Plan: | Bestemmingsplan Europapark 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP527Europapar2013-vg01 |
Duurzaamheid
Groningen heeft hoge ambities als het gaat om duurzaamheid. Onder duurzame ontwikkeling verstaan we een ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen, aldus de definitie van de VN-commissie Brundtland uit 1987. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor de ontwikkelingen op het Europapark.
Beleidskaders
De raad van de gemeente Groningen heeft in 2007 'het Beleidskader duurzaamstestad.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal' vastgesteld. Hierin is uitgewerkt hoe in Groningen duurzame ontwikkeling concreet gemaakt wordt. In 2011 is de Routekaart geactualiseerd in het 'Masterplan Groningen Energieneutraal' en in het bijbehorende uitvoeringsprogramma 'Groningen geeft energie'. In deze documenten is het onderdeel energie verder uitgewerkt.
In 2012 zijn vervolgens de 'Visie op de ondergrond' en de 'Warmtevisie Groningen geeft energie' vastgesteld. In deze visies wordt ook de ruimtelijke component wat betreft duurzame ontwikkeling verder ingevuld.
Energie
In een bestemmingsplan kunnen alleen ruimtelijk relevante aspecten van energie worden gereguleerd. Een bestemmingsplan regelt namelijk alleen het gebruik van de (boven- en onder)grond, het (oppervlakte)water en de opstallen en bepaalt de functies en daarmee de bouwmogelijkheden. Het bestemmingsplan fungeert als toetsingskader voor omgevingsaanvragen voor bouw, aanleg of sloop.
Gebruik zonnepanelen/zonneboilers
Het plaatsen van collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking op gebouwen is op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) in een groot aantal situaties mogelijk zonder vergunning. In de gevallen waarin wel een omgevingsvergunning is vereist (omdat niet aan de in het Bor gestelde voorwaarden wordt voldaan), dient het aanbrengen van een zonnecollector of -paneel aan het bestemmingsplan te worden getoetst. Mocht de plaatsing daarmee in strijd zijn, dan biedt de algemene afwijkingsbevoegdheid in de regels van dit bestemmingsplan (artikel 30) de mogelijkheid om een zonnecollector of -paneel toe te staan.
Op platte daken is de toepassing van zonne-energie in alle gevallen mogelijk. Op schuine daken is de toepassing van zonne-energie het meest optimaal als de daken georiënteerd zijn tussen zuid-oost en zuid-west. De infrastructuur van de wegen op het Europapark maken een verkaveling die hiervoor geschikt is prima mogelijk.
Duurzame energie-infrastructuur
Verschillende gebouwen op het Europapark maken op dit moment gebruik van warmte- koudeopslag (WKO) in de ondergrond. Warmte-koudeopslag gekoppeld aan een warmtepomp is een efficiënte manier om een gebouw te verwarmen en te koelen. Steeds meer utiliteitsgebouwen en ook scholen en woningen maken hier gebruik van. Met warmte-/koude- opslag worden twee (water)bronnen in de ondergrond gemaakt. Dit is in het 2de/3de watervoerend pakket (tot circa 150 meter beneden maaiveld). Deze bronnen worden op geruime afstand van elkaar geplaatst. Hiermee wordt voorkomen dat de warme bron te dicht in de buurt van de koude bron komt. In de ondergrond ontstaan als het ware warme en koude grondwaterbellen. Om een WKO te mogen maken is een vergunning nodig in het kader van de Waterwet van de provincie. Zoals al eerder genoemd heeft een aantal gebouwen al een eigen WKO. Het gaat hierbij om Enexis, Menzis, Noorderpoortcollege (Euroborg) en De Stoker en De Brander. Voor zowel de nieuwbouw van het Alfacollege als van de dienst SOZAWE zijn nieuwe WKO-systemen gepland.
Regie noodzakelijk
Met al deze systemen is een groot deel van de ruimte voor WKO ter plaatse van het Europarpark al belegd. Om elke ontwikkeling in de toekomst wat betreft duurzame energie nog mogelijk te maken moet de resterende WKO-ruimte optimaal ingevuld worden.
