Plan: | Bestemmingsplan Ebbingekwartier |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP506Ebbingekwarti-oh01 |
Gelijktijdig met de aanleg van nieuwe vestingwerken tussen 1617 en 1624 is de stad uitgelegd in noordelijke richting, waarbij het bestaande stadsoppervlak verdubbelde.
De geologische gesteldheid van de bodem en de logische verlenging van de noord-zuid lopende straten in de middeleeuwse stad en de vorm van de vesting bepaalden het stratenpatroon in de noordelijke uitleg. Zo is een regelmatig raster ontstaan met drie noord-zuid gerichte hoofdstraten waarvan de twee belangrijkste circa zestien meter breed zijn en de loodrecht hierop aansluitende dwarsstraten ongeveer twaalf meter. De noord-zuid gerichte assen vormen de voortzetting van de binnen de middeleeuwse stad gelegen (Oude) Ebbinge-, Boteringe- en Kijk in 't Jatstraat. Aan de oostzijde wordt de noordelijke uitleg begrensd door het doorgetrokken Boterdiep.
De zuidelijke helft van het Selwerderdiep werd in deze tijd gedempt. Een gedeelte van de 'Cleisloot' kwam door de aanleg van de vesting binnen de stadsgrenzen te liggen en werd Boterdiep genoemd, nadat het tot een vaart werd vergraven. Vermoedelijk mondde het Boterdiep uit in het Schuitendiep, de inmiddels vergraven middeleeuwse stadsgracht. Om te voorkomen dat overtollig water uit het hoger gelegen Schuitendiep overstroomde in het Boterdiep werd de uitmonding van het Boterdiep afgesloten met een dam. In 1623 werd hierop de 'Steenmerct' aangelegd, een overslagplaats voor goederen. Deze open ruimte aan het begin van het Boterdiep is nog steeds te herkennen in de hedendaagse situatie.
Kadastraal minuutplan, circa 1830
De oost-west lopende dwarsstraten in het nieuwe stadsdeel eindigden min of meer op het Boterdiep. Op een drietal plaatsen liepen de dwarsstraten door aan de overzijde van het Boterdiep in enkele paadjes om te eindigen op de stadswal. In de 17de eeuw verdichtte de bestaande bebouwing zich aan de oostzijde van het Boterdiep, vooral in het zuidelijke gedeelte tussen de Haverkampsdrift en de Bloemstraat en aan de noordzijde van de Bloemstraat.
Opvallend is het onbebouwde karakter van het laag gelegen gebied tussen de oostzijde van het Boterdiep en de vestingwal tot halverwege de 19de eeuw. De onbebouwde percelen waren voornamelijk in gebruik als tuinen, akkers en bleekvelden. De Jacobijnerdwinger was bestemd voor militaire gerechtsplaats en begraafplaats voor ter dood veroordeelde soldaten. De Ebbingedwinger was vanaf 1747 tot circa 1830 in gebruik als Israƫlitische begraafplaats
Stadsplattegrond van Groningen, 1857
Nog tot het begin van de 20ste eeuw heeft de Israƫlitische begraafplaats als een kleine ommuurde enclave in een soort niemandsland gestaan. In 1954 werd zij ten behoeve van een uitbreiding van de Rijksuniversiteit geruimd. In 2005 bleek dat in de randen nog begravingen aanwezig waren, die netjes zijn opgegraven en herbegraven op de nieuwe Joodse begraafplaats naast de Selwerderhof. De naam Jodenkamp in het noordelijke deel van het gebied herinnert nog aan deze functie.