direct naar inhoud van 3.4 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Lewenborg/Ruischerwaard
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01

3.4 Milieu

Binnen de gemeente Groningen is sinds eind jaren '80 van de vorige eeuw het principe van de compacte stad uitgangspunt van het milieu- en ruimtelijk beleid. Het compacte stadsbeleid staat voor een concentratie van stedelijke functies waardoor op regionaal niveau het milieu gunstig wordt beïnvloed. De compacte stad leidt immers tot minder ruimtebeslag in het buitengebied en minder mobiliteit.

Het concept van de compacte stad brengt echter met zich mee dat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving door de concentratie van stedelijke functies, plaatselijk kan leiden tot milieubelasting. Het is dan ook belangrijk om de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving gericht in de gaten te houden. Uitgangspunt hierbij is dat de relatief goede kwaliteit van het Groningse milieu wordt gehandhaafd en waar nodig verbeterd.

Het plangebied omvat de woonwijken Lewenborg, Zilvermeer, Drielanden en Ruischerwaard. Het voorliggend plan is een conserverend plan, dat in het kader van de actualisering van bestemmingsplannen is opgesteld. Dit betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen in worden meegenomen.

De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op duurzaamheid, bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bodem.

3.4.1 Duurzaamheid

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl en de Routekaart Groningen Energieneutraal+2025. Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving.

Kwaliteit van de leefomgeving

In het plangebied komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kunnen we dan concluderen dat duurzaamheid een goede verankering in het plangebied heeft gekregen.

Overige (duurzaamheid)aspecten

Op het gebied van materiaalgebruik wordt ernaar gestreefd materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.

3.4.2 Bedrijven

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.

In dit plangebied zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2, conform de beschrijving van de VNG in Bedrijven en milieuzonering. Dergelijke bedrijven passen binnen een woonomgeving. Op dit moment is er één bestaand bedrijf met een hogere categorie binnen het woongebied van dit bestemmingsplan. Dat bedrijf is het Q8 tankstation aan de Rijksweg 130. Dit bedrijf valt onder categorie 3. Op dit moment veroorzaakt dit bedrijf geen overlast voor de omgeving.

De regels van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

De regulering van de milieubelasting door bedrijven vindt plaats met behulp van de Wet milieubeheer en/of op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening. Bij de aanvraag van een vergunning voor een nieuwe bedrijfsvestiging wordt nauwgezet beoordeeld of aan de geldende randvoorwaarden kan worden voldaan en of er hinder zal optreden.

3.4.3 Geluid

Geluid is één van de factoren die (grote) invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.

Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  • 1. industrielawaai
  • 2. wegverkeerslawaai
  • 3. spoorweglawaai

Voor de bestaande situatie in dit plangebied is alleen wegverkeerslawaai relevant. In en langs het plangebied liggen rijkswegen en provinciale en gemeentelijke wegen zoals de Rijksweg, Beneluxweg. Bakboordswal en Stuurboordswal. Al deze wegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder.

De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

3.4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het bestemmingsplan Lewenborg / Ruischerwaard is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2010 en 2020. De concentraties zijn berekend voor de meest drukke wegen in het plangebied Lewenborg / Ruischerwaard, te weten: Rijksweg, Beneluxweg en Kluiverboom. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. De gemeente heeft in zijn Duurzaamheidsbeleid opgenomen dat er ook getoetst wordt aan de veel strengere gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof van de Wereld Gezondheidsraad (WHO).

Uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.

Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Voor een toelichting/onderbouwing wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan behorende losse bijlage Notitie luchtkwaliteit.

Geur

Indien van toepassing worden de richtlijnen voor geur meegenomen via de vergunningen van de bedrijven in het kader van Wet milieubeheer en/of een Algemene Maatregel van Bestuur.

3.4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van VROM is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, 2004) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met VROM. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB, 2011). Op dit moment wordt nieuw wettelijk instrumentarium ontwikkeld voor het transport van gevaarlijke stoffen (Besluit Transport Externe Veiligheid). De verwachting is dat deze in 2012 in werking zal treden.

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.

Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.


De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het plangebied te maken heeft met een aantal risicobronnen. Deze bevinden zich zowel binnen het plangebied als in de omgeving. Het betreft de volgende bronnen:

  • N 46 (Beneluxweg);
  • N360 (Rijksweg);
  • 6 hoge druk aardgasleidingen;
  • LPG tankstation Q8 Groningen Oost (Rijksweg);
  • LPG tankstation Euro kartracing Kardinge;
  • LPG tankstation Total Ronda (Ulgersmaweg);
  • Sportcentrum Kardinge.

Verder bevinden zich geen risicobronnen in of nabij het plangebied.

De afstand tussen het plangebied en de twee laatstgenoemde LPG tankstations bedraagt respectievelijk 750 en 1.250 meter. Als gevolg van deze grote afstand zijn deze bedrijven niet van invloed op de veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Voor alle risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG).


Delen van het plangebied liggen binnen het invloedsgebied van één of meerdere van de genoemde risicobronnen. De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft een kwantitatieve analyse van het groepsrisico uitgevoerd voor zowel de provinciale wegen, de hoge druk aardgasledingen en het LPG-tankstation Q8. Uit de berekeningen blijkt dat de hoogte van het groepsrisico past binnen het bestaande wettelijke kader. De zogenaamde oriëntatiewaarde, een belangrijke ijkwaarde, wordt niet overschreden. Voor meer informatie wordt verwezen naar de risico-inventarisatie. De rapportage en de verantwoording groepsrisico maakt deel uit van het bestemmingsplan.


De externe veiligheidssituatie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.4.6 Bodem

Met het bestemmingsplan Lewenborg/Ruischerwaard wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen ontwikkellocaties.

De functies in dit gebied zijn voornamelijk wonen en bedrijven. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie. In het plangebied zijn echter wel diverse bronnen van verontreiniging aanwezig en is er sprake van een diffuse (lichte) verontreiniging van de bodem.

Bronverontreiniging

Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek. Binnen het plangebied bevinden zich voornamelijk dempingen en ophogingen.

Binnen het plangebied zijn meerdere locaties gesaneerd. Momenteel wordt één locatie gesaneerd. Er zijn geen locaties bekend waar ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld en nog niet is gesaneerd.

In de losse, bij dit bestemmingsplan behorende, bijlage Omgevingsaspecten zijn de gesaneerde locaties weergegeven. Tevens is aangegeven of een sanering is afgerond en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.

Diffuse verontreinigingen

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied een diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt ten aanzien van PAK's (10 VROM) en minerale olie. Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem in acht genomen te worden.

3.4.7 Kabels en leidingen

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van de externe veiligheid. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.

In het plangebied bevindt zich een hogedrukgasleiding die als dubbelbestemming op de verbeelding en in de regels is opgenomen. In paragraaf 3.4.5 Externe veiligheid is het effect van deze leiding op zijn omgeving beschreven. In paragraaf 4.3.1 Artikelsgewijze toelichting is beschreven op welke wijze de leiding is geregeld in dit bestemmingsplan.