Plan: | Gemeente Haren - Dilgt, Hemmen en Essen (deelgebied 3) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0017.BP1266HDHA10UITB-VA01 |
8. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbijbehorende:
c. woonstraten en ontsluitingswegen;
d. paden;
e. groenvoorzieningen;
f. waterlopen en waterpartijen;
g. nutsvoorzieningen;
h. tuinen, erven en terreinen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8. 2. Bouwregels
8. 2. 1. Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten’, mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
8. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen hoofdgebouwen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen of vrijstaand’ mogen hoofdgebouwen uitsluitend twee-aaneen of vrijstaand worden gebouwd;
d. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen mag ten hoogste 7 bedragen, met dien verstande dat blokken van 3 of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen niet naast elkaar aan dezelfde weg zijn gelegen;
e. de afstand van een hoofdgebouw tot de voorgevel of het openbaar groen gekeerde gevel(s) zal ten minste 4,00 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’, het hoofdgebouw in de gevellijn wordt gebouwd;
f. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 5,00 m bedragen;
g. de afstand van een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
h. de diepte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
i. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen;
j. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 12,00 m bedragen;
k. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
l. een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een kap waarvan:
1. de dakhelling ten minste 45° en ten hoogste 70° zal bedragen;
2. de nokrichting overwegend evenwijdig aan de weg zal lopen.
8. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen ten minste 4,00 m achter de voorgevel of het openbaar groen gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
b. indien een hoofdgebouw vrijstaand wordt gebouwd, zal de vrije en niet overdekte ruimte tussen de bijgebouwen en de zijdelingse perceelgrens over een afstand van 10,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, minimaal 3,00 m bedragen;
c. de onderlinge afstand tussen bijgebouwen op één bouwperceel zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bijgebouwen aaneen worden gebouwd;
d. de afstand van een aan- of uitbouw bij een vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 5,00 m bedragen;
e. de afstand van een aan- of uitbouw bij een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
f. een bijgebouw zal ten minste 1,00 m vanaf de perceelgrens dan wel op de perceelgrens worden gebouwd;
g. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per woning zal ten hoogste 70 m² bedragen;
h. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de voorgevel of het openbaar groen gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
i. de breedte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen zal ten hoogste 50% van de breedte van de achtergevel van het hoofdgebouw bedragen;
j. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen zal ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
k. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
l. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
m. een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw zal zijn voorzien van een kap waarvan de dakhelling ten minste 45° en ten hoogste 70° zal bedragen;
n. een vrijstaand bijgebouw zal zijn voorzien van een kap waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° zal bedragen.
8. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of het openbaar groen gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 mag bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
8. 3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. een goede woonsituatie;
b. de milieusituatie;
c. de sociale veiligheid;
d. de verkeersveiligheid;
e. een goede waterhuishouding;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8. 4. Ontheffing van de bouwregels
8. 4. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 8.2.2. sub l. onder 1. en lid 8.2.3. sub m. en n. en toestaan dat de dakhelling van een gebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
b. lid 8.2.2. sub l. en toestaan dat de dakhelling van een gebouw wordt verlaagd dan wel een gebouw aan de achterzijde voor ten hoogste 30% van de breedte van het achterdakvlak wordt voorzien van een plat dak ter plaatse van de tweede bouwlaag;
c. het bepaalde in lid 8.2.3. sub a. en toestaan dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw minder dan 4,00 m achter dan wel vóór de voorgevel of het openbaar groen gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
d. het bepaalde in lid 8.2.3. sub i. en toestaan dat de breedte van de aan- of uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen wordt vergroot tot maximaal de breedte van de achtergevel van het hoofdgebouw;
e. het bepaalde in lid 8.2.3. sub m. en n. en toestaan dat de dakhelling van een aan- of uitbouw of een bijgebouw wordt verlaagd dan wel wordt voorzien van een plat dak.
8. 4. 2. De in lid 8.4.1 genoemde ontheffingen kunnen uitsluitend worden verleend, indien:
a. de uitgangspunten van het Beeldkwaliteitplan, zoals opgenomen in bijlage 1 van de toelichting in acht worden genomen;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de milieusituatie;
4. de sociale veiligheid;
5. de verkeersveiligheid;
6. een goede waterhuishouding;
7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8. 5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van een hoofdgebouw voor meer dan één woning;
b. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte groter is dan 33% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de gebouwen op het bouwperceel;
c. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
e. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’ voor minder dan 2 woonstraten welke haaks dienen aan te sluiten op de bestemmingen ‘Verkeer - Verblijf’;
f. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘pad’ voor minder dan één langzaamverkeersverbinding begeleid met groenvoorzieningen welke haaks dient aan te sluiten op de bestemming ‘Verkeer - Verblijf’.