Op het Europapark gebeurt dit onder meer door het realiseren van een collectief WKO-systeem. Hiervoor zijn de bronnen bij de gemeentelijke nieuwbouw aan het Harm Buiterplein vergroot, en wordt vanuit daar leidingwerk aangelegd waar andere partijen op kunnen aansluiten, zie afbeelding WKO-systeem.
Hiermee worden niet alleen de bronnen bij de gemeentelijke nieuwbouw doelmatiger ingezet, maar kan ook energieuitwisseling tussen gebouwen plaatsvinden. Het overschot aan warmte in kantoorgebouwen kan bijvoorbeeld uitstekend gebruikt worden in woningen. Dit leidt tot een betere bodembalans en een meer kosteneffectief systeem.
Als de capaciteit van de bronnen bij de gemeentelijke nieuwbouw aan het Harm Buiterplein volledig is benut, zullen nieuwe bronnen op het collectieve WKO-systeem kunnen worden aangesloten. Momenteel worden de meest geschikte locaties voor deze bronnen bepaald.
Afbeelding WKO-systeem
In de nabije omgeving van het Europapark zijn ook andere kansen aanwezig voor een toekomstige duurzame energievoorziening. Op het nabijgelegen bedrijventerrein Winschoterdiep is er bijvoorbeeld een aantal producenten van restwarmte. Ook wordt hierbij Attero-biomassa gebruikt voor het maken van biogas en groengas. Deze gasstromen kunnen uitstekend gebruikt worden voor het maken van duurzame warmte en koude. Het naast het Europapark gelegen gebied Kempkensberg-Engelse Kamp is vanwege de ligging en toekomstige ontwikkelingen kandidaat om eveneens verbonden te worden met een warmte- koudenet. In de verre toekomst kan nog verder over de grenzen van het Europapark gekeken worden, bijvoorbeeld naar de Oosterpoortwijk, maar ook naar de bedrijventerreinen ten noordoosten van het Europapark.
De regels in dit bestemmingsplan maken zowel de optimalisatie van bodemenergie als een eventueel toekomstig warmtenet mogelijk. Leidingen kunnen in de openbare ruimte worden aangelegd, bijvoorbeeld onder wegen, fiets-/voetpaden en/of in groenstroken (net als andere nutsvoorziening en). Ook een aan te leggen nieuwe bron voor WKO en een eventueel benodigd pomphuis kan eventueel in de openbare ruimte worden gerealiseerd.
Andere aspecten van duurzaamheid
Over andere aspecten van duurzaamheid, die ruimtelijk niet relevant zijn, en evenmin via andere publiekrechtelijke instrumenten worden geregeld, kunnen afspraken worden gemaakt met partijen en door middel van convenanten, publiek-private samenwerking of anderzins.
Leefomgevingskwaliteit
De leefomgevingskwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de totale afweging inzake ruimtelijke plannen binnen de gemeente. Naast de milieukwaliteiten, zoals onder andere geluidhinder, fijnstof, externe veiligheid en bodemkwaliteit, maken groen, water en ecologie onderdeel uit van de leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt in andere paragrafen aandacht besteed.
De Wet ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Daarom zijn in de planregels verschillende deelgebieden bestemd, met daarbij de functies die passen bij het betreffende deelgebied.
Het plangebied Europapark kenmerkt zich door een mix van wonen en werken. De bedrijvigheid op het Europapark betreft voor een belangrijk deel kantoren.
Kenmerkend voor het gebied is vanzelfsprekend de Euroborg met in en rond het stadion horeca, een fitnesscentrum, een bioscoop, detailhandel en nog enige andere voorzieningen.
