Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan     

Bargermeer is een zoneringsplichtig bedrijventerrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Rond het industrieterrein Bargermeer is op grond van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder (Wgh) daarom een zone rondom het bedrijventerrein vastgesteld waarbuiten de geluidbelasting vanwege de terreinen niet meer mag bedragen dan 50 dB(A).

De reden voor het opstellen van het Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer is dat de gemeente een gewijzigde geluidzone als gevolg van de vernieuwde en geactualiseerde verdeling van de geluidsruimte van het bedrijventerrein (industrieterrein) Bargermeer vast wil leggen. Het plangebied van het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer ligt rondom het bedrijventerrein Bargermeer, dus niet op het bedrijventerrein zelf. De 50 dB(A) bestemmingsplancontour om het industrieterrein moet ten opzichte van de huidige zone worden gewijzigd door deze te aan te passen aan deze geactualiseerde situatie op het gebied van geluidsruimte op het industrieterrein zoals vastgelegd in het geluidsverdeelplan. Ook worden er een een aantal knelpunten binnen de geluidszone opgelost door het verlenen van hogere grenswaarden op woningen, het toekennen van saneringsmaatregelen en door de geluidszone te vergroten aan de zuidzijde van het bedrijventerrein.

Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van verschillende bestemmingsplannen waarin deze geluidscontour is opgenomen, een overzicht van deze bestemmingsplannen is te vinden in Bijlage 2 Overzicht bestemmingsplannen zonewijziging.

Deze partiële herziening behandelt één onderwerp voor verschillende plangebieden, namelijk de geluidzone – industrie, en ligt over de bestaande bestemmingsplannen heen. De onderliggende bestemmingen (zoals Wonen, Groen of Verkeer) in de vigerende bestemmingsplannen worden naast naast dit facetbestemmmingsplan gehandhaafd. De ligging van de geluidzone wordt in deze bestemmingsplannen op de verbeelding (bestemmingsplankaart) geactualiseerd.

Woningen binnen de (nieuwe) zone

Voor woningen binnen de zone zijn en worden hogere grenswaarden vastgesteld. Deze grenswaarden moeten in acht genomen worden bij het verlenen van vergunningen en toestemmingen aan bedrijven gevestigd op het industrieterrein. Concreet betekent dit dat de gezamenlijke geluidsbelasting van de bedrijven op de terreinen buiten deze geluidzone niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). De zone waarborgt dat woningen buiten het industrieterrein niet blootgesteld worden aan meer geluid dan de vastgestelde grenswaarden. Andersom biedt de zonering bescherming aan bedrijven: er mogen niet zomaar woningen of geluidsgevoelige objecten binnen de zone worden gebouwd.

Voor het industrieterrein zelf zal gelijktijdig met dit bestemmingsplan ook een regeling worden vastgesteld voor de verdeling van het geluid afkomstig van de industrie: een geluidverdeelplan. Het doel van het geluidverdeelplan is het borgen van een zorgvuldig omgaan met de beschikbare geluidruimte, deze te verdelen en daarmee het bevorderen van de toekomstbestendigheid van bedrijvigheid op het industrieterrein. Dit geluidverdeelplan is beschreven in een afzonderlijk rapport behorend tot het vast te stellen Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer (dossiernummer NL.IMRO.0114.2023035-, vaststellingsdatum). Daarin wordt de verdeling en het beheer van de aanwezige geluidsruimte vastgelegd.

1.2 Ligging plangebied     

Het plangebied van het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer ligt rondom het bedrijventerrein Bargermeer. Het bedrijventerrein ligt midden in de gemeente Emmen. Het industrie- en bedrijventerrein Bargermeer ligt ten zuiden van de kern van Emmen. Het terrein wordt begrensd door de Dordsestraat in het noorden, de spoorlijn Emmen-Zwolle, Hondsrugweg, Rondweg en Abel Tasmanstraat in het westen, de Dordsestraat en de Phileas Foggstraat in het oosten en de Oosterveenseweg in het zuiden. Het industrieterrein Bargermeer is inclusief wegen en dergelijk ca. 670 ha groot.

verplicht

Figuur 1.1: De ligging van het plangebied Emmen in de gemeente Emmen.

