Plan: | Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | rijksstructuurvisie |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0000.IM11svBuisleiding-3010 |
In de voorgaande hoofdstukken is de Rijksvisie neergelegd rondom de ruimtelijke reserveringen voor nieuwe buisleidingen van nationaal belang, mede in relatie tot externe veiligheid en beheer. Deze Structuurvisie is in beginsel alleen bindend voor het Rijk, maar heeft tot doel om tot doorwerking te komen in het ruimtelijk beleid van andere overheden en in de werkwijze van leidingexploitanten. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke stappen worden gezet om het beleid uit deze visie door te vertalen naar deze andere partijen.
De juridische doorwerking van de Structuurvisie zal door het Barro worden verzekerd. Beoogd is om in het Barro de verplichting op te nemen voor het bevoegd gezag om bij de opstelling of aanpassing van bestemmingsplannen of inpassingsplannen de voor buisleidingtransport vrij te houden stroken in acht te nemen. Het gaat hierbij om vrijwaren en niet om bestemmen. Bestaande bestemmingen veranderen door het Besluit dus niet. Noch de Structuurvisie Buisleidingen noch het Barro kan voorschrijven dat buisleidingen gelegd moeten worden. Ruimtelijke-ordeningsinstrumenten regelen alleen welk gebruik van gronden al dan niet is toegelaten op een bepaalde locatie.
De doelstelling van de Structuurvisie is alleen te waarborgen dat ruimte wordt vrijgehouden voor buisleidingen van nationaal belang zodat deze in de toekomst ook daadwerkelijk aangelegd kunnen gaan worden. Er is sprake van een voorwaardenscheppende aanpak. Dit vrijwaren en de daadwerkelijke aanleg zijn twee heel verschillende, niet te verwarren zaken die zich op verschillende momenten in de tijd afspelen.
In ieder geval is voor de aanleg van een buisleiding van nationaal belang op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) altijd een passend rechtsgeldig bestemmingsplan nodig met in elk geval de (dubbel)bestemming "buisleidingen(strook)". Een bestemmingsplan dat al op die manier toereikend is voor de aanleg van deze soort buisleidingen hoeft uiteraard niet meer te worden gewijzigd.
Zolang een concrete buisleiding planologisch nog niet is toegestaan in een bestemmingsplan, kan volgens het geldende bestemmingsplan het toegestane gebruik van de grond (inclusief toegestane bouwmogelijkheden) onbelemmerd worden voortgezet ook na het inwerkingtreden van beoogde bepalingen over buisleidingen in het Barro. De in dat bestemmingsplan opgenomen bouwtitels blijven gelden. Alleen voor bestemmingsplannen die het geldende bestemmingsplan wijzigen of voor aanvragen om omgevingsvergunningen die een afwijking betekenen van het ten tijde van het in werking treden van het Barro geldende bestemmingsplan geldt dat deze geen nieuwe activiteiten mogen toelaten die de realisatie of instandhouding van een buisleidingenstrook belemmeren.
Om concreet te maken aan welk soort activiteiten wordt gedacht bij nieuwe activiteiten die voor nieuwe buisleidingenstroken belemmerend kunnen werken, worden hierna wat voorbeelden genoemd. Hierbij moet niet alleen gedacht worden aan nieuwe gebouwen maar ook aan kassen en andere bouwwerken; aanleg van andere infrastructuur, zoals wegen, bovengronds en ondergronds; aanleggen van waterlopen; permanente diepwortelende beplanting en bomen; permanente opslag van goederen; het indrijven van voorwerpen in de bodem en het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
In de leidingstrook mogen wel bouwwerken worden gebouwd, die onlosmakelijk verbonden zijn aan een leiding, zoals meetgebouwtjes, markeringspalen, hekwerken, afsluiters, etcetera.
De voorwaarden hiervoor zullen in overleg tussen betrokken overheden en leidingstrookbeheerders en leidingleggers moeten worden bepaald. Uiteraard laat dit het van toepassing zijn van wettelijke vergunningstelsels zoals het stelsel van omgevingsvergunningplichten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) onverlet.
De buisleidingenstroken lenen zich wel goed voor bestemmingen zoals landbouw, natuur, (extensieve) recreatie en andere bestemmingen die buisleidingen als dubbelbestemming kunnen hebben.
Ook indien er al buisleidingen liggen, kunnen er in een nieuw bestemmingsplan c.q. een bestemmingsplanherziening of in een omgevingsvergunning voorschriften worden opgenomen omtrent het bouwen of het gebruik van de grond ter bescherming van de instandhouding van de buisleidingenstrook. Zulke voorschriften kunnen bijvoorbeeld zekere beperkingen stellen aan diepploegen of het wijzigen van het maaiveldniveau.
