direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Tuinbouw
Plan: Schinkelpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0358.BPSchinkelpolder-VA02

Artikel 3 Agrarisch - Tuinbouw

3.1 Bestemmingsomschrijving


De voor Agrarisch - Tuinbouw (A-TB) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van tuinbouwbedrijven, al dan niet onder glas;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding "(bw)" en "(sw-bw2)", een bestaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken respectievelijk een tweede bestaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven;
  • c. gebouwen en andere bouwwerken die voor de agrarische bedrijfsuitoefening als bedoeld onder a. nodig zijn;
  • d. de bedrijfsterreinen en opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsuitoefening als bedoeld onder a.;
  • e. de daarbij behorende voorzieningen zoals verkeerswegen voor de ontsluiting van de bedrijfspercelen, andere verhardingen ten behoeve van het tuinbouwbedrijf, groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 3.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. kassen;
  • b. andere bedrijfsgebouwen, waaronder opslagruimten, bedrijfsgebonden kantoorruimten, laboratoria, onderzoeksruimten en presentatieruimten;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedoeld voor de energie(terug)levering, waaronder begrepen de behuizing van CO2-opslagtanks, warmte(koude)opslagtanks, wkk-installaties en transformatoren;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedoeld voor de waterberging, waaronder begrepen watersilo's en waterbassins;
  • e. bestaande bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken;
  • f. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde,


met dien verstande dat er op basis van wet- en regelgeving voldoende afstand van een milieuhinderlijke bron tot een gevoelige functie aangehouden moet worden.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van kassen en overige bedrijfsgebouwen bedraagt 11 meter;
  • b. ieder bouwperceel mag tot maximaal 2 ha. worden bebouwd, mits kan worden voorzien in afdoende waterberging en parkeergelegenheid op eigen perceel;
  • c. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 10 meter;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • e. het bepaalde onder a. tot en met d. is niet van toepassing op bestaande bebouwing.
3.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt dat ter plaatse van de aanduidingen "(bw)" en "(sw-bw2)" de bestaande bedrijfswoning is toegestaan met bijbehorende bouwwerken respectievelijk de tweede bestaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van een waterbassin bedraagt 5 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van een warmte(koude)opslagtank, CO2-opslagtank, watersilo of koeltoren is 11 meter;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • d. de bouwhoogte van verlichtingsarmatuur en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 13,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;
  • f. het bepaalde onder a. tot en met e. is niet van toepassing op de bestaande bouwwerken.
3.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 sub a en 3.2.4 sub b en een bouwhoogte van maximaal 12 meter toestaan indien aangetoond kan worden dat dit in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Tuinbouw


Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving onder 3.1 sub a van dit artikel is onder het uitoefenen van tuinbouwbedrijven het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. een tuinbouwbedrijf met open teelt;
  • b. een glastuinbouwbedrijf;
  • c. een handelskwekerij.
3.5.2 Strijdig gebruik


Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  • b. publieksaantrekkende activiteiten, zoals het houden van evenementen;
  • c. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. detailhandel;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • f. seksinrichtingen;
  • g. parkeren, behoudens ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
  • h. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak niet geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering als bedoeld in 3.1 van dit artikel;
  • i. wonen, behoudens in een woning als bedoeld in 3.2.3 van dit artikel;
  • j. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • k. een aan huisgebonden beroep of -bedrijf.
3.5.3 Voorwaardelijke bepaling

In het geval door de bouw van gebouwen en bouwwerken danwel het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden op een bouwperceel meer dan 500 m2 extra verhard oppervlak zal ontstaan ten opzichte van de situatie bij vaststelling van dit plan, dan dient - voordat de overschrijding plaatsvindt - 15% van het totaal aan toename van verharding te worden gecompenseerd met open water dat in verbinding staat met oppervlaktewater in hetzelfde peilvak.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels


Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.2 sub k ten behoeve van de uitoefening van een aan huisgebonden beroep- danwel het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de bedrijfswoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • b. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. het bruto-vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden-beroep danwel de het uitoefenen van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 30% van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken ;
  • d. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende aan- en uitbouwen uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Agrarisch aanverwant bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Tuinbouw' te wijzigen in 'Gemengd - Agrarisch en Bedrijf', met als doel agrarisch aanverwante bedrijven mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. het bepaalde in 3.2.2, 3.2.3 en 3.2.4 van dit artikel van toepassing blijft;
  • b. aangetoond wordt dat de uitoefening van een tuinbouwbedrijf niet langer doelmatig is op de locatie vanwege marktontwikkelingen, vernieuwde inzichten of in verband met economische uitvoerbaarheidsaspecten;
  • c. aangetoond wordt dat het te vestigen nieuwe agrarisch aanverwante bedrijf ruimtelijk en milieutechnisch past binnen de locatie;
  • d. aangetoond wordt dat het te vestigen nieuwe agrarisch aanverwante bedrijf hydrologisch neutraal kan worden gerealiseerd. Hiervoor dient advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder;
  • e. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • g. daardoor de omgevingskwaliteit van de omliggende woningen niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.7.2 Tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding "(sw-bw2)" te verwijderen indien de bewoning ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de bewoning op korte termijn wordt voortgezet.