Plan: | Onstwedde, Alteveer en Mussel, Beumeesweg 30A en 30C |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0037.BP2204-vs01 |
Aan de Beumeesweg 30a en 30c in Alteveer is op dit moment een het bedrijf Telegram.nl gevestigd. Dit perceel heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Dienstverlening'. De eigenaar van dit perceel is voornemens om het bedrijfspand te verbouwen tot twee woningen. Aangezien wonen nu planologisch niet is toegestaan, dient het bestemmingsplan hierop aangepast te worden.
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van het streekdorp Alteveer. Aan de zijde van de Beumeesweg waar ook het huidige kantoorpand zich bevindt, wordt verder enkel gewoond. Het perceel tegenover het plangebied wordt voor agrarische doeleinden gebruikt. De Beumeesweg (N365) is een provinciale weg.
Figuur 1 Ligging plangebied
Het plangebied lig tin het bestemmingsplan 'Onstwedde, Alteveer en Mussel'. Dit bestemmingsplan is op 22 maart 2010 vastgesteld en onherroepelijk geworden op 4 april 2012. Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemmingen 'Dienstverlening' en 'Tuin'. Percelen met de bestemming 'Dienstverlening' zijn bestemd voor dienstverlenende bedrijven of instellingen, kantoren en bestaande woningen. Het deel van het perceel met de bestemming 'Tuin' is bestemd voor voortuin. In de voortuin mogen geen gebouwen, met uitzondering van erkers, worden gebouwd.
De Beumeesweg heeft de bestemming 'Verkeer'. Deze bestemming grenst aan de bestemming 'Tuin'. Ongeveer 22 meter ten westen van het plangebied is via een dubbelbestemming een hogedrukaardgasleiding bestemd (inclusief belemmerde strook). De percelen achter het plangebied en voor het plangebied (andere zijde van de Beumeesweg) hebben de bestemming Agrarisch.
Figuur 2 Uitsnede huidige bestemmingsplan
Strijdigheid met huidig bestemmingsplan
Op dit moment wordt het bestaande gebouw gebruikt als kantoor. Er is geen sprake van bewoning.
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan 'buitengebied'. Dit bestemmingsplan is op 29 september 2016 vastgesteld en onherroepelijk geworden op 9 mei 2018. Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap'. Ook gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 6'.
De voor 'Agrarisch – Veenontginningenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik. Per archeologische waarde geldt een onderzoeksplicht vanaf een voor die waarde geldende oppervlakte.
Dit bestemmingsplan bestaat uit 5 hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 het geldende rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid samengevat. Alleen het relevante beleid, wat van toepassing is op het voorliggende initiatief, wordt in dit hoofdstuk benoemd. De stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing wordt in hoofdstuk 3 toegelicht. Specifiek beleid (Rijk, provincie, regio en gemeente) voor omgevingsaspecten zoals verkeersgeluid en externe veiligheid wordt in hoofdstuk 4 besproken. De uit het beleid voorkomende motiveringen en/of onderzoeken worden ook in hoofdstuk 4 samengevat en voorzien van een conclusie. In hoofdstuk 5 wordt de regels juridische toegelicht. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. In de NOVI heeft het Rijk de nationale belangen en prioriteiten weergegeven, waarmee een richtinggevend kader is geschetst voor het maken van decentrale keuzes. In de Uitvoeringsagenda, behorende bij de NOVI, wordt voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI aangegeven hoe het Rijk invulling gaat geven aan haar rol bij de uitvoering. Waar nog nadere uitwerkingen van beleidskeuzes nodig zijn, vinden deze plaats in de verschillende programma's.
Ladderonderzoek duurzame verstedelijking
De Ladder voor duurzame verstedelijking is in de voorloper van de NOVI geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder komt min of meer in zijn huidige vorm terug in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De ladderonderbouwing maakt deel uit van de in de NOVI geformuleerde prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's.
Voor bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken, dient aangetoond te worden dat er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. Artikel 3.1.6. Lid 2 Bro luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien".
