direct naar inhoud van 4.3 Gemeente
Plan: Regenboogbuurt en Eilandenbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP3JO01-vg01

4.3 Gemeente

4.3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Structuurplan Almere 2010 (vastgesteld door de raad op 25 september 2003)

Dit structuurplan geeft de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere tot 2010 weer met een doorkijk tot 2030. Centraal staat de afronding van de oorspronkelijke opgave van Almere naar een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners. De kwaliteitsimpuls voor de oorspronkelijke opgave leidt tot vier extra speerpunten die betrekking hebben op het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur. Dit zijn:

  • 1. kwaliteitsverbetering groenstructuur;
  • 2. betere benutting water;
  • 3. inhaalslag externe bereikbaarheid;
  • 4. verbetering interne bereikbaarheid;

Verder zijn er de vijf extra speerpunten die de verschillende stedelijke milieus betreffen:

  • 5. verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod;
  • 6. meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus;
  • 7. actief beheer bestaand stedelijk gebied;
  • 8. kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls;
  • 9. ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.


Voor het plangebied betekent dit dat meer ruimtelijke flexibiliteit wordt ingebouwd om(onverwachte) initiatieven een plek te kunnen geven, bv. de vestiging van kleine bedrijfjes in de woonomgeving. Flexibiliteit geldt ook op het niveau van de woning (meer bouwmogelijkheden bij woningen om wooncarrière binnen de buurt te kunnen maken).


WoonAgenda “Almere 2.0 - Op weg naar 2030” (vastgesteld door de raad op 5 november 2009)

De Woonvisie geeft het beleid van de gemeente ten aanzien van het wonen weer en zet in op vijf ambities:

  • 1. Almere wordt de proeftuin van cradle-to-cradle bouwen.
  • 2. Almere wordt een gedifferentieerde stad: door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus wordt Almere een complete stad en wordt aantrekkelijk voor 'nieuwe' doelgroepen (bijvoorbeeld studenten, creatievelingen en startende ondernemers).
  • 3. Wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen: Almere biedt voldoende betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen.
  • 4. Almere is een zorgzame en leefbare stad: mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende rolstoelgeschikte, aanpasbare en gelijkvloerse woningen).
  • 5. De eindgebruiker staat centraal: mensen moeten directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving.

Almere wil bewoners stimuleren om meer te doen met hun eigen woning: aanpassen, uitbreiden, verbouwen. De toekomstwaarde van een woning wordt mede bepaald door de flexibiliteit waarmee het gebouw zich kan aanpassen aan nieuwe behoeften.

Voor het plangebied betekent dit dat woningen waar mogelijk flexibel dienen te zijn, bijvoorbeeld in verband met werken in de wijk of het aanpassen aan veranderende levensomstandigheden van de bewoner. Er wordt ruimte geboden voor initiatieven op het gebied van wonen en werken, bijvoorbeeld door functieverandering, verbouw, op--of aanbouw.

Kaderplan Bestaande Stad (vastgesteld door de raad op 26 februari 2004)

De eerste wijken zijn 30 jaar oud en vragen om meer aandacht dan alleen het onderhoud. Dit plan geeft de prioriteiten weer voor beheer en vernieuwing tot 2015. Er gelden drie kwaliteitspijlers als leidend uitgangspunt bij ingrepen in de bestaande stad, te weten: het waarborgen en bevorderen van diversiteit, het vergroten van de (beeld)kwaliteit en meer ruimte voor eigen initiatief, creativiteit en eigen verantwoordelijkheid.

