Plan: | Kustzone Almere Haven |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0034.BP1A08-on01 |
Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.
Vanaf medio jaren '90 hebben verschillende beleidsplannen en onderzoeken relevante uitspraken gedaan over (onderdelen van) het gebied dat loopt van het Surfstrand tot aan het afgesloten deel van de Gooimeerdijk West. Het Ontwikkelingsplan Kustzone Almere Haven ('Hoogtij'), in samenwerking met Bouwfonds is een belangrijke eerste stap geweest. De planvorming is in 2011 gestaakt omdat de meerkosten die gemaakt moesten worden om het plan uit te kunnen voeren te hoog waren om in die tijd te kunnen verhalen op het te realiseren woonprogramma. Bij de beëindiging van het project Hoogtij is wel aangegeven dat “de locatie zeer waardevol en gewenst bleef voor de versterking van het stadsdeel Almere Haven. Als de woningmarkt weer aantrekt willen wij op deze locatie alsnog woningbouw realiseren. De uitgangspunten hiervoor zijn en blijven: versterking van het watergerichte en recreatieve profiel van het stadsdeel, versterking van het centrum van Almere Haven, toevoeging van woningbouw in met name het middensegment, het openbaar toegankelijk maken van de jachthaven en deze handhaven op de huidige plek” (gemeenteraad Almere, 31 mei 2011).
In 2016 is in de vorm van een verkenning opnieuw gekeken naar de kansen en mogelijkheden die de kustzone van Almere Haven biedt. Aanjagers hiervoor waren onder andere de Agenda Toerisme & Recreatie, het Programmaplan Wijkgericht werken 2015-2019 en de vereiste actualisatie van het bestemmingsplan.
De verkenning liet zien dat er kansen zijn om de kustzone van Almere Haven te herontwikkelen tot een aantrekkelijk woon-, sport- en recreatiegebied. Het nieuwe ontwikkelingsplan voor Kustzone Almere Haven, dat op 22 februari 2018 door de gemeenteraad is vastgesteld, borduurt voort op de verkenning. Dit bestemmingsplan is de juridisch-planologische vertaling van het ontwikkelingsplan en vormt het toetsingskader voor gronduitgifte en omgevingsvergunningen.
Het plangebied wordt begrensd door de plangrenzen van aangrenzende bestemmingsplannen. In het noorden ligt de grens nabij de Gooimeerdijk-west, in het oosten wordt het plangebied begrensd door de Sluiskade en (de westelijke zijde van) Havenhoofd, de zuidelijke/westelijk grens loopt langs de waterlijn van het Gooimeer. Het project Kustzone Haven voorziet voornamelijk in ontwikkelingen die buiten de waterkering ('buitendijks') zullen plaatsvinden en daarmee ten zuiden van de Gooimeerdijk liggen.
De in dit gebied geldende bestemmingsplannen zullen geheel of gedeeltelijk worden vervangen door het nieuwe bestemmingsplan. Het gaat om de volgende plannen:
Bestemmingsplan | Belangrijkste bestemming(en) | In werking getreden | Vervalt na inwerkingtreding nieuw bestemmingsplan | |
Voorlanden en begraafplaats 1982 | 'Recreatie', 'Verkeer' en 'Water' | vastgesteld/goedgekeurd op 28-04-1983 resp. 20-12-1983 | Geheel | |
Havenhoofd en havenkom | 'Groen', 'Recreatie' 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water' | vastgesteld op 29-09-2022 | Voor kleine delen aan de westrand |
Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
Het plangebied voor het bestemmingsplan Kustzone Almere Haven is circa 35 hectare groot en ligt buitendijks buiten de primaire waterkering. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste karakteristieken van dit gebied uitgelicht.
De Kustzone ligt aan de belangrijke ontsluitingsweg Gooimeerdijk-west, die ter hoogte van de Strandweg eindigt en overgaat in een langzaam verkeersroute. De Strandweg vormt de ontsluiting vanaf de Gooimeerdijk richting het centrum van Almere Haven. De Gooimeerdijk is tevens een belangrijk structurerend groen element, waaraan meerdere wijken van Almere Haven zijn gelegen.
In het plangebied loopt de Strandweg in noord-zuidelijke richting, afbuigend naar het oosten, waarbij het aantakt op de Sluiskade. De Sluiskade heeft, hoewel deze richting het zuiden doorloopt, niet het karakter van een doorgaande weg. In het gebied zelf zijn verder geen hoofdstructuren van belang aanwezig.
In het gebied zijn de openbare gronden in te delen in drie categorieën: strand/water, groen en verharding. Binnen het groen is nog een onderverdeling mogelijk naar natuurlijk groen (Kinderwerkbos en eiland in Gooimeer), functioneel groen (manifestatieterrein, jachthaventerrein) en restgroen (rondom de verenigingen en het strand).
Alle bebouwing in het plangebied is bestemd voor andere doeleinden dan woningen. Een groot deel van het plangebied wordt ingenomen door de jachthaven. Andere relevante voorzieningen zijn de horecavoorziening De Jutter, de Scouting, de kanovereniging, de reddingsbrigade en de surfvereniging. De aanwezige bebouwing is vaak kleinschalig van aard. Bij de horecavoorziening en de jachthaven is sprake van bebouwing met een bij de functie horende uitstraling. De overige bebouwing heeft de uitstraling van opslag en werkruimten.
Dit bestemmingsplan is de juridisch-planologische vertaling van het op 22 februari 2018 door de gemeenteraad vastgestelde Ontwikkelingsplan Kustzone Haven. De belangrijkere onderdelen van het ontwikkelingsplan worden in deze paragraaf uiteengezet.
Deze paragraaf is ingedeeld aan de hand van de 10 ruimtelijke verbeteringen die in het Ontwikkelingsplan zijn genoemd.
Het gebied wordt nu gekenmerkt door verschillende deelgebieden, waarbij de mate van verstedelijking binnen de deelgebied toeneemt naarmate het centrum van Almere Haven dichterbij komt. De segmenten zijn nu niet aan elkaar verbonden, waardoor er weinig samenhang is in het gebied. Om de beleving van de kustzone als één geheel te kunnen bewerkstelligen, wordt een nieuwe groen-blauwe route aangelegd. Deze route, die voornamelijk bestemd zal zijn voor wandelaars, zal de verschillende deelgebieden met elkaar in verbinding brengen.
De wandelroute zal ongeveer twee kilometer lang worden en veelal nabij het water lopen. De route zal voorzien worden van een duidelijke markering en omgeven worden met (water-)flora en fauna en houten elementen om de natuurlijke uitstraling van het gebied te versterken.
Uit onderzoek is gebleken dat Almeerders meer dan gemiddeld wandelen. Ruim 84% van de Almeerse bevolking maakt zo nu en dan een wandeling (tegen 74% van de Nederlandse bevolking). Met de wandelroute wordt een kans benut om zowel het gebruik van het gebied te optimaliseren en gebruiksvriendelijker te maken enerzijds en het bieden van een uitdagende en aantrekkelijke wandelroute voor de actieve Almeerder anderzijds. Door kernkwaliteiten als 'rust', 'groen' en 'ruimte' te bieden langs de wandelroute, zal het gebied veel meer tot leven gaan komen dan voorheen. De wandelroute past dan ook goed binnen de speerpunten van het gemeentelijke gezondheidsbeleid “Samen in beweging voor een gezond Almere 2018-2021”, waarbij door meer bewegen in de buurt te stimuleren dat mensen een gezond gewicht bereiken.
Doordat het gebied een lage gebruiksintensiteit kent en organische structuur heeft, lopen de wandelroutes nu ongestructureerd door het gebied. Er is geen duidelijke routing; iets wat wel in een natuurlijke omgeving thuishoort. Langs de wegen in het plangebied zijn geen separate wandelpaden aangelegd en moet de weg gedeeld worden met auto's en fietsers. Als het gebied meer intensief gebruikt wordt, dan zullen de wandelroutes geoptimaliseerd moeten worden.
Er zullen nieuwe routes worden aangelegd en de bestaande routes worden aangepakt. Hierbij wordt aandacht besteed aan het verbeteren bestaande wandelpaden met een passende verharding, het toevoegen van ontbrekende schakels in het routenetwerk, het toevoegen van voorzieningen voor wandelaars en hardlopers en het plaatsen van verlichting en bankjes.
Langs deze paden komen enkele voorzieningen die het aantrekkelijk maken voor hardlopers (watertap, sporttoestellen, etc.), naast wat bankjes. Uitgangspunt is dat de route en paden ook goed begaanbaar zijn voor senioren en mensen die slecht ter been zijn.
Deze wandelroutes hebben net als de nieuwe groenblauwe route een positief effect op de beleving van het gebied en het stimuleren van beweging bij de bewoners en bezoekers.
De surfvereniging kan vanwege het surfstrand en de afhankelijkheid van open water en wind op geen andere plek functioneren dan de huidige. Inmiddels heeft zich bij de surfvereniging ook een zeilschool gevestigd.
Het Kinderwerkbos is momenteel een gebied dat een lage gebruiksintensiteit kent, terwijl het voor de groenbeleving in het gebied een belangrijke rol kan vervullen. Om de gebruiksintensiteit te verhogen wordt in het bestemmingsplan kortdurende verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt. Het gebied dient daarbij wel zoveel mogelijk openbaar toegankelijk te blijven, waardoor er geen sprake kan zijn van de exploitatie van het gebied ten behoeve van een regulier vakantiepark.
Ten behoeve van de bereikbaarheid van de surfvereniging en het kinderwerkbos zal een toegang worden gerealiseerd vanaf de Gooimeerdijk-West naar de vereniging en zal een parkeervoorziening worden aangelegd.
Deze omgeving wordt op deze manier meer een verblijfsplek voor sporters, maar ook voor families met kinderen en bezoekers die gewoon in het groen en aan het strand willen verblijven of incidenteel willen watersporten. Het surfstrand zal eveneens te allen tijde openbaar toegankelijk blijven en aangesloten worden op de groenblauwe route.
Met het gebruik van het natuurlijke landschap door de verblijfskwaliteit te vergroten en (meer) ruimte te bieden aan watersport, krijgt het gebied de sterke recreatieve waarde, zoals beoogd is door het college van B&W in de in december 2014 vastgestelde Kansenkaart Vrijetijdseconomie.
Het gebied ten zuidwesten van de jachthaven wordt nu in gebruik genomen door een scouting, kanovereniging en de reddingsbrigade. Deze functies horen thuis in de kustzone en zullen dan ook niet uit het gebied weggaan. Wel is het vanuit de beleving van het gebied, waarbij vanuit het westen richting het oosten de stedelijkheidsgraad steeds groter wordt, wenselijk dat de verenigingen worden geclusterd in het gebied waar extensief ruimtegebruik beter past. Dit zorgt er tevens voor dat er ruimte ontstaat om deze locatie te herontwikkelen voor nieuwe woningen en een hotel (zie 2.2.7 en 2.2.8). De reddingsbrigade en de scouting hebben de boten nu verspreid liggen bij de jachthaven en in de havenkom. Voor beide verenigingen is het een verbetering om een steiger en hellingbaan dicht bij het verenigingsgebouw te hebben. Alle drie de verenigingen hebben verenigingsactiviteiten op het terrein die overlast kunnen geven voor woningbouw als deze dichtbij komen. Zij worden dan ook op afstand van zowel de bestaande als de nieuwe woonbebouwing gesitueerd. De verenigingen hebben een eigen identiteit en wensen daarom ook een eigen plek. Faciliteiten kunnen echter prima gedeeld worden.
De gebouwen komen in de nabijheid van het water maar niet in de directe nabijheid van de stranden. Uitgangspunt is dat de verenigingen minstens hun huidige exploitatie kunnen voortzetten. In het bestemmingsplan zijn de locaties opgenomen waar de gebouwen van de scouting, kanovereniging en de reddingsbrigade komen te staan. Ook worden er maximale bouwhoogtes en maximale oppervlakten gegeven, zodat de gebouwen in verhouding blijven met de overige bebouwing en het karakter van het gebied.
Met het verplaatsen van de verenigingen komen zij op een minder afgelegen locatie te zitten en worden ze zichtbaar voor bezoekers en bewoners. Dit activeert het gebied en verhoogt de gebruiks- en verblijfskwaliteit. Er is voldoende afstand tot de woonbebouwing om geen hinder te hoeven ervaren.
Het strand blijft een plek van rust en ontspanning voor de Havenaar, maar wordt tegelijkertijd aangevuld met sport- en spelfaciliteiten. Hierbij kan een samenwerking met verenigingen en scholen uit de omgeving aangegaan worden, door bijvoorbeeld een sportdag op het strand te organiseren of sportverenigingen uit Almere Haven te laten trainen op het strand.
Onderdeel van het verbeteren van het voorzieningenaanbod op en nabij het strand, is de verplaatsing van de huidige strandbrasserie naar een locatie meer in het midden van het strandgebied. De horecavoorziening komt zo beter tot zijn recht.
Door nieuwe woon- en logiesfuncties in het gebied te realiseren en het verplaatsen van de verenigingen naar een meer centrale locatie, wordt het gebied intensiever gebruikt dan tot op heden het geval is. Dit betekent ook dat er kansen zijn om het strand echt als zodanig te laten functioneren: een plek voor ontmoeting en ontspanning. Hiermee wordt de bewoner van Almere Haven gestimuleerd om het huis uit te gaan en de wijk in.
In de huidige situatie wordt een deel van het gebied aangemerkt als manifestatieterrein, wat in de praktijk maar zelden als zodanig wordt gebruikt. Het heeft weinig verblijfskwaliteit, mede vanwege het grote en desolate karakter van het gebied. Om het gebied integraal onderdeel te laten uitmaken van de kustzone en de gebruiksintensiteit te verhogen door de verblijfskwaliteit te vergroten, is het beter om het terrein te verkleinen en meer in te richten als park. De ruimte die overblijft, kan dan gevuld worden met gebouwd programma (zie 2.2.7).
Met het ontwikkelen van het manifestatieterrein tot havenpark en woongebied, wordt direct grenzend aan de nieuwe woningbouw een aantrekkelijk park met sportvoorzieningen gerealiseerd. Hierdoor zal het gebied meer dan ooit bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente op het gebied van recreatie, sport en vrije tijdsbesteding.
Met het toevoegen van woningbouwprogramma in het gebied, wordt niet alleen ingespeeld op de behoefte aan meer woningen in Almere, maar wordt het ook mogelijk om alle andere ruimtelijke verbeterpunten en de daarbij behorende beleidsdoelstellingen te realiseren. De grondopbrengsten van het toe te voegen programma kan ingezet worden om het gebied tot een hoger kwaliteitsniveau te brengen en het daarmee ook voor de huidige bewoners van Almere Haven aantrekkelijker te maken.
De woonbebouwing wordt langs de Sluiskade gerealiseerd, waarbij in het noorden de bebouwing qua maatvoering en uitstraling meer zal aansluiten bij de huidige bebouwing langs de Gooimeerdijk en richting het zuiden geleidelijk in hoogte zal toenemen, maar ook qua bouwtypologie zal veranderen van grondgebonden naar appartementen.
In de regels van het bestemmingsplan is een maximum aantal van 255 woningen opgenomen. De concrete invulling hangt af van de voorwaarden die de gemeente in het privaatrechtelijke traject (aanbestedingsvoorwaarden, gronduitgifte) aan de ontwikkelaar/initiatiefnemer stelt. Op deze manier kan de gemeente voorwaarden of selectiecriteria hanteren op het gebied van woningsegmentering en -aantallen, kwaliteitsniveau, duurzaamheidsaspecten, uitstraling, bouwtypologie, etc. Tevens zal minimaal 10% van de woningen in het middedure huur segment worden gebouwd om in te spelen op de behoefte aan woningen voor middeninkomens.
Een ander ruimtelijk verbeterpunt dat de verblijfskwaliteit en bereikbaarheid van het gebied zal verhogen, is het realiseren van een hotel. Het hotel zal in het zuidelijkste punt van het plangebied komen en zal maximaal 80 kamers krijgen. In het hotel kan een deel van de maximale 6.000 m2 bvo tevens gebruikt worden voor zakelijke faciliteiten en leisure (welness, horeca).
Het beperkte aantal hotelkamers zal ervoor zorgdragen dat het gebied niet overspoeld kan worden met bezoekers. Daardoor zullen de effecten van het hotel op de directe woon- en leefomgeving aanvaardbaar blijven. Hoewel het grotendeels aan de hotelmarkt zal worden overgelaten wat voor type hotel het wordt (zakelijk, toeristisch, budget, uniek/icoon of doelgroep), lijkt een thematisch, kleinschalig (familie)hotel wel beter bij het gebied te passen dan een hotel in het zakelijke segment.
In de zomermaanden van de afgelopen jaren is, vanwege lange periodes van warme temperaturen, het zwemwater van het strand bij Almere Haven minder geschikt geraakt om te zwemmen door blauwalg. Deze bacterie kan bij aanraking of bij het binnenkrijgen tijdens het zwemmen zorgen voor last van irritaties aan ogen en/of huid. Ook kan blauwalg hoofdpijn, maag- en darmklachten of zelfs grotere gezondheidsproblemen veroorzaken.
Omdat het water dan niet gebruikt kan worden voor zwemmen en recreëren, neemt de verblijfskwaliteit van het gebied af als er sprake is van blauwalg. Om dit gebied actief te houden en de groenblauwe kwaliteiten als belangrijke kernwaarde van het gebied goed tot hun recht te laten komen, beheert en monitort de gemeente met preventieve en actieve methoden de bestrijding van blauwalg. Gebruikte methoden zijn o.a. olieschermen, zuiveringssystemen, waterplanten, quaggamosselen, etc. Ook wordt geïnvesteerd in onderzoek naar oplossingen op een groter schaalniveau door met (o.a.) Rijkswaterstaat samen te werken aan een integrale oplossing.
Op het moment dat de Kustzone is herontwikkeld tot een volwaardig woon-, sport- en recreatiegebied, dan is het passend als het verkeer zich hiernaar voegt. Dit betekent het verminderen van de maximumsnelheid op de Gooimeerdijk naar 30 km/u en het aanbrengen van snelheidsverminderende maatregelen. De wegen in het plangebied worden eveneens ingericht als 30 km/u wegen en woonerven. Deze maatregelen zorgen voor meer verkeersveiligheid, minder geluidsoverlast en prettiger aangezicht.
De verkeersafwikkeling in het gebied van de kustzone is goed. De hoeveelheid verkeer dat gebruikt maakt van de wegen kan makkelijk daarop worden afgewikkeld. Door het toevoegen van woningen en recreatieve functies in dit gebied zal er logischerwijs ook een toename van verkeer zijn.
De toename van de hoeveelheid verkeer zal geen invloed hebben op de verkeersafwikkeling. De huidige verkeersstructuur kan dit zonder problemen verwerken.
Andere mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het centrum van Haven zullen in de toekomst ook extra verkeer genereren. Zelfs met die toename kan het verkeer nog goed worden afgewikkeld op de huidige infrastructuur.
In de afbeeldingen hieronder staat weergegeven hoeveel verkeer er nu van de huidige structuur gebruik maakt en hoeveel dat zal worden als gevolg van het toevoegen van de woningen en recreatieve functies. Daarnaast ook wat het beeld is in 2040 met toevoeging van extra programma in het centrum.
In onderstaande tabel zijn, ter vergelijking, de intensiteiten van verschillende soorten wegen weergegeven.
Bron: Mobiliteitsplan
De Strandweg zal de meeste toename van verkeer kennen en groeien tot 2400 motorvoertuigen per etmaal. Op het drukste moment van de dag, in het spitsuur, zal dat neerkomen op ongeveer 200 motorvoertuigen per uur, dat is 3 à 4 auto's per minuut. Deze aantallen komen overeen met een rustige buurtstraat.
De Gooimeerdijk en de Sluiskade kunnen worden omschreven als een rustige woonstraat. Naar de toekomst toe zullen deze wegen nog steeds het verkeer kunnen afwikkelen maar hebben dan de kenmerken van een buurtstraat.
Voor alle nieuwe functies in het gebied zal het parkeren op eigen terrein worden opgelost. Dat betekent dat bij de te realiseren woningen zoveel parkeerplaatsen worden gerealiseerd als wordt voorgeschreven in de parkeernormen. De parkeernormen zijn opgenomen in de beleidsregel Nota Parkeernormen 2020 (zie voor een uitgebreide toelichting van de parkeerregeling hoofdstuk 3.4.2). Ook voor de recreatieve functies, zowel nieuwe als de te verplaatsen, worden voldoende parkeerplaatsen aangelegd. Daarnaast worden ten behoeve van de bestaande dagrecreatie langs de Gooimeerdijk de parkeervoorzieningen uitgebreid zodat veilig langs de weg geparkeerd kan worden.
In Almere is de Flevospoorlijn de hoofddrager voor de stedelijke ontwikkeling. Op het onderliggende schaalniveau gelden de vrij liggende busbanen als hoofddragers voor de ontwikkeling van de wijken. De haltes aan de busbanen liggen op een onderlinge afstand van gemiddeld 600 m en hebben een invloedsgebied van circa 400 m (acceptabele loopafstand). De buslijnen lopen midden door de wijken. Zeker 90% van de woningen en 75% van de arbeidsplaatsen in Almere liggen binnen 400 m afstand van een bushalte. Een deel van dit plangebied valt echter binnen de 10% die niet binnen de acceptabele loopafstand valt. De dichtstbijzijnde halte ligt in het centrum van Almere Haven op gemiddeld ongeveer 500 meter. De wijk is met het openbaar vervoer dus minder goed bereikbaar. Desondanks willen wij graag de bijzondere woonkwaliteit van woningen aan het water bieden. Bovendien zijn de woningen wel dicht bij diverse (centrum)voorzieningen geprojecteerd. Dit compenseert de iets langere afstand van (een deel van) de woningen in het plangebied tot het openbaar vervoer.
Deze paragraaf gaat specifiek in op de toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt van het rijk. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.
Op grond van de wijziging van 1 juli 2017 van het Besluit ruimtelijke ordening komt artikel 3.1.6 lid 2, lid 3 en lid 4 Besluit ruimtelijke ordening als volgt te luiden:
Wat is een stedelijke ontwikkeling?
De definitie van stedelijke ontwikkeling is opgenomen in artikel 1.1.1 sub i van het Besluit ruimtelijke ordening. Een stedelijke ontwikkeling is een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Voor de definitie van 'andere stedelijke voorziening' is de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu relevant (november 2013). Deze handreiking laat onder de overige stedelijke voorzieningen vallen: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.
Kustzone Haven ligt binnen stedelijk gebied. Hier geldt dan ook een zogenaamde 'lichte' laddertoets. In de onderstaande paragrafen is getoetst aan de Ladder, zoals deze sinds 1 juli 2017 geldt:
Almere is onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en wordt aangemerkt als een groeikern binnen deze regio. De Metropoolregio Amsterdam functioneert als een samenhangende woningmark omdat de verhuisbewegingen vaak binnen deze regio plaats vinden.
Eenmaal in de twee jaar wordt er een onderzoek gehouden naar het wonen binnen de regio genaamd het WiMRA. (2021). Uit dit onderzoek volgt dat 74% van de woningen in Almere een eengezinswoning is waarbij 64% van de woningvoorraad voorziet in een koopwoning. De meeste koopwoningen zitten met hun prijs in het middensegment. Alleen het aandeel corporatiewoningen lopen met het percentage van 23% achter op de MRA. Het aanbod in de woningvoorraad is afgelopen jaren stabiel gebleven in Almere:
Bron: https://www.metropoolregioamsterdam.nl/wp-content/uploads/2022/03/2022-03-Factsheet-Almere-Wi MRA2021-totaal.pdf
Uit het onderzoek komt naar voren dat er in de periode 2019-2020 18.340 huishoudens in of naar Almere zijn verhuisd (21% van alle huishoudens). Almere heeft een sterke verhuisrelatie met de rest van de regio. De instroom van buiten Almere komt vooral van uit Amsterdan, Lelystad, Amstelveen, Diemen en Hilversum.
Bron: https://www.metropoolregioamsterdam.nl/wp-content/uploads/2022/03/2022-03-Factsheet-Almere-Wi MRA2021-totaal.p df
Van de huishoudens in Almere zegt 53% verhuisplannen te hebben; 24% wil zeker verhuizen, 29% wil wellicht verhuizen. Van Almeerders met verhuisplannen geeft 67% aan graag binnen de huidige gemeente te willen blijven wonen, tegen 33% die de gemeente zou verlaten bij een verhuizing (en meestal ook de regio in zijn geheel).
Van de huishoudens die in of naar Almere willen verhuizen is 49% geïnteresseerd in een eengezinswoning, 29% heeft interesse in een meergezinswoning en 22% heeft belangstelling voor beide woningtypen. Bij een verhuizing kiest 65% voor een koopwoning en 28% geeft aan voorkeur te hebben voor een sociale huurwoning.
Bureau Primos berekend jaarlijks de bevolkings- en huishoudensprognoses landelijk. In 2022 is een nieuwe bevolkingsprognose opgeleverd. De Primos prognose levert informatie over het aantal inwoners, het aantal huishoudens, de daarbij behorende woningvoorraad en de woningbehoefte. De prognose geeft de meest waarschijnlijke toekomstige ontwikkelingen aan, op basis van de huidige inzichten. De belangrijkste landelijke uitkomsten van deze prognose zijn:
De afbeeldingen hieronder geven de groei van huishoudens per gemeente en per provincie weer. In de laatste afbeelding is het woningtekort in 2020 weergegeven.
Omdat het woningtekort landelijk groot is, is op 10 januari 2022 Hugo de Jonge als minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aangesteld. De minister heeft daarbij een nationale Woon- en Bouwagenda vastgesteld met als doel de woningbouw in Nederland zo spoedig mogelijk vlot te trekken en de plannen van iedere gemeente op elkaar af te stemmen door het sluiten van woondeals. Landelijk wil de minister 100.000 woningen per jaar bij bouwen tot 2030, waarvan 170.000 in de MRA en 24.500 daarvan in Almere. Dit sluit ook aan bij het gestelde doel in de woonvisie van Almere (2019).
Dat deze woningbouwproductie ook in Almere hard nodig is, blijkt onder meer uit de verwachte huishoudensgroei voor Almere:
Bron: ABF Research – Primos prognose 2022 - 2050
Conclusie
De toevoeging van woningen in de kustzone van Almere Haven draagt bij aan de taakstelling uit het Rijk en het geprognosticeerde tekort op de woningvoorraad tegen de verwachte bevolkingsgroei in Almere.
Hotelvoorziening
Dit bestemmingsplan bevat de mogelijkheid voor de realisatie van een hotel in combinatie met leisure en zakelijke faciliteiten met een bruto vloeroppervlakte van ca. 6.000 m2. In opdracht van de gemeente is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd door Horwath HTL. Op grond van deze studie kan geconcludeerd worden dat een hotel in kustzone Haven voorziet in de behoefte aan hotelovernachtingen in de regio. Voor de inhoud van de haalbaarheidsstudie wordt verwezen naar Bijlage 2 bij deze toelichting.
In diverse bestemmingsplannen van de gemeente Almere zijn mogelijkheden opgenomen voor hotelfuncties. Deze mogelijkheden vormen de zogenaamde 'harde plancapaciteit' voor hotels. De harde plancapaciteit is te vinden in de bestemmingsplannen Almere Poort en Almere Poort Oost en Duin (max. 15.000 m2), Centrum Almere Stad (max 112.000 m2) en Indische buurt (max 5.000 m2)
Daar waar de gemeente Almere de grond of vastgoed in eigendom heeft, kan deze sturen op de vestiging van hotels middels het Afwegingskader Hotels in Almere. Een deel van de harde planvoorraad dient aan dit afwegingskader te voldoen. De locaties in Almere Poort (15.000 m2) en Indische buurt (5.000 m2) zullen nog uitgegeven gaan worden. Voor het Alnovum (deels) en WTC gebouw (bij elkaar ca. 40.000 m2) geldt dat deze in eigendom zijn van de gemeente en bij verkoop getoetst moeten worden aan het Afwegingskader. De locaties Poort, Indische buurt en Alnovum zijn opgenomen in het Afwegingskader als 'bestaand', zodat bij een onderzoek i.h.k.v. de ladder van duurzame verstedelijking, deze nog niet bestaande hotels wel als bestaande voorraad meegenomen worden (en de marktruimte op deze manier gereserveerd blijft). Overigens is dit ook voor het onderhavige hotel gedaan: daar waar een hotelontwikkeling nog getoetst moet worden aan de ladder van duurzame verstedelijking, dan zal het hotel van Kustzone Haven meegenomen moeten worden als bestaande voorraad bij het behoefte-onderzoek. Deze “marktruimte reserve” is meegenomen in het onderzoek van Horwath (zie pagina 32, tabel 11: er worden ongeveer 1.200 nog niet bestaande hotelkamers meegenomen in het onderzoek).
Op de locatie Wisselweg (gelegen in bestemmingsplan Centrum Almere Stad), waar een ontwikkelkader is vastgesteld om woningbouw te kunnen faciliteren, zal voornamelijk sprake zijn van een herontwikkeling ten behoeve van woningen en kantoren. De herontwikkelling zal worden voorzien van een anterieure overeenkomst, waarbij ook programmatische afspraken worden gemaakt. In deze anterieure overeenkomst zal mede afgesproken worden dat er geen hotelactiviteiten verricht mogen worden en dat bij een eerstvolgende herziening deze bestemming zal komen te vervallen. Hiermee kan vastgesteld worden dat een oppervlak van 23.000 m2 van de harde plancapaciteit afgehaald gaat worden.
Voor het resterende oppervlak aan harde plancapaciteit (49.000 m2) geldt dat:
Uit het onderzoek van Horwath blijkt dat er kansen zijn om een hotel te realiseren die zich op een specifieke doelgroep richt. Hiermee wordt ingespeeld op een meer kwalitatieve behoefte dan een kwantiatieve behoefte. Hoewel dit niet betekent dat er niet meer naar de harde plancapaciteit gekeken hoeft te worden, kan wel gesteld worden dat op de locaties waar de harde plancapaciteit aanwezig is, geen hotels gerealiseerd kunnen worden die dezelfde omgevingskwaliteiten hebben als het hotel in Kustzone Haven en daarmee met minder succes de doelgroepen kunnen aantrekken die een omgeving als rondom het hotel in Kustzone haven belangrijk vinden.
Recreatiewoningen
Naast de mogelijkheid voor een hotel bevat dit bestemmingsplan de mogelijkheid voor de realisatie van recreatiewoningen. Volgens het N.R.I.T. (Nederlands Research Instituut voor Recreatie en Toerisme) zijn er op dit moment ca. 200.000 recreatiewoningen in Nederland, dit is inclusief de recreatieparken van bijvoorbeeld Center Parcs en Landal GreenParks. Volgens dit onderzoeksbureau zal dit aantal groeien tot 1.000.000 rond 2035.
Uit het rapport “De Nederlandse markt voor recreatiewoningen” van de Nederlandse Vereniging van Makkelaars en Taxateurs (NVM) blijkt dat voor de toekomst de volgende ontwikkelingen worden verwacht:
1. Een verdere afname van het aanbod, met name aan de onderkant van de markt. Steeds meer recreatieparken zullen worden gesaneerd (met name op de Veluwe en Noord Brabant) en anderen transformeren naar permanente woongebieden. Hierdoor zullen steeds meer parken uit de markt genomen worden, terwijl de nieuwbouwproductie stagneert. Enige uitzondering is de regio Zeeland.
2. Sterkere groei van de gemiddelde transactieprijs. Gezien de afname van het aanbod en de in een aantal regio's steeds krapper wordende markt, verwachtte het NVM voor 2018 een sterkere groei dan de gemiddelde groei de afgelopen jaren van 6%.
3. Steeds verdere verbreding van het spectrum van de markt: een groter wordend onderscheid tussen zeer succesvolle parken en locaties en minder succesvolle parken en locaties. De verschillen tussen regio's zullen naar verwachting blijven toenemen. Buiten Zeeland zien we dat in de meeste regionale deelmarkten de vraag/aanbod-balans verbetert, door het toegenomen aantal transacties de afgelopen jaren. Doordat nu voor het eerst in jaren het aanbod afneemt, zal naar verwachting de gemiddelde transactieprijs blijven toenemen. Dit zal verder worden aangejaagd doordat steeds meer parken gesaneerd of getransformeerd gaan worden, terwijl de nieuwbouw zich in sterkere mate op het hogere segment concentreert. Deze ontwikkeling lijkt het meest uitgesproken in de regio Zeeland.
Uit het bovenstaande blijkt dat de behoefte aan recreatiewoningen groot is en ook zal groeien als gevolg van het verkleinen van landelijk aanbod. Het toevoegen van recreatiewoningen in de regionale deelmarkt Flevoland, zal de balans verder verbeteren.
In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.
Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Opzet van de planregels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:
Flexibiliteitsbepalingen
In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd. Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming. Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.
In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels.
In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Op de kop aan het Gooimeer geldt de bestemming 'Horeca' met een maximale hoogte van 18 meter. Binnen deze bestemming wordt een hotel tot maximaal 6.000 m2 bruto vloeroppervlak (excl. parkeren) met maximaal 80 kamers mogelijk gemaakt. Binnen dit maximale oppervlak zijn ondergeschikt aan het hotel tevens lichte (bijvoorbeeld een restaurant) en middelzware (bijvoorbeeld een cafe) horeca, wellness en zaalverhuur mogelijk, met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 15 % van het totale (dus incl. hotel) bvo.
Ook voor de nieuwe locatie van De Jutter, meer centraal op het srtand, geldt de bestemming 'Horeca'. De maximale hoogte is hier 10 meter. Er is lichte (bijvoorbeeld een restaurant) en middelzware (bijvoorbeeld een cafe) horeca toegestaan.
In artikel 3 zijn de planregels van de bestemming Horeca opgenomen.