De ontwikkeling die met dit gewijzigd bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt, is geen stedelijke ontwikkeling. In het bestaande kantoorgebouw worden slechts twee woningen mogelijk gemaakt. Bij de bouw van het kantoor is al rekening gehouden met deze toekomstige ontwikkeling. Het plangebied is al eerder opgesplitst in twee aparte percelen. Elk perceel heeft een eigen oprit en huisnummer. Het verkeersbeeld gaat in de nieuwe situatie ten opzichte van het huidige verkeersbeeld niet significant veranderen. Om de woningen mogelijk te maken wordt (indien nodig) alleen intern verbouwd. Mogelijk worden er wel ondergeschikt aan het hoofdgebouw bijgebouwen op het zij- en achtererf gebouwd. Dit is niet anders dan nu al mogelijk binnen de huidige bestemming 'Dienstverlening'.
Conclusie
Dit bestemmingsplan raakt geen Rijksbelangen zoal deze genoemd zijn in de NOVI. Met dit project worden twee woningen in het bestaand stedelijk gebied in al aanwezige bebouwing gerealiseerd. Hierdoor is een ladderonderzoek duurzame verstedelijking niet nodig.
De Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 is door Provinciale Staten op 1 juni 2016 vastgesteld. Nadien is deze Omgevingsvisie meerdere keer (gedeeltelijk) geactualiseerd. De meest actuele versie is op 25 mei 2022 door Provinciale Staten vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving.
Het plangebied ligt in het door de provincie Groningen aangewezen stedelijk gebied. In de omgevingsvisie is opgenomen dat gemeenten primair verantwoordelijk zijn voor de ruimtelijke kwaliteit binnen het stedelijk gebied. Bij de inpassing van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in het stedelijk gebied en ruimtelijke ingrepen in het stedelijk gebied die een effect hebben op het buitengebied ondersteunen en adviseert de provincie de gemeenten.
Conclusie
Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling die dit bestemmingsplan binnen het aangewezen stedelijk gebied mogelijk maakt is er geen effect op het buitengebied.
Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vastgesteld. Nadien is deze verordening enkele keren gewijzigd. De wijzigingen zijn verwerkt in een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening. De geconsolideerde versie van 15 november 2022 is de meest actuele versie van de verordening.
Dit bestemmingsplan dient aan de in de omgevingsverordening opgenomen aspecten getoetst te worden. Voor dit initiatief gaat het om de volgende relevante onderdelen:
Toets provinciale omgevingsverordening
In hoofdstuk 2.3.1. wordt nader ingegaan op de gemeentelijke woonvisie waaruit blijkt dat dit initiatief voldoet aan het actuele gemeentelijke woonbeleid.
In hoofdstuk 4.7 (Externe veiligheid) wordt onder andere ingegaan op het provinciale basisnet. In dit hoofdstuk vindt de beperkte verantwoording van het groepsrisico plaats.
Het plangebied is in de provinciale omgevingsverordening aangeduid als leefgebied voor akkervogels. Aangezien met dit bestemmingsplan slechts een bestaand kantoorgebouw wordt bestemd voor twee woningen is geen sprake van nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkeling. Hierdoor zal er geen significante afbreuk aan het leefgebied voor akkervogels zich gaan voordoen.
Het plangebied ligt in een gebied wat door de provincie is aangewezen als zone waar een glaciale rug aanwezig is. Ook ligt het plangebied aan de rand van het besloten en open gebied Westerwolde. Volgens de verordening dient een bestemmingsplan is deze gebieden regels te bevatten ter bescherming van deze glaciale rug. Aangezien dit bestemmingsplan enkel betrekking heeft op bestaande bebouwing en het plangebied tussen bestaande bebouwing is gelegen (inclusief bebouwing grenzend aan de achterkant), is geen sprake van landschappelijk te beschermen waarden. Om die reden worden in dit bestemmingsplan geen bepalingen ter bescherming van het aanwezige waardevolle landschap opgenomen.
Op 7 september 2020 heeft de gemeenteraad de Woonvisie 2020 – 2025 vastgesteld. In deze woonvisie wordt de koers voor de komende 5 jaren uiteengezet met een doorkijk naar 2030.
In de woonvisie is voor het dorp Alteveer opgenomen dat hiervoor het principe geldt van geen woningen toevoegen buiten de al bestaande plannen. Om de leefbaarheid en de structuur van de dorpen in stand houden kan er toch beperkt toestemming geven worden aan een transformatie van een bestaande bestemming dan wel het toevoegen van een enkele woning. De gemeente Stadskanaal wil op basis van kwalitatieve criteria voor deze ontwikkelingen ruimte bieden tot een maximum van 5 woningen per dorp voor de periode 2020-2025. De kwalitatieve criteria houden in dat het gaat om bijvoorbeeld het oplossen van een rotte kies of het in stand houden van een monumentaal pand of het versterken van de stedenbouwkundige structuur.