De kwaliteitspeilers zijn uitgewerkt in drie thema's die daarop voortborduren:

  • 1. Differentiatie van woonmilieus, door meer functiemening in de centrumranden, meer woonfunctie in het stadscentrum, behouden en vernieuwen van ontmoetingsplekken, omvorming en nieuwbouw om jongeren en ouderen meer te kunnen bedienen etcetera;
  • 2. Verlevendiging van woonwijken, door onder andere: spelen met 'drukte' in suburbane woonmilieus (voorzieningen en bedrijvigheid), meer ruimte voor de kleine (startende) ondernemer, voorkeur geven aan sociaal levendige wijken;
  • 3. Ruimtelijke doorontwikkeling: zoeken naar ontwikkelingsruimte voor voorzieningen, wonen en werken in de stad, strategieën voor de groengebieden, méér doen met bestaande bebouwing en voorzieningen.


Voor het plangebied betekent dit dat ruimte wordt geboden om het huidige suburbane woonmilieu te verlevendigen met bedrijvigheid. Hiermee wordt ook de ruimtelijke doorontwikkeling van het plangebied bevorderd. Verder kan het vergroten van bouwmogelijkheden bijdragen aan een differentiatie in woonmilieus.

Programmaplan Almere Buiten (vastgesteld door de raad op 29 maart 2007)

In 2004 heeft de raad het Kaderplan Bestaande Stad en de stadsdeelvisies voor Almere Haven, Buiten en Almere Stad vastgesteld (zie hierboven). De gemeente Almere heeft deze stadsdeelvisies vertaald naar gebiedsgerichte programmaplannen, waaronder het Programmaplan Almere Buiten. De ontwikkelopgaven voor Almere Buiten zijn:

  • 1. Identiteit en imago
    Focus: Ontwikkel de eigen identiteit van Almere Buiten
  • 2. Buitenste Binnenhalen
    Focus: benut de specifieke blauw-groene kansen
  • 3. Versterk de eigen kracht van de buurten en het stadsdeel
    Focus: toe-eigenen van openbare ruimte
  • 4. Ontwikkel kansrijke gebieden & binnenstedelijke locaties
    Focus: faciliteer organische ontwikkelingen
  • 5. Versterk bereikbaarheid en mobiliteit
    Focus: in balans met leefmilieu

Voor het plangebied betekent dit onder andere meer variatie en differentiatie in fysiek opzicht, zoals bij woningen en in de openbare ruimte.


Welstandsnota Almere (vastgesteld door de raad op 28 juni 2007)

De Woningwet (art. 12A) bepaalt dat het gemeentelijk welstandsbeleid moet worden vastgelegd in een welstandsnota die door de gemeenteraad moet worden vastgesteld. In de nota zijn criteria opgenomen waaraan bouwplannen worden getoetst. Deze plannen dienen te voldoen aan de 'redelijke eisen van welstand'. Door de nota is er per gebied inzicht in de welstandscriteria waarop het plan getoetst wordt.

In de Welstandsnota worden voor de verschillende gebieden in Almere vier welstandsniveaus onderscheiden:

  • 1. Welstandsvrij;
  • 2. Basistoets: in Almere is dit geldend voor 80% van het gemeentelijk grondgebied. Uitgangspunt is een basiskwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en buitengebieden;
  • 3. Basis plus toets: specifieke toets met extra criteria vanwege bijzondere ruimtelijke kenmerken, kwaliteit of ambitie;
  • 4. Uitgebreide welstandstoets: geldend voor de meeste openbare delen van de stad waar een hoog kwaliteits- en ambitieniveau geldt.

Tevens zijn vier typen welstandscriteria opgesteld in het kader van de welstandsbeoordeling.

Voor dit plangebied betekent dit dat de hele Regenboogbuurt onder de basisplus toets valt, net als de hoofdinfrastrucuur (in dit geval de Spectrumdreef en de Evenaar). De Eilandenbuurt valt onder de basis - toets (zie paragraaf 3.1).


Prostitutiebeleid Almere (vastgesteld door de raad op 14 februari 2000)

Het beleid is gericht op concentratie van bepaalde vormen van seksinrichtingen in het uitgaanscentrum met bepaalde dominante functies zoals horeca en uitgaan, waar ruime mogelijkheden zijn m.b.t. sluitingstijden. In de Nota wordt vestiging van een bedrijf in een woonwijk ontoelaatbaar geacht. Daarnaast wordt het buitengebied uitgesloten omdat dit óf een blijvend recreatiegebied óf een toekomstig woongebied is.

