direct naar inhoud van Artikel 9 Groen – 2
Plan: Boxtel-Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.BP06noord2010-ONH1

Artikel 9 Groen – 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Groen - 2” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. bijgebouwen behorende bij de op hetzelfde bouwperceel aanwezige woning(en);

met daaraan ondergeschikt:

  • e. tuinen en erven;
  • f. toegangswegen en paden;
  • g. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en:

  • k. een parkeerterrein voor maximaal 100 personenauto´s ter plaatse van de aanduiding ´parkeerterrein´ op de verbeelding.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.


9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  • c. in afwijking van het hierboven bepaalde geldt ter plaatse van de aanduidingen ´parkeerterrein´ en ´weg´ voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde dat de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen.

9.3 Nadere eisen

9.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


9.3.2 Bij toepassing van het bepaalde in lid 9.3.1 is het bepaalde in artikel 30, lid 2 van toepassing.

9.4 Afwijkenvan de bouwregels

9.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2.1 voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het perceelsgedeelte met de bestemming “Groen-2”, mits:
      • de aan- en uitbouwen en bijgebouwen 3 meter achter de voorgevel(rooilijn) van het hoofdgebouw worden gesitueerd;
      • de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen op de gronden met de bestemming “Groen 2” bij een hoofdgebouw niet meer dan 50 m² bedraagt;
      • het bebouwingspercentage van het achter de voorgevelrooilijn gelegen zij- en achtererf niet meer dan 50% bedraagt;
      • de goothoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 meter;
      • de bouwhoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 3,00 meter bedraagt;
      • de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
      • de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter;


9.4.2 Op een voorbereiding van een besluit tot afwijken op grond van lid 9.4.1 is de procedure in artikel 34, lid 1 van toepassing.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 31, lid 1., wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens zoals kampeermiddelen en stacaravans;
  • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen;
  • c. het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het al dan niet ten verkoop opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • e. het storten, opslaan, opgeslagen houden en lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare stoffen;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.6.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verrichten van grondroeractiviteiten, waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, ontgronden, woelen, vergraven, mengen, diepploegen en egaliseren, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. het aanleggen, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, vijver, greppels en andere wateren;
  • d. het verlagen van het grondwaterpeil, anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- of pompputten;
  • g. het rooien van houtgewas;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • i. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij behorende constructies.


9.6.2 Het in lid 9.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.