direct naar inhoud van Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Buitengebied 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatieve voorzieningen, daarbij behorende dagrecreatieve voorzieningen en landschappelijke inpassing, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' de gronden zijn bestemd voor recreatiewoningen en stacaravans/chalets;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' de gronden zijn bestemd voor kampeermiddelen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij' de gronden zijn bestemd voor een kampeerboerderij;
    • 4. indien en voor zover het bestemmingsvlak is gelegen aan de Dennendreef 3 de gronden mede zijn bestemd voor:
      • horeca ten dienste van de verblijfsrecreatie met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
      • detailhandel ten dienste van de verblijfsrecreatie met een oppervlakte van niet meer dan 200 m2;
  • b. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen,erven, terrassen, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

17.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag, voor zover het bestemmingsvlak is gelegen aan:
    • 1. de Eindhovenseweg niet meer dan 385 m2 bedragen;
    • 2. de Gemondesestraat 8 niet meer dan 800 m2 bedragen;
    • 3. de Luissel 10 en 12 niet meer dan 1.000 m2 bedragen;
    • 4. de Nergena 32 niet meer dan 585 m2 bedragen conform de vergunde situatie;
    • 5. de Dennendreef niet meer dan 20% van het perceelsoppervlak bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.

17.2.2 Recreatiewoningen

Voor recreatiewoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. de inhoud van een recreatiewoning, inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer dan 250 m³ bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

17.2.3 Stacaravans

Voor stacaravans/chalets gelden bovendien de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan/chalet, inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,50 m bedragen.

17.2.4 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' ten hoogste het aantal woningen is toegestaan dat vermeld staat op de verbeelding;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud legaal aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud is toegestaan en als maximum geldt;
  • c. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen.

17.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.

17.3 Nadere eisen
17.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

17.3.2 Afwegingskader

De in 17.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik;
  • d. ten behoeve van de milieusituatie;
  • e. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
  • f. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.3.3 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 55.1 van toepassing.

17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Geringere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2.4 onder c ten behoeve van een geringere dakhelling, onder de voorwaarde dat dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk en/of gewenst is.

17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van recreatiewoningen, stacaravans, chalets, kampeerboerderij of kampeermiddelen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van werknemers en de direct daarmee in verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook en wasgelegenheid;
  • c. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.6.1 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.5.1 onder c uitsluitend voor zover een bedrijfswoning aanwezig is, voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen of een deel van het bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte onder de voorwaarden dat:

  • a. aangetoond wordt dat een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; deze noodzaak behoeft niet te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
  • b. de afhankelijke woonruimte in beginsel plaatsvindt in de woning; wanneer wordt aangetoond dat inwoning in het hoofdgebouw onredelijke bezwarend is of niet haalbaar is, kan, met inachtneming van alle overige bepalingen, een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw of een deel van een bedrijfsgebouw gerealiseerd worden;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2 en een maximale inhoud van 240 m3.
    Deze maatvoering geldt ook wanneer de afhankelijke woonruimte in een deel van een bedrijfsgebouw wordt gerealiseerd;
  • d. het bijgebouw of het deel van het bedrijfsgebouw waarbinnen de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd op maximaal 30 m van het hoofdgebouw staat en qua ligging een ruimtelijke eenheid met het hoofdgebouw vormt;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • f. per woning kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning voor het gebruik als afhankelijke woonruimte van kracht zijn.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, zodra de bij het verlenen van de voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.