Er wordt afgezien van de aanwezigheid van raamprostitutie en straatprostitutie in Almere. Uitgangspunt is dat er enige concentratie is in de stadskernen van Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten van de zichtbare prostitutie (seksclub, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, erotheek en sekswinkel). Het vestigingsbeleid gaat uit van maximaal vijf seksclubs, maximaal vijf erotische massagesalons, maximaal vijf privé-huizen, maximaal vijf bedrijven in de seksbranche waar geen seksuele handelingen plaatsvinden, en maximaal drie parenclubs in de gemeente Almere. Deze kunnen verdeeld worden over de centrumgebieden van de stadskernen. De mogelijkheid bestaat dat steeds één van de vijf bedrijven zich kan vestigen op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden.

Aangezien er zich al een seksinrichting op een bedrijventerrein in Almere Buiten is gevestigd betekent dit voor dit plangebied dat er geen seksinrichtingen zijn toegestaan.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2010 (vastgesteld door de burgemeester op 11 mei 2010)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2010 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van coffieshops in Almere.

Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen.

Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming, met de categorie 1 (lichte horeca). Daarnaast geldt nog een aantal criteria, waaraan moet worden getoetst.

Voor dit plangebied betekent dit dat het niet geschikt is voor coffieshops.


Nota kleine bouw 2008 (vastgesteld door college van burgemeester en wethouders op 21 april 2009)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen – en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten, e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

De uitgangspunten van de nota zijn verwerkt in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

Archeologienota 2009 (vastgesteld door de raad op 18 juni 2009)

In 2007 trad de Wet op de de Archeologische Monumentenzorg in werking. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud van waardevolle archeologische resten ter plaatse ('in situ');
  • de verstoorder (van de bodem) betaalt;
  • vooronderzoek van de bodem in een zo vroeg mogelijk stadium van de planontwikkelingen doen;
  • de verplichting om in ruimtelijke plannen rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • de verantwoordelijkheid voor archeologische monumentenzorg wordt bij gemeenten neergelegd;
  • de opgravingsmarkt wordt geliberaliseerd.

De gemeente Almere voert een actief archeologisch monumentenbeleid, gericht op het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente en het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen.

Het gemeentelijk beleid, als uitwerking van bovengenoemde wet, is neergelegd in de Archeologienota 2009. De nota gaat in op het gemeentelijke selectiebeleid voor archeologie vanaf 2008 tot 2012. Het selectiebeleid geeft door middel van locaties op de Archeologische Beleidskaart Almere 2009 aan welke gebieden verwachtingsvol c.q. mogelijk behoudenswaardig zijn. Er wordt gefocust op gebieden waarin zich (representatieve) prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit vooral hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen. Door de strengere selectie wordt in een kleiner oppervlak van de gemeente archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Projecten buiten de geselecteerde gebieden zijn wat archeologie betreft vergunningsvrij, behalve scheepswrakken. Het doel is om uiteindelijk op de belangrijke plaatsen wél een betere onderzoekskwaliteit te bereiken.

De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan drie condities is voldaan:

  • 1. Het plangebied waarin de voorgenomen bodemingreep zal plaatsvinden heeft een oppervlakte van 100 m2 of groter, en;
  • 2. het plangebied betreft een terrein dat niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen, en ;
  • 3. het moet gaan om een bodemingreep dieper dan 50 cm.

De nota is juridisch verankerd in de gemeentelijke archeologie verordening (zie hieronder).


Gemeentelijke archeologieverordening (vastgesteld door de raad op 18 juni 2009)

In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting dan wel een vrijstelling hiervan geldt.

Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Op het terrein waarin zich de kern van een archeologische vindplaats bevindt is geen andere inrichting toegestaan dan die het behoud, beheer onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Middels een aanlegvergunningenstelsel kan hiervan - onder strikte voorwaarden - worden afgeweken. Als het onvermijdelijk is dat ingrepen zullen worden gedaan, dan dient de vindplaats te worden opgegraven voordat de aanlegvergunning kan worden verstrekt. Om de kern ligt een zogenaamde bufferzone. Hiervoor geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel ingrepen kunnen worden toegestaan. Dit mag als het gebied waarvoor de aanlegvergunning wordt verleend niet meer oppervlakte beslaat dan 10% van de totale bufferzone. Daarnaast geldt er nog een aantal voorwaarden.

De onderzoeksverplichting geldt voor gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische waarden verwacht worden. Dit zijn de zogenaamde selectiegebieden uit de eerdergenoemde Nota. Genoemde gebieden zijn aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen de genoemde gebieden zijn met enkele uitzonderingen, alle werkzaamheden / projecten aanlegvergunning- plichtig.

De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen vindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit in situ te behouden.

In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en selectiegebieden integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen.

In het plangebied bevinden zich mogelijk archeologisch waardevolle terreinen. Deze worden conform de Nota en Verordening gerespecteerd. In de regels bij dit plan hebben de gebieden met een verwachtingswaarde de dubbel-bestemming “Waarde - Archeologie 1” gekregen. Aan de bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een aanlegvergunningstelsel gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen. Zie ook de paragrafen 3.6, waarin deze gebieden worden benoemd en5.6 waarin wordt aangegeven hoe er met deze gebieden wordt omgegaan.

4.3.2 Bereikbaarheid en mobiliteit

Mo biliteitsplan Almere, Deel I, de Hoofdlijnen ( raad 8 maart 2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten;
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren;
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen;
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.


Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn onder andere:

  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie;
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes, looproutes en openbaar vervoer. Minimaal één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto;
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven;
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden;
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving.


Voor het plangebied betekent dit de scheiding van verkeer (fiets, bus, auto), 30 km/u snelheid in het woongebied en op De Rederij en, op de Spectrumdreef 50 km/u.Het G. Schultepad dient op termijn te worden verbreed. Zie ook paragraaf 5.3.

4.3.3 Werk in de stad

Gemeentelijke visie op het vestigingsbeleid (GVV) (vastgesteld door de raad 18 februari 2010, inwerking getreden op 29 september 2011)

Deze visie beoogt de economische ontwikkeling te versterken, de mobiliteit te beheersen, de infrastructuur efficiënt te gebruiken en de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid te verbeteren. Hiermee kan Almere een gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven én haar inwoners voldoende, gevarieerde werkgelegenheid bieden. Hoofdpunten zijn:

  • 1. Almere Principles zijn vertrekpunt voor de ontwikkeling van toekomstige vestigingslocaties. De Principles zijn geoperationaliseerd naar uitgangspunten voor de vestigingsvisie. Deze zijn vertaald naar onderdelen voor een uitvoeringsprogramma, welke praktisch kan worden gekoppeld aan de levenscyclus van vestigingslocaties (fase van ontwikkeling, realisatie, beheer, herstructurering).
  • 2. programmering van vestigingslocaties gericht op voldoende (direct beschikbare, geplande en gereserveerde) voorraad. Voor het scheppen van 100.000 extra banen moeten verschillende typen vestigingslocaties worden aangeboden. Voor de lange termijn (2030) is 680 extra hectare voor bedrijventerreinen, 1 miljoen m2 extra kantoorvloeroppervlak en 250 hectare voor (grootschalige) voorzieningen gereserveerd.
  • 3. formuleren van uitgangspunten voor duurzame gebiedsontwikkeling.
  • 4. faciliteren en stimuleren van functiemenging op vestigingslocaties. Uitgangspunt voor specifieke werkmilieus en binnenstedelijke bedrijventerreinen is dat bestaande bedrijven hiervan geen hinder in de bedrijfsvoering ondervinden.
  • 5. behoud van werkgelegenheid op bedrijventerreinen als uitgangspunt voor herstructurering en het uitwerken van het beheer en de herstructureringsopgave. Voorkomen moet worden dat de aanzuigende werking van nieuwe locaties leidt tot achteruitgang en zelfs leegstand. Uitgangspunt bij herstructurering is dat de werkgelegenheid op de bestaande terreinen behouden blijft; deze vormt een belangrijke basis voor de opgave van 100.000 extra banen. Voornemens zijn: (1) stimuleren van (duurzame) beheervormen op bestaande terreinen. Basis is een vast te stellen gemeentelijk standaardpakket voor onderhoud en beheer per bedrijventerrein. Ondernemers kunnen gebruik maken van de Experimentenwet BedrijfsInvesteringsZones; (2) een kwaliteitskaart met bijbehorend programma voor vestigingslocaties, in aansluiting op de actualisering van gebiedsprogramma's; (3) uitwerken van de herstructureringsopgave, omdat op termijn zwaardere vormen van herstructurering (revitalisering en herprofilering) niet volledig zullen worden voorkómen.

De visie is vertaald in een overzicht van typen vestigingslocaties, waarin is aangegeven of, en zo ja onder welke voorwaarden bepaalde functies mogelijk zijn. Analoog aan de provinciale beleidsregel "locatiebeleid stedelijk gebied 2008" wordt onderscheid gemaakt in centrummilieus (grootstedelijk en overig), gemengde woon-werkmilieus (gemengd wonen-werken en binnenstedelijk) en specifieke werkmilieus (kantoren, voorzieningen, regulier bedrijventerrein en industrieterrein).

De gewenste functiemenging is op de Rederij een binnenstedelijk bedrijventerrein doorgevoerd (zie ook 5.2).


Detailhandelsvisie Almere 2012 – raad 15 maart 2012, inwerking getreden op 23 april 2012

De Detailhandelsvisie geeft in hoofdlijnen antwoord op de vraag hoe Almere in de komende jaren met detailhandel in de stad wil omgaan.

De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen en de positie van het centrum van Almere Stad als hét centrale (winkel)centrum van Almere. Dit vindt zijn uitwerking in:

  • Concentratie dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra, stadscentrum en een aantal solitaire buurtsupermarkten;
  • Concentratie niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra;
  • perifere detailhandelsvoorzieningen (PDV) ook op binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen;
  • Clustering van specifieke PDV en grootschalige detailhandelsvestigingen (GDV) in 'themacentra': (initiatieven toetsen aan 'SER-ladder' en 'provinciale beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011').
  • Verruimen mogelijkheden kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden: tot 25 m2 wvo in elke woning mogelijk. Realisatie van kleinschalige bedrijfsruimten in woonwijken, o.a. voor detailhandel, blijft mogelijk;
  • Vergroten verzorgingsfunctie en complementariteit warenmarkten. Gestreefd wordt naar uiteindelijk een warenmarkt per stadsdeel;
  • Programmering richten op kwaliteit. Zeer terughoudend in het initiëren van nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe grootschalige detailhandelslocaties worden vooralsnog niet in ontwikkeling genomen. Op de langere termijn zijn ontwikkelingen uitsluitend mogelijk, als deze kwaliteit toevoegen aan het bestaande detailhandelsaanbod en de detailhandelsstructuur versterken. Op strategische locaties zoals het A6-park wordt vooral gestreefd naar voorzieningen met een bovenlokale functie.
  • Deze detailhandelsvisie zo snel mogelijk vertalen in geactualiseerde bestemmingsplannen.

