamiek en geeft ruimte aan ontwikkelingen. Er wordt gedifferentieerd naar gebieden voor wat betreft de ontwikkelruimte.
De provincie wil het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in onze provincie verder verbeteren. Vanuit die invalshoek wordt gekeken naar de kansen die zich voordoen om hier met het omgevingsbeleid een bijdrage aan te leveren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, zoals bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden.
Veendam wordt in de omgevingsvisie aangegeven als een stedelijke kern met voor de regio belangrijke centrum- en verzorgende functies. Bij de stedelijke kernen richt de provincie zich op het in stand houden en versterken van de sterke regionale functie van deze kernen. Dit heeft te maken met bereikbaarheid, bundeling van functies en het benutten van het aanwezig winkel- bedrijfsoppervlakte.
Met de Omgevingsverordening Groningen (geconsolideerde versie 15-11 2022) laat de provincie haar omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen) doorwerken in plannen van gemeenten en waterschappen. Hiermee bevat de Omgevingsverordening alle verordeningen voor de fysieke leefomgeving. De Omgevingsverordening bevat de volgende wettelijke verplichte aanwijzingen:
In relatie tot het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de volgende punten van belang:
Veiligheidzone 2 invloedsgebied provinciale wegen.
Een klein gedeelte van het plangebied valt binnen de veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen. Artikel 2.23.3 Invloedsgebied provinciaal basisnet Groningen is daarom van toepassing:
Zie hiervoor verder paragraaf 4.6 Externe veiligheid.
Figuur: fragment kaart 3 Veiligheid en milieu, veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen.
De provincie werkt samen met gemeenten en het Rijk om 28.500 huizen in de provincie Groningen te bouwen. In 2030 moeten deze nieuwe woningen gebouwd zijn. Voor de regio's Eemsdelta, Oost-Groningen en Groningen-Assen hebben de gemeenten en provincies met de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening drie regionale woondeals ondertekend. In de woondeals staan afspraken over het aantal woningen dat per regio gebouwd wordt en wat de belangrijkste locaties, zogenaamde sleutelprojecten, zijn.
In Oost-Groningen vindt een lichte toename van het aantal nieuwe woningen plaats. Daarnaast worden bestaande woningen vernieuwd en verduurzaamd. Dit betekent dat er ook woningen gesloopt zullen worden. De volkshuisvestelijke opgave in Oost-Groningen is naast een kwantitatieve opgave vooral kwalitatief van aard. De bevolkingssamenstelling verandert en woonwensen veranderen. De huidige woningvoorraad is daar nog niet goed op voorbereid.
In deze regionale woondeal worden de provinciale afspraken tussen Rijk en provincie doorvertaald naar de gemeentelijke opgave. De gemeenten zetten zich, in samenwerking met corporaties en marktpartijen, in voor de realisatie van de opgave. Het gaat in de regio Oost-Groningen om de realisatie van in totaal 3.846 woningen in de periode tot en met 2030. Hiervan is minimaal 66% betaalbaar en betreft minimaal 30% sociale huurwoningen.
Het regionale aandeel van Veendam in deze deal betreft een bruto nieuwbouwambitie van 739 woningen. Er worden 64 woningen gesloopt. De beoogde netto uitbreiding komt daarmee op 675 woningen. Om deze opgave te kunnen realiseren zijn meerdere plannen in ontwikkeling die in totaal optellen tot netto 937 woningen. Hiervan zijn 305 woningen al planologisch vastgelegd in ruimtelijke plannen of zelfs al vergund. De overige plannen zijn minder hard en zullen niet allemaal gerealiseerd (kunnen) worden. De nadruk ligt op het ontwikkelen van betaalbare woningen.
De Omgevingsvisie Veendam is op 7 februari 2022 vastgesteld door de gemeenteraad. De Omgevingsvisie is ingedeeld naar thema's en naar gebieden.
Ten aanzien van het thema wonen geeft de omgevingsvisie het volgende aan:
In de gemeente wordt er op verschillende plekken gewoond. Zo zijn veel woningen in het centrum te vinden, maar ook in de wijken Sorghvliet, Buitenwoel en Veendam Noord. Andere woongebieden zijn Wildervank en de kleinere lintdorpen: Borgercompagnie, Bareveld, Wildervanksterdallen, Ommelanderwijk en Zuidwending. Alle dorpen en wijken hebben hun eigen kenmerken en identiteit. Zo is de langgerekte structuur en het omliggende open landschap kenmerkend voor de lintdorpen. In de woongebieden en het centrum is relatief veel groen en water te vinden. Veendam wordt daarom ook wel Parkstad genoemd.
In de gemeente Veendam stonden in 2021 in totaal 12.906 woningen. Van deze woningen zijn ongeveer 80% eengezinswoningen en het restant (20%) meergezinswoningen (appartementen). Circa 64% van de woningvoorraad zijn koopwoningen, 24% betreft corporatiewoningen, 11% particuliere huurwoningen en 1% onbekend.
Op 1 januari 2021 telde de gemeente 27.417 inwoners. Volgens de bevolkingsprognose van de regio Oost-Groningen en provincie Groningen neemt de bevolkingsomvang af met ongeveer 1.000 personen in de periode 2020-2040. Ondanks deze verwachte bevolkingskrimp wordt voorspeld dat het aantal huishoudens in deze periode met ruim 600 huishoudens toeneemt . Dit komt omdat steeds meer mensen alleen wonen en vanuit de regio (Groningen en Assen) steeds meer richting Veendam trekken door de gevolgen van de overspannen woningmarkt.
Niet alleen de omvang van de bevolking verandert, ook de samenstelling. De voorspelling is dat door vergrijzing het aantal personen van 65 jaar of ouder sterk toeneemt tot 2040. Vooral het aantal 75-plussers groeit van circa 2.700 (10%) naar 4.700 (18%) personen. Tegelijkertijd is de verwachting dat het aantal personen jonger dan 30 afneemt.
De verwachting is dat de vraag naar woningen in de toekomst anders is dan nu. Dit vraagt om aanpassingen van de huidige woningvoorraad. Een ontwikkeling die hierbij meespeelt is dat ouderen langer zelfstandig blijven wonen in het kader van het scheiden van wonen en zorg. Doordat het aantal ouderen toeneemt, neemt de vraag naar levensloopbestendige woningen toe. De druk op de woningmarkt in de stad Groningen maar ook in Assen neemt steeds verder toe. Naar verwachting wijken steeds meer woningzoekenden uit naar omliggend gebied. Hierdoor neemt mogelijk de vraag naar woningen in Veendam toe.
Door de energietransitie is het nodig dat we ook in woningen energie besparen. Dit kan bijvoorbeeld door bestaande woningen (nog) beter te isoleren. Nieuwbouwwoningen kunnen bovendien zo gebouwd worden dat deze zo goed mogelijk omgaan met energie. De ontwikkelingen die op ons af komen vragen om aanpassingen van de woningvoorraad. In de omgevingsvisie is op basis van de gemeentelijke Woonvisie 2019-2023 beschreven hoe we dit als gemeente willen aanpakken.
De woonvisie wordt momenteel geactualiseerd en naar verwachting in oktober 2023 vastgesteld.
Ten aanzien van het gebied 'Woongebieden' staat in de Omgevingsvisie het volgende: "We vinden het belangrijk dat ook in de toekomst Veendammers fijn kunnen blijven wonen. We staan daarbij wel voor een aantal uitdagingen. De bevolking wordt steeds ouder (vergrijzing) en de huishoudens worden steeds kleiner. Dit vraagt om voldoende levensloopbestendige woningen en het toevoegen van twee-onder-een-kap en vrijstaande woningen. Daarom gaan we aan de slag met het bouwen van nieuwe woningen en het verbeteren van bestaande woningen. Het doel is dat iedereen in Veendam een geschikte woning moet kunnen vinden die aansluit bij zijn of haar eigen wensen.
Elke wijk heeft zijn eigen identiteit en daarmee ook zijn eigen toekomstperspectief. De leefbaarheid in de wijk Sorghvliet is nu nog goed, maar we willen wel aandacht geven aan mogelijke achteruitgang.
In alle wijken moet voldoende ruimte zijn voor klimaatadaptatie. Bij inbreiding van de woongebieden (zie thema wonen) wordt de ruimte niet volledig vol gebouwd, maar zullen we streefnormen hanteren. De streefnormen worden in het omgevingsplan opgenomen. De kwaliteit van het te ontwikkelen gebied staat altijd centraal.
Wat gaan we doen? De komende 20 jaar bouwen we circa 820 woningen in Veendam. Hiermee spelen we in op de verwachte veranderingen in de samenstelling van de bevolking. De woningbouw gebeurt op basis van inbreiding in bestaande woonwijken. Deze opgave is uitgewerkt in ons (concept) woningbouwprogramma 2021 -2026. Daarnaast actualiseren we de woonvisie en stellen we een uitvoeringsprogramma wonen op, waarin we onder andere het gewenste woningaanbod voor diverse doelgroepen verder uitwerken. We nemen een groennorm op in het omgevingsplan om voldoende ruimte voor klimaatadaptatie en groen te behouden. We zetten in op uitbreiding van de bedrijventerreinen met ongeveer 40 hectare om ruimte te bieden aan grotere bedrijven, onder andere in de sector health science. We stellen hiervoor een gebiedsvisie op waarin we ook aandacht besteden aan het op peil houden van de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen.
We bieden mogelijkheden voor functieveranderingen van leegstaande of leegkomende agrarische bebouwing in het omgevingsplan. Hiermee bieden we kansen voor bijvoorbeeld kleinschalige woon-zorg combinaties en recreatie, passend bij de vraag.
