direct naar inhoud van 5.5 Ecologie
Plan: De Laren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP1ELMN01-vg02

5.5 Ecologie

Algemeen

In het Structuurplan Almere 2010 (september 2003) wordt voor het groen onderscheid gemaakt in parken, parkbossen en plantages.

In de nota 'Almere Parkstad' (mei 2003) zijn de stadsparken nader gedefinieerd. Zuidoever Weerwater, het Lumièrepark, het Beatrixpark (incl. J Den Uylpark en Klein Brandtsportpark), het Vroege Vogelbos (incl. Beginbos) en het Fanny Blankers-Koenpark vormen de stadsparken.

De Oostelijke Groene Wig, de Westelijke Groene Wig, het Spanningsveld (incl. Bok de Korver sportpark), het Ebenezer Howardpark / Laterna Magikapark, het Muzenpark, het Rie Mastenbroekpark, de Leeghwaterplas (incl. Hannie Schaftpark en Bos der Onverzettelijken), het Polderpark, het Meridiaanpark / Bosrandpark, de groenzone Buiten-Oost en Groenendaal vormen de wijk- en buurtparken.

Het plangebied grenst direct aan het stadspark Vroege Vogelbos en Beginbos. Met het bestemmingsplan De Laren worden geen nieuwe ontwikkelingen beoogd in dit stadspark. Wel zal de extra woningbouw naar verwachting leiden tot meer recreatie in het park. De functie van het Vroege Vogelbos en Beginbos als stadspark wordt niet aangetast.

Het wijk- en buurtpark de Westelijke Groene Wig ligt geheel binnen het plangebied. Het bestemmingsplan De Laren maakt het mogelijk om op een aantal bebouwingsvlakken woningen en voorzieningen te realiseren binnen dit park. Daarbij zal het bestaande groen binnen de bebouwingsvlakken, zoals de karakteristieke boswallen, zoveel mogelijk behouden blijven.

In de nota 'Almere Parkstad' (mei 2003) is al rekening gehouden met toekomstige woningbouw in de Westelijke Groene Wig. Zoals hierboven aangegeven zal buiten de bebouwingsvlakken het groene karakter van het park behouden blijven. Tegelijkertijd wordt de blauwe component versterkt door het aanleggen van twee extra watergangen. Uitgangspunt is dat de functie van de Westelijke Groene Wig als wijk- en buurtpark behouden blijft.

Boswet

Bij het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Boswet dient een melding te worden gedaan. Bovendien is hierbij sprake van een herplantplicht. Onder de Boswet vallen alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan en die zich buiten de bebouwde kom inzake de Boswet bevinden. Een aantal boomsoorten valt niet onder de boswet. Dit zijn linde, paardekastanje, Italiaanse populier en treurwilg. Ook éénrijige beplantingen van populier en wilg langs landbouwgronden vallen niet onder de Boswet, net als boomgaarden en kwekerijen van kerstbomen of van bosplantsoen.

Het plangebied valt buiten de vastgestelde komgrens inzake de Boswet. Dit betekent dat het vellen van houtopstanden (minimaal een maand van te voren) moet worden gemeld en dat binnen drie jaar tot herplant moet zijn overgegaan. Deze herplant kan plaatsvinden in het plangebied of daarbuiten. Zelfstandige opstanden van minder dan 10 are, laanbeplanting van minder dan 20 bomen en wegbeplanting bestaande uit populier of wilg vallen niet onder de werking van de Boswet.

Ten aanzien van de vraag in hoeverre kapmelding en herplant noodzakelijk is, dient te worden bepaald wat aan houtopstand zal verdwijnen, voor zover deze niet binnen de voornoemde uitgesloten categorieën vallen.

Binnen het plangebied bevindt zich circa 1.4 ha houtopstand die gekapt zal moeten worden. De precieze oppervlakten en locaties waar gekapt gaat worden zullen later in de planvorming exact worden bepaald.

De bestaande bomenrijen en houtwallen worden zoveel mogelijk ingepast in het ontwerp van de wijk.