Het plangebied betreft de nieuwe geluidzone die ontstaat door het het actualiseren van de bestaande geluidsruimte en herverdeling van de geluidruimte. De geluidzone betreft het gebied tussen de grens van het gezoneerde bedrijventerrein en de 50 dB(A)-contour. Het plangebied heeft alleen betrekking op die locaties waar de bestaande geluidzone wordt gewijzigd of waar sprake is van een geluidzone die nog niet vastgelegd is in een bestemmingsplan en de locaties waarin de regels worden gewijzigd. Hierdoor worden voor de gehele geluidszone correcte regels vastgelegd.

De navolgende afbeelding geeft een indruk van de plangrenzen van het industrieterrein, de zone ligt hier om heen. De exacte plangrenzen zijn op de verbeelding bij dit bestemmingsplan weergegeven.

verplicht

verplicht verplicht

Figuur 1.2 en 1.3.: Indicatie begrenzing plangebied industrieterrein Bargermeer en oude en nieuwe ligging geluidzone.

In de noordwesthoek van Bargermeer ligt het ca. 90 ha grote Emmtec Industry and Business Park (GETEC-Park), ook wel het ‘Emmtec terrein’ genoemd. Het terrein, rondom afgesloten door middel van hekwerk, heeft een personeelsingang aan de Dordsestraat (noordzijde) en een ingang voor vrachtverkeer aan de zuidzijde maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein Bargermeer. Hier bevindt zich zware industrie. Voorheen bevond zich hier één groot bedrijf, Akzo. Het is later gesplitst in vier bedrijven en nu bestaat het uit vele bedrijven. Noordelijk en noordwestelijk van Bargermeer bepaalt GETEC in hoge mate de geluidbelasting.

verplicht

Figuur 1.4: GETEC gezien vanuit het noordoosten.

1.3 Huidige planologische regelingen     

Dit bestemmingsplan is een 'facetplan'. Een facetplan is een plan dat geen zelfstandige werking heeft, maar uitsluitend wijzigingen/toevoegingen aanbrengt in andere geldende bestemmingsplannen. Het geldende planologisch regime wordt door middel van dit facetbestemmingsplan thematisch herzien voor het aspect industrielawaai. Dit bestemmingsplan vervangt dus geen andere bestemmingsplannen. De herziene geluidzone omvat delen van de bestemmingsplannen zoals weergegeven in Bijlage 2 Overzicht bestemmingsplannen zonewijziging.

Voor het industrieterrein zelf geldt momenteel de beheersverordening “Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein” met planidentificatienummer NL.IMRO.0114.2013005-0701, vastgesteld 4 juli 2013. Deze beheersverordening wordt aangevuld met de "Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer", vaststellingsdatum, met dossiernummer NL.IMRO.0114.2023035-. Hiermee wordt de nieuwe verdeling en het beheer van de aanwezige geluidsruimte op het industrieterrein vastgelegd.

1.3.1 Zonering     

Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe hebben bij besluit van 6 oktober 1987 een geluidzone rond het industrieterrein Bargermeer vastgesteld en voor de woningen gelegen in deze zone een hogere waarde vastgesteld. Dit besluit is goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 24 april 1989.

Het zonebesluit en het goedkeuringsbesluit zijn opgenomen in de bijlage van het Onderzoek industrielawaai, opgenomen als Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder Bargermeer.

verplicht

Figuur 1.4: huidige geluidzone Bargermeer: begrenzing plangebied gezoneerd industrieterrein (1997) = donkerbruine lijn, 50dB(A)-contour (1987) = oranje lijn. geluidzone is het gebied tussen industrieterrein (bruine lijn) en oranje lijn.

De in 1987 vastgestelde geluidzone omvat een gebied van ca. 1.200 ha. De zone omvat de woongebieden van Bargeres (gedeeltelijk), Noordbarge en Angelslo en loopt aan de noordzijde door tot in Emmen-Centrum. Ook Zuidbarge ligt binnen de zone. Het gebied van de zone aan de zuidzijde is heel smal, de zone komt nauwelijks buiten de grens van het industrieterrein. Dit komt omdat op dit deel van het industrieterrein bij het bepalen van de zone er nog weinig bedrijven gevestigd waren aan deze kant. Alleen de NAM GZI was hier gevestigd en er is verder geen rekening gehouden met toekomstige invulling van deze kavels.