De met dit bestemmingsplan te realiseren ontwikkeling bestaat uit het mogelijk maken van twee woningen in een bestaand kantoorgebouw. Tijdens de bouw van het kantoorgebouw is al rekening gehouden met de transformatie naar twee woningen. Het kantoorgebouw heeft twee huisnummers en twee inritten.
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is concentratie van kantoorgebouwen op bedrijventerreinen meer gewenst. De kans dat een leegstaande kantoorgebouw op deze locatie opnieuw gebruikt gaat worden voor een volwaardig kantoor (zonder woonfunctie) is klein. Op termijn ligt dan verkrotting op de loer. Wonen in plaats van een volwaardig kantoor past ook beter in de stedenbouwkundige structuur van dit woongebied. Een kantoor is beperkt open (enkel doordeweeks overdag). Ten opzichte van wonen is er meer ruimte voor parkeergelegenheden nodig, waardoor er vaak ook minder ruimte is voor de groene buitenomgeving (tuin). Op dit moment is het erf zelfs volledig verhard. Deze aspecten maken dat een volwaardig kantoor minder aansluit op de woonbeleving van het bestaande woongebied.
Conclusie
Het voornemen om dit leeg te komen volwaardig kantoorgebouw te transformeren naar twee woningen, conform de al tijdens de bouw voorbereide mogelijkheden, versterkt de al aanwezig stedenbouwkundige woonstructuur van Alteveer. Ook wordt een mogelijke rotte kies voorkomen, door langdurige leegstand.
Het plangebied is op dit moment geheel verhard. Op het perceel bevinden zich geen bomen of andere vormen van groenvoorzieningen.
Figuur 3 Huidig situatie plangebied (luchtfoto)
Met dit bestemmingsplan wordt de splitsing van het kantoorgebouw in twee woningen mogelijk gemaakt. De voordeuren van deze woningen bevinden zich al in de bestaande zijgevels. Het is niet aannemelijk dat de voorgevel grotendeels aangepast gaat worden. De bestaande reclame-uitingen worden verwijderd en zal waarschijnlijk de nu geheel verharde omgeving ingericht worden als tuin. Ook is het aannemelijk dat er een erfafscheiding tussen de twee te realiseren woningen worden toegevoegd. Eventuele aanpassingen in de voorgevel worden, indien deze aanpassingen welstandsplichtig zijn, voorgelegd aan de gemeentelijke welstandscommissie.
Parkeren vindt conform het gemeentelijk beleid plaats op eigen terrein. Bezoekers kunnen ook gebruik maken van de door gemeente aangelegde openbare parkeerplaatsen. Ontsluiting vindt plaats via de al aangelegde uitritten.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen milieubelastende functies. Wonen is geen milieubelastende functie. Door de nieuwe woonbestemming verdwijnt de huidige bestemming Dienstverlening. Hiermee wordt een (beperk) milieubelastende functie uit het woonlint wegbestemd.
Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de in realisatie van twee woningen. Het maakt het woon- en leefklimaat juist beter.
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt het toetsingskader voor het geluidsniveau van wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en terreinen (geluidsgevoelige functies). Voor de geluidsgevoelige functies die binnen bepaalde afstanden (zones) van de verschillende geluidsbronnen liggen, schrijft de Wgh voor dat een aangewezen bevoegd gezag grenswaarden bepaalt. De Wgh kent bandbreedtes waarbinnen het bevoegd gezag moet blijven.
In artikel 82 Wgh is opgenomen dat voor woningen binnen een zone de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB Lden bedraagt. Dit wordt de voorkeursgrenswaarde genoemd. Indien aan deze waarde wordt voldaan zijn er geen akoestische belemmeringen. Voor geluidbelastingen hoger dan de voorkeursgrenswaarde dient, mits voldaan wordt aan de maximale ontheffingswaarde (artikel 83 Wgh, 63 dB Lden), een hogere waarde te worden vastgesteld. Hogere waarden worden pas vastgesteld als blijkt dat geluidbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, of als ze stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële bezwaren hebben.