Met name in de noordelijke deel van het plangebied zijn houtwallen aanwezig. Deze houtwallen zijn opgenomen in de bestemming “Groen” en blijven gehandhaafd maar zullen hier en daar worden doorsneden voor de ontsluiting van de woongebieden. Vanwege het belang van het handhaven van de houtwallen die in de bestemming “Woongebied” vallen is in de regels van het bestemmingsplan opgenomen dat in deze twee woonvlekken in ieder geval een minimum oppervlakte aan houtwallen gehandhaafd moet blijven.

Voor de zuidelijke woonvlekken, de kavel waar de supermarkt en school zijn geprojecteerd, de herstructurering van de sportvelden en de aanleg van het eiland waar Jeugdland naar toe gaat is het noodzakelijk dat houtopstanden worden geveld.

Een gedeelte van de herplant zal binnen het plangebied plaatsvinden in de nieuwe groene omzoming het centrale terrein waar de sportvelden zullen worden geconcentreerd. Aangezien hier geen boomsoorten zoals wilg en populier zijn gepland, wordt met deze groene omzoming een gedeelte van te verdwijnen houtopstanden gecompenseerd.

Voor het overige is er ruimte in de afspraken die in het verleden met Staatsbosbeheer zijn gemaakt in de zogenaamde “Almeredeal” waardoor de benodigde boscompensatie van 1,4 ha in ieder geval in het kader van deze afspraken kan worden uitgevoerd, waardoor er geen belemmeringen zijn voor de boscompensatie die benodigd is voor het bestemmingsplan De Laren.

Natuur

Gebiedsbescherming - Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen. Het is een netwerk van gebieden in Nederland dat moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven, waardoor natuurgebieden hun waarde verliezen. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming de EHS, welke zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007). In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang.

Binnen het plangebied bevinden zich geen gebieden van de EHS. Het grenst echter wel aan het gebied Vroege Vogelbos/Beginbos (ten noorden van het plangebied, zie ) dat als EHS is begrensd. Het Vroege Vogelbos/Beginbos bestaat voornamelijk uit vochtig loofbos, afgewisseld met open plekken, grasland en enkele watergangen. Het vormt een kerngebied voor vogels van bos en struweel, boommarter (beoogd, nog niet aanwezig) en bever. Tevens is het een belangrijke stapsteen voor bosgebonden soorten van Pampushout naar Almeerderhout. Dit bosrijke gebied is aangemerkt als 'overige EHS'. Dit zijn gebieden met vaak een hoge lokale waarde, deels door de ligging in of nabij kernen, maar soms ook door bijzondere abiotische waarden of bijvoorbeeld als landschappelijk element. De omvang of de gebruiksdruk zijn echter zodanig dat het alleen met hoge beheersinspanningen mogelijk is om deze waarden duurzaam te blijven beheren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1ELMN01-vg02_0012.jpg"

Figuur

Ligging van de EHS (aangegeven in groen) ten opzichte van het plangebied. Het EHS gebied Vroege Vogelbos/Beginbos is aangegeven met rood. (Bron ondergrond: Omgevingsplan 2006, provincie Flevoland, geraadpleegd via http://flevoland.tercera-ro.nl/mapviewer/)

Als gevolg van de ontwikkelingen in de Laren kan er sprake zijn van externe werking op dit EHS gebied omdat als gevolg van het plan de recreatieve druk vanuit de wijk kan toenemen (o.a. honden uitlaten). De opstanden in het gebied zijn echter zodanig structuurrijk en nauwelijks doordringbaar dat mens en hond in de meeste gevallen op de paden blijven, waardoor de verstoring in het gebied niet wezenlijk toeneemt. Negatieve effecten op de natuurdoelen (wezenlijke kenmerken en waarden) van de EHS worden daarom uitgesloten.

Gebiedsbescherming – Ecologisch Masterplan Almere

In het Ecologische Masterplan 2006 ligt de visie van Almere op het gebied van ecologie vastgelegd. In acht uitgangspunten staat concreet aangegeven hoe Almere als natuurstad versterkt kan worden. Hieronder valt onder andere de realisatie van een aantal ecologische verbindingszones, deze op kaart aangegeven zones bevinden zich niet in het plangebied. Wel zijn drie uitgangspunten van toepassing op de ontwikkeling van De Laren:

  • uitgangspunt 2: voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld;

Aan dit uitgangspunt wordt invulling gegeven doordat in het ontwerp van de nieuwe wijk het bestaand openbaar groen zoveel mogelijk wordt behouden en twee extra watergangen worden gerealiseerd.

