direct naar inhoud van Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.lg2011-0010

Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie, waaronder extensieve recreatie;
  • b. spreiding van dagrecreatieve voorzieningen met een openbaar karakter, zoals:
  • een zwemstrand ter plaatse van de aanduiding 'strand' (str);
  • speel- en ligweiden ten behoeve van naturistische recreatie;
  • visplaatsen;
  • c. een pitch & putt-baan ter plaatse van de aanduiding 'pitch & putt' (pp);

en mede bestemd voor:

  • d. de ontwikkeling, instandhouding, versterking en/of het herstel van ter plaatse voorkomende natuurwaarden en houtopstanden.

met de daarbij behorende:

  • e. bebouwing;
  • f. dagrecreatieve voorzieningen;
  • g. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  • h. wandel- en fietspaden;
  • i. ruiterpaden en menroutes;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. waterlopen en waterpartijen.

14.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 14.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor de bestemming(en) 'Leiding - Gas', 'Leiding - Riool', 'Leiding - Water', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie lage verwachting', 'Waarde- Ecologie' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en), primair van toepassing.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, met in achtneming van het bepaalde lid 14.2.2, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bebouwing ruimtelijk dan wel landschappelijk goed dient te worden ingepast, met inachtneming van de in de Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf beschreven ruimtelijke kwaliteit en karakteristiek van het gebied;
  • b. burgemeester en wethouders over de landschappelijke inpassing van bebouwing advies kunnen inwinnen bij een landschapsdeskundige.

14.2.2 Inrichting bestemmingsvlak en maatvoering bebouwing

Voor de plaatsing van bouwwerken als bedoeld in lid 14.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid 14.1.1 onder a. en b. bedoelde dagrecreatie en dagrecreatieve voorzieningen worden gebouwd, zoals vis- en aanlegsteigers en een toiletgebouw, waarbij de grondoppervlakte van een gebouw niet meer mag bedragen dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m;
  • b. op de gronden als bedoeld in lid 14.1.1 onder c. is geen bebouwing toegestaan, behoudens de in lid 14.4.1 en lid 14.4.2 genoemde afwijkingsmogelijkheden;

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aanvullend op het bepaalde in lid 14.2 nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van bouwwerken, in verband met:

  • a. een goede ruimtelijke dan wel landschappelijke inpassing van bebouwing op het (bouw)perceel dan wel in het gebied;
  • b. het behoud, herstel dan wel de versterking van de karakteristieken dan wel waarden van het gebied;
  • c. de situering, gebruiksmogelijkheden en/of de (beperking van) bezonning van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • d. geluidaspecten, milieuaspecten, verkeersveiligheid en/of andere veiligheidsaspecten.

Het een ander met inachtneming van hetgeen in de Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is beschreven.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Schuilgelegenheden, bergingen en sanitaire voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van het bouwen op deze gronden van gebouwen, zoals schuilgelegenheden, bergingen en/of sanitaire voorzieningen. Voor het bouwen van deze bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m²;
  • b. de oppervlakte van elk gebouw mag niet meer bedragen dan 30 m²;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

14.4.2 Clubgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van het bouwen van een clubgebouw met horecavoorziening op de gronden als bedoeld in lid 14.1.1 onder c. Voor het bouwen van dit gebouw gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw dient te worden gesitueerd binnen een zone van 80 m vanaf de perceelgrens van De Star 51;
  • b. de grondoppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • c. de bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

14.4.3 Toelaatbaarheid afwijking

Burgemeester en wethouders maken uitsluitend gebruik van de in lid 14.4.1 of lid 14.4.2genoemde afwijkingsmogelijkheid, indien en voor zover:

  • a. vaststaat dat de afwijking of bebouwing ten dienste is van de bestemming, noodzakelijk is voor een doelmatig gebruik van de onderhavige gronden en geen onevenredige hinder veroorzaakt voor de omgeving;
  • b. door toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit en/of waarden van de gronden dan wel de waarden (landschappelijke en/of natuurwaarden) verbonden aan de bestemming van de gronden, die aan het bestemmingsvlak grenzen;
  • c. de afwijking of bebouwing ruimtelijk dan wel landschappelijk goed worden ingepast, met inachtneming van de in de Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf beschreven ruimtelijke kwaliteit en karakteristiek van het gebied, ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders advies kunnen inwinnen bij een landschapsdeskundige.