In het Barro (en eventueel daarop gebaseerde ministeriële regelingen) zullen voorkeurstracés voor buisleidingen worden opgenomen. Gemeenten die te maken hebben met leidingstroken zullen worden verplicht om bij het wijzigen van bestemmingsplannen rekening te houden met toekomstige leidingen op hun grondgebied en dienen ervoor zorg te dragen dat daarvoor geen nieuwe belemmeringen ontstaan. . In het Barro zal aan de gemeenten de nodige flexibiliteit worden geboden door het opnemen van de mogelijkheid om van het voorkeurstracé af te wijken vanwege bestaande bestemmingsplannen, daarbij spelende belangen of toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Dit biedt de gelegenheid van lokaal maatwerk. Zolang er maar een doorgaande verbinding gewaarborgd is die aansluit op het tracé bij naastliggende gemeenten.
Naast het voorgenomen tracé zal naar verwachting aan weerszijden een zoekgebied buisleidingen ingesteld worden van maximaal. 250 meter ter weerszijden van de strook waarbinnen de gemeente het voorkeurstracé kunnen wijzigen. Aan het gebruik van deze mogelijkheid zal een termijn worden verbonden. Er wordt nu gedacht aan een termijn van vijf jaar. Na die termijn na inwerkingtreding van het Besluit vervalt het zoekgebied en geldt slechts het voorkeurstracé.
Het is de bedoeling dat buisleidingen in de buisleidingenstroken worden gelegd. In het Barro zal dit nader worden uitgewerkt. Alleen in uitzonderlijke situaties zou daarvan kunnen worden afgeweken. Het gaat dan in de regel om nieuwe leidingen die dienen ter vervanging van een bestaande leiding en om dat gedeelte van een leiding dat van of naar een plek buiten de strook moet leiden. Er kan echter ook sprake zijn van nieuwe inzichten die aanleiding zijn tot het volgen van een volledig andere verbinding dan opgenomen in de Structuurvisie. Als in een dergelijke uitzonderlijk geval het Rijk het inpassingsplan maakt voor deze nieuwe leiding zullen nut en noodzaak van deze keuze om af te wijken van de hoofdstructuur ruimtelijk goed moeten worden onderbouwd.
Leidingen voor gevaarlijke stoffen van lokaal of provinciaal belang worden wel worden buiten de stroken gelegd.
Het Rijk geeft de voorkeur aan een normerende wettelijke regeling voor de leidingstroken boven het van Rijkswege inpassen van de vrij te houden leidingstroken in de bestemmingsplannen. Een Rijksinpassingsplan richt zich op het inpassen van een concrete activiteit binnen een periode van 10 jaar. Het vrijwaren van ruimte voor nieuwe leidingstroken ziet het Rijk niet als dergelijke concrete activiteit. Bovendien kan met een inpassingsplan voor een leidingstrook niet worden voorkomen dat leidingen van nationaal belang buiten deze leidingstroken worden gelegd. Dit is wel mogelijk via het Barro.
Voor alle buisleidingen voor gevaarlijke stoffen, zowel binnen als buiten de leidingstroken geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het Bevb geldt zowel voor bestaande als voor nieuwe leidingen.
In het Bevb is bepaald dat voor de aanleg van een buisleiding van nationaal belang op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) altijd een passend rechtsgeldig bestemmingsplan nodig is. Dit is een verplichting op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen, die ook geldt voor leidingen van regionaal of lokaal belang, mits ze vallen onder de werking van het Bevb. Alle leidingen voor gevaarlijke stoffen moeten derhalve worden ingepast in het bestemmingsplan.
Het Rijk is bevoegd tot het vaststellen van inpassingsplannen voor onder andere de aanleg en uitbreiding van grote aardgastransportleidingen. De criteria op grond waarvan projecten zich kwalificeren voor toepassing van de Rijkscoordinatieregeling zijn vastgelegd in de Gaswet en de Mijnbouwwet. Voldoet een project hieraan, dan is de Rijkscoördinatieregeling52 van toepassing. Dit geeft het Rijk de mogelijkheid om de procedures rondom de totstandkoming van projecten van nationaal belang samen te voegen en te versnellen. Deze regeling is bij wet van toepassing verklaard op een aantal grote energie-infrastructuurprojecten, waaronder de aanleg en uitbreiding van nieuwe hoofdtransportleidingen van Gasunie (HTL-aardgasleidingen), leidingen voor het transport van CO2 en aardgas naar ondergrondse opslag en productieleidingen voor olie en aardgas die door gevoelig gebied lopen.