  • uitgangspunt 5: op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd, met als doel de biodiversiteit van het openbaar groen te vergroten;

Aan dit uitgangspunt wordt invulling gegeven doordat in het ontwerp van de nieuwe wijk het bestaand openbaar groen zoveel mogelijk wordt behouden en twee extra watergangen worden gerealiseerd.

  • uitgangspunt 7: initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd om differentiatie van het openbaar groen te bevorderen;

Aan dit uitgangspunt wordt invulling gegeven door het Kronkelveld, dat ecologisch beheerd wordt door buurtbewoners, planologisch veilig te stellen.

Kleinschalige aanpassingen in de wijk

De kansen voor natuur binnen stedelijk gebied zullen zoveel mogelijk worden benut. Het gaat hier bijvoorbeeld om de invulling van de kleinschalige groenstructuur en voorzieningen aan bebouwing: vegetatiedaken, gevelbegroeiing, stenen en dakpannen met nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen. Hiervoor zal een uitvoeringsplan worden opgesteld, hetgeen geïmplementeerd zal worden in de nieuwe wijk.

Door de kleinschalige aanpassingen in de wijk wordt invulling gegeven aan uitgangspunt 5 van het Ecologisch Masterplan Almere.

Gebiedsbescherming – Natuurbeschermingswet 1998

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortbescherming. Nederland heeft de richtlijnen voor gebiedsbescherming geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet)

De Nbwet heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld (Natura 2000-gebieden) en beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.

Het plangebied De Laren maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtsbijzijnde Natura 2000-gebied, Eemmeer & Gooimeer Zuidoever, bevindt zich op 2,6 kilometer afstand. In het plangebied komen geen soorten voor die een instandhoudingsdoel hebben in een Natura 2000-gebied.

In het bestemmingsplan De Laren worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een grote verstoring (licht, geluid of optisch) of stikstofuitstoot als gevolg hebben. Het optreden van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden kan worden uitgesloten.

Soortbescherming – Flora- en faunawet

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen voor soortenbescherming geïmplementeerd in de en de Flora- en faunawet (Ffwet). De Ffwet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Ffwet behorende besluiten en regelingen.

De Ffwet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier -en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings - of vaste rust of verblijfplaatsen. Artikel 2 van de Ffwet schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven.

In 2008 is het gebied geïnventariseerd op beschermde soorten door het ecologisch adviesbureau Van der Goes & Groot (Groen & Nederpel 2008). Het plangebied maakt onderdeel uit van het leefgebied van een aantal beschermde soorten.

licht beschermd en overig beschermd

Wanneer volgens de gedragscode Flora- en faunawet van de gemeente Almere 'Omgaan met beschermde planten en dieren in Almere' wordt gewerkt, hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden voor het overtreden van verbodsbepalingen ten aanzien van tabel 1 (licht beschermd)en tabel 2(overig beschermd) soorten. Tevens wordt hiermee gewaarborgd dat aan de zorgplicht wordt voldaan.

zwaar beschermd

In het plangebied komen ook dezwaar beschermde bever, bittervoorn, diverse vleermuissoorten en broedvogels,waaronder de jaarrond beschermde huismus en gierzwaluw, voor (tabel 3/bijlage IVHabitatrichtlijn). Hieronder wordt tevens per soort(groep) beschreven welke effecten te verwachten zijn en welke vervolgstappen genomen moeten worden om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen.

Vaatplanten

In het Wierdenpark en het volktuinencomplex zijn enkele algemeen beschermde planten aanwezig. Het gaat hierbij om de brede wespenorchis, de grote kaardenbol (beiden licht beschermd - tabel 1 soort) en de rietorchis (algemeen beschermd - tabel 2). Zie Figuur 2 voor de verspreiding van deze soorten in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1ELMN01-vg02_0013.jpg"

Figuur 2

Verspreiding van beschermde flora in het plangebied. Het omkaderde gebied is de begrenzing van Almere Haven (bron: Van Groen & Nederpel 2008).

