direct naar inhoud van Artikel 21 Wonen
Plan: Venlo-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BPL2009011-VA01

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, in de vorm van grondgebonden woningen, gestapelde woningen, boven- en benedenwoningen, patiowoningen en waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 4 personen);
  • b. aan huis gebonden beroepen;
  • c. tuinen, erven en onbebouwde erven;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'': een bedrijf als genoemd in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Lijst van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': een winkel op de eerste bouwlaag;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': dienstverlening;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garageboxen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': gezondheidszorg;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3': horeca tot en met categorie 3, uitsluitend op de begane grond;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - fitnesscentrum': een fitnesscentrum, uitsluitend op de begane grond en in de kelder;

en tevens voor:

  • m. een onderdoorgang voor het verkeer, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met de daarbij behorende:

  • n. hoofd- en bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. een bijgebouw mag tevens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, met een maximale goothoogte van 3,30 m een maximale bouwhoogte van 6 m, dan wel, in geval van een grotere bestaande goot- en bouwhoogte, de bestaande goot- en bouwhoogte.

21.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, met uitzondering van het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'garage', gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven aantal wooneenheden toegestaan;
  • c. gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • d. patiowoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – patio';
  • e. grondgebonden woningen en gestapelde bebouwing (complex en boven- benedenwoningen) zijn toegestaan, overeenkomstig de aanduiding;
  • f. de hoofdgebouwen dienen in en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn te worden geplaatst;
  • g. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • h. de bebouwingsdiepte, respectievelijk breedte van het hoofdgebouw mag bij:
    • 1. aaneengesloten bebouwing, met uitzondering van gestapelde bebouwing (complex) wat betreft beide maatvoeringen maximaal 10 m bedragen;
    • 2. halfvrijstaande bebouwing maximaal 12 m, respectievelijk maximaal 15 m bedragen;
    • 3. vrijstaande bebouwing maximaal 15 m, respectievelijk maximaal 20 m bedragen;
  • i. het bebouwingspercentage van het bouwvlak voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke hoger zijn 1 m gemeten vanaf het aansluitend terrein mag niet meer dan 65 bedragen;
  • j. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag bij gestapelde bebouwing (complex) niet meer dan 80 bedragen;
  • k. ingeval van halfvrijstaande en vrijstaande bebouwing dient de afstand van de vrijstaande gevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m te bedragen.

21.2.3 Garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage'

Voor het bouwen van garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage' geldt de volgende regel:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

21.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a dienen in hoeksituaties aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag, voor zover gelegen buiten het maximale bouwvlak van het hoofdgebouw zoals bepaald in lid 21.2.2 sub h, niet meer bedragen dan:
    1. 70 m2 bij een bouwperceel van maximaal 500 m2;
    2. 100 m2 bij een bouwperceel groter dan 500 m2;
    met dien verstande dat het maximale bouwpercentage als hiervoor bedoeld onder lid 21.2.2 sub i en j niet mag worden overschreden;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3,30 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a t/m d van dit lid, mogen aan- en uitbouwen worden aangebouwd vóór de voorgevelrooilijn, met een diepte van maximaal 1,5 m, een oppervlakte van maximaal 6 m2 en een bouwhoogte van maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping.

21.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw – of in het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
  • b. in hoeksituaties dienen erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen, gelegen aan de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens, op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
    • 2. speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • d. het onder lid 21.2.2 sub i en j aangegeven bebouwingspercentage mag ten gevolge van het oprichten van andere bouwwerken welke hoger zijn dan 1 m, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet worden overschreden.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Bereik

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
  • b. de kapvorm van gebouwen;
  • c. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

21.3.2 Doel

De toepassing van nadere eisen als bedoeld onder lid 21.3.1 door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
  • c. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de parkeerruimte op eigen terrein;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de zelfredzaamheid van personen die in de nabijheid van risicobronnen verblijven;
  • i. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Algemeen

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval verstaan het gebruik van:

  • a. vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. opstallen als kamerverhuurbedrijf;
  • c. opstallen voor Bed and breakfast;

en tevens:

  • d. gronden voor de voorgevel bij aaneengesloten woonbebouwing om te parkeren.

21.4.2 Beroepen aan huis regeling

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt niet gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor het in combinatie met het wonen uitoefenen van een aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mits de bedrijfsactiviteit is opgenomen in de bijlage bij deze regels “bedrijvenlijst woongebied”, en:

  • a. de woonfunctie overwegend behouden blijft;
  • b. de beroeps- en/of bedrijfsoppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de aan-, uit- en/of bijgebouwen, met een maximum van 50 m2;
  • c. de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
  • d. door beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving veroorzaken of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn;
  • f. geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die ondergeschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • g. geen (overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)omgeving ontstaat;
  • h. geen horeca-activiteiten worden uitgeoefend;
  • i. geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op erotisch en/of pornografisch gebied wordt / worden uitgeoefend.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1 Bed and Breakfast

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.1 ten behoeve van een Bed and Breakfast, mits:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • c. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  • d. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • e. het gebruik de woonfunctie ondersteund, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • g. de Bed and Breakfast-voorziening in bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
  • h. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik is, zulks met een absoluut maximum van 60 m2.

21.5.2 Kamerverhuurbedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.1 voor de vestiging van een kamerverhuurbedrijf, mits:

  • a. de panden niet zijn gelegen binnen een zone als bedoeld in artikel 32.3;
  • b. het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • c. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
21.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'bedrijf', 'detailhandel', 'kantoor', 'gezondheidszorg' en 'dienstverlening' als bedoeld in lid 21.1 te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende drie jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt hervat.