Bij het toen uitgevoerde zoneringsonderzoek bleek dat een aantal woningen een geluidbelasting van meer dan 55 dB(A) ondervond. Onderzocht is in hoeverre de geluidbelasting op deze woningen binnen zekere kosten kon worden beperkt tot 55 dB(A). In het vastgestelde geluid-saneringsprogramma op 9 december 1997 zijn de vastgestelde maatregelen beschreven. Aan de hand van dit programma heeft de Minister van VROM voor in totaal 1428 woningen Maximale Geluidbelastingen (MTG’s) vastgesteld bij besluit van 12 oktober 1999: voor ca. 2/3 deel daarvan een MTG van 55 dB(A) en voor 1/3 deel een MTG tussen 56 en 60 dB(A).

1.3.2 Hogere waarden nieuw gerealiseerde woningen     

Rond het industrieterrein Bargermeer is op grond van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder (Wgh) een zone vastgesteld waarbuiten de geluidbelasting vanwege de terreinen niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Voor woningen binnen de zone zijn daarbij hogere grenswaarden vastgesteld. Na de zonering zijn in het gebied van de zone nieuwe woningen gerealiseerd. Voor deze woningen hebben GS en B&W hogere waarden vastgesteld. Om het industrieterrein niet “op slot” te zetten is op 26 juni 2012 een Geluidreductieplan (GRP) opgesteld. Daarin hebben wij aangegeven op welke manier wij deze knelpunten wil oplossen. Het GRP is in 2017 opnieuw voor vijf jaar verlengd. Dit facetbestemmingsplan vervangt het geluidreductieplan. In paragraaf 2.3.2 Maatregelen geluidreductieplan wordt ingegaan op de uitvoering en afhandeling van het geluidreductieplan.

Een overzicht van de betreffende besluiten is opgenomen in Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder Bargermeer. Hierover meer in paragraaf 3.4 Vaststelling hogere waarden industrielawaai. Deze grenswaarden moeten in acht genomen worden bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor milieuinrichtingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en bij het vaststellen van maatwerkvoorschriften voor inrichtingen die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm). Bij het toetsen van omgevingsvergunningen in de afgelopen jaren is gebleken dat op een aantal woningen binnen de zone deze grenswaarden niet in acht genomen kunnen worden. Daarom worden deze grenswaarden geactualiseerd, ook worden hieraan nieuwe woningen toegevoegd omdat aan de zuidzijde de geluidzone te klein is gebleken.

Het ontwerpbesluit Hogere grenswaarden gekoppeld aan de nieuwe en geactualiseerde geluidzone wordt weergegeven als Bijlage 3 Ontwerpbesluit Hogere Grenswaarde en is gelijktijdig met dit facetbestemmingsplan in procedure gebracht.

1.4 Doelstelling bestemmingsplan     

De gemeente Emmen wil als vervolg van het Geluidsreductieplan Bargermeer 2018 een nieuwe verdeling van de geluidsruimte van het bedrijventerrein (industrieterrein) Bargermeer vastleggen. Dit wordt vastgelegd in het Geluidsverdeelplan, hiervoor wordt het Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer met dossiernummer NL.IMRO.0114.2023035- door de gemeente Emmen vastgesteld.

Daarmee wordt tegelijkertijd het akoestisch model gemoderniseerd en geactualiseerd en een geluidverdeelplan vastgelegd. Het geluidverdeelplan geeft aan hoe met het beheer van de geluidsruimte op het industrieterrein wordt omgegaan, teneinde in aansluiting op het geluidreductieplan een 'gezonde' akoestische situatie op het industrieterrein terug te brengen. De vaststelling van het geluidsverdeelplan Bargermeer is nodig om de huidige situatie te actualiseren en om ruimte te blijven bieden aan de reeds aanwezige en toekomstige bedrijven op het bestaande bedrijventerrein en gelijktijdig de omliggende woningen en andere geluidsgevoelige objecten te beschermen tegen geluidsoverlast.

Wij hebben onderzocht waar de (vergunde) geluidruimte van bedrijven en kavels kan worden beperkt. Hiermee kunnen echter niet alle (geluids) knelpunten worden opgelost, dit zou de aanwezige en gewenste bedrijvigheid op Bargermeer onmogelijk maken. Voor een aantal woningen zal daarom een hogere waarde voor de geluidbelasting van het industrieterrein moeten worden vastgesteld zoals opgenomen onder Bijlage 3 Ontwerpbesluit Hogere Grenswaarde en moet de zone aan de zuidzijde worden vergroot. Daarentegen kan de zone aan de noordzijde enigszins worden verkleind. Dit facetbestemmingsplan vervangt het geluidsreductieplan.