Onderzoek
De locatie is gelegen binnen de bebouwde kom van Alteveer in de wettelijke geluidzones van de Beumeesweg, Höchterweg en Tangerveldweg. Om die reden dient te worden aangetoond dat ter plaatse van de twee te realiseren woningen voldaan kan worden aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder (zie bijlage 2).
Figuur 4 plangebied in relatie tot akoestisch relevante weg(en)
Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van het verkeer op de Tangerveldweg en de Höchterweg op beide woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. Voor de Tangerveldweg en de Höchterweg zijn er ten aanzien van wegverkeerslawaai geen beperkingen geconstateerd.
De geluidbelasting als gevolg van de Beumeesweg overschrijdt op beide woningen de wettelijke voorkeursgrenswaarde 48 dB Lden. Wel wordt ruimschoots voldaan aan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB Lden. Redelijkerwijs zijn er geen doelmatige en/of effectieve maatregelen in de vorm van bron en overdracht mogelijk om de geluidbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde. Op 10-01-2024 is besloten een hogere waarde geluid vast te stellen voor voorliggend plan. (Zie bijlage 1).
Conclusie
Het bevoegd gezag dient verzocht te worden hogere waarden vast te stellen. De benodigde hogere waarde bedraagt op de te realiseren woningen Beumeesweg a en c respectievelijk 55 en 54 dB Lden.
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kan worden afgestemd.
Aangezien het hier gaat om een interne verbouwing van kantoor naar twee woningen maakt het bestemmingsplan geen nieuwe bodemverstorende activiteiten mogelijk. Het erf is op dit moment verhard en wordt gebruikt voor de parkeerplaatsen. Op het erf hebben geen bedrijfsactiviteiten plaatsgevonden die de bodemkwaliteit verslechterd hebben.
Het bestemmingsplan is voorgelegd aan het Waterschap Hunze en Aa's. Dit is gebeurd via de digitale watertoets. De uitkomst hiervan is: geen belang procedure in Waterschap Hunze en Aa's. Dit houdt in dat het waterschap niet verder betrokken hoeft te worden bij de voorbereiding van het bestemmingsplan.
Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wnb richt zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden). Activiteiten en ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden zijn in beginsel niet toegestaan, tenzij hiervoor een vergunning op grond van de Wnb is verkregen.
Naast de bescherming van de Wnb kunnen waardevolle gebieden ook beleidsmatig beschermd zijn doordat zij behoren tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Uitgangspunt van het beleid is dat plannen, handelingen en projecten in het NNN niet toegestaan zijn indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN significant aantasten. Het NNN is in de provinciale omgevingsvisie uitgewerkt.
Het plangebied ligt niet binnen het NNN of in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 8 kilometer (Lieftingsbroek). Volledigheidshalve is voor deze ontwikkeling een stikstofberekening uitgevoerd.
Stikstofonderzoek
Voor het stikstofonderzoek is de toekomstige gebruiksfase berekend. Uit het onderzoek blijkt dat in de toekomstige gebruiksfase de stikstofdepositie niet meer dan 0,00 mol/ha/jr toeneemt. Hiermee is er geen strijdigheid met de Wnb. De berekening is als bijlage 3 toegevoegd.
Voor dit bestemmingsplan is de aanlegfase niet berekend. De reden hiervoor is dat met dit bestemmingsplan het gebruik van een bestaand gebouw wordt aangepast. Het gaat slechts om een interne verbouwing, waarbij al bij de bouw van dit kantoorpand rekening is gehouden met deze transformatie. De interne verbouwing leidt niet tot een significante toename van verkeer en uitstoot van bouwmaterieel. Hierdoor is er gedurende de aanlegfase geen sprake van stikstofdepositie op het Lieftingsbroek.
De soortenbescherming is eveneens geregeld in de Wnb. Het doel van de Wnb is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wnb kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten vrijstelling verlenen van dit verbod. In de provinciale verordening dient deze mogelijkheden dan wel opgenomen te zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden nagegaan / onderbouwd, of zich in het betreffende gebied beschermde soorten bevinden.
Onderzoek
Voor dit project is geen quickscan flora en fauna uitgevoerd. Reden is dat er geen externe aanpassingen van de bestaande bebouwing gaat plaatsvinden en het erf op dit moment geheel verhard is.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dienen cultuurhistorische waarden meegewogen te worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Dit betekent dat een analyse van de cultuurhistorische waarden moet worden verricht. In het ruimtelijk plan moet vervolgens inzichtelijk gemaakt worden op welke wijze deze waarden geborgd worden.