Algemeen
Het grootste deel van het plangebied heeft de bestemming 'Recreatie'. Het betreft een globale bestemming zodat een zo groot mogelijke vorm van flexibiliteit wordt bewerkstelligd en er toch rechtszekerheid bestaat over waar welke functie kan plaatsvinden. Binnen deze bestemming zijn (al dan niet alleen ter plaatse van een aanduiding) de volgende functies toegestaan en in beginsel uitwisselbaar: dagrecreatie, verblijfsrecreatie, horeca, water, strand, wegen, wandelpaden, scouting, surfvereniging, reddingsbrigade en jachthaven. Voor bebouwing ten behoeve van de specifieke functies zijn vlakken aangegeven waarbinnen deze gesitueerd kunnen worden.
Horeca
Binnen de bestemming 'Recreatie' wordt de horecagelegenheid bij de jachthaven De Gooise Schipper (voorheen: 10 Beaufort) mogelijk gemaakt door de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 3 en 4' op de verbeelding. In de regels is opgenomen dat hier lichte (bijvoorbeeld een restaurant) en middelzware (bijvoorbeeld een cafe) horeca is toegestaan.
De surfvereniging heeft een vergunning voor paracommerciële horeca. Daarom is hier de aanduiding 'horeca van categorie 1' opgenomen. Hier is alleen ondergeschikte horeca toegestaan.
Alle overige verenigingen hebben een eigen kantine. Dit gebruik wordt geacht te passen binnen het reguliere gebruik voor verenigingsleven.
Verblijfsrecreatie
Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' is kortdurend recreatief nachtverblijf toegestaan.
De realisatie van recreatiewoningen is slechts toegestaan nadat daarvoor omgevingsvergunning is verleend. Voorwaarde is een bedrijfsmatige exploitatie van de recreatiewoningen. Ook geldt er een maximum aantal van 40 nachtverblijven en een totale maximale oppervlakte van 3.200 m2 aan gebouwen. Op grond van artikel 14 kan hier met maximaal 10% van worden afgeweken.
Er is sprake van een bedrijfsmatige exploitatie van een complex als via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon een zodanig beheer of exploitatie wordt gevoerd dat in de recreatiewoningen daadwerkelijk recreatief nachtverblijf wordt geboden en plaatsvindt. De voorwaarde van bedrijfsmatige exploitatie moet voorkomen dat situaties van met het bestemmingsplan strijdig gebruik ontstaan. Het recreatief gebruik van recreatiewoningen kan door middel van een bedrijfsmatige exploitatie worden verzekerd. De mogelijkheid van permanente bewoning van recreatiewoningen is bovendien in artikel 4.4 sub a uitgesloten.
Evenementen
Binnen de bestemming 'Recreatie' zijn kleinschalige evenementen toegestaan.
In artikel 4 zijn de planregels van de bestemming Recreatie opgenomen.
Alle hoofdwegen binnen het plangebied zijn of worden 30-km wegen. Deze en de aangrenzende overige openbare ruimte (niet zijnde recreatiegebied) heeft de bestemming 'Verkeer -verblijfsgebied' gekregen. Met uitzondering van nutsgebouwen zijn gebouwen niet toegestaan binnen deze bestemming.
In artikel 5 zijn de planregels van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied opgenomen.
De bestemming 'Water' is toegekend aan het Gooimeer. Het water in de jachthaven heeft de bestemming 'Recreatie'.
De belangrijkste functie is uiteraard water en waterhuishoudingsvoorzieningen. Binnen de bestemming Water zijn kunstwerken, zoals keermuren, duikers, steigers, (strek)dammen maar ook trailerhellingen toegestaan. De bestaande en toekomstige steigers bij de de verenigingen vallen hier ook onder. Overigens zijn er geen bruggen toegestaan i.v.m. het beschermen van het eiland waar door afwezigheid van menselijke betreding, het een refugium is voor allerlei dieren (o.a. kolonie van de fuut).
Omdat het Gooimeer valt onder het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (zie paragraaf 5.7 Ecologie) zijn de gronden ook bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
Een aantal werken en werkzaamheden zijn slechts toegestaan indien is aangetoond dat de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
In artikel 6 zijn de planregels van de bestemming Water opgenomen.
De verbeelding bevat, overeenkomstig het Ontwikkelingsplan, een vijftal vlakken langs de Sluiskade en op de kop aan het Gooimeer met de bestemming 'Woongebied'. Deze bestemming is ruim, in die zin dat alleen een maximale hoogte op de verbeelding is opgenomen. In de regels is nog wel een absoluut maximum aantal van 255 woningen voor alle bestemmingsvlakken 'Woongebied' gezamenlijk opgenomen. De exacte inrichting is daardoor vrij. De oppervlakte van het bestemmingsvlak, de maximale hoogte en het vereiste om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid (artikel 11.1), begrenst het aantal mogelijk te realiseren woningen. Hierdoor wordt zoveel mogelijk flexibiliteit bewerkstelligd voor de uiteindelijke inrichting van het gebied.
De algemene afwijkingsmogelijkheid in artikel 14.1 is overigens niet van toepassing op het maximum aantal woningen.
Ten aanzien van de maximale hoogte is er voor twee bestemmingsvlakken een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een hoogte die maximaal 3,5 meter hoger is dan op de verbeelding is opgenomen. Deze hogere hoogte is bedoeld om een gebouwde parkeervoorziening mogelijk te maken onder de woongebouwen. Voorwaarde is dat uit een windhinderonderzoek is gebleken dat er geen of slechts geringe sprake zal zijn van windhinder als gevolg van de hogere hoogte.
Het uiteindelijk te realiseren type woningen (eengezins-, rijwoningen, grote/kleine appartementen) wordt bij de gunning/gronduitgifte bepaald en niet door de regels in het bestemmingsplan. Wel zijn er minimum percentages voor sociale en middeldure woningen opgenomen.Voor beide geldt een minimum percentage van 10%. De regeling m.b.t. het percentage middeldure huurwoningen is in dit ontwerpbestemmingsplan nog wel onder voorbehoud van de, op het moment van schrijven nog toekomstige, vaststelling van de Verordening middeldure huurwoningen.
Verder geldt als uitgangspunt voor het bestemmingsplan, het opnemen van een uniforme woonbestemming met bijbehorende regels zoals deze in beginsel gelden voor alle woningen in Almere. Dit houdt o.a. het volgende in:
Beleidsnota Kleine Bouw
In de Beleidsnota Kleine Bouw zijn de kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. De Nota wordt vertaald in de bouwregels.
Beroep/ bedrijfsactiviteit aan huis
Binnen de woonbestemming zijn aan huis gebonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in de hele lichte milieucategorie binnen de woonbestemming toegestaan. Hier horen ook traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een accountant e.a. bij. Voorwaarde is dat de woonfunctie in overwegende mate intact blijft. Daarnaast moet het beroepsmatig gebruik zich beperken tot een vloeroppervlak van maximaal 1/3 van het totale vloeroppervlak. Ook moet er worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. In de woonbestemming is 25 m2 verkoopvloeroppervlak toegestaan voor detailhandel. Daarnaast zijn internetwinkels en webwinkels toegestaan. Een eventuele showroom of afhaalmogelijkheid valt onder de regeling van kleinschalige detailhandel aan huis (Detailhandelsvisie 2014).
Met een omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan kan meegewerkt worden aan een verruiming van het oppervlak voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis tot maximaal 50%, mits dit niet leidt tot afbreuk van het woonkarakter en er geen nadelige invloed is op de normale afwikkeling van het verkeer. Ook kan met deze afwijking toestemming worden gegeven voor de vestiging van een bed & breakfast in een woning onder de extra voorwaarde dat het gaat om maximaal 5 gasten tegelijk.
Kleine windmolens
Conform de nota 'Energie Werkt!' kunnen met een omgevingsvergunning (binnenplanse afwijking) op een hoofdgebouw of aan de gevel ervan kleine windmolens gerealiseerd worden. Dit wordt overigens mogelijk gemaakt voor alle hoofdgebouwen.
In artikel 7 zijn de planregels van de bestemming Woongebied opgenomen.
Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen:
Waardevolle ecologie
Ter bescherming van de aanwezige ecologische kwaliteiten, is op een drietal locaties een dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' opgenomen. Bouwwerken zijn hier niet toegestaan. Ook is voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist.
Het betreft hier de zeer fraaie complete 'mantelzoomvergetatie' aan de westzijde van het Kinderwerkbos, de waardevolle korstmosvegetaties aan de noordzijde van het Kinderwerkbos en het eiland met afwezigheid van menselijke betreding waardoor het een refugium is voor allerlei dieren (o.a. kolonie van de fuut). Ter bescherming van deze laatste locatie zijn bruggen uitgezonderd van de mogelijke kunstwerken.
In artikel 8 staan de regels van deze dubbelbestemming.
Functionele mogelijkheden
Ter hoogte van de Gooimeerdijk is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen om de primaire waterkering ter plaatse te beschermen. Ter plaatse van deze dubbelbestemming zijn dijken, kaden, dijksloten en overige voorzieningen ten behoeve van de waterkering toegestaan. De dubbelbestemming heeft alleen betrekking op de kernzone van de waterkering. De binnen-, buiten- en tussenbeschermingszone worden beschermd via het bouwbeleid van het Waterschap.
Bouwwerken
Ter plaatse van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming zijn toegestaan. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd na advies van de beheerder van de waterkering omtrent de bouwactiviteiten.
In artikel 9 zijn de planregels van de bestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen.
Om de stabiliteit van de primaire waterkering te garanderen geldt aan weerszijden van de dijk een terughoudend bouwbeleid. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in een binnenbeschermingszone en een buitenbeschermingszone. De aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' heeft betrekking op de binnenbeschermingszone en reikt 20 meter vanaf de teen van de dijk.
Ter bescherming van de stabiliteit van de primaire waterkering is aangrenzend aan de binnenbeschermingszone in de Keur een buitenbeschermingszone opgenomen. Binnendijks heeft deze zone een omvang van 80 meter. Buitendijks gaat het om een zone van 155 meter. In de buitenbeschermingszone geldt geen beperking voor bouwactiviteiten. Wel geldt er een verbod op diepe ontgrondingen op grond van de Keur. In het bestemmingsplan is geen regeling opgenomen voor de buitenbeschermingszone omdat de Keur al in een regeling voorziet.
Bouwplannen binnen 'vrijwaringszone-dijk 1' moeten worden afgestemd met het waterschap.
In artikel 13.1 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-dijk 1' opgenomen.
Ter bescherming van de stabiliteit van de primaire waterkering is aangrenzend aan de binnenbeschermingszone een buitenbeschermingszone opgenomen. De aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' is van toepassing op die buitenbeschermingszone. Binnendijks heeft deze zone een omvang van 80 meter. Buitendijks gaat het om een zone van 155 meter. In de buitenbeschermingszone geldt geen beperking voor bouwactiviteiten. Wel geldt er een verbod op diepe ontgrondingen. Dit is geregeld in de Keur van het waterschap.
In artikel 13.2 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-dijk 2' opgenomen.
Artikel 1 Begrippen
In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt.
Artikel 2 Wijze van meten
In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwerk moet worden gemeten.
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
In artikel 10 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 11 Algemene bouwregels
In artikel 11 zijn een aantal algemene bouwregels opgenomen:
Parkeren
In artikel 11.1 en 11.2 wordt de parkeereis gekoppeld aan de omgevingsvergunning voor bouwen. Door de parkeereis te koppelen aan de omgevingsvergunning voor bouwen, wordt tot uitdrukking gebracht dat zowel initiatieven die voldoen aan de eisen van het bestemmingsplan als initiatieven waarvoor van het bestemmingsplan moet worden afgeweken in voldoende parkeergelegenheid moeten voorzien.
De Nota Parkeernormen 2020 biedt de mogelijkheid om van de parkeernormen af te wijken. Dat kan bijvoorbeeld door middel van een bijzonder mobiliteitsconcept, door gebruik te maken van bestaande ongebruikte parkeerplaatsen of door de realisatie van parkeerplaatsen af te kopen. Als een aanvraag omgevingsvergunning niet verleend kan worden omdat niet aan de parkeereis kan worden voldaan, kan een aanvraag desondanks vergund worden, als aan de afwijkingsmogelijkheden uit de Nota Parkeernormen 2020 wordt voldaan.
De verwijzing naar de Nota Parkeernormen 2020 is een dynamische verwijzing.
Instandhoudingsverplichting
In onderdeel c. van artikel 11.1 is vastgelegd dat eenmaal gerealiseerde parkeerplaatsen in stand dienen te worden gehouden. Hierdoor kan handhavend worden opgetreden als parkeerplaatsen worden "opgeheven".
Stikstofregels
Uit de Vormvrije Mer-beoordeling is gebleken dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is, zonder dat de kritische depositiewaarden van omliggende Natura 2000 gebieden worden overschreden. Hiervoor gelden echter wel een aantal uitgangspunten voor de bouwfase, zoals een voor deze ontwikkeling realistische gefaseerde bouw en eisen ten aanzien van de inzet van bouwmachines. Dit heeft geresulteerd in de berekening van een emissie van NOx en NH3 in kilogrammen per jaar in het jaar met de meeste/zwaarste bouwactiviteiten (piekjaar 2025), waarbij vast staat dat er in dat jaar geen sprake zal zijn van overschrijding van de kritische depositiewaarden van omliggende Natura 2000 gebieden. Vervolgens is berekend waar ongeveer het omslagpunt ligt voor het ontstaan van een depositie op het Naardermeer. De berekening in de bijlage Maximalisatieberekening stikstofemissie toont aan dat die grens ongeveer ligt op het niveau 40% boven de geplande activiteit in het piekjaar 2025. Bij 50% extra activiteit ontstaat er wél stikstofdepositie op het Naardermeer. Een verhoging van de activiteit met 40% ten opzichte van het geplande piekjaar in bouwactiviteit is daarmee een redelijke grens om stikstofemissie op omliggende Natura 2000 gebieden uit te sluiten.
Hoewel het bestemmingsplan uitvoerbaar is, is dit dus alleen het geval als wordt gewaarborgd dat de de emissienormen niet worden overschreden. In artikel 11.3 zijn daarom regels opgenomen over de maximale stikstofemissie die als gevolg van bouwactiviteiten mag plaatsvinden. Bij de aanvraag omgevingsvergunning moet worden aangetoond dat de bouwwerkzaamheden niet leiden tot een hogere emissie dan 155,0 kg NOx en 14,3 kg NH3 per jaar. Hierbij dient alle emissie van alle bouwwerkzaamheden binnen het plangebied die in het zelfde jaar plaatsvinden binnen de genoemde aantal kilogrammen te blijven. Dit betreft dus ook werkzaamheden van andere bouwwerkzaamheden dan waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Als met een actuele AERIUS berekening wordt aangetoond dat bij een hogere emissie de kritische depositiewaarden van omliggende Natura 2000 gebieden niet wordt overschreden, kan worden afgeweken van het genoemde aantal kilogrammen. Op deze manier is in het bestemmingsplan een waarborg opgenomen dat het bestemmingsplan ook daadwerkelijk zodanig wordt uitgevoerd dat er geen schade aan omliggende Natura 2000 gebieden wordt toegebracht.
Overschrijding bestemmingsgrenzen / bouwgrenzen
In artikel 11.4 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.
Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen
In artikel 11.5 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
Artikel 12.1 bevat een bepaling waarin wordt geregeld wat in ieder geval onder strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt verstaan. Hier wordt ook het plaatsen van standplaatsen genoemd als strijdig gebruik. In sub b. wordt bepaald dat het mogelijk is om de plaatsing van tijdelijke standplaatsen wel toe te staan na toetsing aan een tiental critera en verlening van een omgevingsvergunning.
Parkeerregeling bij verandering van gebruik
Sommige gemengde bestemmingen staan verschillende functies toe. Het is binnen die bestemmingen mogelijk om van functie te veranderen, zonder dat daar een omgevingsvergunning voor bouwen of handelen in strijd met het bestemmingsplan voor nodig is. Toch kan een dergelijke functiewijziging een verandering in de parkeerbehoefte met zich meebrengen. Om ook in die gevalllen parkeerplaatsen (en laad- of losruimte) te kunnen eisen, zijn de algemene gebruiksregels opgenomen in artikel 12.2 en 12.3.
Instandhoudingsverplichting
Net als in de bouwregels, in de gebruiksregels (onderdeel c. van 12.2) vastgelegd dat eenmaal gerealiseerde parkeerplaatsen in stand dienen te worden gehouden. Hierdoor kan handhavend worden opgetreden als parkeerplaatsen worden "opgeheven". Als het gebruik van het gebouw waar de parkeerplaatsen bij horen wijzigt, waardoor met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan, moet het mogelijk zijn om parkeerplaatsen op te heffen. Daarom is bij de instandhoudingsverplichting een uitzondering opgenomen.
Parkeren bij aan huis verbonden beroep/bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het vestigen van een beroep of bedrijf-aan-huis wordt toegestaan via een specifieke gebruiksregel binnen de bestemming Woongebied (7.4 Specifieke gebruiksregels). De specifieke gebruiksregel staat het gebruik van ruimten van een woning ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijfsmatige activiteiten onder voorwaarden toe. Één van die voorwaarden is dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
In feite is een dergelijke situatie niets anders dan een wijziging van gebruik: het gebruik van een deel van een woning wordt gewijzigd in gebruik ten behoeve van een beroep of bedrijf. Daarmee valt een dergelijke wijziging onder het bereik van artikel 12.2 en 12.3.
Een nieuwe vestiging is dus mogelijk als aan de specifieke gebruiksregels van het bestemmingsplan wordt voldaan én aan de algemene gebruiksregels uit deze parapluherziening.
Parkeren bij woningsplitsing en kamerbewoning
Een belangrijk aspect voor de beoordeling of woningsplitsing of kamerbewoning kan worden toegestaan, is de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid. Bij de beoordeling of woningsplitsing of kamerbewoning toegestaan kan worden, dient dus ook altijd de parkeerregeling in artikel 12.2 en 12.3 betrokken te worden. Immers, verkamering of woningsplitsing is een verandering van gebruik. En bij een verandering van gebruik gelden de regels van artikel 12.2 en 12.3 van dit plan.
Kamerbewoning en woningsplitsing
Onder het begrip 'kamerbewoning', wordt kort samengevat, het 'verkameren van een woning' verstaan. Kamerbewoning is het verbouwen of anders gebruiken van een gedeelte van een bestaande zelfstandige woonruimte (een woning) in een onzelfstandige woning (een kamer). Het komt erop neer dat in een zelfstandige woonruimte (een woning) een of meer onzelfstandige woonruimtes wordt gevormd. Een onzelfstandige woonruimte is een kamer en de bewoner is daarbij afhankelijk van de wezenlijke voorzieningen elders in de woning, zoals een badruimte, toilet en keuken.
Woningsplitsing is het verbouwen of splitsen van een woning zodat een extra woning wordt gerealiseerd.
In artikel 12.4 is aangegeven dat een gebruikswijziging niet mag leiden tot kamerbewoning en woningsplitsing. Het gaat hierbij om een gebruikswijziging van het bestaande gebruik van een bestaande woning. Hiermee wordt gedoeld op het legale gebruik en de legale bebouwing zoals deze op basis van dit plan zijn vergund.
In de meeste gevallen is voor de verkamering of woningsplitsing geen omgevingsvergunning voor bouwen vereist. Het gaat dan om het veranderen van het gebruik van 1 woning voor meer dan 1 huishouden, of het gebruiken van de woning in de vorm dat een extra woning wordt gevormd.
In leden b en c zijn de uitzoneringen voor de hospitabewoning en verkamering tot 2 wooneenheden opgenomen. De hospitaregeling komt er kortgezegd op neer dat in een woning de hoofdbewoner twee onzelfstandige wooneenheden (kamers) mag verhuren aan elk een persoon. Verkamering van een woning tot twee onzelfstandige wooneenheden is eveneens uitgezonderd van de vergunningplicht indien de wooneenheden elk worden bewoond door maximaal 1 persoon.
Van de algemene regeling kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken (binnenplanse afwijkingsbevoegdheid) voor verkamering (artikel 12.5) en woningsplitsing (artikel 12.6) als na de toets aan de fysieke leefbaarheidseisen en de algemene leefbaarheidstoets uit de nota Kamerbewoning en woningsplitsing (dit is een synamische verwijzing naar het beleid) blijkt dat sprake is van kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten (bij verkamering) danwel goede zelfstandige woningen (bij splitsen) ontstaan.
Bij verkamering is daarnaast nog voorgeschreven dat het gaat om verkamering van 3 of maximaal 4 kamers die elk worden bewoond door 1 persoon en de verkamering plaatsvindt in het hoofdgebouw.
Met de situering in het hoofdgebouw wordt kamerbewoning in bijbehorende bouwwerken zoals schuurtjes in de tuin op voorhand uitgesloten. Schuurtjes zijn vaak gesitueerd in het achtererfgebied bij woningen. Het is niet wenselijk dat daar wordt gewoond. Het achtererfgebied in de bestaande stad is meestal ingericht als tuin. Het gebruik van een schuurtje als kamer of zelfstandige woning is een afwijkend gebruik in dat gebied en geeft relatief grote kans op overlast bij de omwonenden.
Kamerbewoning wordt toegestaan wanneer de onzelfstandige woonruimte (kamer) wordt bewoond door maximaal één persoon. Dit ter voorkoming van overbewoning.
Bij woningsplitsing is vereist dat de te vormen nieuwe woning tenminste een oppervlakte heeft van 50 m² GBO. De minimale gebruiksoppervlakte-eisen worden gesteld om een minimale woonkwaliteit voor zelfstandige woonruimte te waarborgen en sluit aan bij de groeiende behoefte aan woningen voor één- en tweepersoonshuishoudens in Almere de komende jaren.
Woningsplitsing is mogelijk, na een algemene en fysieke leefbaarheidstoets, als tenminste de nieuwe woningen een minimum gebruiksoppervlakte hebben van 50m². Daarmee wordt een minimale woonkwaliteit voor zelfstandige woonruimte te waarborgen en dat het aansluit bij de groeiende behoefte aan woningen voor één- en tweepersoonshuishoudens de komende jaren. Deze norm is als waarborg dat overlast in de omgeving van de woning wordt voorkomen.
Het effect van de minimummaat van 50m² gebruiksoppervlakte is dat splitsen van woning slechts in aanmerking komt als de initiële woning een gebruiksoppervlakte heeft van tenminste 100m². Deze 100m² is de gemiddelde maat van de woningen in Almere, en daarmee wordt voorkomen dat er extra druk ontstaat als een bestaande woning in een bestaande woonwijk wordt gesplitst in drie of meer appartementen. Dat geeft een extra belasting op de directe omgeving van de woning (door bijvoorbeeld extra parkeerdruk).
Er is een tendens waar te nemen dat er behoefte is aan kleinere goedkope nieuwbouw appartementen en het is voorstelbaar dat een initiatiefnemer een woning wil verbouwen om één extra kleiner appartement te realiseren. Om aan deze reden wordt voorgesteld om de mogelijkheid op te nemen om in een woning één appartement met een gebruiksoppervlakte van ca 30m² op te nemen. Op die manier wordt tegemoet gekomen aan de mogelijkheid om één extra klein appartement te realiseren. Hieraan wordt dan de voorwaarde gekoppeld dat de andere woning een gebruiksoppervlakte heeft van ten minste 70m². Op die manier wordt voorkomen dat woningen van 100m² in meer dan twee woningen worden gesplitst.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
In artikel 14 zijn afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:
Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in de onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.
HAT VAT
De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
In artikel 15 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.
De Staat van Horeca-activiteiten kan worden gewijzigd in die zin dat de categorie-indeling horecavestigingen aangepast wordt, indien de gewijzigde milieubelasting van deze horecavestigingen daartoe aanleiding geeft.
Verder is er een regeling opgenomen om Bijlage 2 Gebiedsindeling & auto- en fietsparkeernormen te kunnen wijzigen. Met de wijzigingsbevoegdheid kan het college bijvoorbeeld een gebied dat de aanduiding zone A heeft, wijzigen naar zone B. Verder kan een concrete parkeernorm verhoogd of verlaagd worden en ten slotte kan een ontbrekende functie aan de lijst worden toegevoegd.
In artikel 16.1 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.
in artikel 16.2 is de onderlinge relatie tussen dubbelbestemmingen geregeld. Hierin is bepaald dat de belangen op grond van de dubbelbestemming Waterstat - Waterkering voor gaan boven de belangen van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie.
In artikel 17 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
In artikel 18 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. Daarin worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden en daarom niet in onderstaande tabel zijn opgenomen.
Beleidsdocument | Beleidsuitgangspunt | Vertaling in het bestemmingsplan |
Rijksbeleid | ||
Besuit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012) | Nationaal belang IJsselmeergebied Radarverstoringsgebieden Ladder voor duurzame verstedelijking |
Een oppervlak van ca. 270 m2 waar nieuwbouw voor restaurant De Jutter mogelijk wordt gemaakt en een oppervlak van 75 m2 aan woningbouwmogelijkheden en zeer beperkte opervlaktes aan voorzieningen zoals een toiletgebouw vallen binnen de 12 hectare van art. 2.12.2 Barro Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines. Kleinschalige windmolens op gebouwen onder voorwaarden toestaan. In paragraaf 2.3 wordt nader ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking. |
RAAM-brief (2009) | Schaalsprong Almere | Er worden maximaal 255 woningen mogelijk gemaakt. |
Rijk-regioprogramma Amsterdam - Almere - Markermeer (2013) Bestuursovereenkomst RRAAM (2013) Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2) MJP Almere 2.0 (2018) |
Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. | Er worden maximaal 255 woningen mogelijk gemaakt. |
Europese Kaderrichtlijn Water (2000) Nationaal Water Programma 2022-2027 Beleidsregel toetsingskader waterkwaliteit (2022) |
Beschrijft het beheer van de rijkswateren. Er vinden ontwikkelingen in rijkswateren plaats. |
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterprogramma. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging. In het kader van de Vormvrije Mer-beoordeling is het toetsingskader doorlopen. Hieruit blijkt dat het plan alleen positieve effecten heeft op de biologische kwaliteitselementen. Het plan vormt dan ook geen belemmering voor het behalen van de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water in waterlichaam Randmeren-Zuid. |
Provinciaal en regionaal beleid | ||
Omgevingsprogramma Flevoland (2019) Omgevingsverordening Flevoland(2022) |
Goede woon-, werk- en leefomgeving. Vitale steden, efficiënt ruimtegebruik, versterking draagvlak voor voorzieningen. Recreatie, toerisme en sport. Robuust watersysteem. Zwemwater. Watersysteem: Plangebied is in beheer bij Waterschap Zuiderzeeland, bevat een regionale waterkering. Omgevingswaarde voor de regionale waterkering als gemiddelde overschrijdingskans per jaar: 1/10. Bescherming NNN Opschalen en saneren van windmolens alleen in windgebieden op basis van een goedgekeurd projectplan. Kleine windmolens tot 5 m tiphoogte in stedelijk gebied (al dan niet op gebouwen) en tot 15 m in buitengebied vallen hier niet onder. |
Er wordt een nieuw en duurzaam woonmilieu aan het water aan Almere toegevoegd. Vergroting/verbetering van de recreatie- en sportmogelijkheden. Verbetering draagvlak voorzieningen van centrum Haven Ontwikkelingen zijn impuls voor verbetering zwemwater. Er heeft overleg plaatsgevonden met Waterschap Zuiderzeeland en er is een watertoets uitgevoerd (zie paragraaf 5.8 Waterparagraaf). In de regels is opgenomen dat de laagst gelegen verblijfsruimten op minimaal 1,50 + NAP moeten liggen. Verder is er een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering en zijn de Vrijwaringszones - dijk 1 en 2 opgenomen. Invloed plan op nabijgelegen NNN is beoordeeld. Zie 5.7 Ecologie Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe molens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens is wel toegestaan. |
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008) | Archeologisch aandachtsgebied | Uit onderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied geen gebieden aanwezig zijn die archeologisch waardevol zijn. Er wordt dan ook geen regeling m.b.t. archeologie opgenomen. |
Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017) | Provinciaal integraal omgevingsbeleid. Kustzone Haven behoort tot het stedelijk gebied. | Er worden maximaal 255 woningen mogelijk gemaakt. |
RO Visie Werklocaties Flevoland (2015) |
Uitwerking beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied: doel is zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is en regionaal afgestemd. Principes zijn onder meer de Ladder, herstructuren, uitnodigingsplanologie en stimulering van pioniers en experimenten. Een vorm van informele werklocatie is Leisure: biedt kansen om de (be)leefbaarheid te vergroten. Daarbij inspelen op kansrijke ontwikkelingen: kwaliteit toevoegen en toetsen aan de Ladder. |
Het bestemmingsplan bevat mogelijkheden voor leisure. De laddertoets is opgenomen in hoofdstuk 2.3
Ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt om het gebied ruimtelijk en kwalitatief te verbeteren. |
Waterprogramma Watersysteem blijvend op orde! (2021) | Provinciaal beleid mbt het op orde houden van het watersysteem. Hierbij gaat het om een schone bodem, voldoende waterbeschikbaarheid en waterveilighed. | Laagst gelegen verblijfsruimten dienen op minimaal 1,50 + NAP te liggen. Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering en Vrijwaringszones - dijk 1 en 2 |
Waterbeheerprogramma 2022-2027 De kracht van water (2022)
|
Vertaling van rijks- en provinciebeleid op het gebied van water door Waterschap naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Er wordt gestreefd naar beschermen tegen overstromingen, te zorgen voor schoon en voldoende water en het zuiveren van afvalwater. | Laagst gelegen verblijfsruimten dienen op minimaal 1,50 + NAP te liggen. Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering en Vrijwaringszones - dijk 1 en 2 |
Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht Eindbalans 2015-2030 (2009) | In de Noordvleugel Utrecht is een tekort aan ruimte voor woningen. Daarom is afgesproken om 15.000 woningen vanuit de woningbehoefte in de Noordvleugel in Almere te bouwen. | Er wordt een nieuw en duurzaam woonmilieu aan Almere toegevoegd. Er worden maximaal 255 woningen mogelijk gemaakt. |
Gemeentelijk beleid | ||
Ruimtelijke ontwikkeling | ||
Almere Principles (2009) | Zeven stelregels voor een duurzame stadsontwikkeling: 1. Koester diversiteit 2. Verbind plaats en context 3. Combineer stad en natuur 4. Anticipeer op verandering 5. Blijf innoveren 6. Ontwerp gezonde systemen 7. Mensen maken de stad |
In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. De duurzaamheidsaspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht. |
Omgevingsvisie Almere (2017) | De visie gaat uit van behoud van de moderne tuinstad met stadsdelen in groen-blauw netwerk maar wil ook uitdagingen aangaan op basis van 2 principes: organische groei en adaptief beleid. Er zijn vier uitgangspunten en een aantal ruimtelijke reserveringen. Eén daarvan is de buitendijkse ontwikkeling Almere Haven: Het plangebied kan ruimte bieden aan woon- en werkgebied, aan park en voorzieningenpark en een toeristisch-recreatief concentratiepunt. | dit bestemmingsplan maakt de buitendijkse ontwikkeling, zoals beschreven in de Omgevingsvisie, mogelijk. |
Programmaplan Energie Werkt! (2015) | Energieneutraliteit in Almere in 2022 door middel van 5 werklijnen | De plaatsing van kleinschalige windinstallaties op daken en aan gevels wordt mogelijk gemaakt. Zonnepanelen op daken zijn vergunningvrij en dus in het plangebied toegestaan. |
Verordening middeldure huurwoningen Almere 2023 CONCEPT | De CONCEPT Verordening Middeldure huurwoningen Almere 2023 bevat de uitwerking van wat door de gemeente als een middeldure huurwoning wordt gezien. Dit biedt de mogelijkheid om in het bestemmingsplan percentages op te nemen en dit op perceelsniveau in een exploitatieplan vast te leggen. | Vooruitlopend op de vaststelling van deze verordening is in de regels een minimum aantal van 10% middeldure woningen opgenomen. Dit komt overeen met het aantal dat in de Grondexploitatie is opgenomen |
Welstandsnota 2018, versie 2 (2020) | De verplichte welstandstoets blijft gehandhaafd voor de volgende gebieden en thema's: - het groenblauwe raamwerk - de hoofdstructuur - de centrumgebieden - bijzondere gebieden Etalagegebieden reclame. |
Kustzone Haven ligt in het groenblauwe raamwerk, waarvoor welstandsbeleid van toepassing is. Voor de uitwerking van het welstandsbeleid in dit gebied wordt verwezen naar de nota 'Kleur aan groen' (zie paragraaf 3.4 Groene stad in Bijlage 1 Beleidskader). |
Beleidsnota kleine bouw 2008 (2010) | Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis | Toetsingskader uit de nota is overgenomen voor de functie wonen. |
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999) | Criteria voor realisering van masten en antennes ten behoeve van telefonie. |
Binnen de bestemming Recreatie zijn masten en antennes mogelijk. |
Plan van aanpak studentenhuisvesting (2011) | Divers en flexibel aanbod aan studentenhuisvesting |
Studentenhuisvesting is mogelijk binnen de functie wonen. |
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013) | Ligplaatsen voor woonschepen en vaste ligplaatsen . Langs de watergangen wel/geen afmeeroevers toegestaan. |
Binnen de bestemming 'Water' is geen mogelijkheid opgenomen voor ligplaatsen voor woonschepen of aanleggelegenheid. |
Beleidsnota prostitutie en seksbranche Almere (2019) |
Vestigingsbeleid seksinrichtingen: 1. toegestaan in stadscentra van Centrum, Buiten, Haven en Poort; 2. op reguliere bedrijventerrein beperkt toegestaan onder voorwaarden, maar niet op Stichtsekant, Groene Kadeweg en Twentsekant; 3. niet toegestaan in woonwijken (behalve aan-huis-verbonden beroep), binnenstedelijke of industriële bedrijventerreinen. |
Een escortbedrijf en niet-bedrijfsmatig werkende thuiswerkers zijn toegestaan als bedrijf aan huis. Seksbedrijven zijn niet toegestaan binnen het plangebied |
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012) | Vestigingsbeleid coffeeshops | In het plangebied mogen geen coffeshops worden gevestigd. |
Bereikbaarheid en mobiliteit | ||
Nota Parkeernormen 2020 (2020) | Parkeernormen worden gebruikt om te berekenen hoeveel parkeerruimte nodig is. De normen zijn alleen van toepassing op (nieuwe) ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning vereist is. | De parkeerregeling in dit bestemmingsplan voldoet aan de Nota parkeernormen. |
Werk in de stad | ||
Visie Werklocaties Almere (2022)
|
Centraal in de visie staat het ruimte bieden aan de vraag naar nieuwe werkmilieus gericht op ontmoeting en interactie, zoals het stadscentrum en de bestaande werklocaties. Kustzone Haven is (samen met Centrum Haven) aangeduid als Centrummilieu. Bedoeling is dat daar functiemenging plaatsvindt van wonen, werken en voorzieningen. |
In het bestemmingsplan zijn meerdere soorten funties mogelijk gemaakt, waaronder wonen en horeca.Detailhandel en echte werkfuncties zijn niet voorzien. |
Vestigingsvisie Horeca Almere (2016) | Uitgangspunt is horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, Floriadegebied en kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteiten. In overige gebieden mag horeca alleen, mits inpasbaar op basis van de regelgeving en de goede ruimtelijke ordening. n de vestigingsvisie is geen specifiek beleid opgenomen voor hotels en andere vormen van verblijfsrecreatie. Voor deze functies geldt dat de inpassing hiervan per initiatief maatwerk is. | In het bestemmingsplan is de reeds bestaande horeca als zodanig bestemd. De verplaatsing van De Jutter en de vestiging van een nieuw hotel wordt juridisch mogelijk gemaakt. |
Afwegingskader hotels in Almere (2019) | Het afwegingskader sluit in beginsel binnen Almere op voorhand geen gebieden uit voor de vestiging van hotels. Naast het concentratiegebied in Almere Centrum, worden in enkele delen van Almere grotere kansen gezien voor hotels dan in andere delen: de zogenaamde kansengebieden. Kustzone Almere Haven is één van deze kansengebieden. | De vestiging van een nieuw hotel is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. |
Detailhandelvisie Almere 2020 (2020) |
Uitgangspunten van de Detailhandelvisie zijn: - Het stadscentrum fungeert als centrumgebied met stadsverzorgende functie; - Er wordt ingezet op de herpositionering van stadsdeelcentra; - In ondersteunende centra geldt in beginsel dat er terughoudend wordt omgegaan met ondersteunende detailhandel; - Doemere is het stadsverzorgende centrum voor volumineuze detailhandel. |
Detailhandel is binnen de voorwaarden van bedrijf aan huis mogelijk gemaakt. Er zijn geen afhaal punten toegestaan. Er zijn geen kringloopwinkels toegestaan. |
Standplaatsenbeleid 2015 | Het Standplaatsenbeleid 2015 bevat de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een standplaatsvergunning (APV) in Almere. Het maximum voor stadsdeelcentrum Almere Haven is: 5 vaste standplaatslocaties; tijdelijke standplaatsen is maatwerk Buiten de centra van de stadsdelen kunnen er in wijkwinkelcentra of andere locaties die mensen aantrekken ook standplaatsen worden ingenomen. Van geval tot geval wordt bekeken of kan worden voldaan aan de toetsingscriteria van de APV 2011 en het Standplaatsenbeleid. |
Binnen het plangebied zijn geen standplaatsen toegestaan. Tijdelijke standplaatslocaties kunnen op basis van maatwerk vergund (APV) worden binnen het plangebied. |
Werken in de wijk (2005) | Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen maximaal 50% van het woonoppervlak in beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in bedrijfsruimten. |
Aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten zijn mogelijk. |
Beleidsregel voor het toewijzen en uitbaten van terassen in Almere (2022) | Beleidsregel over welke ruimte aan terrassen geboden wordt en wanneer en waarover aanvullende afspraken nodig zijn met overige gebruikers. | Binnen het plangebied is op een aantal plaatsen horeca toegestaan. Onder horeca valt ook horeca in de vorm van een terras. |
Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015) | aangewezen locaties waar kansen liggen voor ontwikkeling van diverse vrijetijdsvoorzieningen. | Er wordt ruimte geboden aan sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen en horecavoorzieningen. |
Agenda Toerisme & Recreatie 2016-2022 (2016) | Uitwerking van de kansenkaart vrijetijdseconomie door focus te geven en vervolgstappen: drie strategieën: placemaking, thematische versterking en samenwerking/organisatie | Er wordt ruimte geboden aan sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen en horecavoorzieningen. |
Groene stad | ||
Waterplan, stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017) | De ambitie is om Almere verder te onwikkelen tot een ondernemende, veelzijdige waterstad. Doelstellingen zijn: slim waterbeheer, aantrekkelijke waterstad, biodiversiteit versterken en een stad zonder afvalwater. | In paragraaf 5.8 zijn de wateraspecten aangegeven. |
Kleur aan groen (2014) | Spelregels voor zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van almere | De kustzone valt binnen de 'hoofdstructuur groen-blauw' van Almere. Initiatieven zijn mogelijk indien ze recht doen aan de essenties van het beschreven langschapstype en aansluiten op de ontwikkelprincipes. De Kustzone Haven is aangeduid als het landschapstype 'voorzieningen park te transformeren naar bebouwd gebied'. Het ontwikkelingsplan voor Kustzone Haven is beschreven in hoofdstuk 2.2 Planbeschrijving. |
Visie Ecologie 2020 – bouwen met natuur (2021) | In de Visie Ecologie 2020 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Het landschapstype en de biotoop van het plangebied kan worden omschreven als een kustsfeer zoals we die vinden op de rand van water en land. Het buitendijks gelegen deel van Almere Haven, het Zilverstrand, het Almeerderstand en Almere-duin vormen de deelgebieden van deze sfeer. | In het bestemmingsplan is ter bescherming van de locaties met mantelzoomvegetatie en korstmosvegetatie de dubbelbestemming Waarde -Ecologie opgenomen. Zie voor een verdere toelichting 3.3.1.1 Waarde - Ecologie. |
Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 (2003) | Wandelinfrastructuur en samenhangende voorzieningen. | Wandelinfrastructuur en samenhangende voorzieningen worden mogelijk gemaakt. |
Bomenkader (2017) | Het Bomenkader is een handvat om weloverwogen keuzes te maken bij het onderhouden, aanpassen en versterken van het bomenbestand in Almere. Binnen het plangebied bevinden zich bomen op wijkniveau die onderdeel uitmaken van de zogenaamde ‘hoofdboomstructuren’. | De bomen aan de Sluiskade, die onderdeel uitmaken van de hoofdbomenstructuur, blijven bij de nieuwe ontwikkelingen in het gebied behouden. Bij de Strandweg zal een deel waarschijnlijk moeten verdwijnen. Hierover zal later nog een besluit worden genomen. |
Veiligheid | ||
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005) | Vuurwerkopslag en -verkoop is niet mogelijk in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven | Geen vuurwerkopslag en -verkoop toestaan. |
Sociale structuur, onderwijs en cultuur | ||
Cultuurplan Almere 2019-2024 Cultuur verrijkt, verbindt en versterkt (2019) | Drie ambities voor de komende jaren: 1. Cultuur is voor alle Almeerders dichtbij. 2. Cultuur krijgt de ruimte om te groeien. 3. Cultuur geeft vorm aan de identiteit van Almere. |
Er zijn niet geluiddragende evenementen toegestaan. Er wordt ruimte geboden aan sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen, horecavoorzieningen, kunstwerken een speelvoorzieningen. |
Sportvisie Almere, Sportstad vol betekenis (2022) | De sportvisie richt zich op verschillende aspecten van het beheren van en bouwen aan een stad. Bijvoorbeeldh et inrichten van de openbare ruimte en stedelijke ontwikkeling met het toevoegen van bevolkingsvolgende voorzieningen zoals innovatieve sportaccommodaties | Er wordt ruimte geboden aan sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen en speelvoorzieningen. |
Archeologienota (2016) en Archeologieverordening (2016) |
Beschermen van archeologische waarden Archeologisch waardevolle terreinen op de Archeologische Beleidskaart Almere moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd |
Uit onderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied geen gebieden aanwezig zijn die archeologisch waardevol zijn. Er wordt dan ook geen regeling m.b.t. archeologie opgenomen. |
Monumentenverordening Almere (2016) | In ruimtelijke plannen rekening houden met gemeentelijke monumenten. | In het plangebied zijn geen gemeentelijke monumenten aanwezig |
Nota Evenementen in Almere (2015) |
De nota heeft alleen betrekking op het vergunningenbeleid en richt zich voornamelijk op evenementen in de openbare ruimte. Deze activiteiten vinden vooral plaats op 18 evenementenlocaties die in de nota zijn benoemd. | Het Manifestatieveld Haven, gelegen in de Kustzone Haven, is één van deze evenementenlocaties. Het huidige manifestatieveld wordt echter nauwelijks meer gebruikt. De gecentraliseerde woningbouw om de jachthaven en op het Manifestatieveld vraagt om aanpassing van het huidige evenementenbeleid. Voor de toekomstige en voor het stadsdeel meer passende evenementen blijft ruimte over in het nieuwe Havenpark. Hierbij wordt nog beoordeeld welke van de huidige voorzieningen behouden kunnen blijven, of juist nieuw gerealiseerd moeten worden. |
Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.
Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage(m.e.r.) te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in de bijlagen van het Besluit milieueffectrapportage. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er kan sprake zijn van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht. De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EU-richtlijn 'betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten' niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:
Voor het plangebied is beoordeeld of het opstellen van een milieueffectrapportage noodzakelijk is, door het uitvoeren van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze is opgenomen in Bijlage 3 van de toelichting. Beooreeld is of de vormvrije m.e.r.-beoordeling voldoet aan alle eisen die daarvoor gelden en of alle aspecten voldoende zijn belicht. Dit heeft geresulteerd in de volgende beoordeling:
Vormvrije m.e.r.-beoordeling Kustzone Almere Haven, 20 april 2023 | Toetsing Akkoord | Toetsing onder/met voorwaarden akkoord | Toelichting |
Besluit mer | Onderbouwing waarom geen formele mer-beoordeling benodigd is maar een vorm-vrije mer-beoordeling is voldoende gemotiveerd. | ||
Aspecten EU richtlijn mer Bijlage 3: | |||
A. Omvang en kenmerken vh project | Inhoud van het project en de diverse activiteiten zijn benoemd. | ||
B. Cumulatie | Dit is voldoende onderzocht. Er is vooralsnog geen sprake van goedgekeurde projecten die mede van invloed kunnen zijn. | ||
C. Gebruik natuurlijke hulpbonnen | De mate van gebruik is overeenkomstig met vergelijkbare projecten. | ||
D. Productie afvalstoffen | De mate van het vrijkomen van afvalstoffen (aanlegfase/gebruiksfase) is vergelijkbaar met projecten van dezelfde orde van grootte. | ||
E. Verontreiniging en hinder | Dit aspect is beoordeeld. Met name is gekeken naar de gevolgen van de toename van het verkeer als gevolg van de realisatie van het project (bouw- en gebruiksfase). De verkeersstructuur hoeft vanwege dit project niet aangepast te worden. | ||
F. Externe veiligheid | Risico's vanwege transport gevaarlijke stoffen zijn uitgesloten (deze weg/vaarroutes) zijn niet aanwezig in de nabijheid van dit project. Waterveiligheid (buitendijks gebied) is ook onderzocht. Voor borging van dit aspect zijn regels opgenomen in het bestemmingsplan: een minimale vloerpeil van de te bouwen objecten van NAP +1.50 m. |
||
G. Klimaatverandering | Zie aspect duurzaamheid. | ||
H. Risico menselijke gezondheid | Er zijn geen bijzondere aspect gevonden welke eventueel kunnen leiden gezondheidsschade vanwege de planontwikkeling. | ||
I. Grondgebruik | Dit is voldoende beschreven. | ||
Relatieve rijkdom aan en beschikbaarheid, kwaliteit en regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen (met inbegrip van bodem, land, water en biodiversiteit) van het gebied. |
Dit is voldoende beschreven. | ||
Verkeer | In de aanmeldnotitie is uiteengezet wat de huidige situatie is en wat de plansituatie zal worden middels twee overzichtelijke figuren met intensiteiten. | ||
Geluid | Het aspect hinder is beschouwd met behulp van de Gezondheidseffectscreeningsmethodiek van de GGD. De wegen in het plangebied zijn 30 km/u wegen. Verplaatsing van de Jutter (bestemmingsvlak Horeca) : de minimale afstand tot de bestaande woningen is ca. 100 meter. Hiermee is geborgd dat de norm van 50 dB(A) ook voldoet op de bestaande bebouwing (naast de nieuwbouw) |
||
Bodem | Niet als relevant aspect beoordeeld. | ||
Luchtkwaliteit | Niet als relevant aspect beoordeeld. | ||
Water | Waterveiligheid: geen belangrijke negatieve gevolgen te verwachten. KWR-doelstellingen: geen belangrijke negatieve gevolgen - eerder positieve gevolgen - vanwege de ontwikkeling te verwachten. |
||
Flora & Fauna & STIKSTOF | Op basis van de uitgangspunten van de gemeente is het project gemodelleerd en doorgerekend. Mede op basis van de uitgangspunten is de prognose (gebaseerd op kentallen en expert judgement) dat er geen relevante bijdrage zal zijn tijdens de aanleg- en gebruiksfase. Dit moet wel geborgd worden in het bestemmingsplan via de planregels (fasering, stikstofplafonds e.d.). In de praktijk wordt door de aannemers daadwerkelijk de inzet van de machines en type machines op voorhand begroot (type, materiaal, verbruikscijfers etc.). De stikstoftoets bij aanvraag omgevingsvergunning zal wederom worden uitgevoerd. De prognoseberekening stikstof geeft aan dat het plan uitvoerbaar zal zijn. | ||
Ecologie | Er zijn, op basis van de uitgevoerde ecologische voortoets, geen bijzondere aspect gevonden welke eventueel kunnen leiden tot aantasting/schade aan natuurwaarden (flora-fauna) vanwege de planontwikkeling. | ||
Archeologie & Cultuurhistorie | Er zijn geen bijzondere aspect gevonden welke eventueel kunnen leiden tot aantasting/schade aan archeologische waarden, erfgoed en landschap vanwege de planontwikkeling. | ||
Bedrijven en milieuzonering | De huidige horecavoorziening (de Jutter) is onderzocht op het meest relevante aspect: geluid afkomstige van de bedrijfsvoering. De geluidcontour is in beeld gebracht. | ||
Bezonning | Niet als relevant aspect beoordeeld. | ||
Windhinder | In de beoordeling windhinder is in de aanmeldnotitie een aanbeveling gedaan om rekening met het voorkomen van windhinder door een minimale eis op te nemen in de planregels. | ||
Duurzaamheid & Energietransitie | Het plan zal voldoen aan de minimale wettelijke eisen welke te maken hebben met aardgasvrije woningen realiseren. Tevens zal voldaan moeten worden aan de uitgangspunten van het Bouwbesluit mbt laadinfrastructuur alsmede het gemeentelijk beleid Laadinfrastructuur. Dit aspect is van belang in de omgevingsvergunningsfase en wordt op dat moment geborgd. |
Conclusie
Op basis van de voorgaande beoordeling kan worden geconcludeerd dat er, met inachtneming van de eventuele voorwaarden waarbij de toetsting akkoord is bevonden, geen zodanig belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten, dat een nadere analyse in een apart op te stellen milieueffectrapport (m.e.r.) noodzakelijk is. Er is derhalve geen m.e.r. en het daarbij behorende proces benodigd voor deze ontwikkeling.
Wat betreft geluid is binnen het plangebied alleen wegverkeerslawaai van belang. Gooimeerdijk-West is de enige weg waarvan de zone op grond van de Wet geluidhinder in het plangebied ligt. Binnen deze zone worden geen geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt.
Voor de Strandweg en Sluiskade geldt een maximale snelheid van 30 km/u. Hier is de Wet geluidhinder niet van toepassin. Wel dient te worden beoordeeld of de geluidsbelasting een voldoende woon- en leefklimaat niet in de weg staat. Hiervoor is gebruik gemaakt van de door de GGD ontwikkelde GES systematiek (Gezondheidseffectscreening).
De geluidsbelasting is bepaald op basis van de verkeersprognose voor het jaar 2040. Hierin zijn naast de ontwikkeling Kustzone ook andere mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het centrum van Haven meegenomen. De geluidsbelasting op de rand van het bouwvlak is maximaal 55 dB. De afstand in het bouwvlak tot 53 dB is circa 3 meter. De GES kwalificatie voor deze strook is matig.
Door bij de planuitwerking voldoende rekening te houden met geluidsbelasting vanwege de Strandweg aan deze zijde van de bebouwing, kan een voldoende woon- en leefklimaat worden gewaarborgd.
Effect op bestaande woningen in de omgeving
Woningen langs Gooimeerdijk- West, Strandweg en Sluiskade ondervinden een beperkt effect in geluidsbelasting door extra verkeersgeneratie door de ontwikkelingen in het plan Kustzone. De GES kwalificatie voor de bestaande bebouwing wijzigt niet en varieert van redelijk tot goed.
Zie Bijlage 5 voor het akoestisch onderzoek.
Binnen Almere zijn er op dit moment geen locaties waar luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Voor het plangebied zijn wat dat betreft geen problemen te verwachten, omdat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die in betekende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Op basis van het onderzoek zoals verwoord in de memo 'Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Kustzone Almere Haven', maart 2023 (zie Bijlage 6), wordt het volgende geconcludeerd:
Transport van gevaarlijke stoffen over de A6, de Flevolijn en een aardgastransportleiding, zijn de voor het plangebied relevante risicobronnen met mogelijke ruimtelijke consequenties voor externe veiligheid.
Plaatsgebonden risico
De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden. Er worden met dit bestemmingsplan geen beperkt kwetsbare en kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseis voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar en/of daarmee overeenkomende vaste afstand van de A6, Flevolijn en aardgastransportleiding.
Verantwoordingselementen groepsrisico en hulpverlening
Voor andere onderwerpen die verband houden met externe veiligheid gelden geen wettelijke eisen, maar een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. De in onderstaande paragrafen opgenomen informatie, bevat de overwegingen die hebben geleid tot onderhavige invulling van deze verantwoordingsplicht.
Door middel van deze toelichting en de bijbehorende onderliggende documenten, verantwoordt het college van burgemeester en wethouders de bij deze ontwikkeling vastgestelde groepsrisiconiveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's). Het is niet noodzakelijk om door middel van ruimtelijke maatregelen het groepsrisico en de potentiële effecten te verkleinen en de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.
De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisico's, als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit bij de betreffende risicobronnen en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied op gebiedsniveau.
Incidenten kunnen nu eenmaal gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar.
Onderbouwing:
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico van A6 en de daarmee overeenkomende (basisnet)afstand van de Flevolijn liggen buiten het plangebied.
De beschouwde buisleiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar.
De wettelijke basisbescherming wordt geboden en geborgd.
Verantwoording groepsrisico
Het groepsrisico van de Flevolijn, A6 en aardgastransportleiding hoeft niet te worden verantwoord, omdat het plangebied buiten het invloedsgebied ligt.
Verantwoording hulpverlening
De Brandweer Flevoland is in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het concept bestemmingsplan over:
Zie Bijlage 8 voor dit advies. De belangrijkste conclusies zijn:
Reactie gemeente op advies
De vaarroute door het Gooimeer is geen basisnetroute. Voor het bouwen in en langs vaarwegen die niet tot het basisnet behoren, gelden louter geredeneerd vanuit externe veiligheid geen beperkingen. Dit vanwege de geringe omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze vaarwegen en daarmee het beperkte risico voor omwonenden. Ter oriëntatie: vervoer van brandbare vloeistoffen in huidige situatie minder dan 1 geladen benzinetanker of het equivalent daarvan per dag.
Verder is de afstand van de vaarroute tot de nieuwe bebouwing ca. 400 m (zie kaartje hieronder)
Het advies van Brandweer Flevoland, om voor nieuw te bouwen woningen een voorziening te treffen om de mechanische ventilatie eenvoudig uit te kunnen schakelen, wordt vanwege de combinatie geringe vervoersomvang en relatief grote afstand tot de bron, niet overgenomen.
De zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid (bereikbaarheid en bluswater) is verder als voldoende beoordeeld. Gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan worden geen ruimtelijke maatregelen getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.
Onderliggende documenten:
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is onderstaand onderzoek uitgevoerd:
Algemeen
Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' (= bedrijven en overige milieubelastende functies zoals cultuur, sport, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' (bedrijfs)woningen, ziekenhuizen, scholen, kinderdagverblijf en verblijfsrecreatie) in de omgeving hiervan.
De in dit bestemmingsplan aangebrachte functiemenging en milieuzonering, is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG [Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, VNG, editie 2009] (hierna: publicatie).
In dit geval is sprake van de actualisatie van een bestemmingsplan van een bestaand gemengd gebied, waarin enkele ontwikkelingen worden toegestaan. Het bestaat overwegend uit een recreatiegebied en een jachthaven met bijbehorende bedrijven en voorzieningen. Wonen wordt nieuw aan het gebied toegevoegd.
Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van eerder genoemde publicatie.
Uitgangspunten
Voor de bestemming 'recreatie' (= overige milieubelastende functie) is het niet gebruikelijk om, voor het in de 1e alinea genoemde doel, een zogenaamde 'Staat' van toegestane activiteiten op te nemen, zoals het voor een bestemming 'bedrijven' of 'bedrijventerrein' wel gebruikelijk is een Staat van Bedrijfsactiviteiten op te nemen en voor gemengde gebieden een Staat van bedrijfsactiviteiten- functiemenging. Hierna wordt beschreven hoe de menging van recreatie met milieugevoelige functies binnen het plangebied dan wel wordt geregeld. Voor de horeca is in de planregels wel een Staat van Horeca-activiteiten opgenomen om hinderlijke typen horeca waar nodig te weren.
In het gebied moet onderscheid worden gemaakt tussen recreatie-activiteiten die gescheiden moeten worden van woningen (en andere milieugevoelige functies) zoals de jachthaven, horeca etc. en recreatie-activiteiten waar verblijf plaatsvindt. Deze laatste is een milieugevoelige functie die op adequate wijze gemengd dient te worden met de overige recreatieactiviteiten (= milieubelastende activiteit) in het gebied.
Omgevingtype:
Dit gebied wordt beschouwd als een omgevingstype gemengd gebied. Op korte afstand van elkaar komen te liggen: milieubelastende activiteiten (jachthaven (450 ligplaatsen met diverse bedrijven en voorzieningen, zoals een watersportwinkel, café-restaurant, winkel in levensmiddelen, sanitaire voorzieningen, botenlift/afspuitplaats, brandstof-servicestation etc.) en nieuw te vestigen milieugevoelige functies (woningen en verblijfsrecreatie). Ook de Gooimeerdijk West, Strandweg en de Sluiskade en de parkeerplaats die hieraan ligt geven een verhoogde milieubelasting voor geluid.
Hoe invulling is gegeven aan een goede ruimtelijke ordening:
Hoofdregel bij het te leveren maatwerk voor dit gebied is: scheiden wat moet en mengen wat kan. Deze combinatie geeft de vereiste balans tussen de twee na te streven doelen:
Hierbij is tevens zo goed als mogelijk geanticipeerd op te verwachten ontwikkelingen in het bestaande gebied.
Woningbouw mogelijk maken:
Jachthaven:
Een jachthaven met diverse voorzieningen valt volgens bijlage 1 van de publicatie in milieucategorie 3.1. De richtafstand tot woningen dient 30 m te bedragen (zie tabel hieronder).
Aan deze afstand (gemeten vanaf de eigendomsgrens van de jachthaven) tot aan de bestemming(en) woongebied wordt voldaan.
Milieucategorie | Richtafstand tot woningen en andere milieu-gevoelige functies in gemengd gebied | Richtafstand tot verblijfsrecreatie in gemengd gebied |
1 | 0 m | 0 m |
2 | 10 m | 0 m |
3.1 | 30 m | 10 m |
3.2 | 50 m | 30 m |
Tabel: richtafstanden en omgevingstype
Verblijf(srecreatie) mogelijk maken:
In het gebied komen de volgende milieugevoelige functies voor:
Verblijfsrecreatie is overigens geen geluidgevoelig object volgens de Wet geluidhinder: vakantiewoningen die naar hun aard niet bestemd zijn voor bewoning maar voor recreatief verblijf zijn bestemd. De tijd dat de mensen hier verblijven kan wisselen van één weekend tot meeerdere maanden per jaar.
Verblijfsrecreatie is naast een milieugevoelige functie, ook een 'overige milieubelastende functie'. Enige overlast van de eigen activiteiten is vanzelfsprekend. Aan deze functies kan daarom een lager beschermingsniveau worden geboden dan aan de woningen in het gebied.
Conform bovenstaande tabel geldt een richtafstand van 10 m. tot de jachthaven en van 0 m. tot de overige kleinschalige milieubelastende activiteiten in het gebied: horeca, surfschool, scouting, etc. Aan deze afstanden (vanaf eigendomsgrens van de jachthaven) tot aan de functieaanduiding verblijfsrecreatie (vr) wordt voldaan.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde functiemenging en milieuzonering, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en andere milieugevoelige functies en worden de milieubelastende activiteiten niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.
Nutsvoorzieningen
Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen (K&L), gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatie verbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteit aanpassing en onderhoud gewaarborgd.
Door de kabel- en leidingenbeheerder de ligging in de kabel- en leidingenzone voor te schrijven, wordt aanpassingen van- en ruimte claims in de bestaande en nog te ontwikkelen plannen binnen het gebied zoveel mogelijk voorkomen.
In het kader van ontwikkelingen en toekomstige aanpassingen binnen en naast het gebied zullen mogelijk diverse nutsleidingen en riolen moeten worden gelegd. De toekomstige K&L infrastructuur moet nog worden ingepast.
Gasnet
Het plangebied is concessiegebied voor aardgasnet. De verplichte aardgasaansluiting van nieuwbouwwoningen is echter per 1 juli 2018 vervallen, wat voor de nieuwbouw neerkomt op een verbod op de aansluiting op aardgas.
Straalverbindingen
In dit plangebied bevindt zich geen straalverbinding met een beschermde status.
Hoogspanningslijn
In dit plangebied is geen hoogspanningslijn aanwezig.
Straalpaden
In dit plangebied bevindt zich geen straalverbinding met een beschermde status.
Wettelijk kader
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De gebiedsbescherming (Natura 2000) is opgenomen in hoofdstuk 2 van de Wnb, de soortbescherming is opgenomen in hoofdstuk 3 en de bescherming van houtopstanden in hoofdstuk 4.
Gebiedsbescherming
Wnb
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR); de aldus beschermde gebieden vormen samen het Natura 2000-netwerk. Nederland heeft de richtlijnen voor gebiedsbescherming geïmplementeerd in de Wnb. De Wnb heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden moeten worden getoetst op hun effecten op de instandhoudingsdoelen die voor deze gebieden zijn vastgelegd. Als uit deze voortoets blijkt dat het bestemmingsplan significante gevolgen kan hebben op het Natura 2000-gebied, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt (artikel 2.8 van de Wnb). Indien blijkt dat er werkelijk sprake is van mogelijk significant negatieve effecten, dan kan alleen toestemming voor de activiteit gegeven worden als er geen alternatieven voor de activiteit zijn, er dwingende redenen van groot openbaar belang mee gediend zijn en de negatieve gevolgen gecompenseerd worden (de ADC-toets). Significant negatieve effecten dienen dus te worden voorkomen, zo nodig na het treffen van mitigerende maatregelen. Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied kunnen invloed hebben op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt "externe werking" genoemd. Er bestaat geen ruimtelijke grens voor externe werking: bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het Natura 2000-gebied, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied.
Beoordeling
Het plangebied ligt in de nabijheid van de Gooimeer-Zuidoever dat onderdeel is van het Natura 2000-gebied Eemmeer & Gooimeer Zuidoever. De afstand tot de noordelijke begrenzing van dit Natura 2000-gebied is meer dan één kilometer en is er onder meer van gescheiden door de vaargeul. Op grotere afstand liggen de Natura 2000-gebieden Markermeer & IJmeer (circa 4 kilometer afstand) en het Naardermeer (circa 6 kilometer).
Voor het “Eemmeer & Gooimeer Zuidoever” en “Markermeer & IJmeer” geldt dat een toename van waterrecreatie kan leiden tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelen. Dit bestemmingsplan voorziet echter niet in een groei van de jachthaven. De enige groei van waterrecreatie zal mogelijk ontstaan door de ontwikkelingen bij het surfstrand. Deze watersport zal echter niet leiden tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van de genoemde gebieden omdat deze zich niet tot in de genoemde Natura 2000-gebieden zal uitstrekken. Andere effecten voortvloeiend uit dit bestemmingsplan, worden niet verwacht.
Voor het Naardermeer geldt dat hier stikstofgevoelige natuur aanwezig is. De mogelijkheden binnen dit bestemmingsplan (meer woningen en verblijfsmogelijkheden en daarmee samenhangend meer verkeer) kunnen leiden tot een verhoogde stikstofdepositie. Er is daarom een stikstofonderzoek uitgevoerd (zie bijlage bij Bijlage 3 Vormvrije Mer-beoordeling). In dit onderzoek is berekend wat de te verwachten stikstofdepositie ter plaatse van het Natura 2000-gebied zal zijn in de bouw- en de gebruiksfase van het bestemmingsplan. Uit het stikstofonderzoek blijkt dat het planeffect van dit bestemmingsplan in de bouwfase en de gebruiksfase niet leidt tot een grotere stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jaar op enig relevant habitat.
Het bestemmingsplan is met het oog op het aspect stikstof uitvoerbaar.
Nationaal Natuurnetwerk Nederland (voormalig EHS)
Hoewel de naam van het netwerk aan natuur in Nederland is veranderd, gelden dezelfde regels als voorheen voor de EHS. De EHS is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen. Het is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden in Nederland dat moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming van dit netwerk aan natuur, deze zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007). Hierin zijn de voorwaarden voor economische ontwikkelingen uitgewerkt. In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de 'wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij aangetoond wordt dat sprake is van groot openbaar belang, geen reële alternatieven aanwezig zijn èn effecten worden voorkomen. Resteffecten moeten worden gecompenseerd.
Beoordeling
De NNN-gebieden Almeerderhout en Beginbos-Vroegevogelbos liggen op ruime afstand van het plangebied. Een negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN kan op voorhand worden uitgesloten.
Uitsnede NNN in de nabijheid van het plangebied
Niet wettelijk beschermde natuurwaarden
In het plangebied zijn de volgende natuurwaarden geïnventariseerd door de gemeente:
Deze waardevolle biotopen zijn zo veel als mogelijk is ingepast in het plan.
Soortbescherming
De soortbescherming in de Wnb heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een aantal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Wnb behorende besluiten en regelingen. De Wnb bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier -en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen. Artikel 1.11 van de Wnb schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven. In de meeste gevallen kan voor de verbodsbepalingen een ontheffing worden aangevraagd voor de in het gebied voorkomende beschermde soorten. Bepaalde algemeen voorkomende soorten planten en dieren vallen onder de zogenaamde vrijstellingsregeling indien het werk te omschrijven is als bestendig beheer of onderhoud, of een ruimtelijke ontwikkeling. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, worden verschillende groepen soorten onderscheiden. Bovendien gelden naast landelijke vrijstellingen ook vrijstellingen op provinciaal niveau.
Beoordeling
In 2022 is het gebied geïnventariseerd op onder de Wet natuurbescherming strikt beschermde soorten. Daarbij zijn alleen broedvogels en vleermuizen aangetroffen.
Vogels
De inventarisatie richt zich op die broedvogelsoorten waarvan de nesten jaarrond (dus ook buiten de feitelijke broedperiode) beschermd zijn. Voor de overige vogelsoorten geldt dat buiten de broedtijd de nesten niet beschermd zijn en werkzaamheden dan ook in de regel buiten die periode geen belemmering ondervinden. Van de soorten met jaarrond beschermde nesten is alleen de huismus broedend aangetroffen.
Dit betekent dat bij sloop of renovatie van de betreffende panden ontheffing ex artikel 3.3 van de Wet natuurbescherming zal moeten worden aangevraagd.
Vleermuizen
In het plangebied zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen van vleermuizen. Wel blijkt het plangebied een belangrijk foerageergebied te zijn voor meervleermuis, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis (en in het verleden ook de laatvlieger). Dit bestemmingsplan zal deze foerageerfunctie echter niet aantasten.
Overige beschermde soorten
Tijdens de inventarisatie zijn geen andere beschermde soorten aangetroffen, al lijkt de ringslang een soort die zich op korte termijn definitief kan vestigen. In de laatste vijftien jaar (sinds 1-1-2008) zijn meerdere meldingen in het zuidelijk deel van Almere bekend, echter geen enkele in of nabij het plangebied.
De inventarisatie (voor de relevante soorten Wet natuurbescherming) wordt eens in de drie jaar herhaald. Hierdoor houdt de gemeente een vinger aan de pols en kan dienovereenkomstig gehandeld worden als zich in de toekomst een populatie van een beschermde soort vestigt.
Resumerend kan worden gesteld dat het vóórkomen van beschermde soorten de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg staat. In een aantal gevallen is het denkbaar dat ontheffing moet worden gevraagd. De ervaring leert dat deze kan worden verleend, al dan niet met nadere voorwaarden om de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort(en) te garanderen.
Houtopstanden
Met de inwerkingtreding van de Wnb zijn de bepalingen van de Boswet daarin enigszins gewijzigd opgenomen. De bepalingen rond vellen en herplant zijn niet van toepassing op:
Bij de kap geldt een meldingsplicht en herplantplicht. De kap van houtopstanden moet een maand van tevoren worden gemeld bij Gedeputeerde Staten. De provincie ziet toe op de naleving van de herplantplicht.