1.5 Opzet bestemmingsplan     

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

De toelichting bestaat uit 6 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 is de inleiding. In Hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het beleidskader. Daarna gaat Hoofdstuk 3 in op de onderzoeken die aan dit facetbestemmingsplan ten grondslag liggen. Hoofdstuk 4 geeft een uitleg over de planregels en de verbeelding. Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk 6 bespreken ten slotte de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het facetplan.

1.6 Overzicht verricht onderzoek     

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder

Hoofdstuk 2 Beleid en wettelijk kader     

2.1 Beleid     

De herziening van de geluidzone is onlosmakelijk verbonden met de herverdeling van de geluidsruimte van het bedrijventerrein, zoals vastgelegd in het "Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer", vaststellingsdatum, met identificatienummer NL.IMRO.0114.2023035-B501.

De beheersverordening "Emmen, Bargermeer industrie en- en bedrijventerrein (NL.IMRO.0114.2013005-0701)" biedt daarnaast de planologische kaders voor het bedrijventerrein, waarbij is getoetst aan het relevante ruimtelijke beleid van hogere overheden en de gemeente. Ook zijn hier de kaders voor bedrijventerrein beschreven.

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het plangebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), Omgevingsvisie Drenthe, Provinciale Omgevingsverordening (POV) van de provincie Drenthe. Deze beleidsnota's geven geen specifieke uitgangspunten voor het plangebied.

Op gemeentelijk niveau zijn de volgende beleidsnota's van belang:

  • Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef;
  • Structuurvisie Externe Veiligheid;
  • Structuurvisie Werklocaties;

Deze gemeentelijke beleidsnota's geven voor het plangebied geen ontwikkelingen aan die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Echter, wanneer nieuwe plannen en initiatieven aan de orde zijn en deze passen binnen het gestelde in de gemeentelijke beleidsnota's, kan met een omgevingsvergunning in afwijking van de beheersverordening, medewerking worden verleend. Er is geen specifiek ruimtelijk beleid dat kaders stelt voor de geluidzone.

De conclusie van de in dit bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid en het gemeentelijk beleid.

2.2 Wettelijk kader     

2.2.1 Wet geluidhinder     

Indien op een bedrijventerrein bedrijven gevestigd zijn of zich mogen vestigen zoals bedoeld in onderdeel D van Bijlage I Bor, wordt in het kader van de Wet geluidhinder (hierna Wgh) gesproken van een “industrieterrein”.

Definitie artikel 1 Wgh: een industrieterrein is een terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

Industrieterreinen hebben een geluidzone. Een geluidzone is een gebied rond een industrieterrein waarbuiten de gecumuleerde geluidsbelasting van alle daarop gevestigde bedrijven niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). Woningen (evenals overigens andere geluidsgevoelige bestemmingen en geluidsgevoelige terreinen) die binnen de zone liggen, kunnen een geluidsbelasting hebben die hoger is dan 50 dB(A).Op de geluidbelasting van een gezoneerd industrieterrein is hoofdstuk V (Industrielawaai) van de Wgh van toepassing: de wet stelt hieraan grenswaarden.

Op 1 januari 2007 is de Wgh ingrijpend gewijzigd. Omdat de zone rond Bargermeer al bestond vóór die datum, is dit nu op grond van art. 52 Wgh een bestaande geluidzone, waarop afdeling 2 van deze wet van toepassing is. Op grond van art. 53 lid 1 Wgh mag de geluidbelasting buiten de zone niet hoger zijn dan 50 dB(A). Op grond van art. 53 lid 2 Wgh blijven de grenswaarden op woningen e.d. die op 1 januari 2007 al bestonden gelden. Deze geldende grenswaarden zijn: voorkeurswaarden (VGW), hogere grenswaarden (HW) inclusief na sanering door de Minister vastgestelde hogere waarden (MTG’s). Het moment van eerste zonevaststelling (1987) speelt daarbij een grote rol.

