Plan: | Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | rijksstructuurvisie |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0000.IM11svBuisleiding-3010 |
Het doel van deze Structuurvisie is om ruimte vrij te houden in Nederland voor de aanleg van toekomstige buisleidingen van nationaal en internationaal belang voor het transport van gevaarlijke stoffen.
De Structuurvisies Buisleidingen is een nadere uitwerking van het nationale belang zoals is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die de Rijksoverheid heeft uitgebracht in het kader van de actualisatie decentralisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid1. Daarin is bepaald dat het netwerk aan buisleidingen essentieel voor de energievoorziening en voor het veilig vervoeren van gevaarlijke stoffen is. Buisleidingtransport blijft de komende decennia een wezenlijke rol vervullen in de Europese gas- en grondstoffenmarkt. De vraag naar buisleidingtransport en daarmee de vraag naar nieuwe leidingen en leidingverbindingen zal nog toenemen. Het Rijk kiest in verband met het vergroten van de concurrentiekracht voor het versterken van de ruimtelijk-economische structuur. Borgen van ruimte voor buisleidingen voor transport van (gevaarlijke) stoffen is daarvoor een belangrijke randvoorwaarde. De nationale belangen die het Rijk in die Structuurvisie vastlegt, worden gerealiseerd via het in voorbereiding zijnde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Hieraan zal te gelegener tijd een hoofdstuk voor het vrijwaren van de buisleidingenstroken worden toegevoegd (zie hoofdstuk 10).
Met de Structuurvisie Buisleidingen wil het Rijk verdere duidelijkheid verschaffen aan zowel het bedrijfsleven dat daarmee kan rekenen op goede verbindingen voor buisleidingtransport, als aan provincies en gemeenten die hierop hun ruimtelijke plannen kunnen afstemmen. Gezien de ruimtelijke ontwikkelingen die in de laatste decennia hebben plaatsgevonden (grotere ruimtedruk) en die in de toekomst zullen voortgaan, zal in deze Structuurvisie met name de borging van het beleid in de plannen van andere overheden en in het leidingenbeheer bij leidingexploitanten een zwaarder accent hebben.
Het Rijk legt zelf doorgaans geen leidingen aan, maar heeft tot taak om kaders en normen te stellen. Het Rijk heeft bovendien een rol bij de planning van het hoofdnetwerk dat regionale grenzen overschrijdt met het oog op het functioneren van het (inter)nationale aardgastransport en het haven- en chemiecluster in Nederland en Noordwest-Europa. Het Rijk ziet het bieden van ruimte voor leidingen van nationaal belang als vorm van goede nationale ruimtelijke ordening. Daarom wil het zelf zorg dragen voor het vrijhouden van ruimte op de hoofdverbindingen van buisleidingtransport van gevaarlijke stoffen en het bieden van ruimte voor toekomstige ontwikkelingen. Deze vrij te houden ruimte is vastgelegd in de voorliggende Structuurvisie Buisleidingen en de ruimtelijke doorwerking zal via het Barro in de bestemmingsplannen worden geregeld.
Het netwerk van hoofdverbindingen dat het Rijk in deze Structuurvisie presenteert geeft zoveel mogelijk ruimte aan nieuwe ontwikkelingen door efficiënt om te springen met de ruimtelijke reserveringen voor nieuwe buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Bovendien maakt de Structuurvisie duidelijk waar de aanwezigheid van deze reserveringen beperkingen kan opleggen aan nieuwe ruimtelijk plannen. De Structuurvisie Buisleidingen is een vervolg op het Structuurschema Buisleidingen van 19852 .
Voor buisleidingenleidingen voor gevaarlijke stoffen, reeds bestaand of nieuw, geldt dat het Besluit externe veiligheid buisleidingen gemeenten verplicht deze leidingen op te nemen in het bestemmingsplan met een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de leiding.
