direct naar inhoud van 3.3 Water
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.lg2011-0010

3.3 Water

Voor de beschrijving van de waterhuishouding is onderscheid gemaakt tussen oppervlakte- en grondwater en tussen het kwaliteits- en kwantiteitsbeheer ervan. Ook wordt aandacht besteed aan de watersysteembenadering en verdroging.

3.3.1 Huidige situatie

Waterbeheerder
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied verantwoordelijk voor:

  • het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlakte- en boezemwater;
  • waterkwaliteitsbeheer: goede kwaliteit van het oppervlaktewater;
  • waterkering: veilige duinen, dijken en kaden;
  • waterkwantiteitsbeheer: voldoende (zoet) water;
  • baggeren: bestrijding vervuiling van waterbodems en om noodzakelijke doorstroomprofielen in stand te houden.

In het kader van de Watertoets is het hoogheemraadschap betrokken bij het bestemmingsplanproces. De resultaten van de watertoets zijn opgenomen in bijlage 1.


Bodemopbouw en grondwatersituatie
De bodem van het plangebied bestaat uit een basisveenlaag. Op het basisveen is klei afgezet. Op die kleiafzettingen is in oostelijke richting weer een veenpakket afgezet. Het gebied is door inklinking en turfwinning zo laag komen te liggen dat het kunstmatig afgewaterd moest worden en zo zijn de polders ontstaan. Het plangebied ligt in verschillende polders met verschillende waterpeilen tijdens de zomer.

Naam polder   Waterpeil - NAP  
Drooggemaakt Grote Polder   5,4 m  
Gecombineerde Starrevaart en Damhouderpolder   5 m  
Zoetermeerse Meerpolder   5,5 m  
Meeslouwerpolder   4,65 m - 4,75 m  
Grote Westeindse Polder   1,95 m - 2,2 m  
Drooggemaakte Geer en Kleine Blankaardpolder   4,75 m  
Zwet en Grote Blankaardpolder   2,25 m  
Hofpolder   1,6 m  

Figuur 3.2: Zomerpeil polders

Oppervlaktewatersysteem
Het oppervlaktewater van het plangebied bestaat uit een stelsel van grote sloten en weteringen waarop de kleinere kavelslootjes afwateren. Het hoofdwatersysteem dat het water moet afvoeren wordt het boezemwater genoemd. Het hele patroon van het watersysteem is kenmerkend voor de veenontginningsgebieden. Om het gewenste waterpeil te handhaven, wordt door middel van gemalen het water uit de polders op de boezemwateren geloosd. Bij een tekort aan water in de polders wordt vanuit deze boezems water de polder ingelaten. Het waterpeil in het plangebied ligt dicht onder het maaiveld.

Het water in de Vliet en andere hooggelegen watergangen, dat via de bodem wegzijgt, kwelt later weer op in de naburige dieper gelegen polders. Over lange afstand komt zout kwelwater uit de Noordzee omhoog zodat dit zich vrij ondiep onder het zoete grondwater bevind..

De waterkwaliteit van het boezemwater is slecht. Dit komt doordat het overtollige water uit de polders op de boezems wordt geloosd. Eén van de redenen voor de slechte kwaliteit van het water uit de polders is bemesting. Ook in het kassengebied in de Meeslouwerpolder is de kwaliteit van het water slecht. Dit komt doordat afvalwater vanuit de kassen op de waterlopen wordt geloosd. Op diverse plaatsen in het plangebied wordt zowel in de waterlopen als in de boezems de landelijke grenswaarden voor chloride, fosfaat en stikstof overschreden. Het nutriëntengehalte verslechtert omdat nog niet alle woningen op het riool zijn aangesloten.
In de Drooggemaakte Grote Polder, de Gecombineerde Starrevaart en Damhouderpolder, de Zoetermeerse Meerpolder en de Geerpolder vindt verbrakking van oppervlaktewater plaats.

Bijzonder zijn de voor de zandwinning gerealiseerde waterplassen in het recreatiegebied Vlietland. Ten zuid-westen van de Kniplaan is een vogelplas gegraven, Vogelplas Starrevaart.


Grondwatersysteem
In het plangebied zijn twee verschillende grondwatersystemen te vinden. Het zogenaamde Zoetermeerse systeem en het Haagse duinsysteem.

Het Haagse duinsysteem is het water dat in de duinen en aanliggende strandwallen infiltreert en in de lage delen van de Duivenvoordecorridor en de droogmakerijen naar boven komt in de vorm van kwel. Het Zoetermeerse systeem wordt gevoed door de veenweidegebieden en is van oorsprong zoet. Op de rand van de twee systemen, onder meer in de Zoetermeerse Meerpolder, wordt het zoete water langzaam verdrongen door het zoute en ontstaat een brak milieu.

Nog altijd is zoetwaterkwel merkbaar in de polders aan de binnenzijde van de vroegere strandwallen. Nadat de waterleidingmaatschappijen van Den Haag, Wassenaar en Leiden drinkwater begonnen op te pompen uit de duinen, werd op den duur een ernstige verdroging van de duinen merkbaar. Om dit tegen te gaan werd met name door de Haagse Duinwaterleidingmaatschappij via een buis rivierwater aangevoerd, eerst uit de Lek en later uit de Andelse Maas. Dit rivierwater is rijk aan voedingsstoffen en zorgde voor infiltratieplassen in de omgeving. Deze plassen trokken veel vogels aan, maar omdat deze plassen ongewenst de bodem vervuilen met nutriënten , wordt het water nu diep in de grond geïnfiltreerd in plaats van aan het oppervlak.