In de zonnevisie nemen we op of en onder welke voorwaarden we ruimte bieden voor zonneparken. We pakken als gemeente een informerende, stimulerende en faciliterende rol bij initiatieven vanuit inwoners om hun eigen woning te verduurzamen. Door bijvoorbeeld subsidiemogelijkheden beter onder de aandacht te brengen. Onze woningen gaan van het gas af. Hoe we dit precies kunnen doen werken we uit in de Warmtevisie. We stellen een mobiliteitsplan op waarin het beleid op het gebied van bereikbaarheid wordt uitgewerkt. In 2021 en 2022 wordt een Regionale Klimaatadaptatiestrategie opgesteld waarin de opgaven met betrekking tot klimaatadaptatie worden verduidelijkt. Vervolgens wordt een Regionaal Uitvoeringsprogramma 2022-2027 uitgewerkt. Wij volgen deze regionale aanpak.
De woonvisie 2023-2027 geldt tegelijkertijd als omgevingsprogramma wonen onder de Omgevingswet
In 2022 is de omgevingsvisie vastgesteld, waarin is afgesproken de inzet op wonen te concretiseren in een omgevingsprogramma. In de omgevingsvisie zijn op het thema wonen nu de ambities en plannen uit de woonvisie 2019-2023 opgenomen. Met de woonvisie 2023-2027 wordt dit onderdeel van de omgevingsvisie geactualiseerd. Deze woonvisie is daarmee de uitwerking van de omgevingsvisie van de gemeente Veendam op het thema wonen. Het fungeert daarmee als een vrijwillig omgevingsprogramma Wonen onder de omgevingsvisie van de gemeente Veendam. Een vrijwillig programma wil zeggen dat dit type programma uit eigen initiatief en behoefte inzetbaar is: het opstellen ervan is vrijwillig, maar door het vast te stellen committeert de gemeente zich aan de uitvoering ervan (het is dus niet vrijblijvend). Hiermee loopt de gemeente vooruit op het verplichte volkshuisvestingsprogramma dat gemeenten vanaf 2026 moeten opstellen.
De woonvisie 2023-2027 wordt naar verwachting in oktober 2023 vastgesteld.
Het Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief (ROP) uit 2016 wordt gebruikt als onderlegger voor het toekomstige, ruimtelijk beleid van de gemeente. Het Ontwikkelingsperspectief legt geen normen op. Het kwalitatieve en integrale karakter van het perspectief sorteert voor op de nieuwe Omgevingswet, waarin deze benadering centraal staat. Het gedachtegoed en de onderdelen van het perspectief worden meegenomen in omgevingsvisies, omgevingsplannen en andere beleidsinstrumenten om de ruimtelijke kwaliteit te behouden en versterken.
Ten aanzien van het bestemmingsplan Sorghvliet zijn de volgende regie aanwijzingen relevant:
Vanaf 2012 dient in ruimtelijke plannen aandacht te worden besteed aan archeologie en cultuurhistorie. Dit is een gevolg van de wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierin is aangegeven dat cultuurhistorische waarden dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.
In 1987 was de Nota gemeentelijk monumentenbeleid al uitgebracht, waarin de aanbeveling werd gedaan om in aanvulling op het beperkte aantal van elf rijksmonumenten ook op gemeentelijk niveau cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en objecten te beschermen en te onderzoeken welke bouwwerken daarvoor in aanmerking zouden komen. Dit is nader uitgewerkt en geconcretiseerd in de gemeentelijke monumentenverordening. Vanaf 1994 is een begin gemaakt met het aanwijzen van gemeentelijke monumenten. Gaandeweg heeft het monumentenbeleid in Veendam vorm gekregen, zonder dat daarvoor specifiek beleid is opgesteld. Op 9 juli 2012 heeft de gemeenteraad de Nota gemeentelijk erfgoedbeleid Veendam vastgesteld. Deze erfgoednota voorziet in dit specifieke, integrale erfgoedbeleid.
De gemeente Veendam heeft op 22 september 2014 de beleidsnota Archeologie en Cultuurhistorie vastgesteld. De bijbehorende beleidskaart Archeologie en cultuurhistorie is voor het laatst in 2022 geactualiseerd. In paragraaf 4.7 Archeologie en cultuurhistorie wordt ingegaan op deze beleidsnota en beleidskaart.
Archeologie en cultuurhistorische waarden
De gemeente zal de Handreiking 'Erfgoed en Ruimte' en de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart benutten bij het verankeren van cultuurhistorische en monumentale waarden in de bestemmingsplannen:
Het gemeentelijk erfgoedbeleid bestaat uit meerdere elementen, die worden ondergebracht in de volgende indeling:
Op basis van deze indeling is een aantal beleidsuitgangspunten geformuleerd, die hieronder aan de orde komen.
Algemeen erfgoedbeleid
Beleid ten aanzien van rijksmonumenten
Beleid ten aanzien van de gemeentelijke monumenten
Beleid ten aanzien van beschermde stadsgezichten
De gemeente streeft er naar de bescherming van de beschermde stadsgezichten 'Oosterdiep' en 'Tusschendiepen' in bestemmingsplannen actueel en inspirerend te houden; de erfgoedcommissie wordt uitgenodigd om zwakke plekken, verbeterpunten en aandachtspunten binnen de beschermde gezichten naar voren te brengen.
Het beschermd stadsgezicht Oosterdiep is een fraai voorbeeld van een in de periode van 1850 tot 1940 verstedelijkte Veenkolonie. Door de sterke industrialisatie transformeerde vooral het noordelijk deel van deze in de zeventiende eeuw ontstane dubbele Veenkolonie Veendam, van een agrarische nederzetting tot een van de stedelijke centra in de regio Groningse Veenkoloniën. In de bebouwing langs met name het Oosterdiep komt de rijkdom, vergaard in de periode van 1850 tot 1940 door de bloeiende aardappelmeelindustrie, zeer goed tot uitdrukking. Behalve de hoge historisch-ruimtelijke en architectuurhistorische waarde, is het beschermd stadsgezicht Oosterdiep van nationaal belang vanwege de cultuurhistorische waarde, dat wil zeggen als afspiegeling van de economische ontwikkelingen in de periode van 1850 tot 1940. Daarnaast bezit het gebied een redelijk hoge mate van gaafheid en zeldzaamheid.
De aandacht en zorg voor dit cultuurhistorisch goed heeft geleid tot een verdere definiëring van de regels in dit bestemmingsplan. Daarbij is de methodiek die gebuikt wordt in het bestemmingsplan Veendam Centrum overgenomen.
In een beleidsnotitie over kamerverhuur die op 22 februari 2010 vastgesteld is door de raad, zijn gebieden aangewezen waar kamerverhuur wordt toegestaan. Het centrum en de oude bebouwingslinten langs het Ooster- en Westerdiep vallen hieronder. Dit sluit aan bij de vraag naar kamers die zich in de gemeente vooral voordoet in en nabij het centrum van de plaats Veendam. Bovendien zijn in deze gebieden de meeste panden te vinden die zich wat aard, menging van functies en omvang betreft het beste lenen voor kamergewijze verhuur. De beleidsnotitie geeft aan dat regels betreffende kamerverhuur in bestemmingsplannen worden opgenomen. Daarnaast is handhavingsbeleid geformuleerd voor de kwaliteit van kamerverhuurpanden. In dit bestemmingsplan is bovengenoemde regeling voor kamerverhuur opgenomen in de regels. Aan de hoeveelheid kamers is per pand een maximum gekoppeld (waarvan in bijzondere situaties kan worden afgeweken).
De detailhandelsstructuurvisie Veendam (vastgesteld 16 december 2013) beoogt te voorzien in ruimtelijk detailhandelsbeleid voor de gemeente Veendam. Het doel is te komen tot een actuele en goed onderbouwde visie op de gewenste detailhandelsstructuur in Veendam, op basis waarvan initiatieven van marktpartijen getoetst kunnen worden en besluiten kunnen worden gemotiveerd. Op basis van deze visie kunnen initiatieven worden getoetst aan de gewenste detailhandelsstructuur en kan vertaling plaatsvinden naar structuurvisies, gebiedsvisies en bestemmingsplannen.
Analyse
De gevolgen van de ontwikkelingen zijn groot in de winkelmarkt. De groei van internet en demografische ontwikkelingen (o.a. vergrijzing, stagnatie van groei/krimp) leiden tot een afnemende behoefte aan fysieke winkels. Formules met een groot oppervlak en/of veel vestigingen verdringen kleinschalige spelers. Naar verwachting zal het winkelaanbod hierdoor de komende jaren afnemen, met structurele leegstand tot gevolg.
Van de groeigedachte van de afgelopen jaren moet definitief afscheid worden genomen. Dit betekent echter niet dat nergens meer geïnvesteerd kan worden. Wel zijn selectieve keuzes in de structuur noodzakelijk: alleen nog op die locaties investeren die de detailhandelsstructuur kwalitatief versterken. In deze actuele detailhandelsstructuurvisie voor Veendam worden deze keuzes duidelijk gemaakt en nader onderbouwd.