Het plangebied ligt op een glaciale rug en aan de rand van het open en besloten gebied Westerwolde. Aangezien het plangebied in stedelijk gebied ligt en aan drie zijden omsloten is door bebouwing is de cultuurhistorische waarde van dit plangebied miniem. Wel past het toevoegen van de woonfunctie beter in het cultuurhistorie bebouwingslint van Alteveer.
Het externe veiligheidsbeleid stelt twee zaken centraal:
Voor het bereiken van de eerste doelstelling wordt gebruik gemaakt van het begrip plaatsgebonden risico (PR). Het PR geeft de kans per jaar aan dat een persoon op die plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij genoemde risicobronnen. De norm voor het PR is de kans van 1:1.000.000 (10-6). Het PR is alleen van toepassing indien binnen de PR contour (zone rondom een risicobron) kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woning, ziekenhuis, grote winkelcentra en bedrijven) zich bevinden. Voor beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een kleine winkel of klein bedrijf) geldt een richtwaarde.
Voor het bereiken van de tweede doelstelling wordt gebruik gemaakt van het groepsrisico (GR). Het GR geeft aan wat de kans is op een ongeval waarbij tien of meer dodelijke slachtoffers vallen in de omgeving van de risicobron. Het aantal personen dat in de omgeving van de risicobron verblijft, bepaalt daardoor de hoogte van het GR. Voor het GR geldt geen norm, maar een oriëntatiewaarde en in bepaalde gevallen een verantwoordingsplicht. Dit betekent dat het bevoegde gezag bij het nemen van een besluit het GR moet verantwoorden.
Op circa 22 meter afstand van het plangebied loopt een hogedrukgasleiding (N-523-50). Deze leiding heeft een diameter van 6 inch en een werkdruk van 40 bar. Het plangebied ligt binnen de veiligheidscontour van het groepsrisico.
Onderzoek
In verband met de herziening van een kantoorpand aan de Beumeeseweg 30a en 30c in Alteveer naar twee woningen heeft Aviv een onderzoek naar Externe veiligheid uitgevoerd (bijlage 4). In dit onderzoek zijn de externe veiligheidsrisico’s van de nabij gelegen hogedruk aardgasleiding berekend.
Plaatsgebonden risico
Voor de N-523-50 heeft de berekening niet geleid tot de PR 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling.
Groepsrisico
De berekeningen hebben niet geleid tot een groepsrisico. De verdere verantwoording kan achterwege blijven.
Belemmeringenstrook
De gebouwen in het plangebied liggen buiten de belemmeringenstrook.
De Beumeesweg is door de provincie Groningen opgenomen in het provinciaal basisnet. Het plangebied ligt deels in 'veiligheidszone 3 transport' (bruine gekleurde zone op onderstaande afbeelding) en geheel in 'veiligheidszone 2 invloedsgebied'. De bebouwing die voor woningbouw bedoeld is ligt geheel in 'veiligheidszone 3 transport'.
Figuur 5 Provinciaal basisnet Groningen
In de provinciale omgevingsverordening is opgenomen dat kan worden volstaan met een beperkte groepsrisico verantwoording als:
Het geldende bestemmingsplan is op 22 maart 2010 vastgesteld en is dus ouder dan 10 jaar. Echter is bij het opstellen al rekening gehouden met het ontwerp besluit provinciaal basisnet.
Voor het voorliggende bestemmingsplan geldt tevens dat slecht twee woningen worden bestemd in een huidig kantoorpand. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarden voor een beperkte groepsrisico verantwoording.
Een beperkte verantwoording van het groepsrisico gaat over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de weg. De veiligheidsregio wordt om advies gevraagd over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Dit advies wordt verwerkt in de beperkte verantwoording van het groepsrisico en zal in het ontwerpbestemmingsplan worden toegevoegd.
Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit waardoor men burgers beschermt tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).
NSL/NIBM
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Ook projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van NIBM, zijn vastgelegd in de 'Algemene maatregel van Bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM). In het Belsluit NIBM is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Verkeergeneriek en NIBM tool
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de NIBM-tool april 2018 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Met dit bestemmingsplan wordt een bestaand kantoorgebouw bestemd voor twee woningen. Op grond van de CROW – publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (december 2018) is de verkeersgeneratie van een gezinswoning bepaald op 8,2 ritten per etmaal. De verkeersgeneratie van een kantoor is bepaald op 9,6 ritten per werkdag.