De overige deelgebieden bieden naast kantoren eveneens mogelijkheden voor diverse bedrijvigheid. Dit betreft bedrijven in met name de milieucategorieën 1 en 2, bedoeld in de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieu zonering', zoals detailhandel, lichte horeca (cafés, restaurants), onderwijs en sport. En deel van het plangebied, gelegen tussen Bornholmstraat, de Europaweg en de zuidelijke ringweg, heeft een specifiek bedrijfskarakter. Laatstgenoemde locatie maakte deel uit van het gezoneerde industrieterrein Zuidoost. Door middel van het voorliggende bestemmingsplan is het daaraan onttrokken. Deze locatie is ingedeeld in twee deelgebieden:
Daarnaast is een voormalige bedrijfslocatie tussen de spoorlijn Zwolle-Groningen en het Oude Winschoterdiep (ten zuidoosten van het voormalige stamspoor) aan het plangebied toegevoegd. Ook dit gebiedje maakte oorspronkelijk deel uit van het gezoneerde industrieterrein Zuidoost en is daaraan als gevolg van dit bestemmingsplan onttrokken ( zie paragraaf 4.3.3, Geluid).
Nieuwe woonlocaties zijn mogelijk in een deel van het voormalige kantorenkwadrant tegenover de Euroborg (het kwadrant tussen de Boumaboulevard, de Van Elmpstraat, de Eelkemastraat en het Oude Winschoterdiep). Ook is woningbouw toegestaan op de locatie tussen SOZAWE en het Oude Winschoterdiep en op de locatie tussen het stationsplein en het Oude Winschoterdiep. Daarnaast is woningbouw mogelijk in het kantoor verzamelgebouw naast de Mediacentrale (Helper park 300 t/m 304) en op een gedeelte van het huidige oefenveld van FC Groningen, gelegen achter het kantoor verzamelgebouw. Op deze locaties zijn tevens andere geluidsgevoelige functies, zoals onderwijs, toegestaan. Ook in de Euroborg, de Mediacentrale en langs een deel van de Bornholmstraat (de onderwijslocatie) is in deze mogelijkheid voorzien.
Door middel van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet milieubeheer worden regels gesteld aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels voor het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, geurhinder, bodemverontreiniging of risicovolle situaties.
Dit geldt voor nieuw te vestigen bedrijven, maar vanzelfsprekend ook voor de bestaande bedrijven op het Europapark. Daarbij is van belang dat in het vorige bestemmingsplan voor het Europapark woningbouw al in een deel van het gebied mogelijk is gemaakt (bijvoorbeeld in het voormalige kantorenkwadrant).
Woningbouw is niet mogelijk binnen de 50 dB-contour rondom bedrijven, tenzij maatregelen worden getroffen bij de bedrijven of bij de woningen (dove gevels). Dit is van toepassing in een deel van de ontwikkellocatie in de hoek van het oude Winschoterdiep en het voormalige koelwaterkanaal van de Hunzecentrale (vanwege de geluidsbelasting van het datacenter van Ziggo). Voor woningbouw (en andere geluidsgevoelige bestemmingen) binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Zuidoost geldt een ander kader (zie paragraaf 4.4.3, geluid).
Horeca
Aandachtspunt bij horeca is de mogelijke geluidsbelasting op omliggende woningen. De Wet Milieubeheer biedt de mogelijkheid om maatwerkvoorschriften op te leggen. Dit zijn specifieke inrichtingsgebonden voorschriften (maatwerk) om te bereiken dat aan de normen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) wordt voldaan. Voorbeelden hiervan zijn: gedragsvoorschriften (bijvoorbeeld gesloten houden van ramen en deuren, geen versterkte muziek buiten), verplicht installeren van een (afgestelde) geluidbegrenzer en een verbod op levende muziek.
Horeca is in de eerste plaats mogelijk in de Euroborg. Dit betreft horeca in de lichtere categorieën, zoals een restaurant, café of snackbar. Daarnaast zijn in de Euroborg ook hotels toegestaan. Horeca van de zwaardere categorie, zoals een discotheek, is mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid.
Daarnaast zijn er mogelijkheden voor horeca in de plint van de Boumaboulevard (of via een afwijkingsbevoegdheid in de achterliggende straten). In principe is dit gebied bedoeld voor kleinschalige horecavestigingen in de lichtere categorieën. Voor horeca van de zwaardere categorie dient een afwijkingsprocedure te worden gevolgd. Verder is nog op enkele deellocaties op beperkte schaal horeca mogelijk (zie de planregels).
Voor terrassen geldt het terrassenbeleid van de gemeente Groningen.