Vissen

In de watergangen in het plangebied is de bittervoorn aangetroffen (zwaar beschermd - tabel 3 soort). Deze soort komt binnen Almere Haven nagenoeg overal voor, zie . Deze vissoort houdt zich graag op in stilstaande of zwakstromende wateren met een goed ontwikkelde onderwatervegetatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1ELMN01-vg02_0014.jpg"

Figuur 3

Verspreiding van beschermde vissen in Almere Haven. Allen de Bittervoorn komt in het plangebied van De Laren voor (bron: Van Groen & Nederpel 2008).

De zwaar beschermde bittervoorn

Als gevolg van het bestemmingsplan worden de bestaande watergangen niet vergraven. Bij het graven van de nieuwe watergangen vindt een verstoring van een beperkt stuk bestaande oever plaats, namelijk op de plek waar de nieuwe watergangen aansluiten op de bestaande. Eventueel aanwezige bittervoorns kunnen makkelijk vluchten voor deze werkzaamheden. Als de werkzaamheden buiten de voortplantingsperiode (deze loopt van april t/m augustus) worden uitgevoerd, vindt er geen overtreding van de verbodsbepalingen plaats. Door het realiseren van de nieuwe watergangen neemt het leefgebied van de bittervoorn toe, de uitvoering van het bestemmingsplan leidt dan ook tot positieve effecten voor deze soort.

Amfibieën

Binnen het plangebied zijn in de watergangen diverse algemene amfibieën aangetroffen, namelijk de gewone pad, de bruine kikker, de meerkikker en de kleine watersalamander. Dit zijn allemaal licht beschermde soorten (tabel 1). De zwaarder beschermde rugstreeppad is niet aanwezig in het plangebied. De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde soorten kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten.

Reptielen

Binnen het plangebied zijn geen ringslangen aangetroffen. De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde soorten kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten.

Zoogdieren

Binnen het plangebied komen meerdere soorten algemene grondgebonden zoogdieren voor als konijn, haas, mol, (spits)muizen, wezel, egel, vos en ree. Allen zijn licht beschermde soorten (tabel 1).

De zwaar beschermde bever

In Almere Haven zijn op dit moment geen actieve beverburchten aanwezig, dus ook niet in het plangebied. Er zijn voorheen wel vraatsporen aangetroffen in Almere Haven, op basis waarvan geconcludeerd kon worden dat er beverburchten in Almere Haven aanwezig waren. In november 2011 zijn bij een inspectieronde door landschapsbeheer Flevoland echter geen verse vraatsporen aangetroffen. Op dit moment zijn er dan ook geen actieve burchten aanwezig in Almere Haven (persoonlijke mededeling Jeroen Reinhold, Landschapsbeheer Flevoland, 21 november 2011).

Voor de bescherming van eventuele toekomstige beverburchten is het voldoende als de oevers minimaal onder hetzelfde beheer blijven. Door de aanleg van nieuwe watergangen zal het leefgebied toe nemen. Er treedt geen negatief effect op.

Vleermuizen

Het gebied is in 2008 geïnventariseerd op de aanwezigheid van foerageergebied en migratieroutes van vleermuizen (allen zwaar beschermd – tabel 3/Bijlage IV Habitatrichtlijn). De bomenlanen binnen het plangebied worden gebruikt als foerageergebied en/of migratieroute door een aantal soorten, namelijk de ruige dwergvleermuis, de gewone dwergvleermuis, en de laatvlieger. De watergangen en het omliggend groen worden op een zelfde manier gebruikt door de watervleermuis. Zie Figuur 4 en Figuur 5.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1ELMN01-vg02_0015.jpg"

Figuur 4

Aanwezigheid van migrerende en jagende gewone en ruige dwergvleermuizen in Almere Haven (bron: Van Groen & Nederpel 2008).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1ELMN01-vg02_0016.jpg"

Figuur 5

Aanwezigheid van migrerende en jagende watervleermuizen, rosse vleermuizen en laatvliegers in Almere Haven (bron: Van Groen & Nederpel 2008).