Niet stedelijk | Aantal ritten personenauto's per werkdag |
Huidige situatie | 9,6 |
Nieuwe situatie | maximaal 32,8 |
Verschil | 24 personenauto's per dag |
Figuur 6 berekening toename verkeer
Figuur 7 NIBM berrekening
Conclusie
Uit de NIBM berekening blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Een nader onderzoek is daarom niet nodig.
In het Besluit m.e.r. is in de D-lijst aangegeven welke activiteiten m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Wanneer een activiteit onder de in kolom 2 van deze D-lijst opgenomen drempelwaarde blijft moet het bevoegd gezag zich er nog steeds van vergewissen of de activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
In onderdeel D 11.2 zijn de drempelwaarde voor een stedelijke ontwikkelingsproject opgenomen. De milieueffecten door het toevoegen van twee woningen in een bestaande kantoorgebouw zijn zo minimaal dat dit niet als stedelijke ontwikkeling aangemerkt wordt. Ten opzichte van de huidige situatie verandert er weinig. Het aantal verkeersbewegingen neemt weliswaar iets toe, maar gelet op het huidige verkeersbeeld van de provinciale weg waaraan het plangebied ligt is deze toename niet waarneembaar in het dagelijkse verkeersbeeld. Ook wordt niet meer gebouwd dan in het huidige bestemmingsplan is toestaan.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is geen stedelijke ontwikkeling. Het Besluit m.e.r. is niet van toepassing op deze ontwikkeling. Het bevoegd gezag hoeft dan ook geen m.e.r. -beoordelingsbesluit te nemen.
Dit bestemmingsplan sluit aan op de door de gemeente Aa en Hunze recent in andere bestemmingsplannen gebruikte plansystematiek. Daarnaast voldoet het bestemmingsplan aan het door het Rijk opgestelde plansystematiek in inhoud zoals benoemd in de Wro, Bro, Wabo en de SVBP 2012.
De regels behorende bij dit bestemmingsplan beslaan vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn in artikel 1 en 2 de inleidende regels opgenomen. Dit zijn begrippen en de wijze van meten die de gemeente Stadskanaal standaard opneemt in haar bestemmingsplannen. Hoofdstuk 3 en 4 zijn ook algemene hoofstukken die door het Rijk zijn voorgeschreven of deel uit maken van de standaard regels van de gemeente Stadskanaal. In hoofdstuk 2 zijn de voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' opgenomen.
Artikel 3 Tuin
De voortuinen van de woningen zijn, voor zover gelegen voor de voorgevel, bestemd als 'Tuin'. Gebouwen zijn hier niet toegestaan, met uitzondering van erkers.
Artikel 4 Wonen
In totaal mogen er maximaal 2 woningen worden gerealiseerd. Aangezien deze woningen in het huidige bestemmingsplan nog niet zijn toegestaan is op de plankaart een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen. De goot- en bouwhoogte van de woningen bedragen respectievelijk ten hoogste 4 meter en 11 meter. Aangezien het om een bestaand gebouw gaat is in de regels opgenomen dat ook de bestaande goot- en bouwhoogte is toegestaan indien deze hoger is. Bed en breakfast voor maximaal 4 personen per woning, mantelzorg en aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn bij recht mogelijk, maar wel uitsluitend in combinatie met het wonen. Gekozen is om het aantal bed en breakfast voorzieningen te maximaliseren op 4 personen. Hiermee blijft het ondergeschikt aan het hoofdgebouw waardoor de woning niet de verschijningsvorm van een hotelachtige voorziening krijgt. Dit past niet in het huidige bebouwingslint.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd. Met dit bestemmingsplan worden twee woningen in een bestaand kantoorgebouw realiseert. Dit is onder de in de Bro genoemde drempelwaarde.
Dit bestemmingsplan wordt niet aangemerkt als een bouwplan. Het eventuele kostenverhaal is daardoor niet afdwingbaar.
Voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan heeft de gemeente met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten. Financiële schade buiten het normale maatschappelijke risico komt hierdoor voor rekening van de initiatiefnemer/verzoeker tot wijziging van het bestemmingsplan.