direct naar inhoud van 3.9 Wonen en bedrijvigheid
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.lg2011-0010

3.9 Wonen en bedrijvigheid

In deze paragraaf wordt kort ingegaan op woningen, niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen in het plangebied. De agrarische bedrijven zijn in paragraaf 3.7 aan bod gekomen.

3.9.1 Huidige situatie

In het plangebied bevinden zich diverse burgerwoningen en bedrijfswoningen. Deze woningen maken veelal onderdeel uit van een bebouwingslint. De structuur van de lintbebouwing is voortgekomen uit de ontginningsgeschiedenis, zoals in paragraaf 3.4 is weergegeven.

De niet-agrarische bedrijvigheid in het plangebied bestaat o.a. agrarisch verwante activiteiten, zoals agrarisch loonbedrijven en paardenhouderijen en andere bedrijven, aannemersbedrijven en transportbedrijven. Ook bevinden zich twee voormalige locaties van de NAM in het plangebied.

3.9.2 Toekomstige ontwikkelingen

Burgerwoningen
Wonen in het landelijk gebied is in trek. Mede gelet op de ligging van het plangebied nabij de stedelijke agglomeratie van de Randstad en de ligging in het Groene Hart, is de vraag naar woningen groot. Nieuwbouw van burgerwoningen is echter, behalve in het kader van de Ruimte voor ruimteregeling, niet aan de orde. Om de "verstening" van het landelijk gebied tegen te gaan is het rijks- en provinciaal beleid om hier in principe geen nieuwe woningen toe te laten. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld wanneer hier een aanzienlijke hoeveelheid bebouwing wordt gesloopt en er sprake is van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

Een andere mogelijkheid is het creëren van "Rood voor Groen". Dit houdt in dat een nieuwe woning mag worden opgericht, wanneer hier de realisatie van (openbaar toegankelijke) natuur tegenover staat. Een voorbeeld hiervan is het oprichten van een nieuw landgoed. Zowel Ruimte voor Ruimte- als Rood voor Groenconstructies, moeten voldoen aan strikte provinciale eisen. In hoofdstuk 5 wordt hier nader aandacht aan besteed.

Daarnaast is het ook denkbaar om extra woningen/wooneenheden te realiseren binnen reeds bestaande bebouwing. Het gaat dan veelal om cultuurhistorische waardevolle panden, die op deze wijze worden behouden en onderhouden. De bestaande bebouwing neemt dus niet toe.


Niet-agrarische bedrijvigheid
Aangenomen kan worden dat voor de meeste niet-agrarische bedrijven een gering ontwikkelingsperspectief aanwezig is. Ten gevolge van niet-agrarische bedrijvigheid kan overlast voor de omgeving optreden, zoals verkeersdruk, milieubelasting en verrommeling. Niet-agrarische bedrijvigheid kan echter ook positieve effecten hebben, zoals het behoud van de werkgelegenheid op het platteland.

Voor niet agrarische bedrijven geldt deze niet aan het landelijk gebied zijn gebonden en daarom binnen het stedelijk gebied en/of op een bedrijventerrein thuishoren. Het geldend planologisch beleid laat het oprichten van een nieuw niet-agrarisch bedrijf dan ook in principe niet toe. Een uitzondering hierop is de situatie dat een bestaand bedrijf wordt beëindigd en een nieuwe bedrijfsfunctie in de vrijkomende bebouwing wordt gevestigd. Dit wordt onder voorwaarden mogelijk gemaakt. Daarnaast worden mogelijkheden geboden voor wijziging van de bedrijfsfunctie in bijvoorbeeld een woonfunctie, waarbij kleinschalige bedrijvigheid aan huis of andere activiteiten van ondergeschikte aard mogelijk zijn. Ook hier dient aan de daarvoor gestelde voorwaarden te worden voldaan.

3.9.3 Aanbevelingen voor visie en juridische vormgeving vanuit wonen en bedrijvigheid
  • De bestaande, legale burgerwoningen positief worden bestemd.
  • De bestaande, legale niet-agrarische bedrijven worden waar mogelijk positief bestemd.
  • Nieuwe bedrijvigheid is in principe alleen in bestaande niet-agrarische bedrijfsbebouwing mogelijk, indien geen sprake is van een verzwaring van de bedrijfscategorie en geen uitbreiding van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing.
  • Niet-agrische bedrijvigheid in combinatie met agrarische functie of woonfunctie dienen zoveel mogelijk een gebiedsondersteunende identiteit te hebben en dienen de interactie tussen agrariërs en stedeling te bevorderen.