Beoogde hoofdwinkelstructuur
Op basis van de uitgangssituatie, trends en ambities is de beoogde hoofdwinkelstructuur van Veendam geformuleerd. Het beleid uit 2001 en 2007 wordt grotendeels gecontinueerd en voor wat betreft het plangebied wordt het volgende gesteld:
Figuur 3.2: Winkellocaties
Specifiek voor plangebied
Sorghvliet
Wijkwinkelcentrum Sorghvliet (bijna 2.000 m² wvo) ligt centraal in de gelijknamige wijk (ruim 8.000 inwoners) en heeft een belangrijke functie voor het zuiden van Veendam en Wildervank. De bereikbaarheid en parkeermogelijkheden zijn goed. Een relatief groot deel van het winkelcentrum heeft (intern en extern) een verouderde uitstraling. Wijkwinkelcentrum Sorghvliet vervult de boodschappenfunctie voor Veendam-Zuid. De omvang en branchering van het winkelaanbod zijn passend bij de beoogde functie (compleet pakket voor dagelijkse aankopen). Ook aan de meeste overige randvoorwaarden voor een goed wijkwinkelcentrum wordt voldaan.
Oosterdiep
Voor een aantrekkelijk centrumgebied is het gewenst te (blijven) streven naar een compacte structuur. In de visie voor het centrum wordt ingezet op versterking van het winkelcarré. Reeds uitgevoerde en geplande maatregelen sluiten hierop aan, zoals verbetering van de uitstraling (luifels) in de Kerkstraat, de supermarktontwikkeling aan de Kerkstraat-West en middels het bestemmingsplan het voorkomen van nieuwvestiging of uitbreiding van de detailhandelsfunctie in aanloopgebieden (o.a. Oosterdiep en Prins Hendrikplein).
Supermarkten
Als uitvloeisel van de detailhandelsstructuurvisie is met het facetbestemmingsplan Supermarktlocaties het aantal supermarktvestigingen buiten het kernwinkelgebied "bevroren". De bepalingen van het facetbestemmingsplan zijn in dit plan één op één overgenomen.
De behoefte aan een actuele detailhandelsstructuurvisie voor de gemeente als geheel is groot. De bestaande detailhandelsstructuurvisie dateert inmiddels van 2013. Een actuele visie is van belang zowel om het verzorgingsniveau van haar inwoners op verschillende schaalniveaus te optimaliseren als om in te kunnen spelen op vragen en aanbiedingen van marktpartijen (waaronder ontwikkelaars, beleggers, eigenaren en winkelformules). De gemeente Veendam kan op basis van een geactualiseerde detailhandelsvisie duidelijke standpunten innemen naar aanleiding van vragen uit de markt en wordt daarmee ook een transparante partij voor marktpartijen. Naast het hebben van een duidelijk standpunt inzake bijvoorbeeld perifere detailhandelsvestigingen dient ook duidelijk te zijn hoe de gemeente bijvoorbeeld omgaat met webshops en zaken als uitbreidingsruimte voor nieuwe winkels of juist sanering van winkelruimte.
Sinds januari 2018 ligt er een uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin aangegeven is dat detailhandel in principe ook onder de Dienstenrichtlijn valt. Het gevolg hiervan is dat - in tegenstelling tot het verleden - er een zware motiveringsplicht ligt bij de gemeente bij het opleggen van beperkingen t.a.v. branchering op een specifieke locatie. Ook om deze reden is het zeer wijs om het beleid te actualiseren.
De 'Actualisatie gemeentelijke detailhandelsstructuurvisie' is vastgesteld op 19 december 2022.
Veendam-de Reede
De gemeente Veendam heeft een relatief overzichtelijke structuur met een aantal winkelclusters ( Het gaat daarbij in de wijk Sorghvliet om supermarktcentrum De Reede (Sorghvliet / Veendam-Zuid). In de wijk Sorghvliet, circa anderhalve kilometer ten zuiden van het centrum van Veendam, ligt supermarktcentrum De Reede, dat een forse herstructurering en renovatie heeft ondergaan. Gebouwd in de jaren ‘70, was het centrum de afgelopen jaren sterk verouderd.
In de herontwikkeling van de noordzijde is de Jumbo uitgebreid en heeft een upgrade gekregen, in combinatie met vernieuwing van de naastgelegen bakker en cafetaria. Het geheel heeft ook aan de buitenzijde een facelift gekregen, waardoor er een moderne frisse uitstraling is ontstaan. Ook in het parkeerterrein is geïnvesteerd. Aan de zuidzijde is nog steeds het MFC Dukdalf gevestigd, in inmiddels verouderd vastgoed. De problematische financiële situatie is al jaren onderwerp van gesprek. Onderdeel van de gesprekken is om het MFC uit te plaatsen en de vrijkomende ruimte te herontwikkelen (naar een andere functie dan detailhandel).
Supermarktcentrum De Reede wordt gevormd door een grote supermarkt, een bakker, een cafetaria en een drogisterij. Het is daarmee, in tegenstelling tot het verleden, feitelijk geen winkelcentrum meer, maar een solitaire supermarkt met drie aanvullende functies. Gesteld kan worden dat de Jumbo ook met name een solitaire aantrekkingskracht heeft, waarbij de relatie met de bakker nog onderling versterkend zal werken. In de nabijheid zijn nog een Chinees restaurant, een apotheek, een huisartsenpraktijk, een kinderdagverblijf en een tankstation gevestigd. De Jumbo is vergroot van een oppervlakte van 1.470 m² WVO naar ca. 1.700 m² WVO. Het leegstandspercentage van dit winkelcluster is 0%.
Duidelijk is dat het winkelcluster De Reede met name drijft op de grote en moderne Jumbo. De naastgelegen drogisterij, bakker en cafetaria vormen een welkome aanvulling op het aanbod. Van een volledig voorzieningenaanbod op wijkwinkelniveau (verswinkels, lectuur, kapper, e.d.) is echter geen sprake. De relatie met de nabijgelegen commerciële panden is beperkt (geen looproute, aan de andere zijde een doorgaande route). Het winkelcluster heeft een duidelijk en relatief groot verzorgingsgebied, dat zich met name uitstrekt vanaf de zuidzijde van het centrum tot en met Wildervank (binnen dit gebied is enkel nog een PLUS actief). Vanaf drie doorgaande routes (Sorghvlietlaan noord- en zuidzijde en Skagerrak) is het centrum goed ontsloten en zichtbaar. Het parkeren is sinds de herinrichting weer op niveau. Op piekmomenten zijn er voldoende parkeerplaatsen.
Detailhandelsvisie
Het streven is om de huidige gemeentelijke detailhandelsstructuur in stand te houden en waar nodig te optimaliseren. Dit betekent: het centrum als primair aankoopgebied met daarnaast Autorama, De Reede (Sorghvliet), de PDV-zone en Wildervank als aanvullende centra. Deze laatstgenoemde centra vormen het aanvullende aanbod gericht op dagelijks en frequent benodigd niet-dagelijks aanbod, zoals dat nu ook al aanwezig is. Het (ruime) huidige aanbod en de vraag vanuit de markt laat geen ruimte voor het ontstaan van nieuwe detailhandelsclusters in de gemeente, waardoor de huidige structuur gehandhaafd en geborgd dient te worden. Gezien de huidige trends en ontwikkelingen in de detailhandel is het behouden van deze structuur echter geen automatisme. Zeker met het oog op de toekomst, met een afnemende vraag naar fysieke winkelmeters en een groei in het aantal internetaankopen. Dit betekent dat er geen mogelijkheden zijn voor detailhandel buiten de bestaande winkelgebieden. Verdere uitbreidingen of toevoegingen in Autorama, De Reede en de PDV-zone zijn ongewenst.
In het Mobiliteitsplan Veendam 2022-2030 is een actueel en toekomstgericht verkeer- en vervoersbeleid geformuleerd op basis van 4 pijlers (thema's), met de eigen specifieke doelstellingen en ambities: Verkeersveilig en Toegankelijk, Duurzaam en Vitaal, Aantrekkelijk en Leefbaar, Bereikbaar en Bedrijvig. Het nieuwe mobiliteitsplan heeft een 'planhorizon' tot en met 2030 en bepaalt de koers zodat bewoners en de gasten zich prettig, veilig en duurzaam kunnen (blijven) verplaatsen. In het uitvoeringsprogramma is een concrete doorvertaling daarvan gegeven voor de jaren 2022-2030. Zodoende komt de gemeente tot realisatie van de doelen en ambities van de vier thema's waarop het Mobiliteitsplan is gestoeld. Het gaat er daarbij om de knelpunten van de huidige situatie op te lossen en antwoord te geven op zich aandienende problemen in de toekomst. Voor het plangebied Sorghvliet gaat het dan onder meer om het verkeersveiliger maken van de Sorghvlietlaan door de aanleg van rotondes op de kruispunten met de Gelrelaan en de Provinciënlaan en de introductie van het concept Gebiedsontsluitingsweg met een snelheid van 30 km/h (GOW30) op het Skager Rak.
Daarnaast is de afwikkeling van het verkeer vanuit Veendam-Zuid/Wildervank van en naar de N33 problematisch. In het verleden is als mogelijke oplossing hiervoor een verbinding van de Industrieweg via de DWM-weg met het Boven Oosterdiep en de Bendiksstraat/Skager Rak bedacht en uitgewerkt. Hiertoe is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om dit op termijn te realiseren. Hiermee wordt de verkeersdruk voor zowel het gemotoriseerd verkeer als het fietsverkeer evenwichtiger.
In de nota Integraal horecabeleid uit 2003 werden voor de totale horeca in Veendam twee hoofddoelstellingen geformuleerd. Enerzijds zou aan de horeca ruimte moeten worden gegeven om zich te ontwikkelen, anderzijds zullen ook de negatieve effecten van horeca moeten worden bestreden. In de geactualiseerde beleidsnotitie Horecabeleid uit 2014 is een derde doelstelling toegevoegd om het alcoholgebruik door jongeren onder de 18 jaar terug te dringen.