Sport
De functie sport is vanzelfsprekend mogelijk in de Euroborg, maar ook op een aantal andere locaties in het plangebied Europapark. Milieu-aandachtspunten bij de functie sport zijn vooral de buitenactiviteiten/sportvelden: stemgeluid, omroepinstallaties en lichtinstallaties.
Buitenactiviteiten zijn met name voorzien oostelijk van de Mediacentrale.
Bij de exacte invulling van deze locatie zullen via de Wet milieubeheer maatwerkvoorschriften worden gesteld om hinder bij de omliggende woningen te voorkomen.
In het plangebied is zowel wegverkeerslawaai, spoorweglawaai als industrielawaai van belang.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de geluidzones van de Europaweg, de A7 (zuidelijke ringweg) en de Boumaboulevard, inclusief de nog aan te leggen aansluiting vanaf de Boumaboulevard (vanaf het station Europapark) naar de Duinkerkenstraat.
Dit betekent dat volgens de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Hieraan is uitvoering gegeven met het rapport 'Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Europapark', Ingenieursbureau Gemeente Groningen, d.d. 22 maart 2013.
Uit dit onderzoek blijkt dat de maximale grenswaarde in geen van de deelgebieden, waar nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk zijn, wordt overschreden. Met uitzondering van één ontwikkellocatie, in de hoek van de Van Elmptstraat en de Eelkemastraat (het bouwvlak tegenover het parkeerterrein van Menzis). Hier wordt de maximale grenswaarde net overschreden, waardoor dove gevels nodig zijn in het geval hier geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd. Dit geldt voor een klein deel van de locatie, vanaf 18 meter hoogte.
Daarnaast blijkt dat in de deelgebieden langs deze wegen de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai (48 dB) wordt overschreden. Dit betekent dat voor deelgebieden waar geluidsgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld wonen, scholen) mogelijk worden gemaakt, hogere waarden moeten worden vastgesteld in het kader van de Wet geluidhinder.
Dit hogere waardenbesluit wordt genomen voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Voor bestaande geluidsgevoelige bestemmingen, zoals De Linie en De Frontier, zijn in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan Europapark in 2002 al hogere waarden vastgesteld. Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar het genoemde akoestisch onderzoeksrapport en de toelichting op het hogere waardenbesluit d.d. 2 juli 2013, nummer RO.13.3785289.
Toelichting hogere waarde
De hogere waarde betreft uitsluitend de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen die hoger worden belast dan 48 dB. Aangezien voor de locaties die het betreft de exacte invulling nog niet bekend is, is nog evenmin bekend waar die gevels komen te liggen. Om deze bestemmingen toch mogelijk te maken, wordt, gekoppeld aan dit bestemmingsplan, per deelgebied een hogere waarde vastgesteld. Die is gebaseerd op de hoogst mogelijke geluidsbelasting voor die locatie, zodat een nieuwe ontwikkeling altijd past binnen het hogere waardenbesluit. Vervolgens kan in de aanvraag van de omgevingsvergunning de benodigde geluidsisolatie worden afgestemd op de daadwerkelijke geluidsbelasting. Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar het genoemd hogere waardenbesluit.
Voor de locaties in het plangebied, die zijn aangewezen als uitwerkingsgebied, worden in het kader van dit bestemmingsplan geen hogere waarden vastgesteld. Dit gebeurt waar nodig bij de uitwerking.
Aanpassing zuidelijke ringweg
De effecten van de voorgenomen aanpassingen van de zuidelijke ringweg (Aanpak Ring Zuid, inclusief de nieuwe autoverbinding Helperzoom-Europapark) op het wegverkeerslawaai in het Europapark zijn meegenomen in dit bestemmingsplan. Daarbij is uitgegaan van de verkeersgegevens die gebruikt worden voor het MER, dat hiervoor wordt opgesteld.