14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en/of bouwwerken met deze bestemming wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 32, in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor bosbouw, boomgaarden, Boskoopse cultures en bollenteelt, behoudens het bepaalde in lid 14.6 (landschapselementen);
  • b. het plaatsen en geplaatst houden van kampeermiddelen of enig ander onderkomen op een perceel;
  • c. het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen en andere daarmee vergelijkbare onderkomens die geschikt zijn voor bewoning en op water kunnen drijven.

14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.6.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op en/of in de gronden met de in onderstaande tabel aangegeven (dubbel)bestemming(en), de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

(dubbel)bestemming(en)   werken en werkzaamheden1  
  a.   b.   c.   d.   e.   f.   g.   h.   i.   j.   k.   l.   m   n.  
Recreatie - Dagrecreatie   x   x   x   x   x   x   x   x   x   o   x   x   x   x  
Leiding - Gas   x   x   x   x   o   x   x   x   o   x   x   o   o   o  
Leiding - Riool   x   x   x   x   o   x   x   x   o   x   x   o   o   o  
Leiding - Water   x   x   x   x   o   x   x   x   o   x   x   o   o   o  
Waarde - Archeologie hoge verwachting   zie artikel 26  
Waarde - Archeologie lage verwachting   zie artikel 27  
Waarde - Ecologie   x   x   x   x   x   x   x   x   x   x   x   x   x   x  
Waterstaat - Waterkering   x   x   x   x   o   x   x   x   x   x   x   x   x   x  
Verklaring:
x= omgevingsvergunningplichtige activiteit
o= niet-omgevingsvergunningplichtige activiteit  

¹werken en werkzaamheden:

  • a. het aanleggen en/of verharden van (kavel)wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de bodem, het afgraven, ontgrondingen, ophogen en/of egaliseren van de gronden, het ophogen van gronden (meer dan 10 cm) in verband met grootschalige verwerking van bagger;
  • c. het aanleggen en/of dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen of het aanleggen van natuurelementen, zoals paddenpoels, tot een oppervlakte van 250 m²;
  • d. het aanbrengen van boven- en/of ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • f. diepwoelen of diepploegen, d.w.z. het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 m of meer diep);
  • g. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren dan wel het leggen van drainageleidingen;
  • h. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden (landschapselementen) en het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en/of diepwortelende beplanting, waaronder begrepen rietplanting;
  • i. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor normaal onderhoud of graslandverbetering;
  • j. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;
  • k. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • l. het aanleggen/plaatsen van -niet als bouwwerk aan te merken- (folie)mestbassins, sleufsilo's en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  • m. het aanleggen van draf-/renbanen, paardenbakken, longeer-ruimten en/of andere vergelijkbare voorzieningen voor paarden, alsmede het opbrengen van een laag zand voor het houden van paarden;
  • n. het opbrengen van zand en/of ander materiaal ten behoeve van een ander gebruik van het grasland.

14.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 14.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud van graslanden;
  • b. reeds in uitvoering zijnde (legale) werken en werkzaamheden bij de tervisielegging van het ontwerp van dit plan of werken en werkzaamheden waarvoor reeds een aanlegvergunning is verleend;
  • c. de aanleg en/of normaal onderhoud van natuurvriendelijke oevers.

14.6.3 Toelaatbaarheid omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.6.1 wordt slechts verleend, indien en voor zover de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft:

  • a. geen onevenredige aantasting met zich meebrengen voor de landschappelijke, waarde van beplanting op deze gronden dan wel voor de waarden van de aan de bestemming grenzende gronden;
  • b. de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet in onevenredige mate verkleinen;
  • c. noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;

en indien:

een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het agrarisch belang, en voor zover aan de orde, de belangen die met de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Water', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie lage verwachting', 'Waarde- Ecologie' en/of worden gediend, tot uitkomst heeft dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

14.6.4 Advies omtrent omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen alvorens omtrent de aanvraag om omgevingsvergunning te beslissen advies inwinnen bij een landschapsdeskundige of een met betrekking tot de betreffende werken, werkzaamheden en/of gronden meest aangewezen instantie.