In de beleidsnotitie worden twee deelgebieden onderscheiden: het centrumgebied en het daar buiten gelegen gebied. Het centrumgebied komt overeen met het gebied zoals dat in het bestemmingsplan Veendam Centrum is bepaald. Het gebied daarbuiten geldt als buiten-centrumgebied. Voor het buiten-centrumgebied wordt gekozen voor een conserverend-reducerend beleid waardoor bestaande horeca kan worden voortgezet en bij vrijkomende horeca per geval wordt bezien of tot het wegnemen van de horecafunctie kan worden overgegaan. Het wegnemen van de horecafunctie heeft daarbij de voorkeur. Één en ander is afhankelijk of er ter plaatse sprake is van een onaanvaardbare spanning op het woon- en leefmilieu.
In het eerdere horecabeleid werden acht horecatypen onderscheiden. Dit waren drankverstrekkers, spijsverstrekkers gericht op horeca, spijsverstrekkers gericht op winkels, maaltijdverstrekkers, logiesverstrekkers, paracommerciële inrichtingen en de coffeeshops en prostitutiebedrijven. Daarnaast bestaan er in Veendam twee coffeeshops die voor wat betreft de openbare orde geen of nauwelijks voor problemen zorgen. In het kader van het horecabeleid bestaat er geen reden wijzigingen voor te stellen met betrekking tot de locatie van deze coffeeshops of andere vestigingseisen.
Indeling horeca
Er wordt in het Horecabeleid van de gemeente Veendam in het vervolg onderscheid gemaakt tussen de types Horeca op grond van sluitingstijden. Het onderscheid is teruggebracht naar twee typen: het eerste type is "dag, avond en vroege nacht horeca" (davnh) en het tweede type is "late nachthoreca" (lnh). Door gedifferentieerd gebruik te maken van de exploitatievergunning en de voorwaarden daarbij, wordt greep gehouden op de mogelijke verstoring voor de openbare orde.
Vanuit het horecabeleid vindt vertaling plaats naar het bestemmingsplan. Door op dezelfde wijze bestemmingen te definiëren (davnh en lnh), kan ook ruimtelijk worden gestuurd op vestiging van bepaalde typen horeca. Uitgangspunt daarbij is dat de huidige horecabestemmingen zoals die op een locatie of perceel rusten, leidend zijn en in beginsel kan er ook geen uitruil met bijvoorbeeld winkelbestemmingen plaatsvinden. De bestaande horeca-bestemmingen worden verbijzonderd naar een typologie (davnh en lnh).
Voor het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gekozen voor conserverend-reducerend beleid. Dit betekent dat er uitgaande van de bestaande horeca in het buiten-centrumgebied, er enkel sprake kan zijn van dag-, avond- en vroege nachthoreca. Het streven is erop gericht om te komen tot zoveel mogelijk lage categorisering, althans type horeca overeenkomend met dag- en avondhoreca. Hiermee wordt naar verwachting de spanning op het woon- en leefklimaat buiten het centrumgebied, zo goed mogelijk beheerst.
Indien er sprake is van nieuwe horeca die een aantoonbare meerwaarde heeft voor het toeristisch of recreatief verblijf in de gemeente (bv. pensions, hotels, restaurants, pannenkoekenboerderij, kleinschalige horeca gericht op passanten) zal in het buiten-centrumgebied daar wel ruimte voor moeten zijn. Deze categorie vormt daarmee de uitzondering op het in beginsel conserverend-reducerend beleid voor het buiten-centrumgebied.
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Bij de bouw van geluidsgevoelige objecten binnen deze zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Dit geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (Wet geluidhinder 2006). Bij het voorbereiden van een plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op grond behorende bij een zone, moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te boven gaat, kunnen burgemeester en wethouders, mits gemotiveerd, een hogere waarde vaststellen (artikel 83 van de Wet geluidhinder).
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen die betrekking hebben op de realisatie van geluidsgevoelige functies. Dit wordt bevestigd met het advies (Bijlage 1) van de Omgevingsdienst Groningen.
Wilkensterrein
Voor het uitwerkingsgebied Wilkensterrein is een woningbouwontwikkeling voorzien. Uit het rapport (Bijlage 1) van de Omgevingsdienst Groningen blijkt dat de bouw van woningen op het Wilkensterrein mogelijk geluidhinder als gevolg van wegverkeer ondervinden. Daarom wordt in het rapport geadviseerd een hogere geluidbelasting toe te staan met een hoge waarde procedure. Bij verdere ontwikkeling van dit gebied zal mogelijk een nieuw akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en mogelijk een hoge waarde procedure worden doorlopen.
In 1991 is voor Veendam ten gevolge van het industriegeluid van het oostelijk gelegen industrieterrein waar A-inrichtingen werden toegestaan, een 50 dB(A)-geluidszone vastgesteld. De zone ligt om alle gezoneerde terreinen. De geluidszone is vastgelegd in het facetbestemmingsplan Zone industrielawaai Veendam en Menterwolde. Het plangebied ligt deels binnen de geluidszone. De ligging van de geluidszone is op de verbeelding aangegeven. Nieuwbouw van woningen binnen deze zone dient vergezeld te worden van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting die door woningen binnen de zone door het industrielawaai wordt ondervonden.
Wilkensterrein
Het Wilkensterrein ligt binnen de 50 dB(A)-geluidszone. Bij verdere ontwikkeling van dit gebied zal het betreffende deel worden onttrokken aan het gezoneerde industrieterrein.
Bedrijven worden ingedeeld in categorieën met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Deze publicatie biedt een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau en geeft informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. Op basis van de milieukenmerken van de verschillende typen bedrijven en inrichtingen wordt een indicatie van de afstanden gegeven, die als gevolg van deze kenmerken moeten worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven en een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben uitdrukkelijk niet het karakter van een norm of een richtlijn.
De informatie heeft geen betrekking op individuele bedrijven, maar op bedrijfstypen. Dit betekent dat een concrete situatie altijd in de context moet worden bekeken:
Dit bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard en voorziet niet in ontwikkelingen die zouden kunnen stuiten op milieutechnische belemmeringen.
Bestaande bedrijven zijn bestemd conform de indeling van de publicatie Bedrijven en milieuzonering. Middels een ontheffing kan onder voorwaarden een hogere categorie worden gerealiseerd. Vestiging van Bevi-inrichtingen is niet toegelaten. Overige bestaande bedrijven zijn inbestemd met een passende bestemming ofwel met een aanduiding op de verbeelding weergegeven.
In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. In het kader hiervan dient in een bestemmingsplan beoordeeld te worden of er zich in het plangebied nieuwe ontwikkelingen voordoen die in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van luchtkwaliteit.
De waarden liggen in Sorghvliet ver onder de grenswaarden en de luchtkwaliteit is dan ook goed te noemen. Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m³ en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 11 µg/m³. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m³ (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is dus geen sprake van een dreigende overschrijding van de grenswaarden.
In het plangebied is op dit moment sprake van lage achtergrondwaarden. De verwachting is dat dit in de toekomst niet wijzigt. In het bestemmingsplan worden immers, behalve kleinschalige perceelsgebonden ontwikkelingen, geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de luchtkwaliteit in betekenende mate kunnen verslechteren.
De bijdrage van ontwikkelingen aan luchtkwaliteit komt voort uit de verkeersaantrekkende werking van een functie. In het Besluit "niet in betekenende mate bijdragen" (luchtkwaliteitseisen) is aangegeven dat alleen grote projecten zoals woningbouwprojecten met meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met een vloeroppervlak van meer dan 100.000 m2 in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling.
Concluderend kan gesteld worden dat het bestemmingsplan vooral voorziet in een actualisering van het huidige planologische regiem en dit leidt niet tot aanpassing van de toelichting over de luchtkwaliteit binnen het plangebied. Binnen het plangebied van het geactualiseerde bestemmingsplan voldoet de luchtkwaliteit ruimschoots aan de wettelijke bepalingen aangaande de luchtkwaliteit. De omgevingsdienst bevestigt deze analyse in hun advies, die is toegevoegd als Bijlage 3.
Water is een belangrijke drager voor een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast is de waterstructuur medebepalend voor het groene of parkachtige karakter van Veendam. Ook draagt een aantal cultuurhistorische waterstructuren bij aan de identiteit van Veendam.
De huidige waterstructuur is samen met het waterschap vastgelegd in de waterkaart. Mede omdat het klimaat verandert, is het van belang dat op een verantwoorde manier wordt omgegaan met water in het plangebied. De effecten zoals temperatuurstijging, droogte, meer extreme neerslag en wateroverlast proberen we met een goede inrichting en aanpassing van de openbare ruimte op te vangen. Hiermee hopen we de huidige waterkwaliteit en waterkwantiteit te borgen en daar waar mogelijk te verbeteren. Een belangrijk aspect daarbij is de gemeentelijke zorgplicht voor het afval-, hemel-, en grondwater zoals die verwoord zijn in het gemeentelijke (afval)waterbeleidsplan. Ook de tritsen schoonhouden- scheiden- zuiveren (waterkwaliteit) en vasthouden- bergen- afvoeren (waterkwantiteit) zijn opgenomen in het waterbeleid.