Spoorweglawaai
Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de spoorweg Groningen-Onnen. Dit betekent dat volgens de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Verwezen wordt naar het rapport 'Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Europapark', Ingenieursbureau Gemeente Groningen, d.d. 3 juli 2013. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat in verschillende deelgebieden langs de spoorweg, waar geluidgevoelige bestemmingen mogelijk zijn, de voorkeursgrenswaarde (55 dB voor woningbouw, 53 dB voor andere geluidsgevoelige bestemmingen) wordt overschreden. De maximale grenswaarde wordt, in geen van de deelgebieden waar geluidgevoelige bestemmingen mogelijk zijn, overschreden
Voor bestaande geluidsgevoelige bestemmingen langs het spoor (De Linie, De Frontier) zijn eerder al hogere waarden vastgesteld.
Voor de nog te ontwikkelen deelgebieden zijn in het kader van dit bestemmingsplan hogere waarden vastgesteld (met uitzondering van de uitwerkingsgebieden).
Uitgangspunt hogere waarden spoorweglawaai
Het akoestisch onderzoek is gebaseerd op de actuele situatie: het nieuwe treinstation, de vernieuwing van een deel van het spoor en de meest recente prognoses van Prorail (2012).
Hierbij is geen rekening gehouden met de op 1 juli 2012 door Rijk vastgestelde geluidproductieplafonds, omdat die nog uitgaan van de oude situatie, met het nog niet vernieuwde spoor en zonder treinstation (inmiddels is de gemeente hierover in overleg met Prorail en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu).
Industrielawaai
Het plangebied ligt in zijn geheel binnen de geluidzone van het industrieterrein Groningen-Zuidoost. Omdat het bestemmingsplan in een aantal deelgebieden geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk maakt, is akoestisch onderzoek verricht. Kortheidshalve wordt verwezen naar het rapport 'Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Europapark', Ingenieursbureau Gemeente Groningen, d.d. 3 juli 2013.
Zoals in paragraaf 4.4.2 aangegeven is het gedeelte van het gezoneerde industrieterrein tussen de Bornholmstraat, de Europaweg en de zuidelijke ringweg onttrokken aan het gezoneerde industrieterrein. Ook de voormalige locatie van een transportbedrijf aan de Duinkerkenstraat, ten zuidoosten van het voormalige stamspoor, maakt geen deel meer uit van het gezoneerde industrieterrein Zuidoost. Dit gebied is in dit bestemmingsplan Europapark 2013 als uitwerkingsgebied aangewezen.
Op onderstaande afbeeldingen staan de huidige en nieuwe grenzen van het gezoneerde industrieterrein met de bijbehorende geluidzone weergegeven. Hieruit blijkt welk deel is onttrokken.
Oude begrenzing gezoneerd industrieterrein en geluidzone
Nieuwe begrenzing gezoneerd industrieterrein en geluidzone
Op deze afbeeldingen staat tevens de huidige contour van de maximale grenswaarde voor industrielawaai (55 dB(A)). Binnen deze contour, die gedeeltelijk over het plangebied heen ligt, is geen woningbouw mogelijk, tenzij de gevels waar de 55 dB(A)-grens wordt overschreden als dove gevel worden uitgevoerd.
Echter, als binnen deze contour gebouwen worden gerealiseerd (bijvoorbeeld een kantoorgebouw of een sporthal) verandert daarmee gelijk de contour van de maximale grenswaarde. Het gebouw heeft immers een afschermende werking voor het gebied erachter. In dat geval wordt het (volgens de Wet geluidhinder) mogelijk om in de geluidsluwte van nieuwe gebouwen geluidsgevoelige functies te realiseren (mits de geluidsbelasting lager is dan 55 dB(A)).
Ook is het mogelijk dat de contour verandert vanwege actualisatie of revisie van vergunningen van bedrijven op het industrieterrein.
Voor onderwijs en andere geluidsgevoelige objecten geldt een grenswaarde van 60 dBA); die contour loopt voor een kleiner deel over het plangebied heen.
De Wet luchtkwaliteit (de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)) geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
In de stad Groningen voldoet de luchtkwaliteit al jaren aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. In de stad Groningen komen geen normoverschrijdingen voor. Daarom is er geen wettelijke verplichting om te rapporteren over de luchtkwaliteit. Om de burgers toch goed te informeren is in 2012 het Verslag Luchtkwaliteit 2011 gemeente Groningen opgesteld. Voor de inhoud van dit verslag wordt verwezen naar de webpagina van de gemeente Groningen (http://gemeente.groningen.nl/luchtkwaliteit/luchtkwaliteit-in-groningen).