Beoordeling
In 2013 zijn de komgrenzen inzake de bebouwde kom door de gemeenteraad aangepast. Een deel van het plangebied ligt binnen deze bebouwde kom. Voor de delen buiten de komgrens geldt dat bij vellingen een melding moet worden gedaan en herplant ter plaatse of elders verplicht is. De Wet staat uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg als aan deze verplichtingen is voldaan.
begrenzing bebouwde kom in het kader van de Wnb (voorheen Boswet) in groen weergegeven.
Visie ecologie
Op lokaal niveau is de groenblauwe invulling vastgelegd in de Visie ecologie (2020) en de daarbij horende Uitvoeringsagenda ecologie (2020 - 2024). De Visie ecologie bouwt voort op de fundamenten van het Ecologisch Masterplan uit 2005. In de Visie ecologie zijn acht doelen verwoord om het ecologisch functioneren van de stad te garanderen en te verbeteren.
Deze doelen zijn:
Vooralsnog zijn de doelen alleen van toepassing voor de gemeente. Het ligt in de bedoeling om met de Omgevingswet te bezien in hoeverre de doelen ook bindend voor derden kunnen zijn. Waar de doelen verwezenlijkt kunnen worden, is van geval tot geval verschillend.
Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Besluit ruimtelijke ordening geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (watertoets, normale procedure). Om hiertoe te komen is vooraf uitgebreid afgestemd met de waterbeheerders Rijkswaterstaat en het Waterschap Zuiderzeeland. Tevens is ook met de provincie afgestemd over waterveilig buitendijks ontwikkelen.
Waterkwaliteit
Blauwalg is een probleem in dit gebied. Dit heeft de aandacht bij onder meer de waterbeheerder Rijkswaterstaat voor het buitenwater en de gemeente voor de stranden en de havenkom. De blauwalgproblematiek bevindt zich voornamelijk in de kom van de jachthaven en in de westkom bij het zwemstrand. Hier zijn geen woningen gepland. Voor de recreatie is het een prioritair maar hardnekkig probleem. Het hangt ook samen met het areaal waterplanten. In het gebied groeit veel fonteinkruid, een waterplant die de waterkwaliteit verbetert en ook helpt tegen blauwalg. Fonteinkruid wordt echter in toenemende mate gemaaid omdat de recreatievaart vast kan komen te zitten in deze planten. De waterplantenoverlast wordt aangepakt door de gezamenlijke overheden in het zuidelijk IJsselmeergebied en hierbij gaan ook structurele maatregelen genomen worden die ook oog hebben voor de positieve aspecten van waterplanten.
De gemeente Almere heeft reeds preventief een aantal maatregelen (o.a. bellenscherm, olieschermen, D-Icers en skimmer) getroffen om de waterkwaliteit in het plangebied op peil te houden en met name blauwalg te bestrijden. Er zijn duidelijke verbeteringen zichtbaar, echter hiermee wordt niet de oorzaak van het ontstaan van blauwalg aangepakt. Dit blijft een punt van aandacht en vereist goede samenwerking en daadkrachtig optreden van partijen waaronder Rijkswaterstaat en gemeente.
Toetsingskader waterkwaliteit
De waterkwaliteit is getoetst met de Beleidsregel toetsingskader waterkwaliteit (Ministerie van IenW, 2022). Hierin is het beslisschema ecologie gevolgd, waarna geconcludeerd is dat er alleen positieve effecten zijn op de biologische kwaliteitselementen en dat het bestemmingsplan derhalve het behalen van de KRW-doelstelling voor het waterlichaam Randmeren-Zuid niet belemmert (zie bijlage van Bijlage 3 Vormvrije Mer-beoordeling).
Waterveiligheid
De Waterwet maakt onderscheid tussen primaire waterkeringen die onder verantwoording van het Rijk vallen en regionale waterkeringen die onder verantwoording van de provincie vallen. Het plangebied van het ontwikkelingsplan ligt buitendijks van de primaire kering in het Gooimeer en delen van het plangebied liggen in de beschermingszones van de primaire en regionale kering. De primaire en regionale waterkering binnen dit plan vallen onder beheer van Waterschap Zuiderzeeland. Waterveiligheid krijgt in dit gebied dus prioriteit. In dit gebied wordt daarvoor het begrip meerlaagse veiligheid gehanteerd, dat wil zeggen dat de veiligheid niet alleen geborgd wordt door de regionale kering (laag 1), maar ook door de gevolgen van een overstroming te minimaliseren door de ruimtelijke inrichting (laag 2).
De risico's omtrent wateroverlast en waterveiligheid als gevolg van buitendijks bouwen liggen primair bij de initiatiefnemer of gebruiker en niet bij de overheid. Aansprakelijkheid bij gevolgen van wateroverlast of overstromingen wordt niet aanvaard. Wel nemen de gezamenlijke overheden diverse maatregelen om de waterveiligheid te borgen en de wateroverlast te minimaliseren, zowel door keringen als door ruimtelijke inrichting. Dit wordt hieronder nader toegelicht
Primaire waterkering
Streefbeeld
Het buitenwater is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. Het waterschap wil de veiligheid ook in de toekomst blijven waarborgen. Door te werken aan veilige, robuuste en duurzame waterkeringen anticipeert het waterschap op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen.
Uitgangspunt
Om de veiligheid met primaire keringen te waarborgen wordt bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden met waterhuishoudkundige eisen voor de korte en lange termijn. Dit conform de Amvb Ruimte en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ministerie I&M; 2012).
Ten noorden van het plangebied van het ontwikkelingsplan ligt een waterkering (Gooimeerdijk-West). Deze waterkering beschermt het binnendijkse gebied van Almere, en de rest van de Flevopolder, tegen het buitenwater vanuit het Gooimeer. De Gooimeerdijk is in de Waterwet aangemerkt als primaire waterkering. De exacte ligging en de beschermingszones zijn vastgelegd in de legger van Waterschap Zuiderzeeland. De zones zijn:
- Kernzone: dit is het centrale gedeelte van de waterkering;
- Binnenbeschermingszone: dit is een strook, direct aan weerszijden van de kernzone, die technisch/fysisch een bijdrage levert aan de stabiliteit van de waterkering en ruimte reserveert voor eventuele versterkingen; en
- Buitenbeschermingszone: dit is de strook aan weerszijden van de binnenbeschermingszone.
De kernzone is het gebied met het strengste verbods- en gebodsregime en de buitenbeschermingszone het gebied met het minst strenge regime. De breedte van deze beschermingszones zijn vastgelegd in de 'Legger' van het waterschap. In onderstaande figuur zijn de verschillende zones van de Gooimeerdijk-West weergegeven.
Ligging van de beschermingszones rond de Gooimeerdijk (Bron: Legger waterschap Zuiderzeeland)
Na overleg met het waterschap is besloten om de bouwwerken buiten de binnenbeschermingszone te situeren, ook omdat de primaire kering nog beoordeeld wordt.
Een deel van woningbouw vindt plaats in de buitenbeschermingszone van de primaire kering. Ook dit is met het waterschap afgestemd.
Regionale waterkering
Streefbeeld
Regionale keringen kunnen zowel binnen- als buitendijks liggen. De binnendijkse Knardijk – een zogeheten compartimenteringsdijk – scheidt Zuidelijk en Oostelijk Flevoland, om de gevolgen van een overstroming te beperken. Buitendijkse regionale keringen beschermen buitendijkse gebieden tegen hoog water.
Uitgangspunt
Zowel binnendijkse als buitendijkse regionale keringen (zie kaart 1) voldoen aan de veiligheidsnormen die de provincie Flevoland voor regionale keringen heeft opgesteld
In het plangebied ligt ook een regionale waterkering. De ligging van deze kering is weergegeven in onderstaande figuur.
Ligging van de beschermingszones rond de Gooimeerdijk (Bron: Legger waterschap Zuiderzeeland)
Voor ontwikkelingen binnen het beschermingsregime, specifiek buitendijks beschermd gebied, van de regionale waterkering (ofwel de kernzone) geldt dat maatwerk afspraken gemaakt moeten worden met het Waterschap, omdat de voorgestelde bouwplannen deels in strijd zijn met het beleid van het waterschap. Dit beleid is vastgelegd in de keur en de legger. In overleg met het waterschap kan overwogen worden af te wijken van dit beleid om de bouwontwikkelingen mogelijk te maken.
Door het waterschap is geconcludeerd dat de waterveiligheid geborgd kan worden. Het project is dus onder voorwaarden vergunbaar en kan verder ontworpen worden. Het bestuur van het waterschap neemt het besluit over de benodigde watervergunning.
Voorwaarden aan het project worden onder andere:
Verzoek om aanpassing van de Legger
In de periode tussen het Ontwikkelingsplan en het ontwerpbestemmingsplan heeft de gemeente Inrichtings- en (proef)verkavelingsplannen opgesteld. In deze plannen is rekening gehouden met de dijklichamen en hun kern-/beschermingszones. De voorziene gebouwen zijn zo op de kaarten geprojecteerd dat zij uit deze zones blijven of dat er constructieve aanpassingen worden gedaan waardoor bijvoorbeeld heipalen buiten deze zones worden aangebracht, Voor één ontwikkelveld ten behoeve van een appartementencomplex is gekozen voor een constructieve waterkerende oplossing, omdat deze mogelijk nabij/over de regionale kering heen komt. In de tender- en uitgiftevoorwaarden zullen de randvoorwaarden van Provincie en waterschap worden opgenomen.
Voor het ontwikkelveld waarop de eengezinswoningen zijn voorzien is in voornoemde periode een aanpassing gedaan om te zorgen voor een kwalitatieve parkeeroplossing binnen de bouwblokken. Dit heeft tot een vergroting van de omvang van het blok geleid waardoor deze over een deel van de regionale waterkering geprojecteerd staat. (zie gekleurde ovalen op de overzichten hieronder). Volgens het Waterschap betreft dit deel van de kering een 'administratieve aanduiding' en is er geen sprake van een waterkerend element.
De gemeente heeft daarom een verzoek tot aanpassing van een beperkt deel van de regionale waterkering in de Legger Waterschap Zuiderzeeland ingediend.
PM: resultaat verzoek aanpassing
Kruiend ijs
De regionale kering biedt een basisbescherming bij storm of bij kruiend ijs. De regionale kering hoeft niet te worden verhoogd omdat het bestemmingsplan regelt dat het vloerpeil van de gebouwen op minimaal + 1,5 NAP worden aangelegd en in stand gehouden. Door slim in te richten kunnen negatieve effecten op deze regionale kering voorkomen worden. Ook worden afspraken gemaakt en vastgelegd over beheer en onderhoud in de kernzone.
Meerlaagsveiligheid
Het buitendijks gebied van Almere Haven is beschermd door een regionale waterkering met een norm van 1/10. Afgesproken is dat de regionale waterkering gehandhaafd blijft en op orde wordt gebracht.
De nieuwe ontwikkeling in Almere Haven betreft meer dan 25 woningen en is daarom van provinciaal belang. Daarom is met de risicotool van de provincie bepaald wat het waterveiligheidsrisico is. Het blijkt dat als het vloerpeil van de woningen op NAP + 1,50 m wordt aangelegd de risico's ruim voldoen aan de oriëntatiewaarden uit het provinciale beleid, ook aan het nieuw vastgestelde peilbesluit. Dit vloerpeil is vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan.
Kortom, in Almere Haven blijft de bestaande regionale waterkering aangewezen en genormeerd zoals deze nu in de verordening staat. De gemeente borgt door middel van een regel in het bestemmingsplan dat het vloerpeil van de bebouwing van verblijfsfuncties (wonen, hotel en tijdelijk verblijfsrecreatie) minimaal NAP+1,50 meter is. Deze twee maatregelen samen zorgen voor een veilige buitendijkse ontwikkeling.
Riolering
Voor het verwerken van afvalwater is het uitgangspunt voor de te ontwikkelen woningbouw dat er een gescheiden rioolstelsel aangelegd dient te worden waarbij hemelwater op het aanwezige oppervlaktewater afgevoerd dient te worden.
We geven invulling aan de trits Schoonhouden-Scheiden-Zuiveren en het gebruik van uitlogende materialen is niet toegestaan.
Oppervlaktewater
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt buitendijks aan en in het Gooimeer, dit staat in verbinding met het Markermeer. Rijkswaterstaat is beheerder van het Gooimeer waarbij het 'Beheer- en ontwikkelplan Rijkswateren' richtinggevend is. Vanaf 2018 geldt voor het dit gebied een nieuw peilbesluit. Het winterpeil van -0,40m NAP blijft ongewijzigd. Het zomerpeil in het Gooimeer is veranderd in een streefpeil -0,20m NAP met een bandbreedte van 20 cm waarbinnen het meerpeil mag bewegen (zie onderstaande figuur).
In 2018 is de 'Agenda IJsselmeergebied 2050, Krachten bundelen voor het blauwe hart' vastgesteld.
Uitgangspunt van de Agenda IJsselmeergebied is dat bij projecten een verbinding wordt gelegd tussen ontwikkelingen in buitendijkse en het binnendijkse gebied. Dit uitgangspunt wordt nadrukkelijk gehanteerd in dit bestemmingsplan.
In het zogenaamde Barro is afgesproken dat Almere in dit gebied 12 hectare buitendijks mag ontwikkelen. Dit plan past in die afspraken.
Watervergunning
De westelijke landtong (bij het surfcentrum) ligt in het waterstaatkundig beheergebied van Rijkswaterstaat, zonder vrijstelling. Voor de aanleg van fiets- en voetpaden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie zal hier een melding/vergunning nodig zijn.
De oostelijke landtong is vrijgesteld van waterstaatkundig beheer (zie geel op onderstaande kaart). Dit geldt niet voor het Gooimeer zelf. Voor het bouwen van de woningen in rijkswater dient dus een watervergunning te worden aangevraagd. Ook dient voor de woningbouw in het water de Beleidsregel toetsingskader waterkwaliteit (Ministerie van IenW, 2022) te worden doorlopen . Een waterwetvergunning is ook nodig voor bouwen in de beschermingszones van zowel de primaire als regionale kering. De keurzone omvat ook de buitenbeschermingszone van de primaire kering. En dit geldt bijvoorbeeld ook voor de aanleg van kabels en leidingen.
Nautische veiligheid
Het plangebied ligt op meer dan 350 meter van de rijksvaarweg. De reeds aanwezige verenigingen in het gebied blijven gehandhaafd. De Almeerse Reddingsbrigade, Scouting Cornelis Lely en kanovereniging Aquavite worden verplaatst binnen het plangebied. De Surfvereniging en Watersportvereniging blijven op hun huidige locatie gehandhaafd. In het bestemmingsplan is geen uitbreiding van watersportactiviteiten voorzien.
Rijksvaarweg Gooimeer
Historie
De bodem van Almere ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette, maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg. Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd. In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld.
Bodemkwaliteit
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
In het plangebied Kustgebied Almere-Haven zijn geen recente bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit bodemonderzoeken die in de periode 1994 tot 2007 zijn uitgevoerd komt het beeld naar voren van een gebied waarin over het algemeen de bodem geen verontreinigingen bevat. Incidenteel zijn bij bodemonderzoeken plaatselijk in de grond plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zware metalen, minerale olie en een matig verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. Het grondwater bevatte licht verhoogde gehalten aan arseen, zink en/of vluchtige aromaten voorkomen.
Uit de bodemkwaliteitskaart van Almere blijkt dat voor zowel de kwaliteit van ontgraven grond (ontgravingskaart) als de toepassingseisen voor de toe te passen grond (toepassingskaart) in het kustgebied van Almere-Haven de bodemkwaliteitsklasse 'Landbouw/ Natuur' van toepassing is.
Elke aanvraag voor een omgevingsvergunning moet vergezeld gaan van de resultaten van een bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven.
Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat. In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit. Hergebruik van vrijkomende grond en/of zand zou idealiter zo veel mogelijk binnen het gebied plaats moeten vinden. Over de hergebruiks- mogelijkheden en voor nadere informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan kan contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst.
Grondwater en kwel
De grondwaterstand in het gebied waar het kustgebied van Almere-Haven zich bevindt wordt sterk beïnvloed door de regulatie van het oppervlaktewaterpeil. Over de hoogte van het grondwaterpeil is geen uitspraak te doen, omdat deze zeer sterk verbonden is met de grondwaterstand in het Gooimeer.
Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering. Als gevolg van de kweldruk van het grondwater zou in een ongereguleerde situatie het grondwater net boven of net onder het maaiveld staan. Het gehele plangebied staat onder invloed van kwel, dat aan het maaiveld uittreedt. De kwel uit bestaat uit het Gooimeerwater dat onder en door de dijk heen stroomt. Het kwelwater is relatief schoon. Als gevolg van de grote invloed van kwel- en regenwater in het plangebied is de waterkwaliteit als goed te karakteriseren. Ditzelfde geldt voor de kwaliteit van het grondwater. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Erfgoedwet
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. Volgens deze wet is de gemeente verplicht om in de toelichting van het bestemmingsplan een gemotiveerde beschrijving op te nemen van de wijze waarop rekening gehouden is met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden (gebouwd erfgoed, archeologie en cultuurlandschap). Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Dit betekent dat de gemeente een analyse moet maken van de cultuurhistorische waarden in het plangebied en daar conclusies aan verbindt die in een bestemmingsplan verankerd worden. De gemeente heeft er echter vooralsnog niet voor gekozen beschermde waarden aan te wijzen in het plangebied. De hierna beschreven waarden worden als inspiratiebron gebruikt voor nieuwe ontwikkelingen. Op langere termijn kan een selectie eventueel sectoraal beschermd worden.
Historische-geografische en (Steden)bouwkundige waarden
Historisch-geografische waarden zijn elementen in het landschap die door menselijk handelen zijn ontstaan. Bouwkundige waarden betreft bouwwerken bedoeld voor bewoning, huisvesting of bedrijvigheden. Stedenbouwkundige waarden betreft ingerichte gebieden in het stedelijk gebied, inclusief de openbare ruimte.
Het plangebied is in 1973 ontstaan toen Brans Stassen en Izak Salomons pleitten voor verzachten van de harde grens van de dijk door middel van waterpartijen binnendijks en aangeplempt land buiten de dijk. De dijk werd doorbroken en naar binnen gelegd om de binnenhaven aan te leggen. De zandopspuiting van 30 ha voor het buitendijkse recreatiegebied over een lengte van 1 km vond in 1975-'76 plaats.
Het inrichtingsplan (“Inrichting buitendijks gebied te Almere-Haven”; 1976) werd gemaakt door het Roermondse Adviesbureau J. Vallen. Het was de bedoeling dat de buitendijkse opspuiting na inzakking (26 ha) een paar binnenmeertjes zou bevatten (8 ha) die door opening in de oeverbescherming in verbinding zouden staan met het open water van het Gooimeer. In de opspuiting was tevens een havenkom gespaard van 2 ha. Deze buitenhaven kon tevens tijdelijk dienst doen als werkhaven t.b.v. de bouw van Almere Haven.
Zonering van de buitendijkse opspuiting. (“Voorlopig programma van eisen voor de buitendijkse opspuiting van Almere-Haven” door H.K. Wethmar en W.M. Gerretsen).
Op de buitendijkse zandplaat (in de begintijd ook wel het “Vogeleiland” genoemd) ontstond een kolonie visdiefjes. Het eiland werd een paar seizoenen vrijgehouden van begroeiing als geschikte biotoop voor de vogels. Wethouder Tierie redeneerde echter dat “de stad er was voor de mensen en niet voor de vogels”. (Stassen, B. 2006. “het DNA van Almere”). Er werd een bruggetje naar het eiland gemaakt om er de hond uit te kunnen laten en de vogels zijn verdwenen. Omdat de zakkingen zich anders gedroegen dan voorzien, zijn de verwachte kreken en eilandjes nooit ontstaan. Thijs Gerretsen heeft toen overtollig zand laten storten in de oksel tussen buitendijkse opspuiting en de dijk. Het bleek een ideale plek voor surfers. Ook de geplande parkachtige inrichting van het gebied is nooit tot stand gekomen. Het groen beperkte zich tot een aantal onbeheerde bosjes.
In het plangebied Kustzone Haven zijn geen beschermde bouwkundige monumenten of stadsgezichten aangewezen.
Archeologische waarden
In opdracht van de gemeente Almere heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in september 2000 een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd rond de jachthaven, binnen het gebied dat begrensd wordt door de Sluiskade. In geen van de gevallen kon de top van het dekzand worden bereikt. Het opgebrachte zand kon bovendien door middel van een handguts niet worden doorboord (RAAP Rapport 673). Omdat het gehele gebied is opgespoten is dit, achteraf gezien, niet verwonderlijk.
Omgeving jachthaven met locaties waar in 2000 de verkennende fasen boringen zijn geplaatst.
In het buitendijkse gebied van het toenmalige ontwikkelingsgebied Hoogtij is de waterbodem in 2010 onderzocht (Periplus Archeomare rapport nr. 10-A026). Afgezien van een klein ijzeren scheepswrakje, van waarschijnlijk recente datum, zijn geen behoudenswaardige vindplaatsen aangetroffen.
Overzicht van het onderzochte onderwatergebied in Hoogtij. De rode sterren betrof sonar-contacten die uiteindelijke geen archeologische oorsprong bleken te hebben.
Op basis van het bovenstaande is het gele plangebied Kustzone Haven op de Archeologische Beleidskaart Almere (2016) vrijgesteld, en is er dus ook geen Archeologie Waarde opgenomen op de bestemmingsplankaart.
Plangebied Kustzone Haven geprojecteerd op de Archeologische Beleidskaart Almere (2016). Grijs is archeologisch vrijgegeven gebied.
Radars voor militaire luchtvaart
Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (=Barro) is aangegeven (zie Bijlage 1 Beleidskader, Hoofdstuk 1 Rijksbeleid) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen, Herwijnen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Herwijnen 90 m, Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist.
figuur radars voor militaire luchtvaart
Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk en voldoet aan de regels uit het Barro voor radarverstoringsgebieden.
Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015). In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME PAM opgenomen.
Figuur hoogteradialen luchtvaartverkeer
Binnen een toetsingsvlak moet, indien de maximaal aangegeven hoogte dit vlak doorsnijdt, advies worden ingewonnen bij LVNL over het effect hiervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 10 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 10 km) is enkel van toepassing op windturbines.
Voor het plangebied zou dit toetsingsvlak dus alleen gelden voor windturbines met een hoogte vanaf 51,56 m. Dit plan maakt dergelijke nieuwe windturbines niet mogelijk. Indien de windmolens hoger worden dan 51,56 m, dient advies te worden ingewonnen bij de LVNL over het effect ervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM.
Laserstraalvrijegebied Luchthavenbesluit Lelystad
Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het Luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het Luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingengebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogel aantrekkende bestemmingen.
Zoals uit de bovenstaande figuur blijkt, is het laserstraalvrije gebied niet van toepassing op het plangebied. Dit behoeft dus geen verdere regeling in het plan.
De bestaande groene kwaliteiten in het gebied worden ingepast en verder versterkt. Bijzonder aandachtspunt is het verder tegengaan van de blauwalg problematiek, met name ter plaatse van het zwemstrand. Naast het al eerder door de gemeente ingezette intensief beheer wordt gekeken naar het maken van natuurlijk filterende rietkragen ter plaatse van de koppen van het eiland om zo een " natuur" zwembad te creëren bij het zwemstrand.
Nieuw kabinetsbeleid is aardgasloos te gaan bouwen. Er is geen stadsverwarming aanwezig in Almere Haven. Op gebiedsniveau is daarom de ambitie om aardgasloze energieneutrale woningen te bouwen (er is geen stadsverwarming in de omgeving). Er wordt ingezet op " all-electric" in combinatie met (individuele) warmte-koudeopslag, warmtepompen en zonnepanelen.
Uit het windhinderonderzoek van Climatic Design (6 juni 2019, zie Bijlage 3 Vormvrije Mer-beoordeling) zijn de volgende conclusies naar voren gekomen:
De afzonderlijke nieuwe gebouwen in het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan leiden tot de kwalificatie “windhinder gering”. Ook wanneer afzonderlijke gebouwen geringe windhinder veroorzaken, kan windhinder ontstaan door de plaatsing van gebouwen. De kans hierop is met name aanwezig bij smalle doorgangen tussen hoge gebouwen en bij doorgangen die zijn georiënteerd op de meest voorkomende windrichting. Doordat de exacte ontwerpen van de gebouwen nog niet bekend zijn, kan dit nu nog niet worden berekend. Doordat de doorgangen tussen beide appartementengebouwen en die tussen het grootste appartementengebouw op het zuidwesten zijn georiënteerd, is er wel kans op windhinder.
Mitigerende maatregel
De kans op windhinder in de doorgangen tussen de gebouwen kan aanzienlijk worden verkleind door de gebouwhoogte direct naast deze doorgangen over een breedte van tenminste 3 m te beperken tot bijvoorbeeld twee lagen. Aanbevolen wordt om dit vast te leggen in het bestemmingsplan.
Voorstel detaillering conceptbestemmingsplan bij zuidwest -noordoost lopende straten aan het Gooimeer tussen hogere bouwblokken WG (7) en H (7). Windhinderonderzoek van Climatic Design (6 juni 2019)
Het bestemmingsplan is aangepast zoals voorgesteld. Als binnen de aangeduide maximale bouwhoogte wordt gebouwd, is het niet nodig om een windhinderonderzoek te doen bij aanvraag om omgevingsvergunning.
Ten aanzien van de maximale hoogte is er voor de twee bestemmingsvlakken WG, die op bovenstaande figuur zijn opgenomen, een afwijkingsmogelijkheid in de regels opgenomen voor een hoogte die maximaal 3,5 meter hoger is dan op de verbeelding is opgenomen (ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' 19 m.). Deze hogere hoogte is bedoeld om een gebouwde parkeervoorziening mogelijk te maken onder de woongebouwen. Voorwaarde is dat uit een windhinderonderzoek, in te dienen bij de aanvraag om omgevingsvergunning, is gebleken dat er geen of slechts geringe sprake zal zijn van windhinder als gevolg van de hogere hoogte.
Het maken van sociaal veilige wandelroutes in het gebied heeft prioriteit. Door het plaatsen van goede verlichting en een heldere routing door het gebied wordt dit bewerkstelligd. Door het toevoegen van zowel recreatieve functies en wonen in het gebied wordt de sociale veiligheid verder verbeterd.
Door het versterken van de recreatiefunctie met nieuwe doorgaande wandelpaden langs de oever en op de dijk wordt het wandelen in het gebied voor Havenaren gestimuleerd. Langs de route komen diverse objecten voor sport en spel, variërend van beachvolleybal tot fitness voor senioren.
De ontwikkel- en uitgiftestrategie van de Kustzone van Almere Haven betreft de aanpak voor zeven zelfstandige ontwikkelvelden in het plangebied. Deze ontwikkelvelden hebben hun eigen kenmerken en kennen hun eigen specifieke opgaven en maatregelen. In verband met de gewenste flexibiliteit en faseerbaarheid is gekozen voor zelfstandige ontwikkel- en uitgiftevelden. Deze zijn zo opgezet dat de velden opeenvolgend in de tijd of gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd. Ook bestaat de mogelijkheid te temporiseren. Dit geldt voor zowel de maatregelen gericht op recreatie en natuur als ook de bebouwing. Zo is en blijft het mogelijk in te spelen op jurisiche en economische ontwikkelingen en kan tevens rekening gehouden worden met de realisatie van overige gebiedsontwikkelingsprojecten in stadsdeel Haven.
Grondexploitatie
Voor Kustzone Almere Haven is een grondexploitatie opgesteld behorende bij het Ontwikkelingsplan en gebaseerd op de proefverkaveling. De programmatische en kwalitatieve uitgangspunten van het Ontwikkelingsplan vormen de basis voor deze grondexploitatie.
De reeds gemaakte plankosten zijn opgenomen in de grondexploitatie. De geraamde kosten hebben betrekking op het bouw- en woonrijp maken, bijbehorende onderzoeks- en begeleidingskosten. De opbrengsten zijn geraamd op basis van het gemeentelijk grondprijsbeleid. De kosten en opbrengsten zijn uitgezet in de tijd om rekening te houden met faseringsinvloeden (rente en inflatie).
Daarnaast is sprake van een afdracht ter compensatie van de Grex De Wierden en de Laren voor het niet realiseren van circa 40 woningen in dit project.
In het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties Almere (MPGA) 2018 worden de financiële consequenties (resultaat en risico's) van het ontwikkelingsplan Kustzone Almere Haven verwerkt. Dit MPGA vormt het financiële kader.
Bij besluit van 22-02-2018 heeft de gemeenteraad de positief sluitende grondexploitatie voor het gebied vastgesteld. Hiermee is het plan economisch uitvoerbaar.
Het exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd. Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (zie artikel 6.2.1):
Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:
of bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):
Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid. Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt in principe tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.
Een plan is economisch uitvoerbaar, indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld de verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen, zoals subsidie.
De gemeente is eigenaar van de te ontwikkelen gronden. Het kostenverhaal vindt plaats door middel van de gronduitgifte door de gemeente en is daarmee anderszins verzekerd.
De ontwikkel- en uitgiftestrategie bestaat weliswaar uit een gefaseerde aanpak, maar het vastleggen van de precieze fasering is niet gewenst om flexibiliteit te behouden en in te kunnen spelen op economische ontwikkelingen en afstemming met de realisatie van overige gebiedsontwikkelingsprojecten in stadsdeel Haven.
In verband met de uitvoerbaarheid van het project is een gefaseerde uitvoering noodzakelijk i.v.m. de stikstofdepositie van de bouwfase. Ook hier is het echter met het oog op de gewenste flexibiliteit niet gewenst bij voorbaat een precieze fasering vast te leggen. Het bestemmingsplan bepaalt dat omgevingsvergunningen voor bouwen niet eerder verleend kunnen worden dan dat is aangetoond dat voldaan wordt aan de drempelwaarde voor stikstofemissie of is aangetoond dat bij een overschrijding van deze drempel de kritische depositiewaarden van omliggende Natura 2000 gebieden niet wordt overschreden. Deze regel zal leiden tot een feitelijke fasering van de bouw. Met het vastleggen van de drempelwaarden voor stikstofemmissie is de uitvorbaarheid en de daarvoor benodigde fasering voldoende publiekrechtelijk verzekerd.
De combinatie van gemeentelijk grondeigenaarschap en de bepalingen ten aanzien van stikstofemissie leiden ertoe dat er geen specifieke bepalingen nodig zijn voor een tijdvak of fasering.
Daarnaast is het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte niet noodzakelijk.
Hiermee is er geen aanleiding voor het vaststellen van een exploitatieplan.
Planschade
Het vaststellen van een bestemmingsplan is op grond van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een aangewezen handeling die in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming in de planschade. De inschatting is dat het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan niet of slechts beperkt tot planschade leidt.
Participatietraject Ontwikkelingsplan Kustzone Almere Haven
Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is een Onwikkelingsplan voor het gebied opgesteld. Hierbij heeft een participatietraject plaatsgevonden in de periode april 2017 - september 2017 met geïnteresseerde omwonenden, de in het gebied aanwezige verenigingen en ondernemers.
Op 19 november 2018 heeft een vervolgbijeenkomst plaatsgevonden met de participatiegroep. Hierbij is het concept-bestemmingsplan kort gepresenteerd en was er de mogelijkheid een nadere toelichting te krijgen op het bestemmingsplan en voor het stellen van vragen.Via de website van Havenhart 2.0 is de omgeving geïnformeerd over de ontstane vertraging door de stikstofproblematiek.
Naar aanleiding van de plenaire presentatie zijn kort samengevat zijn de volgende vragen gesteld en antwoorden gegeven:
1. Vraag bodemvervuiling i.v.m. opgespoten slib op het manifestatieveld:
De gemeente geeft aan bij de uitgifte van de grond dat er bodemonderzoek wordt gedaan. Indien vervuiling blijkt zal er gesaneerd moeten worden. Vanuit de eerdere plannen voor een gebied en hierbij uitgevoerde onderzoeken is een goed beeld van de bodemsituatie.
2. Vragen over het verkeersplan:
Bij het ontwikkelingsplan is verkeerskundig onderzoek uitgevoerd. Daarin is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is met de verkeers aantrekkende werking vanuit het ontwikkelprogramma van het plan. Tijdens het bestemmingsplan zal dit onderzoek worden geactualiseerd. Een verkeerstelling behoort tot het mogelijke instrumentarium.
3. Vraag over Rijkswaterstaat: Wat doe je als het Rijkswaterstaat het waterpeil met 30 cm verhoogt?
De gemeente geeft aan dat hier in de huidige normen rekening mee wordt gehouden. Om waterveiligheid te garanderen zijn verschillende manieren met Provincie en het Waterschap besproken. Daarop is het plan voor ophogen d.m.v. terpen op gebaseerd. De hoogte boven NAP is getoetst op basis van de Risicotool Waterveiligheid van de Provincie. De gemeente houdt hierbij nog een extra marge aan zodat op + 1,50 NAP voor de verblijfsfuncties geldt.
4. Vraag over het woningprogramma en over onderzoek woon en werkverkeer: Waar kan ik dit vinden?
De gemeente geeft aan dat dit in het ontwikkelingsplan staat.
5. Vraag over 30 km zone op de dijk: Hoe wordt de snelheid gecontroleerd en gehandhaafd?
Gemeente geeft aan dat de inrichting zo wordt gedaan dat het aanzet tot matigen van snelheid. Dit is wat de gemeente kan doen ter beïnvloeding van verkeersgedrag. Handhaving op snelheden is geen gemeentelijke taak.
6. Opmerking over het verkeer buiten het plangebied m.b.t. snelheid en vrachtverkeer. Er wordt niet aan de snelheid gehouden en het stoepje is ook gevaarlijk.
7. Vraag over indikken van woningbouw: Betekent dat jullie in de hoogte gaan?
Nee, dit willen we uitdrukkelijk niet en is ook niet zo in de participatiebijeenkomsten besproken. De bouwhoogte staat in het ontwikkelingsplan en wordt overgenomen in het bestemmingsplan. Indikken zal gebeuren binnen de ruimte en marge van de bouwvlekken.