Het grootste deel van de neerslag stroomt via een hemelwater (HWA) riool af. De hemelwateroverstorten op oppervlaktewater bevinden zich op diverse plaatsen in het plangebied. Het overgrote deel van het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolzuivering. Aan de randen van het gebied bevinden zich nog vuilwateroverstorten. Aan de bestemming water is het doel 'waterberging' toegevoegd en er zijn waterhuishoudkundige bouwwerken toegestaan. Ook zijn in alle relevante gebiedsbestemmingen water en waterpartijen en daarmee de berging van water toegelaten. Door het zodanig bestemmen van belangrijke groenstructuren in het plangebied, wordt voorkomen dat deze groenstructuren worden verhard. Voor het overige geldt dat bij nieuwe ontwikkelingen aandacht wordt besteed aan het verbeteren van het watersysteem, het daar waar mogelijk verbeteren van de ecologie en aan klimaatadaptatie.
Voor dergelijke maatregelen geldt overigens wel dat zij buiten het bereik van het onderhavige bestemmingsplan vallen, behalve wanneer het gaat om ingrepen waarvoor een herziening van het bestemmingsplan is vereist.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.
Wet natuurbescherming
Met de Wet Natuurbescherming (2017) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wet Natuurbescherming implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wet Natuurbescherming kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wet Natuurbescherming wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wet Natuurbescherming bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wet Natuurbescherming en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. Gedeputeerde Staten van Groningen kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten van Groningen vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wet Natuurbescherming en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn. Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Betreffende het plangebied
Het plangebied behoort niet tot en grenst niet aan een gebied dat wordt beschermd in het kader van de Wet Natuurbescherming. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied betreft het Vogelrichtlijngebied Zuidlaardermeergebied op ongeveer 10 km ten westen van het plangebied. Het dichtstbijzijnde gebied uit de Ecologische Hoofdstructuur ligt op ongeveer 8 km ten zuiden van het plangebied. Het betreft het Hunzedal in de provincie Drenthe.
Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelig gebied ligt op ongeveer 13 kilometer. Het betreft een stikstofgevoelig gebied gelegen tussen Tynaarlo en Annen. Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. De enige ontwikkeling betreft het Wilkensterrein. Hiervoor is een nader uit te werken bestemming opgenomen. Een eventueel stikstofberekening dient uitgevoerd te worden bij het op te stellen uitwerkingsplan. Gelet op het conserverend karakter van dit bestemmingsplan en de ruimteligging ten opzichte van het dichtsbijzijnde stikstofgevoelig gebied is er geen sprake van een significant effect. Indien er toch nieuwe (verbouw)initiatieven gaan plaatsvinden moet dan afgewogen worden of er significante effecten zijn.
Er bestaan geen duidelijke ecologische relaties tussen het bebouwde deel van het plangebied en de speciale beschermingszones of de Ecologische Hoofdstructuur. De mogelijke ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan zijn van dusdanige geringe omvang dat negatieve effecten van deze activiteiten op de beschermde gebieden niet zijn te verwachten. De realisering van het bestemmingsplan stuit niet op bezwaren in het kader van een van de richtlijnen of de Wet Natuurbescherming.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.
De Omgevingsdienst Groningen heeft een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan Sorghvliet te Veendam. (Advies externe veiligheid, d.d. 09-08 2019). Hiervoor is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van risicovolle inrichtingen, risicovolle transportassen en risicovolle transportleidingen beoordeeld. Het advies is opgenomen als bijlage 5 bij de toelichting.
De belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen voor de verantwoording van het groepsrisico kunnen als volgt worden samengevat:
De gemeente Veendam zal voor de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid advies vragen bij de Veiligheidsregio Groningen. Geadviseerd wordt om de geformuleerde bevindingen en adviezen op te nemen in de verantwoording van het groepsrisico.
Ongeacht de inzet van de gemeente Veendam en de hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein dan ook, blijft altijd aanwezig. Alles overwegende wordt geconcludeerd dat vanuit oogpunt van externe veiligheid het verantwoord is om het bestemmingsplan Sorghvliet te Veendam vast te stellen. Het restrisico is in dit kader aanvaardbaar.
De Veiligheidsregio Groningen heeft in haar mail van 4 december 2018 (zie bijlage 11) een beoordeling gedaan op de aanwezigheid van externe risicobronnen en de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor het schaalniveau van het bestemmingsplan. Daarbij zijn zij tot de volgende conclusies gekomen:
Op basis van deze beoordeling ziet de Veiligheidsregio Groningen geen aanleiding om verder inhoudelijk advies te geven ten behoeve van het voorliggende ruimtelijke besluit.
Toetsing Bouwbesluit
Het bestemmingsplan gaat wel ontwikkelingen voor mantelzorg/zorgwonen, functieverandering, kamerverhuur, maatschappelijke voorzieningen (functieveranderingen/verbredingen en uitbreidingen), bedrijvigheid en plaatselijk nieuwe woningbouw mogelijk maken. Deze nieuwe ontwikkelingen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning later nog door de Veiligheidsregio beoordeeld moeten worden op de activiteit 'Bouwen'. Deze beoordeling vindt plaats op andere veiligheidsaspecten zoals brandcompartimentering, vluchtroutes, bluswater, bereikbaarheid en overige brandpreventieve voorzieningen.
Op 22 september 2014 heeft de gemeente Veendam de Beleidsnota Archeologie en Cultuurhistorie vastgesteld. In 2021 is de Beleidskaart Archeologie en Cultuurhistorie Veendam geactualiseerd (Bijlage 4).De nieuwe beleidskaart is in juni 2022 vastgesteld.
Figuur 4.1:Uitsnede Beleidskaart Archeologie en Cultuurhistorie gemeente Veendam (d.d. 28 februari 2022, bijgewerkt t/m 31 december 2021)
In de Beleidsnota Archeologie en Cultuurhistorie is verwoord hoe de gemeente Veendam omgaat met archeologische, cultuurhistorische en cultuurlandschappelijke waarden binnen haar grondgebied. In de nota komen de volgende zaken aan de orde: wettelijke en beleidsmatige kaders, landschaps- en bewoningsgeschiedenis, archeologische waarden en verwachtingen, archeologie en cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, het archeologiebeleid van de gemeente Veendam, bevoegdheden van de verschillende overheden en bestemmingsplanregels. De nota dient als onderbouwing van de Beleidskaart Archeologie en Cultuurhistorie.
De ‘Beleidskaart Archeologie en Cultuurhistorie’ geeft een overzicht van de bekende en te verwachten archeologische waarden, en van cultuurhistorische en cultuurlandschappelijke terreinen en elementen. Deze waarden zijn gekoppeld aan bestemmingsplanregels. De beleidskaart kent qua archeologie ook ‘witte’ gebieden: gebieden met een dermate geringe kans op (gave) archeologische resten dat ruimtelijke ingrepen in deze gebieden zonder archeologisch voorbehoud kunnen worden uitgevoerd.
Beschermd stadsgezicht
Het gebied Oosterdiep is aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 1, onder g van de Monumentenwet 1988. Het grootste deel van het beschermd stadgezicht Oosterdiep is vastgelegd in de bestemmingsplannen Veendam Centrum (vigerend) en Wildervank. Het resterende gedeelte (van Julianalaan tot en met het Boven Dwarsdiep) is in dit bestemmingsplan opgenomen.
Het beschermd stadsgezicht wordt begrensd door de bebouwing aan weerszijden van het kanaal Oosterdiep tussen de Hazepadbrug in Veendam en de Meihuizenbrug in Wildervank, inclusief het noordelijk deel van het Westerdiep in Wildervank. Op het bijgaande kaartje is de exacte begrenzing van het gebied aangegeven.
Figuur 4.2: Ligging en begrenzing Beschermd dorpsgezicht Oosterdiep
Het beschermd stadsgezicht wordt gekenmerkt door een hechte relatie tussen de ruimtelijke structuur, het kanalenstelsel en de bebouwing die typerend is voor verstedelijkte Veenkoloniale nederzettingen. Het planmatig aangelegde kanalenstelsel vormt de ruggengraat van de bebouwing, die voor het grootste deel zeer dicht is, maar wat karakter betreft, varieert.
Archeologie
Het gehele plangebied van het bestemmingsplan heeft een lage archeologische verwachtingswaarde. Uit de nota Archeologiebeleid blijkt dat geen bureauonderzoek noodzakelijk is in gebieden met een lage verwachting. Ook zijn er in het plangebied geen AMK - terreinen.
Cultuurhistorie
In het plangebied zijn enkele historische boerderijplaatsen gelegen aan het Ooster- en Westerdiep. Ook bevinden zich in het plangebied cultuurhistorisch waardevolle objecten uit de categorieën kerken, veenborgen, buitenplaatsen, begraafplaatsen, verlaten en waterlopen, waarvan restanten in het bodemarchief teruggevonden zouden kunnen worden. In het plangebied zijn vier rijksmomumenten en zeven gemeentelijke monumenten aanwezig. Veenborgen zijn grote buitenhuizen van de welgestelden, ontstaan vanaf de 17e eeuw . Verlaten zijn oude sluiscomplexen.
In het bestemmingsplan zijn een aantal dubbelbestemmingen opgenomen om de archeologische en cultuurhistorische (verwachtings) waarden te beschermen.
Het plangebied kent van nature een redelijk homogene bodemopbouw. Toch zijn er verschillen als gevolg van de rivier de Oude Ae. In het stroomgebied van de Oude Ae heeft minder veenvorming plaatsgevonden dan in het gebied daarbuiten. De Oude Ae stroomde ten noorden van het Boven Dwarsdiep tussen Ooster- en Westerdiep in.
Binnen de diepen is door bebouwing de oorspronkelijke bodemopbouw grootschalig verstoord en zo goed als niet meer aanwezig. Buiten de diepen heeft eerst vervening plaatsgevonden en is daarna sprake van bebouwing. Van de oorspronkelijke bodemopbouw is in dit gebied eveneens weinig bewaard gebleven.