Een nieuwe leiding mag pas worden gelegd wanneer deze is opgenomen in het bestemmingsplan of Rijksinpassingsplan en het risico is beoordeeld.
De Structuurvisie geeft geen grondslag voor vergoeding van schade. Het Rijk heeft echter in de Structuurvisie Buisleidingen getracht de kans dat later planschade optreedt optreden zoveel mogelijk te beperken door tracés van de buisleidingenstroken waar mogelijk om woongebieden heen te leggen, voorstellen van gemeenten en indieners van zienswijzen mee te nemen, e.d.. In het Barro wordt beoogd om aan de gemeenten de nodige flexibiliteit te bieden door het opnemen van de mogelijkheid om van het voorkeurstracé af te wijken vanwege bestaande bestemmingsplannen, daarbij spelende belangen of toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Dit biedt de gelegenheid voor lokaal maatwerk. Zolang er maar een doorgaande verbinding gewaarborgd is die aansluit op het tracé bij naastliggende gemeenten. Aan het gebruik van deze mogelijkheid zal een termijn worden verbonden, gedacht wordt aan 5 jaar. Binnen deze termijn kunnen gemeenten met alle betrokkenen bij zowel het tracé als de feitelijke aanleg van een buisleiding in overleg gaan en zo mogelijk tot overeenstemming komen.
Planschade ontstaat pas in het geval dat het bestemmingsplan wordt aangepast ten behoeve van de aanleg van een leiding op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Als een leidingexploitant een nieuwe leiding wil leggen en op de strook rust bijvoorbeeld een woonbestemming, moet de initiatiefnemer bij de betreffende gemeente vooraf regelen dat op grond van het Bevb het bestemmingsplan en meer specifiek de betreffende woonbestemming ter plaatse van de te leggen leiding door de gemeenteraad zodanig gewijzigd wordt vastgesteld, dat voldaan wordt aan de eisen van het Bevb. Voorts zullen door de gemeente(n) met de initiatiefnemer wel de op grond van hoofdstuk 6 Wro eventuele toewijsbare planschadekosten (bij voorbeeld vanwege reeds bestaande bebouwing) verrekend kunnen worden op basis van een - liefst vooraf - door B&W van de betreffende gemeente(n) met de initiatiefnemer te maken afspraak (lees: overeenkomst) met toepassing van artikel 6.4a, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
Rijkswaterstaat heeft het initiatief genomen voor overleg met de Vereniging van Leidingeigenaren in Nederland (Velin) over een gezamenlijke verkenning naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van collectief beheer van buisleidingstroken.
Rijkswaterstaat zal het signaleren van ruimtelijke plannen die de ruimtereservering voor buisleidingen verstoren daar waar nog geen leidingen in stroken liggen, meenemen bij het signaleren van ruimtelijke initiatieven van derden die invloed hebben op het functioneren van hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersysteem. Wanneer eenmaal de eerste leiding in een strook gelegd is, is private sector aanwezig en kan ze zelf de ruimtelijke ontwikkelingen rond haar buisleiding bewaken.
Rijkswaterstaat gaat met de sector na welke procedurele en inhoudelijke spelregels gemaakt moeten worden over de invulling van de strook met nieuwe leidingen en de aanpak van het operationele beheer door de private partijen (zoals het overnemen van controles voor elkaar en het elkaar informeren bij onderhoud en graafwerkzaamheden).
De gemeente is op grond van een goede ruimtelijke ordening verantwoordelijk voor het vrijhouden van de buisleidingenstroken. Dat wil zeggen dat permanente bebouwing op de strook niet mag plaatsvinden en risicoverhogende en -volle objecten naast de strook moeten worden geweerd. Het rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Het Rijk gaat ervan uit dat Structuurvisie Buisleidingen via de bepalingen uit het Barro doorwerking krijgt in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Het vrijhouden van ruimte voor nieuwe leidingen en het vrijwaren van de leidingstroken in bestemmingsplannen heeft geen gevolgen voor de private afspraken tussen leidingexploitanten en grondeigenaren.
De concessieverlening op basis van de Belemmeringenwet privaatrecht zal worden gewijzigd, waardoor de toetsing door de Planologische Werkcommissie (PWC) komt te vervallen.
Uit het onderzoek onder burgers blijkt dat burgers voor vragen over buisleidingtransport in eerste instantie naar de gemeente zullen stappen. Het Rijk neemt zich daarom voor tezamen met de VNG een communicatieplan voor gemeenten uit te werken om eventuele vragen van burgers te kunnen beantwoorden. Deze taak kunnen gemeenten combineren met de communicatie rond het aanpassen van bestemmingsplannen met bestaande leidingen op grond van de Besluit externe veiligheid buisleidingen.