8. Vraag over de uitlaatgassen van toekomstige auto's in het gebied?
Het is duidelijk dat het verkeer zal toenemen en auto's zullen steeds schoner worden. De dichtheid is veelal lager dan in centrum van Haven.
9. Vraag over het waterkwaliteit: Hoe zit het met de waterkwaliteit?
Dit heeft de aandacht. De gemeente is actief in de lobby voor de verbetering van de waterkwaliteit. Tevens is er een werkgroep voor waterkwaliteit gekomen met rijkspartners en belanghebbenden, zodat de problemen in de waterkwaliteit bij de kern bestreden kunnen worden.
10. Vraag over bouwwegen: Is er al bekend waar de bouwweg is? Men moet goed rekening houden met de leefbaarheid en kwaliteit in het gebied tijdens de bouwwerkzaamheden.
De huidige toegangswegen zullen als bouwwegen gebruikt worden. De gemeente ziet toe op bereikbaarheid en veiligheid tijdens de bouw. Een logische aanvoerroute is de Gooimeerdijk.
11. Opmerking over 30 km op dijk: Graag het verzoek om de 30 km zone eerder in te zetten op de dijk. 250 meter verplaatsen, zodat het aansluit op de wegenstructuur.
De gemeente stelt voor om aan tafel te zitten met bewoners met betrekking tot de planvorming voor herinrichting openbaar ruimte en verkeer in een werksessie.
Er was geen belangstelling voor een nadere toelichting op het concept-bestemmingsplan.
Watertoetsoverleg
In het kader van de watertoets heeft overleg plaatsgevonden met Rijkswaterstaat Midden-Nederland, Waterschap Zuiderzeeland en Provincie Flevoland. Daarnaast zijn deze partijen betrokken bij het formele vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Bro (zie hierna). De resultaten van het overleg zijn verwerkt in hoofdstuk 5.8 Waterparagraaf.
Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Bro zijn onderstaande instanties tot en met 22 maart 2019 in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven op het concept bestemminsplan:
Vooroverlegpartner | Samenvatting overlegreactie | Reactie gemeente |
Brandweer Flevoland | Het bestemmingsplan is beoordeeld op het aspect veiligheid, zowel in algemene zin (Wet veiligheidsregio's) als ten aanzien van externe veiligheid (besluiten externe veiligheid). Het advies richt zich op de risico's, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor beperking en bestrijding van een incident. | Het advies van de brandweer Flevoland is verwerkt in paragraaf 5.4 van de toelichting van dit bestemmingsplan. |
Waterschap Zuiderzeeland | Op de plankaart is de begrenzing en zonering van de regionale kering niet volledig weergegeven. Dit komt waarschijnlijk omdat deze lijnen buiten de plangrenzen vallen, maar hiermee wordt daarom ook minder duidelijk dat een deel van de bebouwing in/op de kernzone valt. | Het is niet mogelijk om buiten het plangebied vallende bestemmingen of aanduidingen op te nemen. Wel is de buitenbeschermingszone nog aan de verbeelding toegevoegd middels de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' en in de regels opgenomen. |
Onder het kopje Waterveiligheid is marginaal ingegaan op de zorgplichten van de primaire en secundaire keringen. Geadviseerd wordt de tekst hierop aan te passen in: De zorgplicht voor zowel de primaire als regionale keringen ligt bij het Waterschap |
Conform advies verwerkt in de tekst van paragraaf 5.8. |
|
Voorgesteld wordt de indeling van de waterparagraaf als volgt aan te passen: primaire kering, regionale kering, meerlaagse veiligheid | Conform advies aangepast. | |
Ten aanzien van de kopjes Primaire waterkering en Regionale waterkering wordt opgemerkt dat een waterwet-vergunning nodig is voor bouwen in de keurzone van zowel de primaire als regionale kering. De keurzone omvat ook de buiten-beschermingszone van de primaire kering. En dit geldt bijvoorbeeld ook voor de aanleg van kabels en leidingen. | De waterwetvergunning komt aan de orde onder het kopje "watervergunning'. De tekst in paragraaf 5.8, onder de kop 'Watervergunning', is op basis van dit advies aangevuld en aangescherpt. | |
De bouwplannen zijn deels in strijd met het beleid van het waterschap. Dit beleid is vastgelegd in de keur en de legger. In overleg met het waterschap kan overwogen worden af te wijken van dit beleid. Maar hierover is nog geen zekerheid. | Het advies is verwerkt in paragraaf 5.8 van de toelichting van dit bestemmingsplan. |
|
Rijkswaterstaat | Bezwaar tegen wijziging van bestemming 'Water' zoals opgenomen in vigerende bestemmingsplan, omdat dit water onderdeel uitmaakt van hoofdwatersysteem. | De bestemming 'Recreatie' ter plaatse van het water bij het surfstrand en bij het strand is aangepast naar de bestemming 'Water'. Het water ter plaatse van de jachthaven is in het bestemmingsplan 'Voorlanden en Begraafplaats' 1982 reeds als Recreatie bestemd en wordt daarom niet aangepast. |
Via de bestemming Recreatie worden verschillende soorten bebouwing mogelijk gemaakt, ook in het beheergebied van RWS en de Barro-begrenzing van het IJsselmeergebied. De bewering in h.1 van bijlage 1 dat geen bebouwing of landaanwinning mogelijk wordt gemaakt is daardoor onjuist. | Volgens art 2.12.2 Barro is uitbreiding mogelijk, mits onder de 12 ha. wordt gebleven. In dit bestemmingsplan worden de volgende mogelijkheden voor bebouwing binnen het in het Barro aangewezen IJselmeergebied geboden: - ter plaatse van de nieuwe locatie van De Jutter ca. 270 m2, - woonbebouwing: ca. 75 m2 - recreatieve voorzieningen zoals een toilet- en douchtegebouw. - nutsvoorzieningen - jop's Dit valt ruimschoots binnen de 12 ha. De toelichting is hierop aangepast. |
|
Volgens hoofdstuk 1 van bijlage 1 wordt binnen de Barro-begrenzing geen bebouwing of landaanwinning mogelijk gemaakt. De bestemming Woongebied op de verbeelding lijkt echter wel deels binnen de Barro-begrenzing van het IJsselmeergebied te vallen. Het is wenselijk te benoemen of dit wel of niet het geval is. Wanneer de woningbouw inderdaad deels binnen de Barro-begrenzing ligt, dient gekwalificeerd te worden hoeveel van de 12 beschikbare hectare besteed wordt. | Er wordt ca. 75 m2 woonbebouwing binnen de Barro-begrenzing mogelijk gemaakt. Dit is in de toelichting aangepast. | |
De alinea's Waterveiligheid en Primaire waterkering zijn met elkaar in tegenspraak vwb onder wiens beheer wat valt.De waterkering in het plangebied is in beheer van het Waterschap en niet van RWS. Verzocht wordt de juiste informatie consistent te vermelden. | De toelichting is conform het verzoek aangepast. | |
De verplichting voor het doorlopen van het Toetsingskader Waterkwaliteit uit het BPRW komt aan bod in paragraaf 5.8 van de plantoelichting. De toetsing zelf ontbreekt nog. Wij zien graag dat het bestemmingsplan hiermee wordt aangevuld. Ook zou het BPRW vermeld kunnen worden in Hoofdstuk 1 van Bijlage 1 als rijksbeleid. | Het BPRW inmiddels is vervangen door het Nationaal Water Programma 2022 – 2027 (NWP). Dit is een samenvoeging van het Nationaal Water Plan en het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren (BPRW). Het toetsingskader waterkwaliteit maakt niet langer deel uit van het Nationaal Water Programma (NWP), maar is opgenomen in de Beleidsregel toetsingskader waterkwaliteit. In hoofdstuk 1 van Bijlage 1 Beleidskader wordt aandacht besteed aan het NWP en het toetsingskader waterkwaliteit. In het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling is het Toetsingskader Waterkwaliteit doorlopen en als bijlage bij de vormvrije-m.e.r.-beoordeling gevoegd. Het resultaat van het Toetsingskader waterkwaliteit is opgenomen in hoofdstuk 5.8 Waterparagraaf. |
|
Het is wenselijk dat er wordt beargumenteerd dat het gehanteerde minimum vloerpeil voldoende veiligheid biedt bij het nieuwe streefpeil. Ook opwaaiing van het Gooimeer is een factor die een rol speelt bij de waterveiligheid in het buitendijks plangebied. | De provincie bevestigt dat het gehanteerde minimum vloerpeil voldoende veiligheid biedt bij het nieuwe streefpeil. Wel wordt de risicotool van de provincie aanpast aan het nieuwe streefpeil, maar het onderhavig plan hoeft daar niet op te worden aangepast gezien de relatief kleine wijziging. | |
Paragraaf 2.2.3 noemt de wens om grotere surfevenementen te organiseren. In paragraf 5.8 staat dat er geen uitbreiding van watersportactiviteiten wordt voorzien. Ondanks ruime afstand tot rijksvaarweg kan er invloed op de nautische veiligheid ontstaan bij grootschalige surfevenementen. Graag verheldering welke toename aan waterrecreatieactiviteiten is voorzien in en nabij plangebied. Kan er iets genoemd worden over hoeveelheid watersporters, type watersport (surfen/duppen/...) en of dit leidt tot zonering/mitigerende maatregelen? | De plannen voor grootschalige surfevenementen zijn niet meer aan de orde. Mocht dit in de toekomst wijzigingen, dan zal hiervoor een aparte procedure worden doorlopen. De toelichting is hierop aangepast. |
|
Paragraaf 5.9 maakt geen melding van het voornemen om het surfstrand in oorspronkelijke staat terug te brengen. Wellicht zal zandsuppletie noodzakelijk zijn, wat raakvlakken heeft met het thema bodemkwaliteit. Wanneer het strand wordt hersteld met afgeslagen zand dient de kwaliteit van dit zand voor toepassing te worden bepaald. Gelieve deze paragraaf aan te vullen. | Op dit moment zijn er geen plannen meer voor aanheling van het surfstrand. | |
In paragraaf 5.4 wordt de rijksvaarweg niet genoemd, maar komt wel terug in de bijlage Intern memo Externe veiligheid. De verantwoording hulpverlening in de plantoelichting is nog summier. Graag zien wij dat deze passage wordt aangevuld. Bijvoorbeeld met de vluchtmogelijkheden. Het gevraagde advies van de Brandweer kan hieraan bijdragen. | Paragraaf 5.4 is aangevuld. |
|
In paragraaf 6.3 kan het watertoetsoverleg en het onderhavige afstemmingsmoment met RWS Midden-Nederland worden toegevoegd. | Kopje Watertoetsoverleg toegevoegd aan paragraaf 6.3. |
|
Provincie Flevoland | Verzoek om aandacht te geven aan de Omgevingsvisie. | H. 4 is aangevuld. |
Recent is het Omgevingsprogramma en de Omgevingsverordening vastgesteld. Verzoek gebruik juiste terminologie, omschrijving van de uitgangspunten en vertaling in bestemmingsplan | H. 4 is aangepast. | |
De beleidsregel Windmolens is ingetrokken. Beleid staat nu in Omgevingsprogramma, Omgevingsverordening en Regioplan Wind. | H. 4 is hierop aangepast. | |
Doel bijlage 2 (t.o.v. h 4) is niet duidelijk. Advies focus op doorvertaling van beleid. | Onze ervaring is dat een uitgebreidere beschrijving van het beleid in voorkomende gevallen toch nuttig is. Bovendien is hier ook beleid opgenomen waar wel op getoetst is, maar dat geen consequenties heeft voor dit bestemmingsplan. | |
Laddertoets. Woningbehoefte voldoende aangetoond. Advies aandacht voor goede ov-verbinding. | In hoofdstuk 2 van de toelichting is paragraaf 2.2.13 Openbaar vervoer ingevoegd. | |
Voorbehoud voor nog te motiveren behoefte recreatiewoningen (laddertoets). Artikel 4.4 sub a onder 3 (verbod permanente bewoning), waarnaar verwezen wordt, bestaat niet. |
Paragraaf 2.3.3 Hotelvoorziening en
recreatiewoningen is aangevuld met de motivering voor recreatiewoningen. Het genoemde artikel bestond wel degelijk en luidde: 4.4 Specifieke gebruiksregels a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: 1. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel; 2. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen; 3. het gebruik van de in artikel 4.1 onder g. en i. genoemde verblijfsrecreatieve voorzieningen voor permanente bewoning; Inmiddels luidt het (voor zover relevant) door andere wijzigingen en hernummering: 4.4 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van voorzieningen ten behoeve van de in artikel 4.1 onder h. bedoelde verblijfsrecreatie voor permanente bewoning; |
|
In 2017 zijn ondanks maatregelen alsnog waarschuwingen afgegeven in verband met de zwemwaterkwaliteit van Zwemstrand Almere-Haven en Surfstrand Almere-Haven. Er wordt op gewezen dat een voldoende groot gedimensioneerde afbakening met een eventuele doorspoelbaarheid van het zwemwater, mogelijk een oplossing kan zijn. In het algemeen wordt gesteld dat voor het hele spectrum van recreatie de blauwalgaanpak van belang is. Daarbij wordt tevens gewezen op de sterke blauwalggevoeligheid van het Gooimeer en het 'conflicterende' vraagstuk van maaien waterplanten in verband met recreatievaart. | De gemeente is zich bewust van de aanwezigheid en de overlast van blauwalg in dit gebied. Daartoe beheert en onderhoudt de gemeente diverse systemen die de aanwezigheid van blauwalg beperken. Dat gebeurt in afstemmen met oa. Rijkswaterstaat. | |
Verzoek duidelijkheid te geven over hoe de gemeente wenst om te gaan met het beheerrisico van blauwalg. | De gemeente beheert en monitort continu diverse systemen die blauwalg zo veel mogelijk beperken. | |
Waterveiligheid: volgt 2e week april | De gemeente heeft geen nadere vooroverlegreactie ontvangen betreffende het aspect 'Waterveiligheid'. De provincie bevestigt dat het gehanteerde minimum vloerpeil voldoende veiligheid biedt bij het nieuwe streefpeil. Wel wordt de risicotool van de provincie aanpast aan het nieuwe streefpeil. | |
Gewezen wordt op het belang van het daadwerkelijk uitvoeren en voor zover mogelijk bij het bestemmingsplan betrekken van het vervolg natuuronderzoek in 2019. Opgemerkt wordt dat niet voor elke situatie en voor elke beschermde soort ontheffing zal kunnen worden afgegeven. | De tekst van de toelichting en devormvrije m.e.r beoordeling zijn geactualiseerd met het meest recente onderzoek. | |
Het hotel en de geplande extra kleine recreatie zal verstoring van natuurwaarden van de NNN met zich brengen. Hier dient naar gekeken te worden vanuit gebiedsbescherming en dit dient te worden afgestemd met Rijkswaterstaat. | Voor het “Eemmeer & Gooimeer Zuidoever” en “Markermeer & IJmeer” geldt dat een toename van waterrecreatie kan leiden tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelen. Dit bestemmingsplan voorziet echter niet in een groei van de jachthaven. De enige groei van waterrecreatie zal mogelijk ontstaan door de ontwikkelingen bij het surfstrand. Deze watersport zal echter niet leiden tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van de genoemde gebieden omdat deze zich niet tot in de genoemde Natura 2000-gebieden zal uitstrekken. Andere effecten voortvloeiend uit dit bestemmingsplan, worden niet verwacht. Voor het Naardermeer geldt dat hier stikstofgevoelige natuur aanwezig is. De mogelijkheden binnen dit bestemmingsplan (meer woningen en verblijfsmogelijkheden en daarmee samenhangend meer verkeer) kunnen leiden tot een verhoogde stikstofdepositie. Er is daarom een stikstofonderzoek uitgevoerd (zie bijlage bij Bijlage 3 Vormvrije Mer-beoordeling). In dit onderzoek is berekend wat de te verwachten stikstofdepositie ter plaatse van het Natura 2000-gebied zal zijn in de bouw- en gebruiksfase van het bestemmingsplan. Uit het stikstofonderzoek blijkt dat het planeffect van dit bestemmingsplan in de bouwfase en de gebruiksfase niet leidt tot een grotere stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jaar op enig relevant habitat. |
|
Ten aanzien van de PAS is er nog niets uitgewerkt. Ten aanzien van dit aspect wordt een voorbehoud gemaakt. | Er is onderzoek naar de stikstofdepositie. Het onderzoek is te vinden in de bijlagen bij Bijlage 3 Vormvrije Mer-beoordeling. De conclusies van het stikstofonderzoek hebben geleid tot aanpassing van de regels. De toelichting hierop is terug te vinden in 3.4.2 Algemene regels. | |
In de tabel H4 en de bijlage wordt de erfgoedwetgeving wel toegelicht, maar een korte intro op de erfgoedwet aan het begin van H5.10 inclusief de invulling hiervan is gewenst. De paragraaf gaat uitgebreid in op de omschrijving van de cultuurhistorische waarden, maar de vertaling/borging van deze waarden ontbreekt. Verzocht wordt inzichtelijk te maken hoe de gemeente met deze cultuurhistorische waarden om wenst te gaan. | Aan paragraaf 5.10 is een kopje 'Erfgoedwet' toegevoegd. | |
In de bovenste figuur op p. 108 staan zeven boringen weergegeven in een deel van het plangebied. Deze hebben geen informatie opgeleverd. Een dieptevrijstelling voor de opgespoten gebieden is logisch, maar de toelichting levert onvoldoende onderbouwing op waarom het gehele gebied geheel vrijgesteld zou kunnen worden. Verzocht wordt helderheid over te verschaffen. | Vrijstelling van het gebied is gebeurd bij de vaststelling van de Archeologische Beleidskaart Almere in 2016. Daarbij is gebruikt gemaakt van de beschikbare onderzoeken en conclusies die op moment van onderzoek zijn gemaakt. Deze kaart is op basis van de Archeologieverordening 2016 overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. | |
Op de tweede figuur van p. 108 is de legenda niet leesbaar. Wij adviseren u deze legenda leesbaar af te beelden en toe te lichten wat de rode sterren inhouden. Dan heeft de lezer ook voldoende informatie om te bepalen of de onderbouwing tbv vrijstelling vervolgonderzoek scheeps- en vliegtuigwrakken voor de onderzochte delen voldoende is. | De kwaliteit van de figuren is iets verbeterd. Voor de originele afbeelding en de bijbehorende leesbare legenda verwijzen we naar het onderzoeksrapport (Periplus Archeomare rapport nr. 10-A026). De rode sterren betrof sonar-contacten die uiteindelijke geen archeologische oorsprong bleken te hebben. | |
Gemeente Gooisemeren | Plan geeft geen aanleiding voor het geven van een reactie. | |
Vitens | geen reactie ontvangen | |
Staatsbosbeheer | geen reactie ontvangen | |
Natuur en Milieu Flevoland | geen reactie ontvangen | |
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | geen reactie ontvangen | |
Vogelwacht | geen reactie ontvangen | |
Gemeente Huizen | geen reactie ontvangen | |
Omgevingsdienst Flevoland, Gooi en Vechtstreek | In hoofdstuk 3.2.2. Recreatie toelichten dat kleinschalige evenementen zijn toegestaan. | Conform advies aangepast. |
H4 beleidskaders: Verordening op de Fysieke leefomgeving Flevoland 2012 is vervangen door Omgevingsverordening Flevoland. | Conform advies aangepast. | |
Paragraaf 5.2 en bijlage 2 akoestisch onderzoek: In de zin "Voor de bestaande bebouwing langs Gooimeerdijk-West, Strandweg en Sluiskade wijzigt de GES kwalificatie van redelijk tot goed niet.' is het woordje 'niet' waarschijnlijk niet bedoelt. | Het woordje 'niet' is hier wel correct. De zin leest echter inderdaad lastig/ is enigszins onduidelijk en is daarom aangepast: "De GES kwalificatie voor de bestaande bebouwing wijzigt niet en varieert van redelijk tot goed." Overigens heeft er ook een update van het akoestisch onderzoek plaatsgevonden en is de toelichting hierop aangepast. |
|
Artikel 4.4.b.1: Verwijzen naar het beleid 'Nota Evenementen in Almere 2015" of nogmaals aangeven dat alleen niet geluiddragende evenementen zijn toegestaan. | Artikel 4.4.b.1 is conform het advies aangepast. |
|
Artikel 4.4.b.3: In de Nota Evenementen in Almere 2015 is een algemene norm voor een 'niet-geluiddragend' evenement aangegeven van 70 dB(A). Dit is ruim hoger dan de aangegeven 45 dB(A). Opgemerkt wordt dat het mogelijk is dat het omgevingsgeluid al hoger zal zijn dan de aangegeven norm voor dergelijke evenementen. Verder wordt bij een 'niet-geluiddragend' evenement in de nota geen rekening gehouden met een dB(C)-norm. | Artikel 4.4.b.3 is conform het advies aangepast. |
Zienswijzen
PM
Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 2020
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. De Nationale Omgevingsvisie vervangt integraal de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Tegelijkertijd met het vervallen van de SVIR vervalt ook het Nationaal Milieubeleidsplan.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Hiermee wordt ingespeeld op de grote uitdagingen in de komende jaren. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen slechts een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt wel om zorgvuldige keuzes. Want de ruimte, zowel boven-, als ondergronds, is een schaars goed. Het combineren van al die opgaven vraagt een nieuwe manier van werken. Niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De NOVI dient op regionaal niveau uitgewerkt te worden zodat een gebiedsgerichte aanpak en maatwerk mogelijk is. Deze uitwerking heeft nog niet plaatsgevonden en is bovendien op een schaalniveau die het onderhavig plangebied overstijgt. Het planvoornemen past binnen de Nationale Omgevingsvisie.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Barro komen de volgende veertien nationale belangen terug:
Met betrekking tot de verstedelijking in het IJsselmeergebied is in het Barro opgenomen dat geen nieuwe bebouwing of landaanwinning toegestaan is. In afwijking hiervan (art. 2.12.2 Barro) is het toegestaan om binnen de gemeente Almere 12 hectare in het Gooimeer hiervoor aan te wenden.
Hoewel er binnen het plangebied gebouwd wordt buiten de primaire waterkering, valt het overgrote deel van de geplande bebouwing niet binnen de grenzen van het Barro-gebied (Bijlage 6 bij het Barro, kaart IJsselmeergebied). Zie hiervoor kaart 8 Wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (eerste aanvulling) op ruimtelijkeplannen.nl. Voor de nieuwe locatie van restaurant de Jutter geldt dat een klein deel binnen de grens van het Barro-gebied valt. Het betreft hier een oppervlak van ca. 270 m2 waar bebouwing mogelijk gemaakt wordt. Ook het woonblok dat deels het water in steekt valt voor een klein deel binnen het IJsselmeergebied. Dat betreft een oppervlak van ca. 75m2 waar woonbebouwing mogelijk wordt gemaakt. Daarnaast is er bebouwing mogelijk ten behoeve van het recreatieve gebruik zoals een toilet- en douchevoorziening en zijn er gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en jop's toegestaan. Het gaat daarbij slechts om zeer beperkte oppervlaktes. De bebouwingsmogelijkheden binnen het Barro-gebied vallen ruimschoots binnen de 12 hectare van art. 2.12.2 Barro.
Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.
Op het plangebied zijn de militaire radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.
Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.11 Radarverstoringsgebieden, installaties voor luchtverkeer en laserstraalvrije gebieden wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Het doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie ervan vraaggerichte programmering bevorderen. De Ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De Ladder is als procesvereiste opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (=Bro). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de Laddertoets moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is in artikel 1.1.1 onder i Bro als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
In dit bestemmingsplan worden nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In hoofdstuk 2.3 wordt hier nader op ingegaan.
RAAM-Brief (2009)
Rijk en regio willen de internationale concurrentiekracht en de duurzaamheid van de Noordelijke Randstad een impuls geven. In het programma Randstad Urgent zijn vijf grote projecten aangewezen die daaraan moeten bijdragen:
Deze vijf projecten worden bij de uitwerking en besluitvorming in samenhang bezien. Als onderdeel van deze aanpak heeft het Kabinet een aantal principekeuzes vastgesteld voor de ontwikkeling van het gebied tussen Amsterdam, Almere en Markermeer. Deze keuzes zijn gepresenteerd in de RAAM-brief die het Kabinet op 6 november 2009 heeft gepubliceerd. 'RAAM' staat voor 'Randstad-besluiten Amsterdam – Almere – Markermeer'. De RAAM-brief geeft de koers voor de na te streven ontwikkelingen aan. In de RAAM-brief heeft het kabinet ingezet op een westelijke ontwikkeling van Almere en dus niet voor een dominante ontwikkeling in oostelijke richting. Hier is het principe ontstaan dat de stedelijke ontwikkeling aan de westzijde van Almere plaatsvindt. Oosterwold krijgt een meer landelijke invulling.
Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 255 woningen mogelijk en voegt daarmee een nieuw en duurzaam woonmilieu toe dat onderdeel uitmaakt van de schaalsprong van Almere.
Rijk-regioprogramma Amsterdam - Almere - Markermeer (2013) (RRAAM)
In het Rijk-regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer (verder: RRAAM) werken het Rijk, de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland en de gemeenten Almere en Amsterdam samen om de drievoudige ambitie op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid en ecologie in de Noordelijke Randstad vorm te geven. Binnen RRAAM is onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in november 2013 de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer vastgesteld.
Almere groeit in fasen en organisch op locaties langs de bestaande vervoersassen (A6, A27 en Flevolijn) volgens het bestaande meerkernige stadsconcept. De locaties Poort, Nobelhorst, Centrum Weerwater en Oosterwold bieden ruimte aan een aanzienlijk aantal woningen, voorzieningen en aan bedrijvigheid. De locatie Centrum Weerwater wordt ontwikkeld tot een locatie met (boven-)regionale centrumfuncties. De Floriade in 2022 is een eerste initiatief en hierdoor zal het imago van Almere als aantrekkelijke suburbane stad een internationale impuls krijgen.
Samen met de groei van Almere zal ook de stedelijke infrastructuur en groenblauwe structuur meegroeien. Tegelijkertijd wordt een volwaardig voorzieningenpakket op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, cultuur, sport en duurzaamheid ontwikkeld. Door de verstedelijking langs de bestaande vervoersassen te concentreren, wordt druk opgebouwd die nodig is voor een verdere westwaartse groei van Almere en worden de investeringen in deze vervoersassen maximaal benut.
Om het toekomstperspectief en de stappen daar naartoe te realiseren, hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel gezamenlijke afspraken gemaakt voor de komende jaren. Die afspraken staan in de realisatieparagraaf van de Rijksstructuurvisie en in de Bestuursovereenkomst RRAAM en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0. Tezamen vormen zij de agenda voor de komende jaren. De samenhang tussen de stapsgewijze ontwikkelingen naar het toekomstperspectief wordt geborgd door het monitoren van de voortgang van de maatregelen en de effecten van de ontwikkelingen. Zo kan door het Rijk en de overheden in de Noordvleugel tussentijds worden bijgestuurd.
Om de agglomeratiekracht en daarmee de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel te versterken, is het in lijn met de Gebiedsagenda Noord-Holland, Utrecht en Flevoland de opgave om zoveel mogelijk woningen in bestaand stedelijk gebied in de regio's Amsterdam, Utrecht en Amersfoort en langs bestaande infrastructuurcorridors te bouwen op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Aanvullende verstedelijkingslocaties worden in de directe nabijheid daarvan gezocht. Daarnaast hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel geconcludeerd dat Almere goede mogelijkheden biedt om een aanzienlijk deel van de woningbehoefte van de Noordvleugel te accommoderen: richtpunt is 60.000 woningen: 25.000 woningen uit Noord-Holland, 15.000 uit de regio Utrecht en 20.000 woningen voor de autonome ontwikkeling van Almere.
Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 255 woningen mogelijk en voegt daarmee een nieuw woonmilieu toe.
Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)
Op 13 november 2013 is de Bestuursovereenkomst RRAAM ondertekend door het Rijk, de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, de stadregio Amsterdam en de gemeenten Amsterdam en Almere (verder: RRAAM). De Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer is bindend voor het Rijk. Met deze bestuursovereenkomst leggen partijen de afspraken vast om tot uitvoering te komen van de drievoudige ambitie op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid en natuur & recreatie ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer.
Partijen hebben ten aanzien van de stedelijke ambitie afgesproken dat met de adaptieve aanpak de (markt)vraag naar woningen en bedrijfslocaties van doorslaggevend belang is voor het tempo en de invulling van het ontwikkelen van het toekomstperspectief. Partijen monitoren voor het gebied de Noordvleugel de kwantitatieve en kwalitatieve actuele vraag naar en het aanbod van woningen. Onder duovoorzitterschap van de provincie Noord-Holland en het Rijk (namens deze vertegenwoordigers van de minister voor Wonen en Rijksdienst), wordt deze monitoring vanaf 2014 uitgevoerd. Partijen brengen de gezamenlijke rapportage jaarlijks uit.
Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 255 woningen mogelijk en voegt daarmee een nieuw woonmilieu toe.
Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)
Het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere hebben op 20 november 2013 in de Uitvoeringsovereenkomst de afspraken vastgelegd om tot uitvoering te komen van de stedelijke ambitie Almere, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer. Deze overeenkomst vervangt het eerdere Integraal Afsprakenkader (IAK) uit 2010. De afspraken in de uitvoeringsovereenkomst hebben betrekking op de integrale stedelijke ontwikkeling (Almere 2.0) en heeft betrekking op:
In de overeenkomst hebben partijen afgesproken dat het realiseren van de stedelijke ambitie (60.000 woningen) is gestart op 1 januari 2010. De vraag van de markt is een bepalende factor voor het tempo waarop de gebiedsontwikkelingen in Almere plaatsvinden. De gebiedsontwikkeling Almere Centrum Weerwater kan op basis van de uitvoeringsovereenkomst door de gemeente Almere worden opgestart. De gemeente Almere voert de regie over de afstemming tussen de gebiedsontwikkelingen in Almere middels onder meer de gemeentelijke programmeringscyclus (Meerjaren Programmering Grondexploitatie Almere).
Ten behoeve van de realisatie van Almere 2.0 wordt één gezamenlijk Fonds Verstedelijking Almere ingesteld. Het fonds is bestemd voor investeringen in projecten ten behoeve van de integrale ontwikkeling van Almere 2.0. Het gaat daarbij om projecten op het gebied van de Almere Tafel, Onderwijsstructuur, Culturele infrastructuur, Sportinfrastructuur, Economie en Floriade, Duurzaamheid, Programma groenblauw en Stedelijke bereikbaarheid.
Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 255 woningen mogelijk en voegt daarmee een nieuw woonmilieu toe.
Structuurvisie Windenergie op Land (2014)
Op 28 maart 2014 heeft de Ministerraad de Structuurvisie Windenergie op land (SvWOL) vastgesteld. Daarmee is het beleid van kracht geworden om ruimte te bieden voor grootschalige windparken om de doorgroei naar ten minste 6.000 megawatt (MW) windenergie op land in 2020 te realiseren. Het voornemen om een structuurvisie voor Windenergie op land op te stellen is aangekondigd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De belangrijkste reden voor het ontwikkelen van de SvWOL is de wens van het kabinet om grootschalig windenergievermogen te concentreren in de daarvoor meest geschikte gebieden. Op die manier kan de landschappelijke versnippering en verstoring worden beperkt. Bovendien zal het aanwijzen van gebieden voor grootschalige windenergie in een structuurvisie de procedure voor realisatie van grote projecten versnellen. Naast grootschalige windparken zijn ook kleinschalige initiatieven (kleiner dan 100 MW) noodzakelijk om de 6.000 MW windenergie op land in 2020 te halen. De ministers van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken hebben met de provincies afspraken gemaakt over de realisatie van 6.000 MW in 2020, die deel uitmaken van de Structuurvisie. In de Structuurvisie Windenergie op land zijn 11 gebieden in Nederland aangewezen waar grootschalige opwekking van windenergie (meer dan 100 MW) mogelijk is. Hiermee biedt de SvWOL het ruimtelijk kader voor deze grootschalige windprojecten, waarop de rijkscoördinatieregeling (RCR) van rechtswege van toepassing is. De gebieden zijn in overleg met de provincies aangewezen. In onderstaande afbeelding zijn de gebieden in Flevoland aangewezen die in aanmerking komen voor grootschalige windenergie.
Aangewezen gebieden voor grootschalige opwekking van windenergie
Het plangebied valt niet in een gebied dat in de Structuurvisie Windenergie op Land (SvWOL) is aangewezen voor grootschalige opwekking windenergie. Het bestemmingsplan maakt geen grootschalige opwekking van windenergie mogelijk.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met deze Structuurvisie
Structuurvisie Randstad 2040 (2010)
In de Structuurvisie Randstad 2040 (2010) heeft het kabinet keuzes gemaakt om van de Randstad in 2040 een duurzame en concurrerende Europese topregio te maken waar mensen graag wonen, werken en recreëren. Groene woon- en werkmilieus zijn daarbij nodig om de variatie in vestigingsmilieus te vergroten. Mogelijkheden daarvoor liggen onder meer in Almere. Grootschalige stedelijke ontwikkeling van Almere is noodzakelijk voor het opvangen van de groei in de noordelijke Randstad tot 2040. Ook in deze structuurvisie is aangegeven dat de opgave bestaat om tot 2030 60.000 woningen te bouwen.
Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 255 woningen mogelijk en is dus in overeenstemming met de Structuurvisie Randstad 2040.
Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:
Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water. Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan behandeld in paragraaf 5.8 Waterparagraaf.