Waterleidingen, goederentransport door buisleidingen, het regionale transportleidingennet (RTL-net van Gasunie) en distributieleidingen voor aardgas worden niet meegenomen in de Structuurvisie Buisleidingen. Deze netwerken kennen namelijk een veel grotere en fijnmazige vertakking die beleidsmatig niet op Rijksniveau thuishoort. En uitgezonderd de RTL-leidingen voor aardgas, geldt dat er geen of minimaal sprake is van een veiligheidscontour, zodat ruimtelijke inpassing over het algemeen veel eenvoudiger is. Voor water en goederen geldt bovendien dat de komende jaren geen vraag naar nieuw grootschalig transport over grotere afstanden voorzien wordt.
Buisleidingen zijn een belangrijk, duurzaam, relatief veilig en energie-efficiënt transportmiddel voor aardgas, olie en andere gevaarlijke stoffen. Er ligt in Nederland ongeveer 18.000 km aan buisleidingen onder de grond voor het transport van gevaarlijke stoffen waarmee 60% van de gevaarlijke stoffen getransporteerd wordt. Het merendeel hiervan betreft de aardgastransportleidingen: ca. 12.000 km, waarvan de helft uit hoofdtransportleidingen bestaat en de andere helft uit regionale transportleidingen. Hiermee wordt jaarlijks gemiddeld 60 miljoen ton aardgas getransporteerd, waarvan circa 40% bestemd is voor export. De resterende leidingen zijn bedoeld voor het transport van olie en olieproducten (waaronder defensiepijpleidingen) en chemische stoffen.
Buisleidingen zijn in Nederland verantwoordelijk voor 10% van het totale goederenvervoer. Zo'n 40% van de olie en (petro)chemische producten en 100% van het aardgas wordt onder de grond per leiding vervoerd. Het Nederlandse netwerk aan buisleidingen is daarmee essentieel voor de energievoorziening en voor de petrochemische industrie. Het is een veilige en omvangrijke vorm van transport voor gevaarlijke stoffen.
Het gebruik van ondergrondse buisleidingen kent een aantal belangrijke voordelen boven andere vormen van transport. Het is congestieloos vervoer van grote hoeveelheden vloeibare en gasvormige gevaarlijke stoffen. Voorwaarde is hierbij wel dat er voldoende buisleidingen (en dus ruimte om deze aan te leggen en te exploiteren) beschikbaar zijn. Het biedt een hoge veiligheid en leveringszekerheid. Voor het transport van aardgas is Nederland sinds de jaren zestig van de vorige eeuw volledig overgegaan op buisleidingen. Dit netwerk wordt in de toekomst nog uitgebreid. Een andere transportmodaliteit dan buisleidingen is hier niet aan de orde. Voor andere stoffen ontlast het gebruik van buisleidingen andere transportvormen, zoals vervoer per weg of per spoor en geeft daarbij een lagere milieubelasting en meer veiligheidswinst. Het neemt fysiek weinig ruimte in, biedt niet of nauwelijks visuele hinder en geldt als versterking van de positie van onder meer havens en industriegebieden. Nadelen zijn dat transport alleen van en naar vaste locaties kan plaatsvinden. Bovendien zijn de kosten van aanleg van een buisleiding relatief hoog3 .
Een goed functionerend transportnetwerk van ondergrondse buisleidingen is van groot belang voor het functioneren van de Nederlandse samenleving en van Noord-West Europa op het gebied van energie, economie, ruimte en milieu. Voor zowel bedrijven als burgers is een goed functionerend buisleidingnetwerk noodzakelijk, onder meer met het oog op de energievoorziening. Met buisleidingtransport zijn tevens belangen van milieu, veiligheid en ruimte gemoeid. Omdat de samenleving als geheel hiervan profiteert is het van algemeen maatschappelijk belang dat het huidige buisleidingennet goed wordt onderhouden, dat voldoende ruimte open blijft voor de uitbreiding van het buisleidingtransport in de toekomst en dat het vervoer van gevaarlijke stoffen veilig plaatsvindt.