De detailhandelsvisie bevat een aantal relevante begripsbepalingen, waaronder PDV en GDV. Het (toelatings)kader en de kaart bevatten een verdere vertaling van het beleid. Ze vervangen het desbetreffende deel van (tabel 3 van) de Gemeentelijke Visie Vestigingsbeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3JO01-vg01_0015.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3JO01-vg01_0016.png"  

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3JO01-vg01_0017.png"

Voor het bestemmingsplan betekent dit dat PDV niet in een zone wordt toegestaan op De Rederij. Dit omdat het een zeer kleinschalig terrein is en de ontsluiting hiervoor niet adequaat is ingericht. Detailhandel is slechts ondergeschikt toegestaan bij de aldaar zittende bedrijven. Dit betekent o.a. dat het gelieerd moet zijn aan de bedrijfsvoering die daar plaatsvindt. E-commerce (internet verkoop) zonder afhaalpunt wordt niet gezien als detailhandel en is toegestaan op de Rederij en overigens ook als beroep aan huis. De toegestane 25 m2 wvo aan detailhandel (dus ook bij e-commerce), die wordt toegestaan als beroep aan huis, is verwerkt in de woonbestemmingen.

Horecanota Almere (vastgesteld door de raad op 09 maart 2000)

In deze nota wordt ten behoeve van de bestemmingsplannen een uniforme omschrijving van drie gedefinieerde typen horeca gehanteerd: licht, middel en zware horeca. Dit is als Staat van Horeca-activiteiten opgenomen in bestemmingsplannen (zie Bijlage 2 van de regels).

Het beleid maakt een indeling van gebieden waar horeca kan worden toegevoegd of verminderd. Zo is in woongebieden solitaire horeca alleen toegestaan als er sprake is van een geschikte locatie (maximaal categorie 1). Meestal is dat bij ontsluitingswegen of belangrijke verkeersassen.

Dit betekent dat in het woongebied solitaire horeca alleen is toegestaan als er sprake is van een geschikte locatie. Dit is in voorliggende plannen al bekeken. Bestaande horeca vestigingen hebben deze mogelijkheid behouden. Vestigingen zijn toegestaan tot maximaal categorie 1a. Op De Rederij is geen horeca toegestaan.


Werken in de wijk (vastgesteld door het college van B&W op 8 februari 2005)

Het gemeentelijke beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een beroep of bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd.

Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt.

In voorkomende gevallen kunnen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten. Dit gebeurt bij voorkeur in de zogenaamde 'omkleuringszones'. Deze zones zijn indicatief aangegeven in paragraaf 5.2.

Voor het plangebied betekent dit dat tot 50% van het oppervlakte van een woning gebruikt mag worden voor aan huis gebonden beroepen, onder andere onder voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt. Via een wijzigingsbevoegdheid kunnen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten (1 op de 150 woningen). Vanwege enige flexibiliteit is deze wijzigingsbevoegdheid niet beperkt tot alleen de kansenzones; de bedoeling is wél dat in deze zones de meeste bedrijvigeheid zal plaatsvinden. Het blijft maatwerk.

4.3.4 Groene stad

Waterplan Almere (vastgesteld door de raad op 15 september 2005)

Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden.
Gemeente en Waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.

Voor wat betreft alle aspecten rond water wordt verwezen naar de watertoets (Bijlage 1) en paragraaf 3.7 en 5.7.

Toetsingskader Bouwen in het Groen (vastgesteld door de raad op 19 maart 2009)

Voor toekomstige initiatieven in het groen heeft de gemeenteraad besloten deze te beoordelen aan de hand van de volgende leidraad:

  • 1. Het blauwgroene karakter van Almere heeft een grote meerwaarde voor de stad: het bepaalt in hoge mate de kwaliteit van de leefomgeving, de attractiviteit van Almere als vestigingsplaats voor bedrijven, voorzieningen en hun werknemers en biedt ruimte aan maatschappelijke en culturele activiteiten;
  • 2. Er zijn vijf typen groengebieden met elk een "eigen regime" met betrekking tot initiatieven in groen. In ecologische gebieden vinden geen 'rode' initiatieven plaats anders dan in bijzondere omstandigheden en uitsluitend ten behoeve van de functie 'natuur'. In alle overige groengebieden geldt voor het 'bouwen in groen' dat maatwerk moet plaatsvinden en dat varieert per type groengebied.
  • 3. In het Structuurplan Almere (1983) zijn in het groene raamwerk in en om de stadsdelen zogenaamde 'landschapsontwikkelingszones' opgenomen. Deze zones binnen de kernen zijn bedoeld voor de "aanleg van later deels tot woon - en/of recreatieve gebied te bestemmen bosgebieden" en "realisering van woongebieden met op het karakter van de zones afgestemde bebouwing".
  • 4. In stadsparken worden in principe geen 'rode' initiatieven gerealiseerd, anders dan voor punctuele voorzieningen (bijv. cultuur en vrije tijd) die het gebruik als stadspark ondersteunen.
  • 5. In sportparken mogen voorzieningen worden gerealiseerd die de sportfunctie van het park versterken.
  • 6. Groen in de wijk. Hierin kunnen 'rode' initiatieven een plaats krijgen, mits de meerwaarde voor de wijk, het stadsdeel of de stad kan worden onderbouwd. Ingrepen in het groen moeten altijd een reden hebben en behoeven een specifieke onderbouwing. Beoordeling van ontwikkelingen vindt plaats aan de hand van de volgende criteria:
    - de toegevoegde waarde van een programma;
    - de passendheid van een programma op een locatie en de relatie met de wijk;
    - het belang van een voorziening voor het stadsdeel of de stad als geheel;
    - de wijze waarop het verdienend vermogen van de locatie mede ten goede komt aan de kwaliteit van het openbaar gebied;
    - de noodzaak van bereikbaarheid en (aanpassing van) infrastructuur;
    - de beschikbaarheid van alternatieve locaties (alternatieven afwegen).

Als gevolg van bovenstaand kader is vooralsnog geconstateerd dat extra bebouwing in het groen (nog) niet voldoet aan de criteria en dus niet mogelijk wordt gemaakt. Per initiatief moet dit nader worden bekeken.

Ecologisch Masterplan (vastgesteld door de raad op 02 juni 2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd.

  • 1. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt.
  • 2. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  • 3. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders).
  • 4. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijv. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad).
  • 5. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd.
  • 6. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot.
  • 7. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
  • 8. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.


Voor het plangebied betekent dit dat De Lage Vaart, ter hoogte van de Regenboog- en Eilandenbuurt, moet worden gezien als een bestaande ecologische verbindingszone (zie paragraaf 3.4). De Lage Vaart maakt echter geen onderdeel uit van de EHS.

4.3.5 Veiligheid

Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (vastgesteld door het college van B en W op 6 december 2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en ontheffingen.

Het bestemmingsplan 'Parapluherziening opslag en verkoop vuurwerk Almere Stad, Haven, Buiten, Hout', waarin dit beleid is verwerkt, is augustus 2009 in werking getreden. Dit plan wordt derhalve nu verwerkt in alle nieuwe bestemmingsplannen.

Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het paraplu bestemmingsplan geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven. Kantorenlocaties zijn eveneens uitgesloten.

Voor het plangebied betekent dit dat in de woonbuurten geen opslag en verkoop van vuurwerk is toegestaan. Op de Rederij is dat wel toegestaan, dit betreft namelijk geen 'kantorenlocatie' maar een bedrijventerrein als bedoeld in het paraplu bestemmingsplan. Dat er ook woon-werk units en voorzieningen kunnen worden gerealiseerd doet hier niets aan af; de veiligheidsafstanden dienen namelijk steeds in acht te worden genomen.

Ook bij de supermarkt aan de Regenboogweg is in beginsel opslag en verkoop van vuurwerk mogelijk; er kan namelijk niet boven de supermarkt worden gewoond. Ook hier gelden de veiligheidsafstanden op eigen terrein.