Riolering en waterzuivering
In vervolg op het ontheffingenbeleid van de provincies voor de zorgplicht in het buitengebied draagt de waterkwaliteitsbeheerder bij aan 'dure aansluitingen'. Met woonboten wordt op dezelfde manier omgegaan als andere huishoudens.
Daarnaast gaat de waterkwaliteitsbeheerder kleine decentrale zuiveringsinstallaties aanleggen en beheren, als deze samen tenminste 10 inwonerequivalent lozen. Het gaat hierbij om de zogenaamde Individuele Behandeling Afvalwater (IBA's). Om het aantal IBA's zo laag mogelijk te houden zal de waterkwaliteitsbeheerder financieel bijdragen aan gemeenten om het aantal rioolaansluitingen te maximaliseren. Rondom Stompwijk heeft een aantal woningen nog geen riolering. Op termijn moeten ook de glastuinbouwbedrijven aangesloten worden op de riolering en kan niet meer op het oppervlaktewater worden geloosd.

Aan het kruispunt Jan Koenenweg/Meerlaan is een afvalwaterzuiveringsinstallatie gelegen. Deze ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan Kern Stompwijk. Voor deze installatie wordt een geurzone van 200 m en een geluidszone van 110 m gehanteerd. Deze zones liggen in het gebied van het bestemmingsplan Landelijk gebied. Er worden plannen ontwikkeld om deze zuivering op te heffen en het vuile water naar een centrale buiten het gebied af te voeren.


Waterkeringen en onderhoud
Het plangebied kent een aantal primaire en secundaire waterkeringen. Uit een inventarisatie is gebleken dat de waterkeringen voor meer dan 90% in goede staat verkeren en dat de resterende 10% van de trajecten in de planperiode (volgens een reeds bestaand meerjarenplan) in goede staat gebracht worden.
In het plangebied zijn geen baggerdepots aanwezig. Er wordt niet uitgesloten dat in de toekomst baggerdepots worden gevestigd in het gebied. Meestal zullen tijdelijke depots worden toegepast. De Meeslouwerplas wordt de komende 10 jaar verontdiept met grond en bagger.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.lg2011-0010_0010.jpg"Figuur 3.3: water

3.3.2 Toekomstige ontwikkelingen

Voor het verbeteren van de waterkwaliteit en kwantiteit in het plangebied zijn in het Raamplan Herinrichting Leidschendam (1999) doelstellingen geformuleerd ten aanzien van het duurzamer en robuuster maken van het watersysteem. De doelstellingen zijn vooral gericht op het voorkómen van wateroverlast. Dit gebeurt door het ontwikkelen van locaties voor piekberging. Daarvoor moeten een aantal polders worden heringericht. De polders krijgen een waterrijke structuur, die ecologische en recreatieve functies kan bevatten. De herinrichting zal bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit en de waterberging.
De landinrichtingscommissie heeft de volgende doelstellingen opgesteld:

  • meer gebruik maken van gebiedseigen water door het creëren van seizoensberging;
  • verminderen van wateroverlast in de boezem door piekberging en verbreding van waterlopen;
  • verbeteren van de waterkwaliteit door aanleg van natuurlijke oevers;
  • hydraulisch scheiden van natuur- en landbouwgebieden in Meeslouwerpolder en Zoetermeerse Meerpolder;
  • baggerprobleem oplossen door inrichting van voldoende baggerdepots.

Voor het plangebied zijn de volgende maatregelen van toepassing, waarmee in het bestemmingsplan rekening dient te houden.

  • De sloten tussen de Nieuwe Driemanspolder en de Zoetermeerse Meerpolder en de ringdijk van de Zoetermeerse Meerpolder worden verbreed ten behoeve van de wateraanvoer naar de beoogde waterberging in de Nieuwe Driemanspolder.
  • In de Drooggemaakte Grote Polder wordt de afvoer naar Zoetermeer verlegd naar het gemaal van de Nieuwe Driemanspolder. Hiervoor dient de capaciteit van de waterafvoer vergroot en verlegd te worden. Daartoe dienen hoofdwaterlopen te worden verbreed, het gemaal te worden vergroot en een groot sifon te worden aangelegd onder de molenvaart.
  • In de Meeslouwerplas worden natuurvriendelijke oevers aangelegd en bij de Kniplaan wordt de berging- en afvoercapaciteit rond het glastuinbouwgebied verbeterd.
  • Aan de oostkant van de Middelweg wordt langs de Middeltocht in de Zoetermeerse Meerpolder een groene verbinding gerealiseerd met een natuurvriendelijke oever en een wandelpad.

De Landinrichting is 3 jaar geleden bij de invoering van de nieuwe Wro beëindigd, maar veel van bovengenoemde punten zijn via diverse kanalen nog aan de orde.

Naast genoemde ontwikkelingen heeft het Hoogheemraadschap aangegeven dat op een aantal plaatsen de waterkerende functies worden verbeterd.

3.3.3 Aanbevelingen voor visie en juridische vormgeving vanuit water
  • Water dient leidend te zijn bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
  • Werken en werkzaamheden met invloed op de waterhuishouding moeten aanlegvergunningplichtig worden gemaakt.
  • De hoofdwatergangen hebben een belangrijke functie ten behoeve van de ontwatering. Deze dienen overeenkomstig hun functie te worden bestemd.