In 2007 is het Rijk gestart met de voorbereidingen van de onderliggende Structuurvisie Buisleidingen op basis van artikel 2.3, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening. De Tweede Kamer is hierover met de brief van 4 februari 2008 geïnformeerd4 . In deze structuurvisie zijn op hoofdlijnen de verbindingen aangewezen voor buisleidingtransport ten behoeve van de versterking van het nationale ruimtelijk-economische beleid. De gekozen tracés in de structuurvisie zijn het resultaat van een zorgvuldige afstemming met de betreffende provincies en gemeenten. Ook is hierop een aantal onderzoeken en een plan-milieu-effectrapportage uitgevoerd. In de periode tussen het verlopen van het structuurschema en het van kracht worden van de structuurvisie is een overgangsperiode vastgesteld, waarin het beleid van het Structuurschema Buisleidingen van 1985 tijdelijk werd voortgezet. Dit is in een brief van de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijk Ordening en Milieubeheer (VROM) aan de Tweede Kamer vastgelegd5 . Het Rijk ging hierbij uit van de vrijwillige medewerking van provincies en gemeenten. Daarnaast bleef VROM het ruimtelijk beleid van gemeenten in bestemmingsplannen en projectbesluiten volgen op conformiteit met het structuurschema.
In 2007 is in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een onderzoek uitgevoerd naar de vraag naar toekomstige buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen6 . Uit dit onderzoek blijkt dat de omvang van transport van aardgas, aardolie en chemische stoffen naar verwachting zal toenemen en dat daarmee behoefte ontstaat aan extra buisleidingtracés. Het maximale groeiscenario komt op een toename met ongeveer 4.000 km transportleidingen gedurende de komende 20 tot 25 jaar.
Het Rijk voorziet dat het aantal buisleidingen richting de toekomst verder zal toenemen. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt het netwerk van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen van economisch belang gezien voor Nederland op Europese schaal. De toegankelijkheid van internationale transportnetwerken is mede bepalend voor de aantrekkelijkheid van Nederland voor grote bedrijven. Ook speelt de ontwikkeling van Nederland als gasrotonde hierbij een rol7 , die vraagt om een uitbreiding van de infrastructuur voor aardgas binnen Nederland en richting buurlanden.
Zonder de aanwezigheid van buisleidingen zouden chemische complexen in Nederland en de buurlanden minder optimaal kunnen functioneren. In de chemische industrie in Nederland werken ruim 100.000 mensen. De toegevoegde waarde werd in 2008 begroot op 21 miljard euro. Ofschoon het aandeel niet in een bedrag is uit te drukken, speelt het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen hierin een centrale rol8 .
In de huidige ruimtelijke ontwikkeling van Nederland wordt niet automatisch rekening gehouden met de toekomstige aanleg van buisleidingen van nationaal belang. Er is in principe sprake van buisleidingen van nationaal belang bij transport over langere afstand, waarbij doorgaans provinciegrenzen of de Rijksgrens worden overschreden. Ook het hoofdtransportnetwerk voor de energievoorziening en Defensieleidingen gelden als nationaal belang.
Buisleidingen waarmee gevaarlijke stoffen worden vervoerd moeten zoveel mogelijk over de gehele lengte bereikbaar blijven voor inspectie, onderhoud en reparatie. Om deze werkzaamheden te kunnen uitvoeren ligt er altijd ter weerszijden van de buisleiding een belemmeringenstrook van, afhankelijk van de soort leiding, tenminste 4 of 5 meter. Deze belemmeringenstrook dient in principe obstakelvrij te blijven. Dit wordt op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen verplicht gesteld in bestemmingsplannen. In toenemende mate zijn locaties zodanig bestemd voor andere activiteiten of bebouwd waardoor de ruimte voor de aanleg en exploitatie van nieuwe buisleidingen wegvalt. Gezien het nationaal belang van buisleidingen is dit een ongewenste situatie. De benodigde ruimte kan voor een deel worden gevonden langs de huidige tracés van bestaande buisleidingen, maar vraagt ook in enkele gevallen om nieuwe tracés.