De menselijke aanwezigheid heeft sporen achtergelaten in de bodem, in de vorm van zowel archeologische waarden als bodemverontreiniging. Om een indruk te krijgen van de globale bodemkwaliteit heeft de gemeente Veendam een bodemkwaliteitskaart laten opstellen. De laatste versie dateert van 2018. Een bodemkwaliteitskaart geeft de te verwachten bodemkwaliteit weer als gevolg van diffuse antropogene belasting van de bodem. Dit bestemmingsplan valt in meerdere gebieden van de bodemkwaliteitskaart. Voor het gebied wonen, industrie en wegen zijn verhoogde achtergrondgehalten vastgesteld. Voor de gebieden landbouw/natuur zijn eveneens achtergrondgehalten berekend, deze bevinden zich op of onder het niveau van de streefwaarde. Van een negatieve invloed van menselijk handelen op de bodemkwaliteit is in deze gebieden nauwelijks sprake.
Dé bodemkwaliteitskaart is eigenlijk een begrip. De bodemkwaliteitskaart bestaat uit 5 afzonderlijke kaarten:
Figuur 4.3 Uitsnede bodemfunctiekaart gemeente Veendam
Heel kort samengevat de verschillende kwaliteiten mogen niet verslechteren. Met uitzondering van de functie industrie. Voor de functie industrie is beleidsmatig bepaald dat de bodemkwaliteit hier mag verslechteren tot en met de bodemkwaliteitsklasse industrie. Dit mag alleen door toepassing van grond en bovendien moet die grond zijn vrijgekomen uit de gemeente Veendam.
Het Veendammer bodeminformatiesysteem (BIS) is in meerdere projecten (bijvoorbeeld Landsdekkend beeld) gevuld. Het BIS wordt bijna dagelijks bijgewerkt en zodoende actueel gehouden. Uit de bijgehouden data kunnen meerdere kaartlagen worden gegenereerd.
Twee voorbeelden:
Binnen het plangebied zullen de dynamische locaties geschikt worden gemaakt voor de beoogde functie. Een duurzaam gebruik van de bodem staat hierbij voorop. Afhankelijk van de uitkomst van het historische onderzoek en/of bodemonderzoek wordt bepaald of verder onderzoek c.q. sanering noodzakelijk is. Een geval van ernstige bodemverontreiniging wordt gesaneerd indien een locatie dynamisch wordt. Als de dynamische ontwikkeling niet voor het verstrijken van de milieuhygiënische urgentie plaatsvindt, zullen (tijdelijke) maatregelen moeten worden genomen om de risico's van de bodemverontreiniging weg te nemen. Nota bene: voldoende afdekken van verontreiniging is ook een geschikte sanerende handeling.
Wilkensterrein
Ter plaatse van de woonpercelen voldoet de bodemkwaliteit niet aan de bodemkwaliteitsklasse wonen. Gezorgd wordt voor een afdoende leeflaag ter plaatse van de woonpercelen. Er wordt een op de bodemfunctie gerichte sanering uitgevoerd.
Het plangebied bestaat uit het zuidelijke deel van het oude Veendam en de wijk Sorghvliet. Sorghvliet bestaat uit vijf buurten met ieder een eigen karakter doordat de wijk niet in één keer, maar gefaseerd is ontwikkeld. Oorspronkelijk werd elke fase met een nummer aangeduid: Sorghvliet 1 tot en met 5. Na de herstructurering in Scheepskwartier is aan elke van deze buurten een eigen naam gegeven, te weten: Scheepskwartier (1), Zeestratenwijk (2), Borgerspark (3), Provinciehoek (4) en Rivierenbuurt (5).
Figuur 5.1: Indeling in buurten
Het stratenpatroon in het Scheepskwartier en de Zeestratenwijk is over het algemeen een eenvoudig raster waar de huizen in rijen werden gebouwd. Er is openbaar groen aanwezig, soms in autoluwe hofjes. In het Scheepskwartier is na herstructurering meer open ruimte en gevarieerdere bebouwing gecreëerd.
Het stratenpatroon in de overige buurten is onregelmatig, waarbij ook hofjes en doodlopende straatjes voorkomen. Er is redelijk veel openbaar groen aanwezig, wat bijdraagt aan het beeld van een ruime opzet. Ook de ligging nabij het recreatiegebied Borgerswold draagt bij aan de aantrekkelijkheid van de woonwijk Sorghvliet.
Scheepskwartier
Het Scheepskwartier ligt in de noordwesthoek van Sorghvliet, grenzend aan de Veendammerweg en het Borgerswold. Er heeft inmiddels een herstructurering plaatsgevonden waarbij veel aandacht is geweest voor herinrichting van de openbare ruimte. Sommige rijenwoningen zijn omgebouwd tot twee-onder-een-kapwoningen. Op de plaats van een aantal rijenwoningen is het wooncomplex Nautilus gebouwd. Dit betreft gestapelde senioren huurwoningen. Aan de Oostlaan staat de senioren huurflat De Meerpaal, alsmede een aantal aanleunwoningen van het A.G. Wildervanckhuis. De Barkstraat, Kofstraat, Fregatstraat en de Galjootstraat bestaan vooral uit huurwoningen, terwijl in de rest van de straten vooral koopwoningen staan. Aan de randen van de buurt is vooral sprake van koopwoningen.
Zeestratenwijk
De Zeestratenwijk ligt in de noordoosthoek van Sorghvliet, ten oosten van de Sorghvlietlaan en ten noorden van het Skager Rak. In de Zeestratenwijk is een aantal belangrijke voorzieningen gehuisvest, zoals de Zorggroep Meander met verpleeghuis Veenkade, het multifunctionele centrum De Breehorn, een voormalig dependance van de OBS De Viermaster, een kinderdagverblijf, een apotheek en een huisartsenpraktijk.
Provinciehoek
De Provinciehoek ligt aan de zuidzijde van de wijk. Er staan zowel huurwoningen als koopwoningen: van rijenwoningen en twee-onder-een-kapwoningen tot aan enkele vrijstaande woningen. In deze buurt zijn het winkel- en wijkcentrum Sorghvliet en het kantoor van de Rijksdienst voor het Wegverkeer van grote economische en/of sociale betekenis.
Rivierenbuurt
De Rivierenbuurt ligt in de zuidwesthoek van Sorghvliet en wordt in het noorden begrensd door de Woldlaan en in het oosten door de Sorghvlietlaan. In de Rivierenbuurt vallen met name de in de jaren zeventig van de twintigste eeuw gerealiseerde 'drive in'-woningen op. De buurt is ruim opgezet met veel groen. Centraal ligt de hoofdlocatie van de OBS De Viermaster met een wijkontmoetingsplek.
Borgerspark
Ten noorden van de Rivierenbuurt ligt het Borgerspark. Deze buurt ligt ten westen van de Sorghvlietlaan en ten zuiden van de Briklaan. Deze buurt bestaat uit bungalows in het duurdere koopsegment. Ook staan er veel seniorenwoningen. Belangrijk in deze buurt is de functie van het A.G. Wildervanckhuis dat medio 2007 is omgevormd tot multifunctioneel centrum. Deze omvorming draagt bij aan het langer zelfstandig wonen van de bewoners van deze buurt.
Veendam-Zuid
De woonbuurt tussen Boven Westerdiep en Boven Oosterdiep (voorheen ook Veendam-Zuid genoemd) maakt ook deel uit van het plangebied. Zoals reeds staat vermeld in hoofdstuk 2, is het gebied tussen de oorspronkelijke bebouwingslinten voor de Tweede Wereldoorlog ontworpen, maar is de meeste bebouwing na de oorlog opgericht. Het gebied is ontworpen rondom de Wilhelminasingel langs twee hoofdassen, die elkaar in het zuidelijk gedeelte raken en naar het noorden toe uit elkaar lopen: de Prins Bernhardlaan (doorlopend in de J. Kazemierstraat) en de Burg. Bosscherstraat. De Prins Bernhardlaan kent een ruim laanprofiel, de overige straten zijn wat smaller.
Binnen deze wijk ligt het beschermd stadsgezicht Oosterdiep.
In het plangebied is wonen de belangrijkste functie. De meeste woningen zijn eengezinshuizen. In sommige gevallen is het wonen gecombineerd met een andere functie. De gemiddelde leeftijd van de bevolking in Veendam neemt toe, waardoor de behoefte aan woningen en voorzieningen voor ouderen zal toenemen. Bij de wat oudere jeugd is sprake van een vertrekoverschot van circa 10%. Dit vertrekoverschot wordt nauwelijks gecompenseerd door een vestigingsoverschot in de hogere leeftijdsgroepen. Het aandeel van de actieve groep in het arbeidsproces neemt af.
Bijna de helft van alle zelfstandig wonende huishoudens behoort tot de middengroep 30-59 jaar. Gemiddeld genomen, bedraagt het aandeel 65-plussers in de gemeente Veendam 21,5% per 1 januari 2017.
Dit plan continueert het bestaande bestemmingsplan maar verlegt enkele accenten. Omwille van de wijzigingen ten aanzien van de zorg en de grotere mate van zelfstandigheid zijn de eerder als maatschappelijk bestemde gemeenschappelijke verzorgingstehuizen nu gedefinieerd als woningen. Hiermee is overeenstemming tussen het feitelijke gebruik en de functie. Omwille van de verzorgingsfuncties blijft de aanduiding Maatschappelijk gehandhaafd waardoor dit gebruik niet onmogelijk wordt gemaakt.