Op basis van het verslag over de luchtkwaliteit in 2011 kan worden geconcludeerd dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term externe veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
De minister van Infrastructuur & Milieu (I&M) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor heeft het Rijk normen vastgesteld in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de nota verder uitgewerkt. Deze normen hierin hebben nog geen wettelijke status. Nota en circulaire zullen in 2013 worden vervangen door het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.
Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.
De gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er binnen het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn die invloed hebben op de veiligheidssituatie. Buiten het plangebied zijn drie risicobronnen die van invloed zijn op de externe veiligheid in het plangebied, te weten:
- hogedrukaardgasleidingen;
- rijksweg A7 (Groningen-Nieuweschans);
- spoorlijn Onnen-Groningen.
Uit nader onderzoek is gebleken dat aan veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico. Wel zijn er twee aandachtspunten:.
Dit wordt hieronder toegelicht.
In het plangebied van het bestemmingsplan vallen twee deelgebieden voor een gedeelte binnen het plasbrandaandachtsgebied van de spoorlijn Zwolle-Groningen. Het ene gebied betreft een locatie aan het Harm Buiterplein (stationsplein), tegenover de gemeentelijke nieuwbouw. Deze locatie is bestemd voor een kantoor, zakelijke en/of maatschappelijke dienstverlening en horeca.
Het andere gebied betreft een uitwerkingsgebied ten zuidoosten van de Mediacentrale en het naastgelegen kantoorverzamelgebouw. Dit uitwerkingsgebied is naast bovengenoemde functies ook bestemd voor sport en cultuur en ontspanning.
Het Besluit externe veiligheid transportroutes sluit de bouw van deze kwetsbare objecten in het plasbrandaandachtsgebied niet uit, mits ze voldoen aan zware eisen. Deze eisen worden vastgelegd in het onderdeel van het Bouwbesluit dat tegelijkertijd met de inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid transportroutes van kracht wordt.
Wel worden in de planregels van dit bestemmingsplan binnen het plasbrandaandachtsgebied functies uitgesloten ten behoeve van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen (zoals ziekenhuizen, bejaardenhuizen, verpleeghuizen, scholen of dagopvang van minderjarigen). Dit vloeit voort uit de provinciale omgevingsverordening.
Op de verbeelding van het bestemmingsplan is het plasbrandaandachtsgebied aangegeven met de gebiedsaanduiding 'plasbrandaandachtsgebied'.
Maatregelen binnen het plasbrandaandachtsgebied
Geconcludeerd is dat bouwen binnen het plasbrandaandachtsgebied verantwoord kan worden geacht wanneer (naast het uitsluiten van functies voor langdurig verblijf van personen met een verminderde zelfredzaamheid) een aantal aanvullende maatregelen worden getroffen om een gebouw bij een eventueel ongeval te kunnen beschermen tegen optredende hittestralingseffecten en de mogelijkheden tot ontvluchting en redding te vergroten. Deze zijn:
De borging van deze maatregelen vindt plaats via de omgevingsvergunning.
Op bestemmingsplanniveau is de externe veiligheid geborgd doordat, zoals opgemerkt, binnen de aanduiding 'plasbrandaandachtsgebied' functies voor langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen zijn uitgesloten. Verder is de bouwhoogte in het bestemmingsplan beperkt tot maximaal 25 meter. Dit komt overeen met een gebruiksfunctie met een vloer van een verblijfsgebied niet hoger gelegen dan 20 meter boven het meetniveau. Voor gebruiksfuncties die hoger zijn gelegen eist het Bouwbesluit speciale voorzieningen voor de bestrijding van brand, zoals een droge stijgleiding. De beperking van de vloerhoogte van een gebruiksfunctie bevordert eveneens de ontvluchtings-/ontruimingstijd.
2. Aardgasleiding achter ontwikkelgebied Bornholmstraat
Voor het groepsrisico van de hogedruktransportleiding langs de Bornholmstraat (N-505-41-KR) geldt dat het groepsrisico geheel beneden de oriëntatiewaarde ligt.