Nationaal waterprogramma 2022-2027 en Beleidsregel toetsingskader waterkwaliteit (2022)
Nederland is een waterland. De opgaven op het terrein van water zijn omvangrijk en worden in de toekomst alleen maar groter. Om ons land ook voor de komende generaties veilig, aantrekkelijk en leefbaar te houden, is het Nationaal Water Programma 2022-2027 (NWP) ontwikkeld. Dit NWP beschrijf de hoofdlijnen van het nationale waterbeleiden het beheer van de rijkswateren en rijksvaarwegen. Voor het waterbeleid is het NWP een uitwerking van de Nationale Omgevingsvisie. Belangrijke onderdelen van het NWP zijn de stroomgebiedbeheerplannen, het overstromingsrisicobeheerplan en het Programma Noordzee, die als wetelijke bijlagen zijn opgenomen.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterprogramma. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging. In het kader van de Vormvrije Mer-beoordeling is het toetsingskader doorlopen. Hieruit blijkt dat het plan alleen positieve heffecten heeft op de biologische kwaliteitselementen.. Het plan vormt dan ook geen belemmering voor het behalen van de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water in waterlichaam Randmeren-Zuid. Zoals in paragraaf 5.8 Waterparagraaf is aangegeven, zijn er vanuit het aspect waterveiligheid geen belangrijke negatieve gevolgen van/voor het plan te verwachten.
Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden
Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.
Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is onder meer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidsstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).
Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.
Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:
Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen en vervangen door de Erfgoedwet. De artikelen 11 t/m 14a uit de Monumentenwet blijven, totdat de Omgevingswet van kracht wordt echter van toepassing op basis van de Erfgoedwet, artikel 9.1, lid 1, sub a. Deze wetswijziging heeft daarom geen consequenties voor de uitgangspunten van het beleid en regelgeving.
De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.
Overig rijksbeleid
Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:
Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid.
Omgevingsprogramma Flevoland en Omgevingsverordening Flevoland (2022),
Omgevingsprogramma Flevoland
Het Omgevingsprogramma anticipeert op de toekomstige Omgevingswet, waarin staat dat een provincie moet beschikken over een programma. Daarin is al het beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming of behoud van de fysieke leefomgeving gebundeld. Daarmee zijn beleidskeuzes compact en de samenhang geborgd. Het programma bindt de provincie, maar gemeenten en waterschappen moeten er bij het maken van plannen of beleid wel rekening mee houden. Over verstedelijking zegt het programma het volgende:
In de afgelopen decennia is in Flevoland onvoldoende gedifferentieerd gebouwd. De nadruk lag op ruime eengezinswoningen. Hoewel Flevoland een opvangtaak voor andere delen van Nederland behoudt, komt de woningbehoefte van de huidige inwoners steeds nadrukkelijker op de voorgrond te staan. Hierbij moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van ouderen, alleenstaanden en starters, omdat de bestaande woningvoorraad daar onvoldoende aan tegemoet komt.
Bij Almere en Lelystad is behoefte aan specifieke woonmilieus. Kernpunten zijn:
Omgevingsverordening Flevoland (2022)
In de Omgevingsverordening van provincie Flevoland zijn alle regels vastgelegd die de provincie hanteert op het gebied van onder andere wegen, water, milieu, bodem, natuur, wonen en ruimte. Dit kunnen zowel regels zijn voor burgers of bedrijven als (instructie-)regels voor andere overheden.
Voor de betekenins van dit beleid voor het bestemmingsplan, zie hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders. De nieuwe woningen passen binnen de regels van de Omgevingsverordening Flevoland.
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008
In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Een archeologische verwachting vervalt echter op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal archeologiebeleid.Uit onderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied geen gebieden aanwezig zijn die archeologisch waardevol zijn. Er wordt dan ook geen regeling m.b.t. archeologie opgenomen.
Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017)
De Omgevingsvisie FlevolandStraks is op 8 november 2017 vastgesteld door Provinciale Staten een geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van Flevoland. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities er zijn voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de provincie vormt de basis voor de visie.
In 2030 en verder is Flevoland de kroon op de Nederlandse poldertraditie. Het toont waar Nederland groot in is: land maken uit water en hierin een samenleving tot bloei laten komen. Bij nieuwe ontwikkelingen is er evenwichtige aandacht voor fysieke, sociale en economische aspecten. Gelijktijdig wordt de eigenzinnige schoonheid van de oorspronkelijke opzet van de polders gekoesterd. Flevoland draait in 2030 grotendeels op duurzame energievoorziening. Kansen van de veranderende economie, waaronder circulaire economie, worden benut. In 2030 en verder onderscheidt Flevoland zich bovenregionaal met een aantal voorzieningen, dat van excellente kwaliteit is, bijvoorbeeld excellente woonmilieus in Almere en groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de randen van de Flevopolders.
In de Omgevingsvisie staat niet precies beschreven wat, waar en wanneer moet komen. Met de Omgevingsvisie wordt de koers voor de lange termijn uitgezet. Hierbij worden de bovenlokale opgaven met een provinciaal belang en met een langetermijnperspectief gedefinieerd. De visie is richtinggevend voor alle andere - deels verplichte - provinciale programma's en plannen.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie. Kustzone Haven behoort tot het stedelijk gebied. Er worden maximaal 255 woningen mogelijk gemaakt.
RO-Visie Werklocaties 2015 (2016)
Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 28 juni 2016 de RO-visie Werklocaties Flevoland vastgesteld. Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. Om dit te bereiken worden acht leidende principes gehanteerd:
Met het oog op de verschuivende behoefte van formele naar informele locaties neemt de provincie afscheid van de zeven locatietypen uit de beleidsregel 'Locatiebeleid stedelijk gebied 2011'. Voor Almere is er met name een opgave voor bedrijventerreinen (daar is sprake van een mismatch door afnemende en veranderende marktvraag, planvoorraad is te groot), kantoren (afnemende vraag, leegstand loopt op) en winkels (minder vraag, kansrijke en kansarme winkelgebieden onderscheiden). In het locatiebeleid worden voortaan twee verschillende concepten van werklocaties voor het stedelijk gebied onderscheiden: formele en informele werklocaties.
a. Formele werklocaties zijn scherp afgebakend, monofunctioneel, bestemd voor handel, industrie en bedrijven in de hogere milieucategorieën. Enige (commerciële) dienstverlening is toegestaan. Beleid is schrappen en deprogrammeren en het tijdelijk anders bestemmen van gronden.
b. Informele werklocaties zijn locaties in milieucategorieën 1 tot en met 3, waarbij sprake is van een zekere menging met andere functies.
Kantorenlocaties: de opgave is een kwalitatieve groei zonder dat de kwantiteit toeneemt; keuze maken tussen locaties waar uitbreiding mag die echt iets toevoegt aan de bestaande voorraad en locaties waar het aantal kantoren verminderd moet worden; aanvalsplan voor de leegstand opstellen.
Winkels: gemeenten moeten aangeven welke winkelgebieden kansrijk zijn; nieuwe winkelgebieden of grote uitbreidingen worden getoetst aan de Ladder en mogen niet buiten 'stedelijk gebied'; detailhandel op bedrijventerreinen mag niet.
Leisure biedt kansen om de (be)leefbaarheid te vergroten; inspelen op kansrijke ontwikkelingen: kwaliteit toevoegen en toetsen aan de Ladder.
Maatschappelijk vastgoed en zorg: de ladder is bij nieuwe ontwikkelingen bepalend.
Landelijk gebied: zie bestaand beleid in Omgevingsplan 2006, beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008, agenda Vitaal Platteland 2015 en onderzoek ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland 2013.
De visie bevat een veranderagenda als aanzet voor het noodzakelijke transitieproces dat gemeenten de komende jaren moeten ondergaan bij werklocaties. Hierbij ligt de focus op elf agendapunten waaraan inhoudelijke en procesindicatoren zijn gekoppeld om de voortgang hiervan te monitoren. Gemeenten zijn in de 'lead' op de agendapunten die direct raken aan de ontwikkeling en de realisatie van werklocaties. De provincie is in de 'lead' op de agendapunten met een bovenlokale impact. Het gaat om:
Voor de betekenins van dit beleid voor het bestemmingsplan, zie hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders. Het
bestemmingsplan bevat mogelijkheden voor leisure. De laddertoets is opgenomen in hoofdstuk 2.3
Ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt om het gebied ruimtelijk en kwalitatief te verbeteren.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de RO-visie Werklocaties Flevoland.
Waterprogramma Watersysteem blijvend op orde! (2021)
De provincie bepaalt de hoofdlijnen van het waterbeleid. Het gaat om de regionale wateren, het grondwater en zwemwater. Om de doelen te bereiken heeft de provincie haar gebiedspartners hard nodig, met name het waterschap. Het buitendijkse oppervlaktewater valt onder het waterbeleid van het Rijk. De provincie vindt het belangrijk dat:
1. Het watersysteem op orde blijft. Flevoland heeft een relatief goede uitgangspositie als het gaat om schoon water, voldoende waterbeschikbaarheid en veilige dijken.
2. Het watersysteem kan bijdragen aan realisatie van andere functies/opgaven. Soms stelt het watersysteem ook grenzen aan bepaalde ontwikkelingen.
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het waterprogramma.In het bestemmingsplan is geregeld dat laagst gelegen verblijfsruimten op minimaal 1,50 + NAP dienen te liggen. Er is een dubbelbestemming Waterstaat Waterkering en Vrijwaringszones- dijk 1 en 2 opgenomen.
Programma Landschap van de Toekomst structuurvisie (2021)
Dit programma presenteert de richtinggevende provinciale kijk op de waarde en identiteit van het Flevolandse landschap. Het beschrijft het ontstaan en de kernkwaliteiten van het landschap. Dat is vertaald in een visie en overwegingen voor de toekomst. Daarbij anticipeert de provincie op de grote veranderingen die het landschap van Flevoland te wachten staan. Het programma werkt de visie uit in concrete doelen voor de komende jaren. Samenwerking met partners in het gebied krijgt daarbij nadrukkelijk aandacht.
Ruimtelijke kwaliteit van verleden, heden en toekomst
Het Programma Landschap van de Toekomst benoemt de kernkwaliteiten van het Flevolandse landschap. Deze kwaliteiten vormen de basis voor vernieuwing en verrijking van het landschap van de toekomst. Het nastreven van een hoge ruimtelijke kwaliteit is hierin een belangrijk doel. Want de inrichting van het landschap wordt complexer en uitdagender. De visie koppelt de kwaliteiten daarom aan de ruimtelijke opgaven. Dat wordt gedaan in de vorm van overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit. Dit zijn handreikingen voor behoud, versterking en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het landschap van de toekomst. Met de visie wordt beoogd te gaan van het inpassen van losse initiatieven, naar het actief samenhangend inrichten van het landschap van de toekomst.
Essentie van de visie
De essentie van het Programma Landschap van de Toekomst bestaat uit vier overwegingen. Deze zijn gemeente-overstijgend en bepalen in hun samenhang het karakter en de essentie van het Flevolandse landschap. De synthese geeft richting bij het behouden van de landschappelijke kernkwaliteiten en ruimte voor vernieuwing en ontwikkeling.
De vier overwegingen zijn voor landschap van provinciaal belang en moeten bij iedere ontwikkeling in het kader van de ruimtelijke kwaliteit als overweging worden meegenomen.
Behoud het waterbouwkundig bouwwerk als fundament van de polders en de landschappelijke identiteit. Maak de verschillende onderdelen (dijkzones, gemalen, vaarten, sluizen) daarvan zichtbaar en beleefbaar.
Versterk monumentale belevingsassen om de beleving van het open polderpanorama te garanderen. Geef hieraan per polder onderscheidend vorm.
Geef het landschap vorm op basis van de ruimtelijke concepten van de drie polders. Ontwikkel de concepten door, om ruimtelijke opgaven in het landschap een plek te geven.
Werk Flevoland-breed integraal aan opgaven en doe ontwerpend onderzoek. Geef extra aandacht aan hybride gebieden met een hoge dynamiek en waar meerdere opgaven samen komen.
Verdieping aan de hand van vijf thema’s
Aan de hand van een aantal thema’s wordt de essentie van de visie verder uitgediept. Hierin worden grote ruimtelijke transities aan de synthese en de kernkwaliteiten van het landschap gekoppeld. Per thema zijn overwegingen meegegeven voor ruimtelijke kwaliteit.
Deze thema’s zijn:
In het landschap van de toekomst presenteert Flevoland zich sterker naar de omgeving. Met fraaie dijklandschappen en aantrekkelijke stedelijke kapen aan het water. Waar een sterke ecologie en recreatieve functies het blauwe hart betekenis geven.
In het landschap van de toekomst beweegt de landbouw mee met geleidelijk veranderende klimatologische omstandigheden. We maken een omslag naar natuurinclusieve landbouw binnen krachtige kavel- en erfstructuren.
In het landschap van de toekomst zijn stad en land in balans. Kenmerkende Flevolandse lange lijnen verbinden ze met elkaar. Water- en groenstructuren zijn de basis voor aantrekkelijke stadsranden en een toegankelijk landschap.
In het landschap van de toekomst zijn energielandschappen efficiënt en zorgvuldig ontworpen. Met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, biodiversiteit en beleving.
In het landschap van de toekomst zijn de kenmerkende Flevolandse lanen, singels en bossen aantrekkelijk, veerkrachtig en toekomstbestendig. Met aandacht voor variatie, een grote soortenrijkheid en biodiversiteit.
Illustratieve uitwerking voor elke polder
Het programma werkt algemene overwegingen per polder specifieker uit en visualiseert ze met illustraties. Globale ‘snedes’ door het landschap tonen hoe we opgaven en veranderingen in het landschap kunnen vormgegeven. De overwegingen per polder zijn niet vast omlijnd. Wel sturen deze de ontwikkeling van het landschap van de toekomst.
Samenwerken aan ruimtelijke kwaliteit
Het programma beredeneert de overwegingen ruimtelijke kwaliteit primair vanuit het landschappelijke belang. Iedereen die aan het landschap van de toekomst werkt, kan ze inzetten. Het Programma Landschap van de Toekomst beschrijft 7 uitgangspunten, inclusief de Handvatten voor Ruimtelijke Kwaliteit (HARK). Om zo structuur te geven aan het proces van samenwerken aan ruimtelijke kwaliteit.
HARK is een handzame matrix. De matrix koppelt de herkomstwaarde, gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap aan economische, ecologische en sociaal-culturele belangen. HARK is hiermee een instrument om opgaven en stakeholders met elkaar te verbinden. Zo nemen we ruimtelijke kwaliteit mee in de integrale afweging binnen projecten en ontwikkelingen. Als één van de belangen.
Activiteiten en maatregelen voor de komende jaren
In het laatste hoofdstuk van het programma staat wat de provincie op de korte termijn gaat doen om de doelen op het gebied van landschap te bereiken. In de driedeling ‘proactief handelen’, ‘slim combineren’ en ‘meedenken en inspireren’ worden verschillende activiteiten en maatregelen beschreven. Er wordt toegelicht hoe de provincie wil samenwerken, welke provinciale belangen er zijn en welke rol de provincie pakken. Daarnaast wordt beschreven welke beleidsinstrumenten de provincie tot zijn beschikking heeft voor het uitvoeren van het PLvdT. De provincie gaat het effect en de voortgang van het PLvdT monitoren om te kunnen bepalen of het beleid wordt aangepast of dat wordt bijgestuurd.
Voor het bestemmingsplan betekent dit:
Behoud het waterbouwkundig bouwwerk als fundament van de polders en de landschappelijke identiteit. Maak de verschillende onderdelen (dijkzones, gemalen, vaarten, sluizen) daarvan zichtbaar en beleefbaar.
De Kustzone is een buitendijks gebied gelegen tegen de Gooimeerdijk en vormt het zuidelijke deel van de landschapszone rondom Almere Haven. Deze landschapszone vormt van oudsher de overgang van stad naar landschap en biedt ruimte voor recreatie, groen en de beleving ervan. Het zuidelijke deel van deze landschapszone wordt gevormd door de Kustzone, waarbij het als buitendijkse opspuiting de harde overgang van de waterkerende dijk verzacht en plaats biedt aan recreatie, ontspanning en beleving van het weidse buitendijkse landschap.
Dit landschappelijk recreatieve DNA van het gebied is leidend bij de verdere ontwikkeling van het gebied en zal worden versterkt. De recreatieve, veelal op het water gerichte, voorzieningen worden verbeterd. Groenblauwe verbindingen maken zowel de verscheidenheid aan landschappen binnen de Kustzone, alsook de weidsheid van het Gooimeer, beter beleefbaar. De landschapsinrichting en de stedenbouwkundige opzet, met onder andere woningbouw en een hotel, voegen dynamiek aan het gebied toe en hechten de Kustzone sterker aan binnendijks Almere Haven. Het stadsdeel oriënteert zich hiermee meer naar het water, waarbij de versterkte kwaliteiten van het gebied ten volste benut kunnen worden.
Versterk monumentale belevingsassen om de beleving van het open polderpanorama te garanderen. Geef hieraan per polder onderscheidend vorm.
Met de ontwikkeling van de Kustzone wordt het waterfront van Almere Haven uitgebreid vanaf de Havenkom tot aan de 'kop' van de Kustzone. Er ontstaat een stedenbouwkundige structuur van bebouwing langs de Sluiskade, die uitmondt in een openbaar 'balkon' aan het Gooimeer. Havenaren, alsook bewoners van het gebied, ervaren hier de weidsheid van het Gooimeer ten volle. Bestaande zichtlijnen blijven binnen deze opzet behouden.
Geef het landschap vorm op basis van de ruimtelijke concepten van de drie polders. Ontwikkel de concepten door, om ruimtelijke opgaven in het landschap een plek te geven.
De Zuidelijke Flevopolder kenmerkt zich door een landschap van grote eenheden. Almere vormt, als meerkernige stad, een eenheid en definieert hiermee de invulling van de westzijde van de Polder. De Kustzone vormt een onderdeel van het stadsdeel Almere Haven en valt hiermee binnen de grotere eenheid van Almere. Met de verdere ontwikkeling van de Kustzone wordt de aanhechting van het gebied met de rest van de kern versterkt en zal het, binnen de structuur van de stad, een betekenisvoller en meer integraal onderdeel vormen van de stad.
Werk Flevoland-breed integraal aan opgaven en doe ontwerpend onderzoek. Geef extra aandacht aan hybride gebieden met een hoge dynamiek en waar meerdere opgaven samen komen.
De Kustzone transformeert van een landschappelijk recreatieve 'rand', naar een integraal onderdeel van de Almere Haven. Als groen overgangsgebied komen de stad en het landschap hier op een unieke wijze samen. Door deze verwevenheid, en de versterking van de groenblauwe waarden, ontstaan er unieke, (bio)diverse en toekomstbestendige landschappen die een raamwerkvormen voor nieuwe dynamische woon- en verblijfmilieus.
Regionaal beleid
Waterbeheerprogramma 2022-2027 De kracht van water (2022)
De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2022-2027. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar te beschermen tegen overstromingen, te zorgen voor schoon en voldoende water en het zuiveren van afvalwater
Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: omgeving, waterveiligheid, voldoende en gezond water, schoon en gezuiverd water:
1. omgeving
Het waterschap draagt bij aan een toekomstbestendige en waterrobuuste inrichting als rolbewuste betrouwbare partner
2. waterveiligheid
Het waterschap beschermt de inwoners en de waarden van het beheergebied tegen overstromingen
3. Voldoende en gezond water
Het waterschap zorgt voor een robuust watersysteem dat past bij de gebruiksfuncties, dat goede levensomstandigheden biedt aan inheemse flora en fauna en dat bestand is tegen extreme weersomstandigheden. De fysische chemische toestand ondersteunt de ecologie en de gebruiksfuncties.
4. Schoon en gezuiverd water
Het waterschap draagt bij aan een gezonde leefomgeving door afvalwater van huishoudens en bedrijven naar zuiveringen te transporteren en schoon te maken.
Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterbeheerprogramma opgesteld. Het Waterbeheerprogramma geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen.
Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterbeheerprogramma toegepast. In hoofdstuk 5.8 Waterparagraaf is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen. In het kader van waterveiligheid is het vereiste opgenomen dat het vloerpeil van de laagstgelegen verblijfsruimten op minimaal 1,5 m + NAP is gelegen. Verder bevat het bestemmingsplan een dubbelbestemming voor de primaire en regionale waterkering en zijn er vrijwaringszones opgenomen voor de binnen- en buitenbeschermingszones.
Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht Eindbalans 2015-2030 (2009)
De regionale en gemeentelijke partners in de Noordvleugel Utrecht waren het in een eerdere fase van hun samenwerking (2004) al voorlopig eens geworden over een totale behoefte aan nieuwe woningen (56.500 à 65.500 woningen) en bedrijventerreinen (580 ha. netto) in dit gebied. Tegen de achtergrond van de landschappelijke kwetsbaarheid van de Noordvleugel Utrecht is dit een zeer grote opgave. Deze behoefte was een belangrijk gegeven voor het kabinet-Balkenende 3 dat in 2006 de Noordvleugelbrief uitbracht. Om de ruimteclaim op de gemeenten van de Noordvleugel Utrecht minder zwaar te maken, werd besloten 10.000 à 15.000 van de circa 60.000 woningen in Almere te bouwen. Daarmee kwam vast te staan dat Almere niet alleen een onderdeel van de Amsterdamse agglomeratie is, maar ook vast verankerd is in het Goois/Utrechtse deel van de Noordvleugel.
In dit bestemmingsplan wordt een nieuw en duurzaam woonmilieu aan Almere toegevoegd. Er worden maximaal 255 woningen gebouwd. Daarmee is dit bestemmingsplan in overeenstemming met de Ontwikkelingsvisie.
Overig provinciaal en regionaal beleid
Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:
Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciaal en regionaal beleid.
Almere Principles (2009)
Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad en luiden als volgt:
1. Koester diversiteit
2. Verbind plaats en context
3. Combineer stad en natuur
4. Anticipeer op verandering
5. Blijf innoveren
6. Ontwerp gezonde systemen
7. Mensen maken de stad
Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Almere Principles. In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht.
Omgevingsvisie Almere (2017)
Volgens plan is Almere uitgegroeid tot een moderne tuinstad van stadsdelen in een groen-blauw raamwerk. De omgevingsvisie is erop gericht dit te behouden, maar ook de vele uitdagingen aan te kunnen gaan. Deze visie is gebaseerd op twee principes: organische ontwikkeling (spontaan, geen vast eindbeeld) en adaptief beleid (inspelen op verrassingen, geen blauwdrukken). Deze principes liggen ten grondslag aan vier uitgangspunten:
- wonen en werken: functiemenging, meer betaalbare woningen voor senioren, kleine huishoudens voor beter evenwicht, transformatie, negen focusgebieden (zie programmaplan wijkgericht werken).
- wonen en zorg: zo lang mogelijk zelfstandig wonen door voldoende geschikte woningen waar zorg geleverd kan worden, bv. (groeps)woningen voor begeleid wonen.
- centrale voorzieningen: versterking Almere centrum, functiemenging in stads(deel)centra
- detailhandel: complementariteit van winkelcentra versterken, met name Poort, Buiten en Haven.
- sociaal-maatschappelijke voorzieningen: in alle stadsdelen gezondheidscentra, basisscholen en buurtontmoetingscentra.
- culturele voorzieningen: bevorderen vraag en faciliteren.
- onderwijs: versterken leer- en werkomgeving, opstellen integraal Huisvestingsplan Onderwijs (stadscentrum als campus, gezamenlijk ruimtegebruik), groenonderwijs.
- toerisme en recreatie: ruimte bieden voor kansrijke initiatieven, versterken kust-Duin en Nationaal Park.
- sport: clusteren van voorzieningen, direct in woonomgeving, uitnodigende groen-blauwe structuur.
figuur: ruimtelijke hoofdstructuur
Ruimtelijke reserveringen
Met deze eerder gemaakte beleidskeuzes dient rekening te worden gehouden bij (ruimtelijke) initiatieven:
De gereserveerde locaties of andere gebieden die nog niet ontwikkeld zijn, kunnen tijdelijk gebruikt worden voor bv. het opwekken van duurzame energie (zonnevelden) of verbouw van gewassen.
figuur: reserveringen
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Programmaplan Almere Haven (2007)
In 2004 heeft de raad het kaderplan Bestaande Stad en de stadsdeelvisies voor Almere Haven, Buiten en Almere-Stad vastgesteld. De gemeente Almere heeft deze stadsdeelvisies vertaald naar gebiedsgerichte programmaplannen. Met de externe partners en gemeentelijke diensten zijn hoofddoelen en opgaven voor de stadsdelen mede op basis van sociale- economische en ruimtelijke analyses geformuleerd en uitgewerkt in projecten en acties. Daarbij heeft een integratie plaatsgevonden van de werkplannen van de partners en gemeentelijke diensten.
1. Benutten kansen water
Focus: waterrecreatie
2. Op peil houden commercieel & maatschappelijk voorzieningenniveau
Focus: centrum
3. Verbeteren leefbaarheid aandachtswijken
Focus: Wierden en Werven
4. Versterken concurrentiekracht werk & woonmilieu
Focus: wooncarrière in Haven
Met het plan voor Kustzone Haven wordt een bijdrage geleverd aan de programmadoelen 1, 2 en 4. Eén van de maatregelen voor het focusgebied Centrum Almere Haven is het versterken van het toeristisch profiel en het verlevendigen van de kuststrook tussen de Havenkom en het surfstrand.
Het bestemmingsplan voldoet aan dit beleid.
Samen-Leven in Haven, Visie 2040 en Aanpak 2020-2024, Vernieuwing binnenring van Almere Haven
De visie 'Samen-Leven in Haven, Visie2040' (hierna: Visie 2040) is in 2020 vastgesteld door het Havenverbond. In december 2021 heeft de gemeenteraad ingestemd met de volgende strategische toekomstkeuzes uit deze visie:
- verhouding 40/60 voor gereguleerde huur/overige woningen in binnenring-wijken in 2040,
- 2.500 nieuwe woningen in zes woonzones: Centrum, Transformatiegebieden, Singelgracht, Achter de Dijk, Kust en De Wijken,
Met het plan voor Kustzone Haven wordt een bijdrage geleverd aan het ontwikkelen van de Havenkom/Kust/Centrumgebied tot hotspot (stadsrecreatieplek).
Duurzaamheidsagenda, een groene gezonde stad Almere (2020), Uitvoeringsprogramma Groene en Gezonde Stad en Monitor Groene en Gezonde Stad
Het doel van de Duurzaamheidsagenda is dat Almere 2.0 een ecologisch, sociaal en economisch duurzame stad is. Deze nieuwe stad, die in de jaren 70 van de vorige eeuw als duurzame stad werd ontworpen op uit zee gewonnen land, zal ook in de toekomst nog steeds leefbaar en gezond zijn. Almere zal een vitale gemeenschap zijn en blijven, met een rijke verscheidenheid aan woon- en werkmogelijkheden, in een leefbare en toekomstbestendige omgeving van ruimte, water, natuur en cultuurlandschappen die door de tijd heen kunnen groeien en veranderen.
Met deze Duurzaamheidsagenda wordt aangesloten bij de nationale (klimaat-)doelstellingen om de CO2- uitstoot drastisch te verminderen met 49% in 2030 en 95% in 2050. Dat doen wij langs de lijn van de 6 thema’s met – naast het continueren van het reeds ingezette beleid op die thema’s - verschillende nieuwe projecten en initiatieven. Ook wordt duurzaam werken structureel geborgd in onze gemeentelijke organisatie. Hierbij wordt het principe ‘pas toe of leg uit’ als uitgangspunt gehanteerd voor de gestelde doelstellingen: wij doen ons uiterste best om de doelstellingen te halen, maar zijn ook afhankelijk van externe factoren en ontwikkelingen in de markt. Daar waar van de doelstellingen wordt afgeweken, wordt dat met gegronde redenen onderbouwd.
Met de Duurzaamheidsagenda worden de volgende doelstellingen nagestreefd:
Drie gemeentebrede transities waarmee duurzaamheid wordt geborgd in de interne gemeentelijke processen en verantwoordelijkheden:
• Sleutelproject - Balanceren energienet: Het waarborgen van de betrouwbaarheid van het energienet op alle momenten van de dag en alle dagen van het jaar.
• Sleutelproject - Praktijk – en Innovatiecentrum Circulair ontwerp en hergebruik: Het versterken van de circulaire arbeidsmarkt als cruciale bouwsteen voor de circulaire economie, door onderwijs, innovatie en praktijktoepassingen samen te brengen.
Uitvoeringsprogramma Groene en Gezonde Stad
Onder de noemer van het programma Groene en Gezonde Stad geven we uitvoering aan de ambities uit de duurzaamheidsagenda. Ieder jaar stelt het programmabureau Groene en Gezonde Stad, in samenwerking met de trekkers van de transities en interventies uit de duurzaamheidsagenda, een uitvoeringsprogramma op. In het uitvoeringsprogramma worden de geplande activiteiten voor het betreffende jaar toegelicht.
Monitor Groene en Gezonde Stad
Via de monitor Groene en Gezonde Stad 2020/2021 de voortgang sinds de vaststelling van duurzaamheidsagenda in kaart gebracht. In de vorm van een magazine worden via interviews en artikelen verschillende projecten binnen de interventies uit de duurzaamheidsagenda uitgelicht. Tevens worden hierin ook de data indicatoren die in december 2020 door het college zijn vastgesteld, voor zover beschikbaar, weergegeven.
De bestaande groene kwaliteiten in het gebied worden ingepast en verder versterkt. In het bestemmingsplan zijn enkele ecologisch te behouden elementen aangeduid vanwege hun waarde voor het gebied en de stad.
Op gebiedsniveau is daarom de ambitie om energieneutrale woningen te bouwen door in te zetten op “all-electric” in combinatie met (individuele) warmte-koudeopslag, warmtepompen en zonnepanelen. Het bestemmingsplan maakt dit mogelijk. Deze uitgangspunten worden opgenomen in de tender- en uitgiftevoorwaarden.
Bijzonder aandachtspunt is het verder tegengaan van de blauwalg problematiek, met name ter plaatse van het zwemstrand. Naast het al eerder door de gemeente ingezette intensief beheer wordt gekeken naar innovatieve oplossingen om blauwalg hier te voorkomen. Tevens wordt onderzocht of het mogelijk is een afgeschermde zwemplek te realiseren om blauwalg te weren
Er geldt een verplichting om aardgasloos te bouwen. Er is geen stadsverwarming aanwezig in Almere Haven.
Energie Werkt! (2015)
In Almere wordt vanaf 2008 gewerkt aan de ambitie om in 2025 energieneutraal te zijn. De Almere Principles (2008) vormen de basis van een aantal opvolgende afspraken. Met het Rijk en de Provincie Flevoland zijn energie afspraken vastgelegd in het Integraal Afspraken Kader (IAK Almere 2.0, 2010) en meer specifiek uitgewerkt in de Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014. Daarin is onder andere afgesproken dat de gemeente Almere streeft naar energieneutraliteit in 2025.
Almere heeft de ambitie om in 2022 al energieneutraal te zijn (exclusief mobiliteit). Om dit te bereiken is het noodzakelijk om focus te brengen in de vereiste gezamenlijke inspanning met, door en voor de stad, om een versnelling in hernieuwbare energievoorziening te realiseren. Dit is aanleiding geweest om te komen tot (en tevens het doel van) het Programmaplan Energie Werkt! Het programmaplan richt zich op de periode 2015 - 2018.
Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen:
In deze werklijn wordt langs vier speerpunten ingezet op het vergroten van hernieuwbare (elektrische) energieopwekking uit zon. Het stimuleren van extra panelen op particuliere daken en daken van gemeentelijk vastgoed, scholen en verenigingen wordt in deze werklijn vormgegeven. Ook wordt gekeken hoe we grootschalige panelen kunnen realiseren op huurwoningen en wordt onderzocht hoe en waar zonnevelden op (braakliggende) gronden kunnen ontstaan.
Deze werklijn legt de focus op het verduurzamen van het bestaande warmtenet en het aanleggen en voeden van eventuele nieuwe warmtevoorziening op hernieuwbare energiebronnen. Voor het bestaande net wordt in het programma een beeld gegeven van de mogelijke opties om het net te verduurzamen en welke investeringen daarbij horen. Er wordt verkend of en hoe met partner Nuon samengewerkt gaat worden. Het bespreken van de hoogte en differentiatie in aansluittarieven maakt deel uit van deze verkenning. Voor nieuwe gebieden wordt ingezet op innovatieve technieken.
Windenergie kan zowel binnen als buiten Almere opgewekt worden. De keuze in deze werklijn is dat Almere binnen de gemeentegrenzen initiatieven faciliteert als bewoners of bedrijven daarom vragen. Binnen deze werklijn zijn hiervoor strikte criteria opgesteld en worden initiatieven daarin begeleid. Voor investeringen in windenergie buiten Almere wordt verkend hoe op passende wijze aangesloten kan worden op lopende ontwikkelingen binnen de Provincie Flevoland. In deze werklijn is opgenomen dat in elk nieuw bestemmingsplan kleinschalige windinstallaties mogelijk worden gemaakt via binnenplanse afwijking van de bouwregels, waarbij de windinstallatie op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw geplaatst moet worden. De toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden en de rotordiameter van de windinstallaties mag maximaal 2 meter bedragen (zie Programmaplan Energie werkt!, juli 2015, pagina 26).
In deze werklijn worden Almeerse scholen en verenigingen aangezet tot het nemen van duurzame energiemaatregelen en worden deze brandpunten in de Almeerse wijken en buurten benut om de ambitie energieneutraal in 2022 onder de aandacht te brengen en zichtbaar vorm te geven. Door inzicht te verschaffen in mogelijke maatregelen en daarbij financieringsarrangementen aan te bieden wil deze werklijn in deze doelgroep hernieuwbare energie als standaard neerzetten.
Bewoners worden vanuit deze werklijn ondersteund om stappen te (blijven) zetten naar een energieneutraal Almere. Via diverse stimuleringsmaatregelen wordt hierop ingezet. Door inzicht en advies te verschaffen maar ook financieringsmogelijkheden te geven draagt deze werklijn binnen deze doelgroep bij aan een versnelling in de duurzame energietransitie. Voor bedrijven wordt ingezet op meer inzicht in rendabele investeringen en maatregelen die samenhangen met energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking.
Voor het plangebied betekent dit dat de plaatsing van kleinschaloge windinstallaties in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Zonnepanelen op daken zijn vergunningvrij en dus in het plangebied ook toegestaan.