Daarnaast is er sprake van verschuivingen in plancapaciteit. Specifiek komt dit neer op het schrappen van mogelijke woningen boven het winkelcentrum Sorghvliet. Daartegenover staat een toevoeging van het aantal woningen door de kwalitatieve nieuwbouw op het Wilkensterrein.
Sorghvliet beschikt over voorzieningen zoals een buurthuis, een wijkcentrum en een kinderopvang. Op het gebied van gezondheidszorg zijn de dagelijkse voorzieningen aanwezig: huisartsenpraktijk en apotheek. Voorts zijn in de wijk twee zorggerelateerde multifunctionele centra (MFC): het Adriaan Geerts Wildervanckcentrum aan het Borgerspark en de Breehorn aan het Beneden Westerdiep. Beide hebben een taak voor de oudere en zorgbehoeftige inwoners.
In het plangebied van dit bestemmingsplan is een aantal verzorgingshuizen waar extramurale zorg voor ouderen voorzien wordt. Veranderende inzichten met betrekking tot de zorg en ouderenhuisvesting nopen tot een verbrede visie op dergelijke functies.
Wat betreft onderwijs zijn er in Sorghvliet diverse scholen gehuisvest: openbare basisschool De Viermaster, protestants-christelijke basisschool 't Haimstee en de rooms-katholieke Mgr. Bekkersschool. Voorts is er in deze wijk gelegen een school voor speciaal onderwijs: de Margaretha Hardenbergschool. Deze school fungeert als voorziening voor leerlingen uit zowel de gehele gemeente als de regio. De jongere leerlingen zijn gehuisvest in het gebouw aan het Jan Salwaplein en de leerlingen tot circa 20 jaar in de hoofdlocatie aan de Schoolstraat.
Scholen voor voortgezet onderwijs en de Wim Monnereau school voor speciaal basisonderwijs zijn gelegen in andere delen van Veendam.
Duidelijk herkenbare kwaliteiten binnen het plangebied zijn:
Er zijn vier rijksmonumenten binnen het plangebied aanwezig, te weten:
Daarnaast zijn binnen het plangebied zeven gemeentelijke monumenten aanwezig, te weten:
Aspecten zoals materiaal- en kleurgebruik van de overige beeldbepalende panden zijn geregeld in de gemeentelijke welstandsbeleidsnota.
Zoals hiervoor al is aangegeven, is een deel van het plangebied aangewezen als beschermd stadsgezicht. De bescherming van het stadsgezicht beoogt het treffen van zodanige stedenbouwkundige maatregelen als noodzakelijk om het behoud en het voortbestaan van de karakteristieke gebieden te waarborgen. Dit bestemmingsplan is mede bedoeld als beschermend plan ex artikel 36, lid 1 van de Monumentenwet.
In de regels is rekening gehouden met het beschermde stadsgezicht. Voor dit gebied geldt dat in beginsel de bestaande verschijningsvorm in de zin van hoogte, dakhelling, dakvorm en plaatsing op het bouwperceel gehandhaafd moet blijven. Via een nadere eisenstelsel kan hieraan uitvoering worden gegeven. Tevens is een aanlegvergunningstelsel van toepassing en worden eisen gesteld aan het toetsen van de aanvraag voor een sloopvergunning. Voorts is de regeling gekoppeld aan een cultuurhistorische waarderingskaart voor het stadsgezicht.
De regeling voor het beschermde stadsgezicht is in de vorm van een dubbelbestemming opgenomen.
Veendam heeft veel werkgelegenheid in de industrie, de handel en reparatie, de gezondheids- en welzijnszorg en de zakelijke dienstverlening. Een (kleine) daling is te constateren in bijvoorbeeld industrie, bouwnijverheid, handel en reparatie. De werkgelegenheid in de zakelijke dienstverlening en gezondheids- en welzijnszorg blijkt daarentegen sterk te zijn gegroeid.
Uitoefening van bepaalde beroepen aan huis is een algemeen aanvaarde activiteit (huisarts, tandarts et cetera). Het gaat om beroepsuitoefeningen die door hun aard en omvang aanvaardbaar moeten worden geacht binnen het woonmilieu en waarvan mag worden aangenomen dat daarvan geen negatieve invloed uitgaat.
Aan huis verbonden bedrijvigheid is niet bij recht mogelijk in het plangebied.
Via ontheffing is het onder voorwaarden mogelijk bedrijvigheid te realiseren. Hierbij kan worden gedacht aan kleinschalige, in hoofdzaak dienstverlenende bedrijven. Uitgangspunt is dat de activiteit qua aard en omvang passend moet zijn binnen de woonomgeving.
Het centrum van Veendam fungeert als het hoofdwinkelgebied van de gemeente. In vergelijking met steden van vergelijkbare omvang heeft het centrum van Veendam een groter detailhandelsaanbod dan gemiddeld. Dit verschil wordt met name veroorzaakt door een ruimer aanbod in de modisch recreatieve branche. Van de overige branches bevindt zich een vergelijkbaar aanbod in de centra.
In het plangebied is detailhandel geconcentreerd in het wijkwinkelcentrum aan de Sorghvlietlaan. Naast inwoners van Sorghvliet maken ook inwoners van het noordelijk deel van Wildervank gebruik van dit winkelcentrum. Wat betreft zakelijke dienstverlening is Sorghvliet in hoofdzaak aangewezen op het centrum van Veendam.
In het vigerende bestemmingsplan Sorghvliet (vastgesteld 28-09 2009) zijn de betreffende gronden voor het winkelcentrum bestemd voor Centrum. De gronden zijn onder meer bestemd voor ‘detailhandel’. Onder het doel detailhandel is geen detailhandel in volumineuze goederen begrepen indien de verkoopvloeroppervlakte meer dan 1.500 m² bedraagt. In de bestemming zijn maximaal twee supermarkten begrepen.
Op 11 maart 2013 heeft de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen waarmee het verboden is het gebruik van de gronden of bouwwerken in het winkelcentrum ‘Sorghvliet’ te wijzigen, indien en voor zover door deze wijzigingen in gebruik het aantal supermarkten meer zal gaan bedragen dan één, dan wel het aantal vierkante meters verkoop verkoopvloeroppervlakte van de bestaande supermarkt zal worden vermeerderd met meer dan 200 m². Met het nemen van het voorbereidingsbesluit wordt voorkomen dat zich in de winkelcentra buiten het kernwinkelgebied ongewenste ontwikkelingen kunnen voordoen. Na het nemen van een voorbereidingsbesluit moet binnen één jaar het detailhandelsbeleid worden uitgewerkt en vastgelegd door middel van het ter inzage leggen van een ontwerpbestemmingsplan. Het facetbestemmingsplan Supermarktlocaties (vastgesteld op 3 maart 2014) voorziet in deze herziening.
In de algemene gebruiksregels van het facetbestemmingsplan wordt de nieuwvestiging van supermarkten expliciet uitgesloten en worden nadere gebruiksregels voor de diverse locaties, welke expliciet onderdeel uitmaken van het facetplan, voorgeschreven. De hoofdregel is dat op de gronden in de van toepassing verklaarde bestemmingsplannen geen supermarkten zijn toegestaan, waarop vervolgens middels de daarop volgende gebruiksregels een uitzondering wordt gegeven per locatie. Per locatie wordt het maximum aantal toegestane supermarkten en de maximale winkelvloeroppervlakte van supermarkten voorgeschreven.
In onderhavig bestemmingsplan wordt de in het facetplan opgenomen regeling voor winkelcentrum Sorghvliet overgenomen: voor winkelcentrum ‘Sorghvliet’ geldt dat ter plaatse maximaal één supermarkt is toegestaan met een maximaal winkelvloeroppervlak van 1.600 m2.
Deze regeling betekent een beperking in de planologsiche mogelijkheden in vergelijking met de regeling als opgenomen in het plan uit 2009. Deze beperking vloeit voort uit uit de detailhandelsstructuurvisie Veendam van juni 2013, ( zie paragraaf 3.3.6) de actualisatie van de gemeentelijke detailhandelsvisie ( zie paragraaf 3.3.7) en is reeds vastgelegd in het factbestemmingsplan Supermarktlocaties.
Figuur: uitsnede voorbereidingsbesluit en uitsnede bestemmingsplan Sorghvliet vastgesteld 28-09 2009
Sorghvliet wordt via Woortmanslaan - C.W. Lubbersstraat - Dalweg en Sorghvlietlaan - centrumring verbonden met de N33. De N33 zorgt voor de verbinding van de gemeente met de A7 in noordelijke richting en richting Assen in zuidelijke richting. Voor de interne ontsluitingstructuur van Sorghvliet zijn van belang de Sorghvlietlaan, het Skager Rak en de Woortmanslaan en in het oostelijk plangebied de Prins Bernhardlaan en het Boven Oosterdiep. Er is gekozen de wegen (gelegen binnen de bebouwde kom) die op grond van het Mobiliteitsplan zijn aangegeven als Gebiedsontsluitingsweg II (GOW II, 50 km/uur) en Erftoegangsweg I (ETW I, 50 km/uur) te bestemmen als Verkeer.
Aan de overige wegen is de categorie Erftoegangsweg II (ETW II, 30 km/uur) toegekend. De verblijfsfunctie staat hier voorop. Deze wegen zijn meegenomen in de diverse gebiedsbestemmingen. Van deze wegen wordt het bestaande systeem van ontsluiting door middel van wegen en paden gehandhaafd behoudens verbetering met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast.
De beoogde verbinding tussen Industrieweg en Bendiksstraat is in het bestemmingsplan als een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om dit op termijn te kunnen realiseren.