De ruige dwergvleermuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger zijn gebouwbewonende soorten. De aanwezigheid van verblijfplaatsen van deze soorten in het plangebied is niet onderzocht, maar kan niet worden uitgesloten. De aanwezigheid van verblijfplaatsen van de ruige dwergvleermuis en de watervleermuis in bomen kan worden uitgesloten, vanwege het ontbreken van oudere dikke bomen met holtes. Van deze soorten worden wel verblijfplaatsen verwacht in omliggende bospercelen, zoals het Vroege Vogelbos/Beginbos, de boswachterij Almeerderhout en deels op het oude land.

De zwaar beschermde vleermuizen

In de bebouwing bevinden zich mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen. Het bestemmingsplan maakt niet direct ontwikkelingen mogelijk die leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen. De locaties met bebouwing veranderen niet van functie, dus sloop is voor het bestemmingsplan niet noodzakelijk.

Mochten toekomstige ontwikkelingen aanleiding zijn om toch nog effecten op de verblijfplaatsen van vleermuizen te verwachten, dan zal een inventarisatie worden uitgevoerd en een mitigatieplan worden opgesteld. Voor het overtreden van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet bij vleermuizen is voor dit project geen ontheffing mogelijk, omdat er geen sprake is van een geldig wettelijk belang. Alle schade zal dus via het nemen van mitigerende maatregelen moeten worden voorkomen. Eventueel zal het mitigatieplan worden voorgelegd aan het ministerie van EL&I (bevoegd gezag Flora- en faunawet), in de vorm van een aanvraag voor positieve afwijzing van een ontheffingsaanvraag.

Vogels

Tijdens het broedseizoen zijn vele soorten broedvogels in het plangebied aanwezig. De belangrijke structuren voor deze vogels zijn de watergangen (onder meer meerkoet, wilde eend, waterhoen, knobbelzwaan, kleine karekiet) en de bosschages (onder meer turkse tortel, winterkoning, merel, tjiftjaf, zwartkop). Dit zijn allemaal algemene broedvogels.

Op de bebouwing in het plangebied broedt ook de huismus (zie ). Nesten van de gierzwaluw zijn niet in het plangebied aangetroffen bij de inventarisatie in 2008, maar wel in de directe omgeving. Gezien de leeftijd van de inventarisatie en de geschiktheid van het plangebied voor de gierzwaluw, kan de aanwezigheid van deze soort niet zonder meer worden uitgesloten. Nestlocaties van deze twee soorten zijn jaarrond beschermd, wat betekent dat het ook verboden is om buiten het broedseizoen de nestlocaties ongeschikt te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1ELMN01-vg02_0017.jpg"

Figuur 6

De aanwezigheid van broedende huismussen in Almere Haven (bron: Van Groen & Nederpel 2008).

De zwaar beschermde broedvogels

Bij het verwijderen van groen en de werkzaamheden aan watergangen moet rekening gehouden worden met het broedseizoen van vogels, om verstoring van broedgevallen te voorkomen.

Op de gebouwen kunnen zich jaarrond beschermde nestlocaties van de huismus en de gierzwaluw bevinden. Het bestemmingsplan maakt niet direct ontwikkelingen mogelijk die leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen. De locaties met bebouwing veranderen niet van functie, dus sloop is door het bestemmingsplan niet noodzakelijk. Mochten toekomstige ontwikkelingen aanleiding zijn om toch nog effecten op de nestlocaties van de gierzwaluw en de huismus te verwachten, dan zal een inventarisatie worden uitgevoerd en een mitigatieplan worden opgesteld. Voor het overtreden van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet bij broedvogels is voor dit project geen ontheffing mogelijk, omdat er geen sprake is van een geldig wettelijk belang. Alle schade zal dus via het nemen van mitigerende maatregelen moeten worden voorkomen. Eventueel zal het mitigatieplan worden voorgelegd aan het ministerie van EL&I (bevoegd gezag Flora- en faunawet), in de vorm van een aanvraag voor positieve afwijzing van een ontheffingsaanvraag.