In het invloedsgebied van de aardgastransportleiding ligt een ontwikkellocatie met een gemengde bestemming, waarbinnen onder meer kantoren en binnen een deel van de locatie ook onderwijs mogelijk is. Deze bestemming valt deels binnen de 100%- letaliteitgrens van de aardgastransportleiding, waarbinnen brandoverslag mogelijk is. Binnen deze grens (70 meter vanaf de aardgasleiding) zijn functies voor langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen uitgesloten.
Overig
Voor de rijksweg A7 geldt dat het groepsrisico in de bestaande situatie de oriëntatiewaarde overschrijdt. Aangezien de ontwikkelingen van het Europapark buiten het invloedsgebied van de A7 liggen, zal het groepsrisico niet toenemen.
Voor het groepsrisico van de spoorlijn Onnen-Groningen geldt dat deze niet hoog is en duidelijk onder de oriëntatiewaarde blijft. De geplande ontwikkelingen leiden slechts tot een geringe toename van het groepsrisico. De kans op een calamiteit neemt niet toe als gevolg van het bestemmingsplan. Wel bestaat op grond van de toename een verantwoordingsplicht. Hieraan is invulling gegeven door middel van de notitie 'Verantwoording groepsrisico Bestemmingsplan Europapark', april 2012. Uit de notitie blijkt dat het groepsrisico kan worden aanvaard.
De regionale brandweer heeft daarnaast geconstateerd dat de bereikbaarheid voldoende is, maar dat het plangebied nog niet in voldoende mate is voorzien van primaire en secundaire bluswatervoorzieningen. Dit beperkt de mogelijkheden voor bestrijding van incidenten. De brandweer adviseert om de bluswatervoorzieningen in het plangebied te verbeteren. Dit kan tegelijkertijd met het realiseren van de ontwikkelingen (bijvoorbeeld bij de aanleg van de waterleiding).
Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat in het plangebied nauwelijks sprake is van langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen. Het plangebied ligt deels in het sirenebereik van het WAS (Waarschuwings- en Alarmeringssysteem) en biedt voldoende ontvluchtingsmogelijkheden. Om de mogelijkheden voor zelfredzaamheid te verhogen, adviseert de brandweer om de aanwezige personen te informeren over de risico's door middel van de 'Risicowijzer'.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Het plangebied betreft een ontwikkellocatie, met de mogelijkheid de bestemming gedeeltelijk te wijzigen in wonen.
In de afgelopen jaren zijn op diverse locaties binnen het plangebied bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit de resultaten van deze bodemonderzoeken blijkt dat de bodem op verschillende plaatsen niet voldoet voor de beoogde nieuwe functies. Bij wijziging van de bestemming moet de bodemkwaliteit geschikt zijn voor de nieuwe bestemming. Dit kan betekenen dat de bodem geschikt gemaakt moet worden voor het beoogde gebruik.
Voor de overige delen van het plangebied is een inventarisatie uitgevoerd van de beschikbare informatie uit het bodeminformatiesysteem. Kortheidshalve wordt verwezen naar het rapport 'Inventarisatie bodemkwaliteitsgegevens plangebied Europapark gemeente Groningen', Milieudienst, juli 2012.
Bij de aanpak van de bodemverontreiniging moet aangesloten worden bij de geplande ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van een bodemonderzoek en voor een sanering ligt bij de veroorzaker, de eigenaar en/of de belanghebbende. Het uitgangspunt is dat de locatie geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik.
Voordat met de sanering kan worden begonnen, moet de gemeente Groningen als bevoegd gezag op grond van de Wet bodembescherming instemmen met de voorgestelde sanering. De gemeente ziet toe op de juiste uitvoering van de sanering en van grondverzet in het algemeen.
Voor de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een omgevingsvergunning in ieder geval noodzakelijk.
Eventuele diffuse bodemverontreiniging ontstaat door jarenlang gebruik en is niet tot een specifieke bron te herleiden. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied een diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt ten aanzien van PAK (10). Voor gebieden met diffuse verontreiniging is sprake van een lichte verontreiniging. Deze voldoet echter wel aan de kwaliteit 'wonen'. Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden.