Plan: | Bestemmingsplan Lewenborg/Ruischerwaard |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01 |
Beleid
Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk' het Groninger water- en rioleringsplan 2009-2013. Onderstaand is het beleidskader weergegeven
Het beleid is vertaald in ambities voor de gemeente Groningen. De centrale ambitie is het streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Doelen bij het duurzaam stedelijk waterbeheer zijn onder meer:
Duurzaam stedelijk waterbeheer moet dus leiden tot een natuurlijker functionerend watersysteem. Dit kan worden gerealiseerd door een scala aan maatregelen, zoals waterbesparing, het voorkomen en zonodig terugdringen van verontreinigingen en het natuurlijker inrichten van waterlopen en vijvers.
De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als medeordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.
Watersysteem, huidige situatie
Het plangebied bestaat uit drie deelgebieden:
De peilgebieden van Lewenborg, Drielanden en Ruischerwaard zijn weergegeven in onderstaande figuur.
De peilgebieden
Waterberging
Voor het plangebied is gekeken in hoeverre de waterstructuur voldoende waterberging biedt (bron: stedelijke wateropgave).
In het hele plangebiedgebied is voldoende oppervlaktewater aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario optreedt te kunnen bergen en risico`s op wateroverlast te beperken. De berekende maximale waterstandstijging bedraagt voor de wijken Ruischerwaard, Drielanden en Lewenborg respectievelijk 80, 35 en 95 cm.
Riolering
In Ruischerwaard is een gescheiden rioolstelsel aanwezig. Hierbij wordt het regenwater gescheiden van het overige huishoudelijke afvalwater van onder meer toilet, douche en keuken. Het dakwater plus het overige regenwater gaat vervolgens rechtstreeks naar het oppervlaktewater.
In Lewenborg is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Het regenwater en overig huishoudelijk afvalwater wordt in één buis verzameld en getransporteerd naar de rioolwaterzuivering.
In de ecologische wijk Drielanden is een gescheiden stelsel aangelegd. In het deel Waterland is tevens onderscheid gemaakt tussen grijs en zwart water. Grijs water omvat de afvoer van water uit keuken en douche. Dit water wordt afgevoerd naar een helofytenfilter. Dit filter zorgt voor de zuivering van dit water. Zwart water omvat het overige huishoudelijke afvalwater van de toiletten. Dit wordt afgevoerd naar de zuivering. Het schone hemelwater van wegen en daken wordt tevens rechtstreeks afgevoerd op oppervlaktewater. In Zonland en Mooiland is een traditioneel gescheiden stelsel aangelegd
Watersysteem, geprojecteerde situatie
Waterschap Noorderzijlvest heeft in 2002 het Waterstructuurplan Noorddijk vastgesteld. Dit plan geeft de kaders weer waarbinnen de waterstructuur binnen het gebied kan worden verbeterd. Het waterstructuurplan is uitgewerkt in het document Uitwerking maatregelen waterstructuurplan Noorddijk (Grontmij, 2006). Uit dit plan zijn al diverse maatregelen uitgevoerd of in voorbereiding om uit te voeren. De belangrijkste punten van het waterstructuurplan zijn:
Het basisprincipe van de toekomstige waterstructuur is de waterketen zoveel mogelijk te sluiten en daarmee de inlaat van gebiedsvreemd water zoveel mogelijk te beperken. Hiertoe dient voldoende buffercapaciteit in het watersysteem te worden gecreëerd. Hierbij komen met name de natuurgebieden in beeld.
Om zoveel mogelijk recreatief medegebruik van het oppervlaktewater (kanovaren, pleziervaart) te bevorderen wordt het aantal peilvakken zoveel mogelijk beperkt om ongehinderde doorvaart mogelijk te maken.
De principes zijn opgenomen in zowel het Waterstructuurplan Noorddijk als het Ontwikkelingsplan Kardinge (Grontmij, 2002). Voor de exacte maatregelen wordt verwezen naar deze rapportage.
Waterstructuur uit het ontwikkelingsplan Kardinge
Toekomstige peilgebieden uit het ontwikkelingsplan Kardinge
Uitgangspunten watersysteem
Bij nieuwbouw en eventuele inbreiding van het plangebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting. Er moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist is. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en/of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist. Binnen het plan moet hier ruimte voor gereserveerd worden. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen/partijen.
Drainagesystemen moeten indien mogelijk rechtstreeks afwateren richting het oppervlaktewater.
Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan een verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.
De aanleg van een vegetatiedak/groene daken kan een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen; meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.
Uitgangspunten bodem
De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1.00 m zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0.20 m beneden de bodemafsluiting van de kruipruimte zijn. Op dit moment zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte. De drooglegging op basis van de stedelijke wateropgave bedraagt:
De drooglegging in het gebied voldoet aan de gestelde uitgangspunten voor drooglegging.