Woonvisie 2020-2030: Thuis in Almere, Evenwichtig bouwen aan de toekomst (2020)
De woonvisie bevat de ambities en opgaven op het gebied van het wonen in Almere voor een periode van tien jaar (2020-2030). Kern van de woonvisie, en het meest in het oog springende verschil met de woonvisie uit 2009, is de wens om meer te sturen en daarvoor de woningbehoefte leidend te laten zijn. In de woonvisie wordt de woningbouwopgave benoemd die na vaststelling van de woonvisie wordt uitgewerkt in een stedelijk woningbouwprogramma. De woningbouwopgave uit de woonvisie is daarmee straks sturend voor de ontwikkeling van nieuwe woningbouwplannen. De woonvisie is verder een belangrijke basis voor afspraken met onder andere woningcorporaties en huurders, zorg- en welzijnspartijen en met ontwikkelende partijen.
In essentie is het doel van de woonvisie dat inwoners fijn kunnen wonen in Almere. Fijn wonen heeft te maken met het aansluiten van de woningvoorraad op de woningbehoefte van onze huidige en toekomstige inwoners. Daarbij gaat het om het type woning (eengezinswoningen, appartementen) maar ook om betaalbaarheid. De laatste jaren zien we dat met name de betaalbaarheid van woningen voor middeninkomens onder druk staat. Ook starters hebben het moeilijk op de woningmarkt. Met de woonvisie geven we inzicht in welke maatregelen we als gemeente willen nemen om bij te dragen aan onze doelstelling: fijn wonen voor onze inwoners. Daarbij gaat het om ambities en opgaven met betrekking tot het uitbreiden van de woningvoorraad (nieuwbouw) en met betrekking tot de woningen die er al staan.
De visie kent vier hoofdlijnen met ambities:
Woonvisie 'Thuis in Almere' biedt een kader voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied. De
woonvisie biedt verder geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
Verordening middeldure huurwoningen Almere 2023 CONCEPT
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bieden gemeenten de mogelijkheid om per deelgebied in bestemmingsplannen te eisen dat een bepaald percentage van categorieën woningen wordt gerealiseerd in nieuwbouwplannen. Dit kan voor de categorieën sociale huur, middeldure huur, sociale koop en particulier opdrachtgeverschap. In een verordening moeten de huurprijs, de doelgroep en de instandhoudingstermijn van middeldure huurwoningen worden vastgelegd. Deze verordening heeft alleen betrekking op (ver)nieuwbouw. Sinds 1 juli 2017 kan de gemeente ook sturen op toevoeging van de categorie middeldure huurwoningen. Deze mogelijkheid, de woningbouwplannen en de volkshuisvestelijke doelen van de gemeente Almere zoals ook vastgelegd in de Woonvisie 2020 -2030 'Thuis in Almere', het Actieplan Betaalbaarheid vormen de uitgangspunten voor deze Verordening Middeldure huurwoningen Almere 2023.
De CONCEPT Verordening Middeldure huurwoningen Almere 2023 bevat de uitwerking van wat door de gemeente als een middeldure huurwoning wordt gezien. Dit biedt de mogelijkheid om in het bestemmingsplan percentages op te nemen en dit op perceelsniveau in een exploitatieplan vast te leggen.
In de verordening zijn de middeldure huurwoningen opgenomen. De maximale aanvangshuurprijs voor middeldure huurwoningen wordt hiermee vastgelegd, waarbij voorwaarden worden gesteld aan de kwaliteit (oppervlakte). Deze grens moet de gemeente bepalen. Ook regelt de verordening dat de middeldure huurwoningen gedurende een bepaalde periode voor de doelgroep beschikbaar moeten blijven binnen de bepaalde prijscategorie. De verordening regelt niet de toewijzing van woningen aan individuele huishoudens.
In de Woonvisie Almere en Stedelijk Woningbouw Programma Almere is bepaald dat in gebiedsontwikkelingen sociale huur, middeldure huur en betaalbare koop, en dure voorraad per gebied op basis van Stedelijk Woningbouw Programma Almere wordt toegevoegd. Daarnaast is bepaald dat de 10% middeldure voorraad aan het huursegment wordt toegevoegd. Dit wordt per ontwikkelgebied bepaald met de mogelijkheid om gemotiveerd naar beneden af te wijken als het aandeel betaalbare koop of sociale huur hoger is.
Vooruitlopend op de vaststelling van deze verordening is in de regels een minimum aantal van 10% middeldure woningen opgenomen. Dit komt overeen met het aantal dat in de Grondexploitatie is opgenomen.
Kadernota Grondbeleid (2021)
Met de Kadernota Grondbeleid wordt beoogd om, door middel van integrale afwegingen, beter sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkelingen en controle op de realisatie van doelstellingen. Deze doelstellingen zijn integraal en hebben betrekking op alle categorieën ontwikkelingen. De doelstellingen gaan over zowel nieuwe gebieden als stedelijke vernieuwing. De sturingsmogelijkheden worden verbeterd door inzicht te bieden in (financiële) processen, instrumenten, rolkeuze en rapportage. Ook dat is onderdeel van deze Kadernota. Naast deze procedurele kwesties biedt de Kadernota Grondbeleid ook een nieuwe kijk op de samenloop van verschillende beleidsdoelstellingen bij ruimtelijke ontwikkelingen. We zien steeds meer dat het gewenst is om verschillende ruimtelijke opgaven en ambities, zoals de woonbehoefte, de energietransitie, klimaatadaptatie en infrastructuur te combineren met behoeften aan verbetering in de sociaal/economische omstandigheden, zoals inkomen/werkgelegenheid, inclusiviteit, gezondheid en veiligheid. Meerwaarde ontstaat door al deze sectorale uitdagingen en ambities integraal te benaderen en op die manier een plek te geven in de ruimtelijke ontwikkelingen. Een actueel thema als de financiering van bevolkingsvolgende voorzieningen, kan met deze nieuwe werkwijze in een vroeg stadium onderdeel vormen van de integrale afweging voor nieuwe gebiedsontwikkelingen. Met deze benadering is de financiering van bevolkingsvolgende voorzieningen niet geregeld, maar wel wordt in beeld gebracht welke middelen daarvoor noodzakelijk zijn. De Kadernota schept hiervoor een kader, waarmee het mogelijk is om op basis van het integrale beoogde resultaat van een ruimtelijke ontwikkeling keuzes te maken over:
1. De rol die de gemeente zelf wenst in te nemen om een ontwikkeling gerealiseerd te krijgen;
2. De gewenste maatschappelijke doelen versus de daarmee verband houdende financiële gevolgen voor de gemeente;
3. De verschillende scenario's om tot ontwikkelingen van een locatie/gebied te komen.
Kadernota Grondbeleid 2021 biedt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
Welstandsnota 2018, versie 2 (2020)
Op 12 juli 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met de Welstandsnota 2018, waarbij de vorige nota uit 2014 is ingetrokken. Op 27 februari 2020 is de Welstandsnota 2018 versie 2 vastgesteld. Net als in de nota van 2014 zijn grote delen van de stad welstandsvrij, omdat de kwaliteit van de bebouwing bij bewoners in goede handen is en het stadsbeeld hiermee levendiger en verrassender kan worden. In deze gebieden behoeven bouwplannen niet meer preventief getoetst te worden op het welstandsaspect. Ten opzichte van de nota uit 2014 zijn het Floriadegebied en Duin Etalagebieden geworden in plaats van vallend onder respectievelijk het groenblauw raamwerk en welstandsvrij en is de contour van centrum poort aangepast. Met de vaststelling van de Welstandsnota 2018 versie 2 is de Regenboogbuurt onder welstandszorg gebracht en is de welstandskaart aangepast.
De verplichte welstandstoets blijft gehandhaafd voor de volgende gebieden en thema's, omdat daar het bewaken van het gemeenschappelijk belang (identiteit en gezicht van de stad en kwaliteit van de collectieve ruimte van de stad) van groot gewicht is:
Het landschap in Almere vormt het groenblauwe raamwerk waarin de stadsdelen zijn gevat. Voor dit
groenblauwe raamwerk geldt een restrictief bouwbeleid: alleen gebouwen die een positieve bijdrage
leveren aan het functioneren van het groenblauwe raamwerk zijn welkom. In de nota 'Kleur aan groen'
(zie 3.4 Groene stad) is dit beleid vastgelegd en uitgewerkt.
Het stelsel van hoofdwegen, spoorlijnen en vaarten vormt het raamwerk waarlangs mensen zich door
Almere voortbewegen. Het betreft zowel het aanzien van de gebouwde bestandsdelen van deze
hoofdinfrastructuur zoals bruggen, viaducten en geluidschermen als de beeldbepalende elementen van de bebouwing langs de hoofdinfrastructuur die het stadsbeeld mede bepalen.
De bebouwing in de centra van de kernen Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten bepaalt in
belangrijke mate het beeld van deze gebieden, die van collectief belang zijn.
Een aantal gebieden is van bijzondere betekenis voor het stadsbeeld van Almere. Zij verdienen om die
reden extra bescherming. Het gaat om de Bouwrai-gebieden Muziekwijk 1990, Filmwijk 1992, Het Gewilde Wonen 2001 in de Eilandenbuurt en de prijsvraaggebieden de Fantasie, de Realiteit en de Eenvoud. De Regenboogbuurt valt hier niet onder en is dus vooralsnog welstandsvrij.
Duin en Floriade zijn unieke ontwikkelgebieden met een meerwaarde voor Almere. Deze gebieden zijn welstandsplichtig, behalve voor gronden waarvoor nog geen omgevingsvergunning is verleend. Met andere woorden: een aanvraag voor een nieuwe woning is niet welstandsplichtig, maar een aanvraag voor verbouw aan een bestaande wel. De aanvraag voor de nieuwe wordt beoordeeld door een kwaliteitsteam.
Met het aanbrengen van reclameborden in de openbare ruimte en aan gebouwen zijn grote financiële
belangen gemoeid. Het risico van wildgroei bij het vrijlaten van reclame in de openbare ruimte is groot.
Beperking is noodzakelijk, om te voorkomen dat de architectuur geheel ondergeschikt wordt aan
reclame. Een regulerend beleid beschermt bovendien winkels en bedrijven met een kwaliteitsuitstraling.
Op onderstaand fragment van de Welstandskaart is aangegeven in welke gebieden welk welstandsbeleid van toepassing is in Kustzone Haven en omgeving.
Wanneer een gebied welstandsvrij is, wil dat overigens niet zeggen dat er geen regie is. Voor de
omvangrijkere (her)ontwikkelingsgebieden kan het college supervisie door kwaliteitsteams instellen, bijvoorbeeld in etalagebieden. Ook kan bewonerswelstand worden ingesteld indien 2/3 meerderheid in een gebied aangeeft dat welstandstoetsing gewenst is. Voor het hele grondgebied van de gemeente geldt verder de excessenregeling. De excessenregeling is het instrument om bouwwerken, die in ernstige mate ontsierend zijn voor de omgeving, te laten aanpassen. De excessenregeling is gericht op het uiterlijk en is niet bedoeld om de plaatsing van bouwwerken tegen te gaan.
De Kustzone Haven ligt in het groenblauwe raamwerk, waarvoor welstandsbeleid van toepassing is (zie groene arceringen op de Welstandskaart). Voor de uitwerking van het welstandbeleid in dit gebied wordt verwezen naar de nota 'Kleur aan groen' (zie paragraaf 3.4 Groene stad).
Beleidsnota kleine bouw 2008 (2009, partiële herziening 2010)
In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.
Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:
Voor dit plangebied betekent dit dat de uitgangspunten van de nota zijn verwerkt in de regels en op de verbeelding.
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)
Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Masten dienen zo dicht mogelijk bij hoofdinfrastructuur te worden gesitueerd. Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken. Plaatsing van masten gebeurt zo min mogelijk in natuurgebieden, in parken en aan de rand van woongebieden. Bij de plaatsing van antennes dienen de aanvragers zoveel mogelijk gebruik te maken van elkaars opstelpunten, tenzij dit technisch niet mogelijk is. Plaatsing van antennes gebeurt bij voorkeur op bestaande verticale elementen: gebouwen, torens, bestaande masten en hoogspanningsmasten.
Voor het plangebied betekent dit dat buiten de woongebieden masten en antennes zijn toegestaan.
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)
De regels in de Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen zorgen ervoor dat de watergangen in de stad op een verantwoorde manier gebruikt kunnen blijven worden. In artikel 5:19, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2011 is een verbod opgenomen om met een vaartuig in openbaar water een ligplaats in te nemen, een ligplaats te hebben dan wel beschikbaar te stellen. In de aanwijzing en nadere regels ligplaatsen is geregeld dat dit verbod niet van toepassing is op de aangewezen gedeelten van het openbaar water die als ligplaatsen woonschepen zijn aangegeven op kaart die bij de aanwijzing hoort. Op de kaart bij de aanwijzing zijn ook vaste ligplaatsen, afmeeroevers, passantenligplaatsen, wachtplaatsen, particulier water en particuliere oevers aangegeven.
Binnen het plangebied zijn geen ligplaatsen voor woonschepen of afmeeroevers aangewezen.
Beleidsnota prostitutie en seksbranche Almere, Naar een veilige seksbranche -Almere 2018 (2019)
Op 12 juli 2018 is het nieuwe prostitutiebeleid door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Op 19 juli 2018 heeft de gemeenteraad ingstemd met een aantal belangrijke kaders en uitgangspunten van dit beleid. Het beleid is per 19 juli 2019 in werking getreden. De vorige nota uit 2000 is ingetrokken. Het beleid was verouderd gelet op nieuwe ontwikkelingen in de branche zelf en aanstaande nieuwe landelijke wetgeving (de Wrp). Ook was het vestigingsbeleid te complex en beperkt onderbouwd.
Het nieuwe beleid heeft vier speerpunten: regulering van de branche, aanpak van misstanden, versterken van de positie van de prostituee én toezicht en handhaving. Raam- en straatprostitutie blijven in heel Almere verboden. Andere seksbedrijven zijn onder voorwaarden toegestaan in de (multifunctionele) stadscentra van Stad, Buiten, Haven en Poort. Er geldt dus geen maximumstelsel meer, maar er vindt maatwerk plaats door een toets op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Op reguliere bedrijventerreinen zijn alleen prostitutiebedrijven beperkt mogelijk: maximaal een bedrijf per bedrijventerrein met een maximum van twee, mits de onderlinge hemelsbrede afstand meer dan 200 meter bedraagt. Andere seksbedrijven (sekstheaters en -bioscopen) zijn hier niet toegestaan. Op de reguliere bedrijventerreinen Stichtsekant, Twentsekant en het Groene Kadeweg gebied zijn geen enkele soorten van seksbedrijven toegestaan.
Seksbedrijven zijn verboden in woonwijken, omdat dit een negatieve invloed heeft op het woon- en leefklimaat wegens aanloop van prostituees, klanten en pooiers. Niet-bedrijfsmatig werkende thuiswerkers mogen wel in woonwijken, mits is voldaan aan de beroep-aan-huisregeling. Op binnenstedelijke en industriële bedrijventerreinen en in overige gebieden/ landschapstypes (bos, moeras, park, voorzieningenpark, water, identiteitsdragers) zijn seksbedrijven niet toegestaan. Voor bestaande seksbedrijven op binnenstedelijke bedrijventerreinen geldt een overgangsregeling.
Een escortbedrijf is geen seksbedrijf, omdat dit bedrijf slechts bemiddelt tussen prostituee en klant en er geen seksuele handelingen plaatsvinden. Deze mogen dus overal in Almere. Wel is een vergunning nodig, omdat gelegenheid wordt geboden tot prostitutie.
Bij elke nieuwe aanvraag voor een vergunning voor een seksbedrijf wordt getoetst op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Voorwaarde is dat vestiging alleen mogelijk is op minimaal 100 meter hemelsbreed van gebouwen voor de openbare eredienst en lagere scholen.
Voor het plangebied betekent dit dat een escortbedrijf en niet-bedrijfsmatig werkende thuiswerkers zijn toegestaan als bedrijf aan huis.Seksbedrijven zijn niet toegestaan binnen het plangebied.
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)
Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van coffeeshops in Almere. Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen. Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder Categorie I “ lichte horeca”. Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:
Voor het plangebied betekent dit dat er geen coffeshops zijn toegestaan.
Mobiliteitsvisie Almere 2020-2030 (2020)
De visie heeft als ondertitel “verder bouwen op de sterke basis die Almere heeft” en is uitgewerkt langs 4 hoofdlijnen. De vier hoofdlijnen en de daarbij gestelde doelen zijn:
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van dit beleidsplan.
Nota Parkeernormen 2020 (2020)
Parkeernormen worden gebruikt om te berekenen hoeveel parkeerruimte nodig is. De normen zijn alleen van toepassing op (nieuwe) ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning vereist is. Denk aan nieuwbouwprojecten, uitbreidingen van bestaande bebouwing en functiewijzigingen (ook wel transformatie genoemd). Het aantal aan te leggen plaatsen is afhankelijk van de grootte van de voorziening en de parkeernorm die bij die ontwikkeling hoort. Parkeerplaatsen worden in beginsel aangelegd op eigen terrein.
Het gebruik van juiste parkeernormen draagt bij aan een fijn leef- en woonklimaat. Voldoende parkeerplaatsen voorkomt parkeeroverlast.
Hoe we met parkeernormen omgaan, staat omschreven in de Nota Parkeernormen 2020.
De parkeerregeling in dit bestemmingsplan voldoet aan de Nota parkeernormen.
Visie Werklocaties Almere (2022)
Met dit beleidskader geeft het college aan welke soorten werklocaties, ook wel werkmilieus genoemd, er voor bedrijven nodig zijn in Almere, om zich te vestigen, te groeien en voor de gewenste werkgelegenheid kunnen zorgen. Centraal in de visie staan daarbij het ruimte bieden aan de vraag naar nieuwe werkmilieus gericht op ontmoeting en interactie, zoals het stadscentrum en de bestaande werklocaties. Het is belangrijk dat de bestaande werklocaties hun werkfunctie behouden om werkgelegenheid voor de Almeerse beroepsbevolking te kunnen bieden. Die werkfunctie stond op verschillende plaatsen in Almere onder druk door transformatie-initiatieven van werkfuncties naar niet-werkfuncties, zoals wonen. Met de nieuwe Visie Werklocaties Almere wordt helderheid verschaft waar transformatie wel en niet mogelijk is.
Kustzone Haven is (samen met Centrum Haven) aangeduid als Centrummilieu. Bedoeling is dat daar functiemenging plaatsvindt van wonen, werken en voorzieningen. ‘Interactie’ op een goede manier faciliteren neemt een belangrijke plaats in in de Visie Werklocaties. Daarbij wordt vooral interactie tussen werkenden, studenten, winkelpubliek, bewoners en recreanten, in het hele gebied, overdag en ‘s avonds, de hele week door bedoeld. Voorbeelden van gewenste activiteiten/functies bij deze interactie zijn kantoren - bij voorkeur multi-tenant, flexwerkconcepten, horeca, onderwijs, zorg, winkels, concertpodia, musea, wonen, recreëren op pleinen en in parken, kleinschalige sportvoorzieningen, kunst in openbare ruimte en kleinschalig ambachtelijk (bijvoorbeeld schone maakindustrie).
In het bestemmingsplan zijn meerdere soorten funties mogelijk gemaakt, waaronder wonen en horeca.Detailhandel en echte werkfuncties zijn niet voorzien.
Vestigingsvisie Horeca Almere 2016
Uitgangspunt is om horeca te concentreren en te mengen met andere activiteiten in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin. In andere milieus is horeca alleen toegestaan, mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening.
In groene milieu's zoals de kustzone van Almere Haven, is horeca toegestaan, mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening. In de vestigingsvisie is geen specifiek beleid opgenomen voor hotels en andere vormen van verblijfsrecreatie. Voor deze functies geldt dat de inpassing hiervan per initiatief maatwerk is.
Afwegingskader hotels in Almere (2019)
Het voorgestelde afwegingskader geeft invulling aan de gewenste kwalitatieve sturing op nieuwe hotelinitiatieven. Het afwegingskader heeft tot doel het zakelijk en toeristisch-recreatieve profiel van Almere zorgvuldig vorm te geven en richt zich derhalve niet op logiesvoorzieningen die een andere markt bedienen, zoals vakantieverhuur en Short Stay. Vakantieverhuur betreft het verhuren van de eigen woning aan toeristen of expats voor de duur van maximaal 60 dagen. Voor de regulering hiervan bestaat binnen Almere nog geen beleid opgesteld. Bij Short Stay gaat het om wonen waarbij de bewoners maximaal 6 maanden in de woning mogen verblijven, De doelgroepen van Short Stay bestaan doorgaans uit arbeidsmigranten en/of urgente woningzoekers, die een zeer beperkte tot geen bijdrage leveren aan het toeristisch-recreatieve profiel van de stad.
Het afwegingskader voorziet niet in de sturing op verschillende hotelconcepten, zoals budgethotels en hostels, casual luxury, high end, boutique hotels of doelgroepenhotels, die vaak worden getypeerd met een sterrenclassificcatie van 1 t/m 5. In de hotelmarkt zijn huur- of exploitatiecontracten van 20 jaar en meer gangbaar. Risicodragende partijen zoals exploitanten, eigenaars en financiers gaan derhalve niet over één nacht ijs voordat een hotel zijn deuren opent. De hotelclassificatie en het concept zullen zorgvuldig worden afgestemd op de verwachte doelgroep(en) in het betreffende marktgebied. Vooralsnog zijn de lopende hotelinitiatieven in Almere te vinden in het drie en viersterrensegment. De mogelijke angst dat Almere vooral lowbudget hotels zal huisvesten is daarmee ongegrond. De doelgroep van lowbudget hotels (jongeren) is vooral gericht op overnachting en verblijf in Amsterdam zelf.
Almere en daarbinnen concentratiegebied en kansengebieden
Het afwegingskader sluit in beginsel binnen Almere op voorhand geen gebieden uit voor de vestiging van hotels. Concentratie van hotels is gewenst daar waar enerzijds vraag is vanuit de markt en anderzijds de spin-off voor het gebied/de stad het grootst is, waarbij concentratie van toeristisch-economische functies leidt tot onderlinge kruisbestuiving, efficiencyvoordelen en een groter marktbereik.
In Almere Centrum is er sprake van een uitstekende bereikbaarheid, met op korte (reis)afstand Amsterdam Centrum, - Zuid en Schiphol. Ook is het spin-off effect voor de stad het grootst door een uitgebreid aanbod aan binnenstedelijke voorzieningen zoals een Schouwburg, groot kernwinkelgebied, uitgebreide horeca, musea en andere vrijetijdsvoorzieningen. Het levert extra traffic op in de binnenstad en een impuls aan de leefbaarheid en de transformatie naar de gewenste 14-16 uurs economie in Almere Centrum. Andersom is vestiging van hotels in Almere Centrum juist ook vanwege de aanwezigheid van de voorzieningen interessant voor de exploitanten hiervan. Potentieel interessant zijn verrassende concepten en bijzondere architectuur/iconen (het hotel is een attractie op zich) en specifieke doelgroepen (“Visit Amsterdam, see Holland”, training/onderwijs).
Vestiging van hotels in Almere Centrum sluit aan bij de Almere 2.0 programmalijnen ‘Versterken Hart van de Stad’ en ‘Versterken cultuur, recreatie en toerisme’. Ook hieruit bestaat een beleidsmatige aanleiding om hotelinitiatieven in Almere Centrum te concentreren.
Naast het concentratiegebied, worden in enkele delen van Almere grotere kansen gezien voor hotels dan in andere delen: de zogenaamde kansengebieden. Deze gebieden hebben baat bij een versterking van het toeristisch-economische profiel, of hebben reeds een (in potentie) sterk toeristisch-economisch profiel waarbij een hotel nog ontbreekt. Bij meerdere gelijktijdige initiatieven zal bij schaarser wordende marktruimte voor hotels, de voorkeur uitgaan naar hotelinitiatieven in het concentratiegebied en de kansengebieden. De kansengebieden zijn:
Om het onderscheid tussen concentratiegebied, waar de meerwaarde van nieuwe hotels voor de stad het grootst wordt geacht en de overige delen van Almere tot uiting te laten komen, worden in het afwegingskader twee sets criteria gehanteerd, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen reguliere criteria (voor ieder nieuw hotelinitiatief van toepassing) en additionele criteria (voor nieuwe hotelinitiatieven buiten het concentratiegebied). Het afwegingskader geldt alleen voor nieuwe hotelinitiatieven.
De vestiging van een nieuw hotel is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Detailhandelsvisie Almere 2020
Met deze visie is beoogd voor Almere een toekomstbestendige winkelverzorgingsstructuur te formuleren, voor winkels en winkelgebieden met een dagelijks (ondersteunende centra en stadsdeelcentra), niet dagelijks (Almere centrum) en volumineus (woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra) verzorgende functie. Heldere keuzes ten aanzien van de verzorgingsstructuur is in eerste instantie in het belang van de bewoners van Almere. Daarnaast biedt het oog op continuïteit en investeringen ook zekerheid aan ondernemers en eigenaren van winkelvastgoed.
De fysieke winkelmarkt is een krimpende markt. Ook Almere moet daarom als sterk groeiende, meerkernige stad kiezen. Kiezen met als doel een gezonde(re) winkelstructuur te behouden. Daarbij horen heldere keuzes: wat wil je waar faciliteren en stimuleren? Maar ook, wat wil je waar vooral niet? Waar eerder de substantiële bevolkingsgroei in Almere garant stond voor de mogelijkheid tot de uitbreiding van het winkelareaal, betekent het nu veelal broodnodig extra draagvlak voor reeds bestaand aanbod.
Bij de vestiging van nieuwe winkelvoorzieningen en/of de verplaatsing van bestaande winkelvoorzieningen wordt in beginsel gekozen voor twee uitgangspunten:
• Een evenredige spreiding van winkels over de stad, en
• De juiste functie op de juiste plaats.
Het principe van ‘een evenredige spreiding van winkels over de stad’ waarborgt de toegankelijkheid voor bewoners uit alle stadsdelen, waardoor consumenten voor deze voorzieningen een relatief beperkte afstand hoeven af te leggen. Met het principe van ‘de juiste functie op de juiste plaats', koesteren wij de vitale onderdelen van de Almeerse winkelstructuur.
In de Detailhandelsvisie wordt volledig ingezet op de bestendiging van de vitale onderdelen van de Almeerse winkelstructuur bestaande uit het reguliere aanbod en het volumineuze aanbod.
Regulier aanbod
Voor de reguliere (dagelijks en niet-dagelijks) detailhandel onderscheiden we in Almere drie verzorgingsniveaus: stadsverzorgend, stadsdeelverzorgend en wijkverzorgend.
• Het stadsverzorgende winkelgebied Almere Centrum heeft de potentie uit te groeien tot één van de belangrijkste centrumgebieden van Nederland. Er is een ruim en groeiend direct potentieel in Almere zelf. Daarnaast kent het centrum al een ruim aanbod retailers met trekkracht tot buiten de gemeentegrenzen van Almere. Verdichting met andere functies, verbreding van het winkelaanbod met ook andere stadsverzorgende functies en een compacter, maar krachtiger winkelhart zijn belangrijke opgaven om dit voor Centrum Almere te bereiken. Alle stadsverzorgende functies dienen daarom in beginsel in het stadscentrum van Almere te landen;
• De stadsdeelcentra van Almere Haven, Buiten en straks Poort dienen de centra te zijn waar niet alleen alle stadsdeelverzorgende detailhandel een plek krijgt, maar ook alle aan de detailhandel gelieerde (commerciële en niet-commerciële) voorzieningen en publieksfuncties met een stadsdeelverzorgende functie: horeca, leisure, cultuur etc. Voor de winkelfunctie van de stadsdeelcentra ligt krimp meer voor de hand dan groei of bestendiging. De focus ligt op de versterking van de functie van huiskamer van ieder stadsdeel, een plek om te verblijven en elkaar te ontmoeten, in combinatie met een compact(er) winkelhart, primair gericht op een rijke keuze in dagelijks en ander frequent benodigd winkelgemak. De supermarkten kennen geen oppervlaktebeperking en onderscheiden zich daarmee in breedte en diepte van het assortiment ten opzichte van de supermarkten in de ondersteunende centra binnen de stadsdelen;
• De ondersteunende centra van Almere zijn belangrijk voor de dagelijkse verzorging van de bewoners in de wijken. Ze voorzien de Almeerse consument op relatief korte afstand van de woning van de dagelijkse boodschappen in combinatie met (in ondergeschikte mate) aanvullend dagelijks gemak. Bestendiging van de positie van deze centra, meer dan versterking ervan, is voor deze centra het devies.
Volumineus aanbod
• In de Detailhandelsvisie wordt ingezet op bestendiging van Doemere als hèt cluster van stads- en regioverzorgende volumineuze detailhandel in Almere. Woninginrichting is de drager en er wordt gekozen winkels in woninginrichting voor zoveel mogelijk te concentreren in Doemere. Woonwinkels versterken elkaar en zijn gebaat bij clustering. In het kader van het Plan van aanpak stedelijke vernieuwingsopgave Centrum Almere Buiten heeft de gemeenteraad op 10 oktober 2019 besloten “niet langer te streven naar de ontwikkeling en realisatie van een retailcentrum van PDV/GDV (perifere detailhandelsvestiging/grootschalige detailhandelsvestiging) op Twentsekant en te kiezen voor Doemere als stedelijk en regionaal winkelcentrum voor wonen, vrije tijd en doe-het-zelf en dit vast te leggen in de actualisatie van de Detailhandelsvisie Almere”. Met het vastleggen van bestendiging van Doemere als hèt cluster van stads- en regioverzorgende volumineuze detailhandel in Almere in de nieuwe Detailhandelsvisie wordt uitvoering gegeven aan dit raadsbesluit;
• Tuincentra en bouwmarkten: Bouwmarkten en tuincentra hebben een meer stadsdeelverzorgende functie dan de winkels in woninginrichting. Ze worden vaker bezocht dan winkels in woninginrichting en hebben minder baat bij clustering. Een evenredige spreiding van deze voorzieningen over de stad waarborgt de toegankelijkheid voor bewoners uit alle stadsdelen, waardoor consumenten voor deze voorzieningen een relatief beperkte afstand hoeven af te leggen. Deze evenredige spreiding draagt bij aan het voorzieningenniveau voor de bewoners en zal zo veel mogelijk in stand worden gehouden;
• Overig verspreid PDV-aanbod: Naast Doemere en de bouwmarkten en tuincentra zijn er her en der verspreid over de stad PDV-winkels te vinden. Het beleid ten aanzien van deze vestigingen is niet veranderd ten opzichte van de Detailhandelsvisie 2014. Waar ze nu gevestigd zijn, kunnen ze blijven, maar nieuwe verspreide vestigingen worden niet toegestaan.
Om te beoordelen of initiatieven passen in de geschetste hoofdwinkelstructuur is in hoofdstuk 7 van de Detailhandelsvisie een viertal afwegingsschema’s opgenomen. Met de eerste drie schema’s (initiatieven PDV-branches, initiatieven GDV-branches en nieuwe vestigingen van supermarkten) wordt initiatiefnemers inzicht gegeven in de overwegingen die de gemeente hanteert bij het beoordelen van initiatieven voor nieuwe vestigingen, die niet passen binnen de bestaande planologische kaders en waarvoor een planprocedure moet worden doorlopen. Het vierde schema (initiatieven uitplaatsing supermarkten) geeft richting bij de vraag welke afwegingen gemaakt moeten worden bij de beoordeling van initiatieven tot uitplaatsingen of verplaatsing van deze supermarkten als onderdeel van de ondersteunende centra.
Kiezen voor een vitale structuur en daar volledig op inzetten in beleid en inspanning, betekent ook dat er keuzes gemaakt worden om dingen consequent niet (meer) te doen. De belangrijkste keuzes die hierin gemaakt worden zijn:
Geen nieuwe winkelclusters realiseren, met een uitzonderingen voor nieuwe woonwijken waar voldoende draagvlak is voor een ondersteunende dagelijkse voorziening, en voor de hoofdcentra van nieuwe stadsdelen (de zogenaamde stadsdeelcentra), zoals Poort, Hout en Pampus.
Geen verspreide ontwikkelingen mogelijk maken. Binnen de volumineuze detailhandel wordt een uitzondering gemaakt voor tuincentra en bouwmarkten.
Beleidsregels
De beleidsregels die voortvloeien uit de visie zijn deels een bestendiging van de regels in de visie uit 2014, en deels zijn het nieuwe beleidsregels.
De bestaande beleidsregels zijn gerelateerd aan het uitgangspunt uit de visie van 2014 dat de gemeente de ruimte biedt aan ondernemers. In die visie was daarover het volgende opgenomen: ‘We willen de mogelijkheden voor zittende en nieuwe detailhandelsondernemers in Almere behouden en vergroten. Een gezond ondernemersklimaat is daarvoor een belangrijke randvoorwaarde. We houden vast aan onze slogan ‘Het kan in Almere’ en zullen alles in het werk stellen ondernemers de ruimte te geven hun onderneming in Almere te realiseren en/of uit te breiden. Dit betekent dat we er niet voor kiezen doelbewust schaarste te creëren in Almere als geheel of de stadsdelen. Het betekent echter ook niet dat we ongebreideld nieuwe locaties in ontwikkeling zullen nemen. In dit kader betekent het vooral dat we streven, mede in overleg met marktpartijen en winkeliersverenigingen, naar een adequaat vraaggericht locatieaanbod, afgestemd op de aard en omvang van het (deel)gebied, bestaand dan wel uitleggebied of herontwikkelingsgebied en in overeenstemming met de te bereiken doelgroepen. Omdat voor sommige branches de huurprijzen in de het stadscentrum of de stadsdeelcentra moeilijk zijn op te brengen zijn in de afgelopen jaren detailhandelsvestigingen neergestreken op bedrijventerreinen, met name Markerkant. Door kleinschalige detailhandel in plinten, in woningen en op een beperkt aantal perifere locaties mogelijk te maken ontstaan hiervoor meer geschikte mogelijkheden.’ Op dit moment is er echter nog geen betaalbaar alternatief voor (beginnende) ondernemers om zich te vestigen in Almere Stad. Daarom blijft het op een deel van het bedrijventerrein Markerkant nog steeds mogelijk om detailhandel te vestigen.