Gebiedsontsluitingswegen II en Erftoegangswegen I in het plangebied zijn: Sorghvlietlaan, Skager Rak, Prins Bernhardlaan, Boven Oosterdiep, Schoolstraat en Bendiksstraat. De Sorghvlietlaan en het Boven Westerdiep doen dienst als primaire fietsroute. De Woortmanslaan maakt deel uit van het hoofdfietsroutenetwerk van de provincie Groningen.
Voor wandelaars en fietsers is het belangrijk dat Borgerswold goed ontsloten is vanuit alle delen van Sorghvliet. Daarvoor zijn doorgaande fiets-/wandelroutes, al dan niet deel uitmakend van een overkoepelende routestructuur, noodzakelijk. Meerdere buslijnen doen het plangebied aan.
Voor het plangebied is gekozen voor een overwegend gebiedsgerichte bestemming. Daarbij zijn de op de verbeelding aan te geven juridisch harde begrenzingen tussen de verschillende functies beperkt tot een aantal essentiële onderdelen. Ten aanzien van de bebouwing is sprake van een vrij grote mate van detaillering in de regels. Hierbij is het bestaande bebouwingsbeeld uitgangspunt. Ten aanzien van de afmetingen van de gebouwen zijn regels gegeven met betrekking tot het bebouwingsoppervlak, de goot- en bouwhoogte, de afstand tot de erfscheiding en dergelijke.
Gekozen is om via functieaanduidingen binnen de bestemming woongebieden niet woonbestemmingen toe te voegen. Hiermee wordt het bestemmingsplan flexibeler en na beëindiging van een bedrijfsactiviteit wordt voorkomen dat er een procedure gevoerd moet worden om de bedrijfswoning te wijzigen in een 'reguliere' woning.
Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten kennen geen regeling in het plan, aangezien zij reeds een wettelijke bescherming genieten op grond van de Erfgoedwet. Daarnaast zijn rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten vergunningplichtig in de Wabo. Wel is een ontheffingsbevoegdheid voor bijbouwen bij woningen waar niet vergunningsvrij mag worden gebouwd opgenomen. Het gaat hierbij om rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten en gebouwen in het beschermde stadsgezicht. Indien geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van de woningen, kan ontheffing worden verleend voor de bouw van 30 m² extra aan bijbouwen of overkappingen.
De afweging, met betrekking tot de toelaatbaarheid van functies en de omvang en de plaats, is gemaakt bij de voorbereiding van het plan. Dit heeft geresulteerd in de volgende bestemmingen:
Alvorens wordt ingegaan op een aantal flexibiliteitsbepalingen, worden allereerst ter verduidelijking de algemene bebouwingsbepalingen voor het woongebied opgesomd.
De hoofdgebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd. De diepte van het hoofdgebouw is beperkt tot 15 m, gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens. Wat betreft de goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding de bijbehorende bouwklassen aangeduid en in de regels zijn de daarbij behorende maximale goot- en bouwhoogte in een bouwschema weergegeven. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m en de dakhelling bedraagt niet minder dan 30°. Tevens mag niet meer dan 50% van het bouwperceel worden bebouwd.
Ten aanzien van bijgebouwen en uitbouwen geldt dat deze ook binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd. Voorts dienen zij te worden geplaatst op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. De maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 3 m en 6 m. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is minimaal 1 m (uitgezonderd aaneen gebouwde zijden van woningen). De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en uitbouwen bedraagt maximaal 50 m², mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd.
Binnen de woonfunctie zijn aan huis verbonden beroepen toegelaten voorzover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd. Als voorwaarden gelden onder andere dat de aan huis verbonden activiteiten uitsluitend inpandig mogen worden verricht, maximaal 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten met een maximum van 45 m² en dat degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent ook bewoner van de woning dient te zijn.
Het gebruik mag voorts geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving.
De toepassing van de ontheffingsbevoegdheid is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de in de bestemming begrepen doeleinden niet wezenlijk wordt aangetast. In de afweging staat het voorkomen van een onevenredige aantasting van het bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de verkeersveiligheid centraal. Gelet op deze belangen, dient het verlenen van een ontheffing beperkt te blijven tot die situaties waarbij een strikte toepassing van de regel leidt tot een beperking van een doelmatig gebruik overeenkomstig de bestemming die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Het gebruik mag voorts geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving.
Voor de meeste bestemmingen geldt een algemene regeling zoals ook in andere bestemmingsplannen in de gemeente Veendam is opgenomen. Een viertal bestemmingen wordt hieronder nader toegelicht.
Woongebied - Uit te werken (Artikel 16)
Een gedeelte van het Wilkensterrein heeft de bestemming Woongebied - Uit te werken gekregen. De gemeente Veendam is voornemens om hier woningbouw toe te staan. In het huidige bestemmingsplan Bedrijventerrein (vastgesteld 7 november 2011) heeft dit perceel de bestemming Bedrijventerrein - Industrie. Bedrijven tot milieucategorie 2 mogen zich op dit perceel vestigen. Ook ligt op het perceel een geluidszone waarin bepaald is dat de geluidsruimte 50 dB/m² mag bedragen. Ten slotte geldt er een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 wat betekent dat eerst via archeologisch bureauonderzoek aangetoond moet worden of de bodem dieper dan 40 cm en meer dan 50 m² verstoord mag worden.
Waarde - Archeologie 1 en 2
Op de beleidskaart Archeologie en Cultuurhistorie zijn meerdere gebieden in het plangebied aangewezen als cultureel waardevol. In de beleidsnotitie worden deze objecten beschreven en is er een voorstel opgenomen hoe deze objecten planologisch te beschermen.
De op de ‘Beleidskaart Archeologie en Cultuurhistorie’ aangegeven archeologische (verwachtings)waarden en cultuurhistorische en cultuurlandschappelijke waarden krijgen een planologische bescherming in ruimtelijke plannen. In bestemmingsplannen worden deze waarden en verwachtingen gekoppeld aan de volgende dubbelbestemmingen:
Waarde - Archeologie 1 (Artikel 17)
Bij deze terreinen dient gestreefd te worden naar behoud van de archeologische en cultuurhistorische waarden. Bij terreinen die grotendeels bebouwd zijn, zijn bodemingrepen (bijvoorbeeld wegreconstructies, de aanleg van nieuwe riolering en aan- en herbouw) niet of nauwelijks te voorkomen. In dergelijke gevallen dienen de bodemingrepen tot een minimum te worden beperkt. Voor verstoring van de bodem groter dan 50 m² dient een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd te worden. In alle gevallen geldt tevens dat bij ingrepen dieper dan 40 cm onder maaiveld (-Mv) op deze terreinen archeologisch bureauonderzoek noodzakelijk is.
Waarde - Archeologie 2 (Artikel 18)
Binnen deze bestemmingen vallen ook de historische kernen, bebouwing en vallaten, waaronder het beschermd stadsgezicht. Het bodemarchief van het beschermd stadsgezicht wordt deels via de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 beschermd. De bebouwing wordt beschermd via de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht Oosterdiep.
In ruimtelijke plannen dient voor cultuurlandschappelijk waardevolle lijnelementen en cultuurhistorische en landschappelijk waardevolle waterlopen een breedte van 7 m aangehouden te worden. Bij ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 40 cm -Mv dient in deze gebieden een bureauonderzoek te worden uitgevoerd.
Waarde - Beschermd stadsgezicht Oostdiep (Artikel 19)
Het beschermde stadsgezicht is opgenomen in een dubbelbestemming Waarde -
Beschermd stadsgezicht Oosterdiep. Hierin zijn de specifieke kenmerken van het gebied opgesomd en worden naast de reeds genoemde nadere eisen door middel van een aanlegvergunning en eisen voor een sloopvergunning instrumenten voor bescherming van de karakteristieke waarden van het gebied geboden.
In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
Inspraak en overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Sorghvliet' heeft vanaf 6 december 2018 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Ook is in het kader van het Overleg ex artikel 3.1.1. van het Bro het voorontwerp van het bestemmingsplan verzonden naar de wettelijke overleginstanties, te weten de Provincie Groningen, het Waterschap Hunze en Aa's en de Veiligheidsregio Groningen. In totaal zijn er 3 overlegreactie en 3 inspraakreacties ingediend.
In de 'Reactienota Inspraak en Overleg bestemmingsplan Veendam Sorghvliet' zijn de reacties kort samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Wanneer de inspraak- of overlegreacties aanleiding gaven tot aanpassing van het plan, zijn deze aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan doorgevoerd. De reactienota Inspraak en Overleg is opgenomen als bijlage 9 bij de toelichting.
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg op 27 september 2023 opnieuw naar de provincie toegestuurd. De inhoud van het plan geeft de provincie geen aanleiding opmerkingen te maken. De vooroverlegreactie van de provincie (dd. 19 oktober 2023) is als bijlage 10 opgenomen bij de toelichting.
Zienswijze
Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro).
Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt 6 weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het besluit en het plan.
Het onderhavige plan is een conserverend plan. Uitvoeringskosten zijn daarom niet aan de orde. Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan dan ook niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken, dan zullen die uitsluitend onder de uitwerkingsplicht of wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.
Ten aanzien van het onderwerp handhaving is in de gemeente Veendam een Handhavingsnota opgesteld. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop wordt toegezien op naleving van de binnen de gemeente geldende regels. Op basis van deze nota zal een uitvoeringsprogramma worden opgesteld op basis waarvan de handhaving in de praktijk wordt vormgegeven. Voor de inhoud van het beleid met betrekking tot de handhaving van het bestemmingsplan wordt op deze plaats dan ook volstaan met een verwijzing naar deze nota.