direct naar inhoud van Bijlage 11 Externe Veiligheid
Plan: achter Noordweg 27 Oostvoorne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.1209bpNoordweg27-0100

Bijlage 11 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt een wettelijke grondslag gegeven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarden als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).

De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In december 2009 is de aangepast Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:

  • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is; of
  • het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde; of
  • het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding en een uitspraak over de verwachte toekomstige personendichtheid in het geval er concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied zijn;
  • het GR per kilometer buisleiding en de bijdrage van de ontwikkeling (toegelaten beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten) aan de hoogte van het GR;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen.

Onderzoek

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ook vindt hier geen vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor of over het water plaats.

Op ongeveer 200 m van het plangebied ligt de N218. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat de PR 10-6-risicocontour niet buiten de wegas ligt. Het PR vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. De PR 10-8-risicocontour - indicatief voor het invloedsgebied voor het GR - ligt 127 m buiten de wegas. In haar advies van 2 april 2010 noemt DCM Milieudienst Rijnmond voor deze weg een invloedsgebied van 230 m. Een deel van het plangebied ligt dus binnen het invloedsgebied voor het GR. De beoogde woningen liggen echter op ongeveer 250 m van deze weg en dus buiten het invloedsgebied voor het GR. De vaststelling van het bestemmingsplan heeft daarom geen invloed op de hoogte van het GR. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven.

Buisleidingen

Ten noorden van het plangebied ligt een aantal buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De kenmerken van deze leidingen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

volgnummer   A-624-KR-045 (40633)   A-536-KR-040 (36864)   11002-25 'Crude Oil'  
beheerder   Gasunie   Gasunie   Total Vlissingen  
stof   aardgas   aardgas   brandbare vloeistoffen  
uitwendige diameter   80 bar   66,2 bar   60 bar  
maximale werkdruk   36 inch   36 inch   24 inch  
PR 10-6-risico-contour   0 m   0 m   25 m  
invloedsgebied/ inventarisatieafstand   470 m   430 m   55 m  
kortste afstand tot het plangebied   200 m   216 m   216 m  

Uit deze tabel blijkt dat het plangebied buiten de verschillende PR 10-6-risicocontouren ligt. Wel ligt het plangebied (inclusief de beoogde woningen) binnen het invloedsgebied van het GR voor de twee hogedruk aardgastransportleidingen. Uit de kwantitatieve risicoberekening die in het kader van een ander bestemmingsplan (bestemmingsplan Hoofdweg) voor deze leidingen is uitgevoerd, blijkt dat in de huidige situatie het GR vele malen kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is. Als gevolg van de realisatie van het plan zal de personendichtheid binnen het invloedsgebied toenemen waardoor ook het GR toeneemt. In de verantwoording van het groepsrisico is onderbouwd dat de toename van de personendichtheid zeer beperkt is. Daardoor zal de toename van het GR zeker kleiner zijn dan 10%. In dit geval kan dus worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR.

Verantwoording GR

Huidige en verwachte personendichtheid

Tot voor kort was ter plaatse van het plangebied een kampeerboerderij gevestigd, met een kleinschalig kampeerterrein. De kampeerboerderij is een aantal jaar geleden opgeheven. Hier verblijven dan ook geen personen meer. Behalve deze voormalige kampeerboerderij zijn ter plaatse van het plangebied in de huidige situatie ook twee woningen aanwezig. Op grond van de handreiking verantwoordingplicht groepsrisico van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, kan bij een woning worden uitgegaan van een gemiddelde personendichtheid van 2,4 personen per woning. Ter plaatse van het plangebied zullen in de huidige situatie op een gemiddelde dag dus hoogstens 5 personen aanwezig zijn.

Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden 10 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. De twee bestaande woningen blijven gehandhaafd. Als gevolg van dit plan neemt het aantal personen in het plangebied op een gemiddelde dag met 24 personen toe.

Mogelijkheden tot bestrijding van rampen

Om een goed beeld te krijgen van de impact van de voorgenomen ontwikkeling op het groepsrisico, is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. De Veiligheidsregio heeft hierbij naar twee scenario's van rampen gekeken. Allereerst het vrijkomen van toxische stoffen als gevolg van een ongeval met een tankwagen op de N218 en daarnaast een fakkelbrand als gevolg van een incident met de aardgastransportleidingen.

De veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond adviseert om de volgende voorzieningen te realiseren, ten einde de risico's te beperken en de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten:

  • Zorg dat bij de geplande ontwikkelingen (nood)uitgang(en) zodanig worden gesitueerd dat aanwezige personen veilig in tegengestelde richting van een incident met de aardgastransportleiding kunnen vluchten, waardoor de zelfredzaamheid van aanwezigen wordt verbeterd en slachtoffers kunnen worden voorkomen. Daarbij is het van belang dat alle (nood)uitgang(en) in voldoende mate aansluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied.
  • Bij de voorgenomen ontwikkelingen en bij herontwikkeling geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kan worden door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen ('safe haven' principe). Hiervoor dienen deuren, ramen en ventilatie openingen afsluitbaar te zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden.
  • Draag zorg voor de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening binnen het plangebied zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR).
  • Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezigen personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne 'goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand'.

Deze maatregelen hebben nauwelijks tot geen kwantificeerbaar effect op het berekende aantal slachtoffers. Echter, de kans op het zich catastrofaal ontwikkelen van een incident neemt af en de effecten kunnen verder teruggedrongen worden.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied

Het plangebied wordt ontsloten door de Noordweg. Via deze weg kunnen de Sportlaan en de Burgemeester Letteweg worden bereikt. Over deze laatste twee wegen is het plangebied van de risicobron af te ontvluchten. Tevens is het plangebied via deze wegen goed bereikbaar voor hulpdiensten.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de realisatie van dit bestemmingsplan. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-risicocontouren en het GR is verantwoord.