Kleinschalige detailhandel aan huis
Het beleid uit de visie van 2014 omtrent kleinschalige detailhandel aan huis blijft gehandhaafd. Dat betekent dat onder de volgende voorwaarden kleinschalige detailhandel aan huis planologisch mogelijk blijft in alle wijken:
Zelfstandige bedrijfspanden verspreid in de wijk
Om levendigheid, sociale cohesie en werken in de wijk te bevorderen is er beleid gericht op het realiseren van bedrijfsruimten in woonwijken die zijn bedoeld voor kleinschalige bedrijven en voorzieningen. Detailhandel valt hieronder. De richtlijn is dat er minimaal één bedrijfsruimte per 100 woningen is, met een omvang van maximaal 100 m² wvo. Dit beleid wordt gecontinueerd.
Afhaalpunten
Het beleid voor afhaalpunten zetten we voort. In beginsel worden afhaalpunten toegestaan op bedrijventerreinen. Uitzonderingen zijn de agrarische bedrijventerreinen zoals Buitenvaart, en industriële bedrijventerreinen zoals De Vaart. Deze laatste twee typen terreinen komen niet in aanmerking voor afhaalpunten, omdat deze zich qua aard van de bedrijvigheid hier niet voor lenen. De Buitenvaart is primair bestemd voor glastuinbouw en de Vaart is een industrieel bedrijventerrein met vestigingsmogelijkheden voor bedrijven in de hogere milieucategorieën.
Voorwaarden voor vestiging van een afhaalpunt zijn:
Met deze insteek kiezen we voor een passief beleid. Dit betekent dat we wel kaders stellen waaraan een afhaalpunt moet voldoen, maar dat elk initiatief op zijn eigen verdiensten wordt beoordeeld. Met name op grond van de hierboven genoemde voorwaarden van vestiging moeten we dit beleid doorvertalen naar de betreffende bestemmingsplannen. Dat zal in veel gevallen maatwerk zijn en kan ook betekenen dat er (binnenstedelijke) bedrijventerreinen zijn waar geen “afhaalpunt” mogelijk wordt gemaakt.
Detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit op bedrijventerreinen
Alleen productiebedrijven op bedrijventerreinen (en landbouwbedrijven in het buitengebied en de Buitenvaart) hebben de mogelijkheid om een kleine showroom te realiseren waar producten aan consumenten kunnen worden getoond (en eventueel verkocht), die ter plekke in het bedrijf worden vervaardigd of gerepareerd. De omvang van deze ondergeschikte detailhandel op bedrijventerreinen blijft ingeperkt: deze mag maximaal 20% van het totale bvo van de vestiging bedragen met een absolute maximummaat van 100 m² wvo. Door de snelle technologische ontwikkelingen zal er minder noodzaak zijn voor logistieke of groothandelsbedrijven om een grote showroom annex verkoopruimte te hebben in aanvulling op het magazijn. We moeten voorkomen dat deze bedrijven uitgroeien tot internetwinkels die niet meer van reguliere detailhandel zijn te onderscheiden die je uitsluitend in de gevestigde winkelgebieden wenst. Voor alle andere bedrijven dan productiebedrijven op bedrijventerreinen worden de mogelijkheden voor verkoop van producten aan consumenten beperkt tot wat wettelijk geoorloofd is.
Ondergeschikte detailhandel
Daarnaast is nog een vorm van ondergeschikte detailhandel mogelijk buiten de bedrijventerreinen. Hier geldt geen relatie met ter plekke vervaardiging van goederen. Het gaat hier dan om detailhandel vanuit een vestiging of voorziening dat een andere hoofdfunctie heeft en waarvan de detailhandelsfunctie gelieerd is aan de hoofdfunctie, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging, een en ander met een maximum van 100 m² wvo.
Kringloopwinkels
Het beleid voor kringloopwinkels zetten we voort. Kringloopwinkels zijn toestaan op binnenstedelijke en reguliere bedrijventerreinen. Door de brede opzet van deze specifieke bedrijfstak willen we hiervoor ruimte bieden buiten de winkelcentra. Vanuit deze gedachte vormen kringloopwinkels een uitzondering op de regel dat detailhandel niet op bedrijventerreinen gevestigd kan worden. Een dergelijke voorziening op een bedrijventerrein zal geen ontwrichtende effecten van ruimtelijke kwaliteit veroorzaken richting winkelgebieden. De mogelijkheid voor kringloopwinkels op bedrijventerreinen is beperkt tot bedrijventerreinen die voor consumenten goed bereikbaar zijn en die relatief dicht bij een woonwijk liggen. Daarnaast komen bedrijventerreinen in aanmerking waar de bedrijven niet onnodig belemmerd worden in hun bedrijfsvoering met de eventuele komst van een kringloopwinkel.
Kringloopwinkels mogen geen negatieve ruimtelijke effecten veroorzaken op de bedrijfsomgeving waar deze gevestigd zijn. Daarom komen vooral de binnenstedelijke en reguliere bedrijventerreinen hiervoor in aanmerking, en niet de agrarische bedrijventerreinen, zoals Buitenvaart (specifiek glastuinbouw) en de industriële bedrijventerreinen, zoals De Vaart (relatief hoge milieucategorieën). Ook de reguliere bedrijventerreinen die grotendeels gekenmerkt worden door de logistieksector (met relatief veel vrachtwagenverkeer) zoals Stichtsekant, Hollandsekant en Sallandsekant komen niet in aanmerking.
Vanzelfsprekend moet elke vestiging fysiek en verkeerskundig ingepast worden, waaronder parkeren, laden, lossen en manoeuvreren op eigen terrein.
Economische segmenten | Dagelijks | Niet dagelijks | E-commerce | |||
Recreatief | Doelgericht (PDV) | web- winkel | internet- winkel | afhaal-punten | ||
Milieus en Locaties | ||||||
stadscentrum en stadsdeelcentra | ja | ja | ja* | ja | ja | ja |
wijk- en buurtcentra | ja, supermarkt van (elk) maximaal 1.500 m² w.v.o.*/** | ja | nee | ja | ja | ja |
retailcentra*** | nee | ja, mits passend binnen het thema | ja, mits passend binnen het thema | ja | ja | ja |
woonwijken (inclusief bedrijfs- woningen op bedrijventerreinen) | ja, mits < 25 m² w.v.o. aan huis | ja, mits < 25 m² w.v.o. | nee | ja | ja* | ja**** |
binnenstedelijke, modern gemengde bedrijventerreinen | nee | nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. | alleen daar waar het volgens de geldende bestemmings- plannen mogelijk is, met uitzondering van ABC goederen¹) | ja | nee | ja**** |
hoogwaardige bedrijventerreinen | nee | nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. | nee | ja | nee | |
Voor het plangebied betekent dit dat binnen de mogelijkheden voor bedrijf aan huis detailhandel en afhaalpunten mogelijk zijn.
Standplaatsenbeleid 2015
Het Standplaatsenbeleid 2015 bevat de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een standplaatsvergunning (APV) in Almere. Er wordt onderscheid gemaakt in vaste en tijdelijke standplaatsen en voor winkeliers is er ook de mogelijkheid om incidenteel een standplaats voor hun winkel te plaatsen. Voor de vaste standplaatsen is voor de centra van de stadsdelen een maximum aantal standplaatsen ingesteld om wildgroei en marktvorming van standplaatsen te voorkomen. Ook voor tijdelijke (promotionele) standplaatsen in Almere Centrum is een maximum aantal standplaatsen gesteld in verband met de grote vraag. In verband met een evenredige verdeling van vaste standplaatsen is een branchering aangebracht voor de centra. Het beleid besteedt verder aandacht aan het toezicht en de handhaving, hoe omgegaan wordt met nieuwe standplaatslocaties en voor welke termijn een standplaatsvergunning verleend wordt.
Het maximumstelstel voor de stadsdeelcentra is als volgt onderverdeeld:
Buiten de centra van de stadsdelen kunnen er in wijkwinkelcentra of andere locaties die mensen aantrekken ook standplaatsen worden ingenomen. Van geval tot geval wordt bekeken of kan worden voldaan aan de toetsingscriteria van de APV 2011 en het Standplaatsenbeleid. Onder andere hangt dit af van de beschikbare ruimte, maar ook of het verzorgingsniveau voor de consument niet in gevaar wordt gebracht. Ook moet op deze locaties marktvorming worden voorkomen.
Geen van de aangewezen vaste standplaatslocaties in het stadsdeelcentrum van Almere Haven valt binnen het plangebied. De begrenzing van het gebied waarvoor volgens het beleid het maximum stelsel geldt, is echer onduidelijk. Bij hantering van de begrenzing van Centrum Almere Haven behorende bij het Terassenbeleid, is aannemelijk dat het gehele plangebied onder het gebied Almere Haven valt waarvoor een maximum stelsel geldt. Dit betekent dat er binnen het plangebied geen standplaatsen zijn toegestaan. Tijdelijke standplaatslocaties kunnen op basis van maatwerk vergund (APV) worden binnen het plangebied.
In het kader van dit bestemmingsplan moet worden beoordeeld of tijdelijke standplaatsen op grond van een goede ruimtelijke ordening mogelijk zijn. Op een rijbaan en dicht langs een rijbaan en bij kruispunten is een standplaats niet mogelijk vanwege verkeersveiligheid omdat het zicht op het verkeer wordt ontnomen. Standplaatsen mogen de doorstroming en de verkeersveiligheid niet in het geding brengen. Zichthoeken moeten altijd vrij blijven van obstakels. Ook mogen standplaatsen niet ten koste gaan van parkeervoorzieningen. Wel kunnen ze gecombineerd worden met parkeervoorzieningen, maar ook dan geldt dat ze geen belemmeringen mogen geven in het zicht. Standplaatsen in de nabijheid van woningbouw kunnen mogelijk overlast veroorzaken ten opzichte van de woningbouw, in de vorm van drukte, geluid, geur, etc. Deze criteria zijn niet bij voorbaat voor alle mogelijke locaties te toetsen. Daarom worden in dit bestemmingsplan standplaatsen niet bij recht mogelijk gemaakt. Voor tijdelijke standplaatsen is er de mogelijkheid om af te wijken na toetsing aan de hiervoor genoemde criteria.
Overigens wordt er op dit moment gewerkt aan nieuw standplaatsenbeleid. Op het moment van schrijven is de intentie om in dit nieuwe beleid het onderscheid tussen vaste en tijdelijke standplaatsen binnen het maximumstelsel te schrappen. Ook bestaat er een kans dat het plangebied niet meer als vallend binnen het gebied van het centrum van Almere Haven in het kader van het standplaatsenbeleid wordt beschouwd. Dat zou betekenen dat er binnen het plangebied ook vaste standplaatsen kunnen worden toegestaan. Als dit nieuwe beleid voor vaststelling van dit bestemmingsplan wordt vastgesteld, dan wordt de regeling over standplaatsen daarop aangepast.
Werken in de wijk (2005)
Het gemeentelijke beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd. Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt. Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig), de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte. Bij herontwikkelingsgebieden kunnen 'kansenzones' worden aangewezen. In de zgn. 'kansenzones' kunnen in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten.
Voor het plangebied betekent dit dat aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten mogelijk worden gemaakt.
Economische Agenda 2019-2023 Werken aan een ondernemend Almere (2019)
Voor deze Economische Agenda wordt de ambitie gecontinueerd om tot een vitale stad met meer ondernemerschap en meer werkgelegenheid te komen. De lijn van het excellent gastheerschap wordt vastgehouden en het Ondernemersplein ontwikkelt door tot hotspot, versterkt met accountmanagement. De focus op de ontwikkeling van ICT-Tech, Logistiek en circulaire economie als specifieke kansen voor groei wordt gehandhaafd. Nieuw zijn de aandacht voor start-ups en scale-ups als specifieke groeikans, een betere aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs en aandacht voor gemengde, informele werkmilieus.
De vijf focusthema’s van de Economische Agenda zijn:
Acties voor het thema Toerisme en Recreatie zijn:
Dit bestemmingsplan biedt ruimte voor meer toeristische voorzieningen.
Beleidsregel voor het toewijzen en uitbaten van terassen in Almere (2022)
Deze beleidsregel beschrijft welke ruimte aan terrassen geboden wordt en wanneer en waarover aanvullende afspraken nodig zijn met overige gebruikers. Doelstelling daarvan is dat de positieve effecten van terrassen worden gestimuleerd en mogelijke negatieve aspecten worden voorkomen of beperkt.
In de Algemene plaatselijke verordening 2011 (APV) is bepaald dat voor het plaatsen van een terras altijd een vergunning nodig is. Een aanvraag voor een terrasvergunning wordt altijd getoetst aan de effecten op de openbare orde, de veiligheid, de volksgezondheid en het milieu. Daarnaast gelden de specifieke weigeringsgronden zoals genoemd in de APV. Het maakt hierbij niet uit of het terras op eigen terrein, op een afgesloten (binnen)terrein of op een verdieping (dakterras) ligt.
Voor de hele stad worden voortaan dezelfde uitgangspunten en verdeelladder gehanteerd hoe het gebruik van de openbare ruimte verdeeld wordt:
Binnen het plangebied is op een aantal plaatsen horeca toegestaan. Onder horeca valt ook horeca in de vorm van een terras.
Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015)
Almere heeft de vrijetijdssector veel te bieden en wil de kansen niet laten liggen maar juist benutten. De vrijetijdssector is goed voor de kwaliteit van de stad en het imago. Bovendien trekken vrijetijdsvoorzieningen bezoekers en wordt met de ontwikkeling van de vrijetijdssector de werkgelegenheid vergroot en het investeringsklimaat verbeterd. De kansenkaart is opgesteld in samenwerking met de Stichting Leisurebelang Almere (SLBA) en Almere City Marketing (ACM). In de kansenkaart zijn 16 locaties in de stad aangewezen waar kansen liggen voor de ontwikkeling van vrijetijdsvoorzieningen.
De locaties zijn geen volledige opsomming. Op de kaart zijn met name de locaties in het groen en aan het water opgenomen. w.o. de Kustzone Haven, met strand, horeca, jachthaven en havenkom. Hier zijn versterking van horeca, recreatieve en water gerelateerde voorzieningen en kleinschalige detailhandel mogelijk.
Het bestemmingsplan voldoet aan dit beleid.
Agenda Toerisme & Recreatie 2016-2022 (2016)
Almere biedt volop kansen voor de ontwikkeling van een sterke toeristisch-recreatieve sector. De markt ziet veel mogelijkheden en het is tijd daarop in te spelen. De agenda is gericht op meer bezoekers, bestedingen en grotere naamsbekendheid. De rol van de gemeente is vooral faciliterend maar ook aanvullend en investerend. Deze agenda borduurt voort op de Kansenkaart Vrijetijdseconomie door focus te geven en vervolgstappen te maken. Er zijn een drietal strategieën uitgewerkt:
Het bestemmingsplan geeft invulling aan aan punt 2.
Waterplan, Stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)
Dit plan is een samenhangende visie voor alle wateraspecten, opgesteld door gemeente en waterschap met meerdere betrokkenen. De ambitie is om Almere verder te versterken als een 'stad van het zuiverste water': een ondernemende, veelzijdige waterstad. Almere beschikt over een royaal, gezond watersysteem in een groene en waterrijke omgeving, dat door de inwoners wordt gewaardeerd. Maar door klimaatverandering is er vaker extreme neerslag, hitte en droogte, is er overlast door de overmatige waterplantengroei en de biodiversiteit blijft achter bij de potentie. Ook is er vraag naar innovaties op watergebied door de bodemdaling en grondstoffenschaarste. Bovendien biedt elk (bouw)project kansen voor duurzame oplossingen en een aantrekkelijke leefomgeving. Dit is een groeiende stad waardevol. Vanuit vier doelstellingen wordt daarom gewerkt aan:
Bij de uitvoering richt de gemeente zich op:
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.In paragraaf 5.8 zijn de wateraspecten aangegeven.
Kleur aan Groen (2014)
De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken. De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.
Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers. Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in 'de essentie'. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie. De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen: het groenblauwe raamwerk:
In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.
Deze ontwikkelprincipes zijn:
Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.
De Kustzone Haven valt binnen de hoofdstructuur groen-blauw en bestaat uit het landschapstype voorzieningenpark te transformeren naar bebouwd gebied. Het kenmerkende gebruik van de transformatiegebieden wordt bepaald door de bestemming die is vastgelegd in de ontwikkelingsplannen. Het ontwikkelingsplan voor Kustzone Haven is beschreven in hoofdstuk 2.2 Planbeschrijving.
Visie Ecologie 2020 – bouwen met natuur (2021)
In de Visie Ecologie 2020 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Deze Visie gaat uit van blauwe en groene brongebieden (Groenblauw Raamwerk en Natuurnetwerk Nederland) met daartussen Ecologische hoofdverbindingen en Groenblauwe aders. Een deel van de Ecologische hoofdverbindingen zijn al aanwezig, een deel moet nog ingericht worden. Voor de Groenblauwe aders geldt dat deze reeds aanwezig zijn. Deze kunnen echter plaatselijk wel aan betekenis winnen als daar rekening wordt gehouden met de functie van ecologische verbinding. Hier is geen extra (natuur)budget voor beschikbaar en zullen kansen benut moeten worden binnen ruimtelijke ontwikkelingen.
De Visie beschrijft acht concrete doelen. Deze acht doelen zijn:
De kansen voor natuur binnen stedelijk gebied zullen zoveel mogelijk worden benut. Het gaat hier bijvoorbeeld om de invulling van de kleinschalige (blauw-)groenstructuur en voorzieningen aan bebouwing: vegetatiedaken, gevelbegroeiing, stenen en dakpannen met nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen.
Het landschapstype en de biotoop van het plangebied kan worden omschreven als een kustsfeer zoals we die vinden op de rand van water en land. Het buitendijks gelegen deel van Almere Haven, het Zilverstrand, het Almeerderstand en Almere-duin vormen de deelgebieden van deze sfeer. Deze gebieden zijn door mensenhanden geschapen, maar de natuurlijke elementen hebben wel in meer of mindere mate een effect op de begroeiing en overige ecologie. De gebieden hebben een (aangebrachte) zandbodem die relatief voedselarm is. De begroeiing doet denken aan de kustduinen en strandvlakten, al ontbreekt de zoute invloed van het zeewater. Wind speelt een prominente rol. Dit heeft onder meer geleid tot een zeer fraai ontwikkelde mantelzoomvegetatie aan de westzijde van Almere Haven. Verder vinden we hier waardevolle paddenstoel- en korstmosvegetaties. De winddynamiek draagt bij aan het behoud en versterking van de ecologische kwaliteit.
In het bestemmingsplan is ter bescherming van de locaties met mantelzoomvegetatie en kostmosvegetatie de dubbelbestemming Waarde -Ecologie opgenomen. Zie voor een verdere toelichting 3.3.1.1 Waarde - Ecologie.
Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (2003)
Het beleidsplan 'wandelen en hardlopen 2003-2010' is vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juni 2003. Hierin staat aangegeven dat op de eerste plaats de wandelinfrastructuur dient te worden uitgebreid. Daarbij gaat het om het aanleggen van paden in gebieden waar ze ontbreken en in nieuw te ontwikkelen gebieden. Daarnaast gaat de aandacht uit naar het verhogen van de kwaliteit van de paden. Door de groei van de stad neemt de druk op bestaande voorzieningen toe. Om de toegankelijkheid en de begaanbaarheid van de paden jaarrond te garanderen, is het van belang veel gebruikte graspaden te voorzien van (half)verharding. Tot slot is het wenselijk om gebruikersgroepen te scheiden. Op dit moment maken wandelaars op veel plaatsen gebruik van fietspaden. Dat komt noch de verkeersveiligheid, noch de belevingswaarde voor de recreant ten goede. Het aanleggen van specifieke voetpaden naast fietspaden moet nader uitgewerkt worden. Verder is geconstateerd dat verschillende gebruikersgroepen uiteenlopende eisen stellen aan de belevings- en gebruikswaarde van routes en voorzieningen. Er wordt naar gestreefd meer variatie aan te brengen in de gebieden, zodat alle gebruikersgroepen bediend kunnen worden. Er moeten mogelijkheden gecreëerd worden voor liefhebbers van struinnatuur en voor fysiek beperkte wandelaars. Het aantal hardlooproutes kan uitgebreid worden in Buiten en Haven. Naast het realiseren van routes wordt in het plan aandacht besteed aan voorzieningen die hiermee samenhangen. Voorbeelden hiervan zijn horecagelegenheden en uitspanningen, rustpunten, informatievoorzieningen op parkeerplaatsen in buitengebieden etc.
In het plangebied wordt naast het realiseren van wandel- en hardlooproutes, aandacht besteed aan voorzieningen die hiermee samenhangen, zoals horecagelegenheden, rustpunten en informatievoorzieningen.
Bomenkader (2017)
Het Bomenkader is een handvat om weloverwogen keuzes te maken bij het onderhouden, aanpassen en versterken van het bomenbestand in Almere. Hierin beschrijven we welke afwegingen we maken, wat de rol van de beheerder en die van de bewoners is, hoe we communiceren en hoe we de belangen van de bewoners borgen. Ook beschrijven we hoe keuzes tot stand komen bij inrichting en vervanging, waarbij we rekening houden met veiligheid, het belang van bomen voor de stad en hoe deze passen binnen de beschikbare middelen.
Het Bomenkader gaat over alle bomen, zowel de laanbomen als de bossen binnen de gemeentegrenzen, met uitzondering van bomen van particulieren. Voor de bomenrijen en bossen die onder de Wet natuurbescherming (voorheen de Boswet-gebieden) vallen, geldt dat de uitgangspunten van het Bomenkader aanvullend zijn. Het Bomenkader is geen technisch document waarin het beheer of de organisatie tot in detail staat beschreven, maar bevat de bestuurlijke uitgangspunten voor een duurzaam bomenbestand op hoofdlijnen. Daarmee leggen we de basis voor het maken van keuzes voor uitvoering en communicatie.
Binnen het plangebied bevinden zich bomen op wijkniveau die onderdeel uitmaken van de zogenaamde ‘hoofdboomstructuren’ (zie onderstaand kaartje). Vooral in deze structuren zullen bomen uitgroeien tot grote exemplaren met een langere levensduur, want hier investeren we extra in omstandigheden waarin de boom in al zijn functies tot zijn recht zal komen. Vanwege de status van de hoofdboomstructuren, is de invloed van bewoners op inrichting, beheer en onderhoud van deze bomen beperkt. De locatie blijft, ook bij vervanging, beschikbaar voor bomen, zodat de hoofdboomstructuren blijvend hun functie vervullen. Indien de ontwikkeling van Almere een negatieve invloed heeft op een hoofdboomstructuur dan zal eventuele verwijdering expliciet onderdeel uitmaken van de afweging én de besluitvorming. In het beheerplan wordt elke structuur nader beschreven en bepaald welke beheermaatregelen nodig zijn.
De bomen aan de Sluiskade, die onderdeel uitmaken van de hoofdbomenstructuur, blijven bij de nieuwe ontwikkelingen in het gebied behouden. Bij de Strandweg zal een deel waarschijnlijk moeten verdwijnen. Hierover zal later nog een besluit worden genomen.
Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces, 2003)
In de Kader Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2005 worden alle facetten van sociale, fysieke en externe veiligheid onderscheiden. Eén van de thema's is de gebouwde omgeving en veiligheid. In de kadernota is gesteld dat de start van veiligheid begint bij de ontwikkeling van de stad, waarbij aangegeven is dat het noodzakelijk is het aspect van veiligheid in de fase van planontwikkeling structureel aan de orde te laten komen. Hoewel veiligheid in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere (structuurplan, ontwikkelingsplan, bestemmingsplan, verkavelingsplan, inrichtingsplan) altijd al een aandachtspunt is geweest (direct of indirect), ontbrak een duidelijke checklist die alle aspecten van veiligheid (gericht op de omgeving) omvatte. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk. De checklist omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op afwijkingen van bestemmingsplannen en kunnen tevens gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland. De veiligheidspunten zijn van toepassing op het openbare en semi-openbaar gebied. Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.
Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)
Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen. Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.
Voor het plangebied betekent dit dat de opslag en verkoop van vuurwerk niet mogeljk wordt gemaakt.
Cultuurplan Almere 2019-2024 Cultuur verrijkt, verbindt en versterkt (2019)
In 2019 heeft de gemeenteraad ingestemd met het nieuwe cultuurbeleid, genaamd Cultuurplan Almere: Cultuur verrijkt, verbindt en versterkt. Hierin worden de visie, ambities en doelstellingen voor het cultuurbeleid van de komende jaren beschreven. Daarnaast geeft het richting aan de culturele ontwikkeling en de inzet van de structurele extra investering in cultuur in Almere. In het Cultuurplan worden drie ambities beschreven die de komende jaren moeten worden verwezenlijkt.:
In het plangebied zijn niet geluiddragende evenementen toegestaan. Er wordt ruimte geboden aan sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen, horecavoorzieningen, kunstwerken een speelvoorzieningen.
Sportvisie Almere, Sportstad vol betekenis (2022)
De sportvisie beschrijft de ontwikkelrichting van het gemeentelijk sportbeleid voor de komende jaren. Het is nadrukkelijk een richting die ruimte laat voor maatwerk. Op beleidsniveau maatwerk in de uitvoeringsplannen voor de stad en in de praktijk maatwerk in de stadsdelen en wijken. Deze sportvisie benoemt het belang van sport en bewegen voor de stad en het droombeeld waar naar wordt gestreefd. Daarin bouwen we voort op het sportbeleid van de afgelopen jaren.We leggen nieuwe en sterkere accenten op sport en bewegen overal en voor iedereen.
De sportvisie richt zich op verschillende aspecten van het beheren van en bouwen aan een stad. Dit zijn
bijvoorbeeld het stimuleren van het organiseren van beweeg- en sportactiviteiten, het ondersteunen van
de sportaanbieders en het creëren van kansen voor nieuwe sporten. Ook het inrichten van de openbare
ruimte en stedelijke ontwikkeling met het toevoegen van bevolkingsvolgende voorzieningen zoals innovatieve sportaccommodaties is een voorbeeld. Almere is en blijft een pioniersstad: er is volop ruimte voor
vernieuwende en innovatieve ideeën.
In het bestemmingsplan wordt ruimte geboden aan sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen en speelvoorzieningen.
Samen in beweging voor een gezond Almere 2018-2021
Met deze nota geven we antwoord op de belangrijkste uitdagingen op het gebied van gezondheidsbeleid en volksgezondheid voor de gemeente, partners en inwoners in Almere. Deze nota vormt het kader waarbinnen het gemeentelijk gezondheidsbeleid de komende jaren concreet vorm en gestalte krijgt.
In het beleid ligt de nadruk op:
De recreatieve mogelijkheden in het gebied worden versterkt. Er wordt een nieuwe wandelroute aangelegd en bestaande routes worden geoptimaliseerd.
Archeologie
Archeologienota (2016)
Almere voert een actief beleid inzake de archeologische monumentenzorg, gericht op:
De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Op 21 april 2016 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting zijn op 29 april 2016 in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden. Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988.
Het beleid richt zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). De vergunningsplichtige gebieden, behoudenswaardige vindplaatsen (waaronder wettelijk beschermde rijksmonumenten) en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de ABA aangegeven. Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt worden daartoe aangewezen gebieden beschermd via het bestemmingsplan (zie paragraaf Waarde-Archeologie 1 t/m 6)
De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan twee condities is voldaan: 1. De voorgenomen bouw- en aanlegactiviteiten komen niet in aanmerking voor een vrijstelling, en 2. De betreffende gronden zijn niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen. De inzet van beschikbare middelen richt zich op gebieden waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen en oeverwallen die voorkomen binnen de Oude Getijdenafzettingen.
Voor ingrepen of wijzingen die niet in aanmerking komen voor een vrijstelling is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden als de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.
Bij onderzoek kunnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden vastgesteld. De omgang met behoudenswaardige archeologische vindplaatsen is geregeld in de Archeologieverordening 2016 en behelst behoud in situ, door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer.
Voor de inpassing van behoudenswaardige vindplaatsen geldt dat op het terrein geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Voor deze terreinen geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein en de archeologische waarden niet schaden.
Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.
Gemeentelijke Archeologieverordening 2016 (2016)
In de gemeentelijke Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een vergunningsplicht dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen op basis van onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn.
In de Archeologieverordening 2016 is dwingend opgenomen dat de gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.
Omdat het gehele plangebied is vrijgegeven is in bestemmingsplan Kustzone Haven geen dubbelbestemming "Waarde – Archeologie” opgenomen.
Monumentenverordening Almere 2016
Gemeentelijke monumenten zijn monumenten van lokaal of regionaal belang. De gemeente is verantwoordelijk voor de bescherming. De wettelijke basis hiervan vormt de gemeentelijke Monumentenverordening, waarin alle regels omtrent de gemeentelijke monumenten zijn opgenomen.
In het plangebied zijn geen gemeentelijke monumenten aanwezig.
Nota 'Evenementen in Almere' (2015)
Almere is een evenementenstad: jaarlijks worden diverse evenementen georganiseerd, van buurtbarbecues, straatfeesten tot grootschalige evenementen. De nota is opgesteld om evenementen goed en veilig te kunnen organiseren, rekening houdend met de belangen van omwonenden en economische, sociale en promotionele belangen. De nota geeft het beleidskader over wat op welke locatie georganiseerd mag worden onder welke voorwaarden. Er is een lijst van 18 locaties opgenomen waar met enige regelmaat evenementen plaatsvinden. Deze lijst is niet uitputtend; op andere locaties zijn ook evenementen mogelijk die per geval worden beoordeeld. In het betreffende bestemmingsplan is bepaald of evenementen op een bepaalde locatie planologisch zijn toegestaan. Aspecten die bij de beoordeling van het al dan niet toestaan van evenementen een bepalende rol spelen zijn orde en veiligheid waaronder verkeersveiligheid, geluid, afval en verontreiniging en volksgezondheid. Ten aanzien van geluid is gekozen voor een systematiek van spreiding, normering en handhaving van geluiddragende evenementen. Geluiddragende evenementen zijn nadelig voor het woon- en leefklimaat maar zijn aanvaardbaar indien het incidentele activiteiten zijn, onderscheid wordt gemaakt tussen dag-, avond- en nachtperiode en maatregelen worden genomen om binnen gestelde marges de overlast zoveel mogelijk te beperken. Onderscheid wordt hierbij gemaakt tussen evenementen die een zware belasting vormen voor het woon- en leefklimaat en overige evenementen met geluid.
Het Manifestatieveld Haven, gelegen in de Kustzone Haven, is één van de evenementenlocaties in Almere Haven. In het evenementenbeleid is opgenomen dat op het manifestatieveld maximaal 3 geluiddragende evenementen en maximaal 3 geluiddagen per jaar mogen plaatsvinden. Een geluiddragend evenement mag er maximaal 1 dag duren.
Het huidige manifestatieveld wordt echter nauwelijks gebruikt. Onderdeel van het plan Kustzone Almere Haven is gedeeltelijke bebouwing van het evenemententerrein en daarmee een wijziging van de gebruiksmogelijkheden. Dit vraagt om een aanpassing van het huidige evenementenbeleid. Met de betrokken diensten wordt een passende invulling van het evenemententerrein voorbereid. Om in de toekomstig meer bij de maat van Haven passende evenementen te organiseren zijn 2 locaties beschikbaar, te weten: de 'groene schakel' op de kruising van de Deltastraat en de Sluiskade nabij de Havenkom en het gebied op het huidige manifestatieveld dat als park zal worden ingericht. Hierbij wordt beoordeeld welke van de huidige voorzieningen behouden kunnen blijven, of nieuw gerealiseerd moeten worden.
Beleef het in Almere, Strategisch evenementenbeleid 2017-2023 (2017)
Dit strategisch evenementenbeleid richt zich primair op de (vaak wat grotere) evenementen in Almere die vergunning plichtig zijn. Deze vinden veelal plaats in de openbare ruimte en op de door de gemeente benoemde evenemententerreinen. Uiteraard zijn evenementen buiten de erkende evenemententerreinen ook mogelijk. Hierbij is altijd sprake van maatwerk waarbij gezamenlijk de mogelijkheden worden bekeken. Dit beleid is niet van toepassing op kleine vergunningsvrije evenementen zoals straatfeesten en buurtbarbecues. Het beleid bevat richtinggevende afwegingscriteria en randvoorwaarden voor evenementen. Alsmede een aanmeldingsprocedure.
Het Manifestatieveld is aangewezen als evenementenlocatie. Op basis van de afwegingscriteria en randvoorwaarden uit het beleid kan worden bepaald of een aangevraagd evenement hier kan plaatsvinden.
Aanwijzingsbesluit vergunningvrije evenementen (2018)
In dit aanwijzigingsbesluit zijn gebieden aangewezen waar het vergunningvrij organiseren van eendaagse, kleinschalige evenementen niet is toegstaan. De stadscentra zijn aangewezen als dergelijke locaties.
Het plangebied van Kustzone Haven valt zo goed als volledig onder het aangewezen gebied Centrum Almere Haven. Het is dus niet mogelijk om zonder verguning evenementen te houden in het plangebied.
Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)
Op grond van deze verordening is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren. De raad heeft het maximum aantal toe te laten speelautomatenhallen per deel van de gemeente vastgesteld en deze aangegeven op de bij de verordening behorende kaarten.
Het maximaal aantal speelautomatenhallen in Almere is:
Voor het plangebied betekent dit dat er geen speelautomatenhallen worden toegestaan.
Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:
Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende categorieën onderscheiden:
Flexibiliteitsbepalingen
De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. Er kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 4 naar 3, maar ook van categorie 5 naar 4. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Er kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horecaactiviteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.
Verder is het denkbaar dat het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, is het gebruikelijk om in bestemmingsplannen de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders op te nemen om via een wijzigingsplan de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.