Voorkeurswaarden:

  • 50 dB(A): voor een op tijdstip van eerste zonevastelling nog niet geprojecteerde woning;
  • 50 dB(A): voor een op het tijdstip van de eerste zonevaststelling aanwezige, in aanbouw zijnde of geprojecteerde woning, waarvoor de geluidbelasting (op dat tijdstip) lager is dan of gelijk is aan 50 dB(A) (art. 65 Wgh oud)
  • 55 dB(A): voor een op het tijdstip van de eerste zonevaststelling aanwezige, in aanbouw zijnde of geprojecteerde woning, waarvoor de geluidbelasting (op dat tijdstip) ligt tussen 51 en 55 dB(A) (art. 65 Wgh oud)

Hogere waarde:

De bij besluit vastgestelde hogere waarde: bijv. vastgesteld bij de zonering (bij Bargermeer alleen vastgesteld op andere geluidsgevoelige bestemmingen dan woningen) of later bij de bouw van die woning.

MTG’s (maximaal toelaatbare geluidbelasting):

De bij besluit van de Minister vastgestelde hogere waarde na de sanering van het industrieterrein (1997) tussen de 55 en 65 dB(A) voor woningen die bij zonevaststelling een geluidbelasting hadden van meer dan 55 dB(A).

Voor andere geluidsgevoelige bestemmingen (scholen en ziekenhuizen) gelden vergelijkbare bepalingen.

De Wgh staat toe het gebied van de geluidzone en de grenswaarden op woningen binnen de zone te wijzigen door middel van een bestemmingsplan. De wet stelt geen voorwaarden aan de grootte van de zone, behalve dan de voorwaarde van art. 53 lid 1 dat de geluidbelasting daarbuiten niet hoger mag zijn dan 50 dB(A).

Voor het wijzigen of vaststellen van grenswaarden op woningen stelt art. 55 Wgh voorwaarden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in woningen die deel blijven uitmaken van de zone en woningen die deel gaan uitmaken van de zone (die daar nu binnen komen te liggen). Ook zijn hierop de hoofdstukken VIIIa (“Hogere waarde en onderzoeksbepalingen”), art. 110a t/m 110i en VIIIb (“Binnenwaarden”), art. 111 t/m 114a van toepassing.

Conclusie:

Op basis van de artikelen 55 Wgh en 110a Wgh kunnen wij voor de woningen die binnen de zonegrens liggen, hogere waarden verlenen. De geluidsbelasting op de gevel van deze woningen (door het industrieterrein) mag meer bedragen dan 50 dB(A). Het maximum voor reeds aanwezige of in aanbouw zijnde woningen is 60 dB(A) en voor geplande woningen bedraagt de maximale waarde 55 dB(A).

2.3 Geluidzone     

Rond het industrieterrein wordt een geluidzone vastgesteld. Het industrieterrein zelf is dus géén onderdeel van de geluidzone. Het gebied van de zone wordt in dit facetbestemmingsplan vastgelegd. Duidelijk moet zijn wat de grenzen van het gezoneerde industrieterrein zijn.

Functie van een geluidzone

Rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken', zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, wordt een geluidzone vastgesteld. Dergelijke bedrijven worden ook wel “grote lawaaimakers” genoemd en zijn nader gespecificeerd in het Besluit omgevingsrecht, bijlage 1 onderdeel D. Het betreft bedrijven waarvan bestrijding van de geluidhinder aan de bron onvoldoende mogelijk is om het geluidniveau te bepreken tot 50 dB(A) op de terreingrens van de inrichting. Rondom gezoneerde industrieterreinen dient een geluidzone te worden vastgelegd in bestemmingsplannen. De zonebeheerder moet die zone bewaken. Tot de geluidzone behoort het gebied tussen de grens van het gezoneerde industrieterrein en de grens van de geluidzone. Buiten een zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies moet rekening worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de zone geldt een wettelijke voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A). Door middel van een hogere waarde procedure kan een hogere geluidsbelasting worden toegestaan op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Dit kan tot een maximale ontheffingswaarde, welke afhankelijk is van de situatie. Nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten binnen de geluidzone zijn alleen mogelijk indien blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel van nieuwe geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan 50 dB(A) of een verkregen hogere waarde. Bestaande woningen binnen en andere geluidsgevoelige objecten binnen de geluidzone zijn toegestaan als hiervoor een hogere waarde is vastgesteld.

De zonering waarborgt dat woningen buiten het industrieterrein niet blootgesteld worden aan meer geluid dan de vastgestelde grenswaarden. Andersom biedt de zonering bescherming aan bedrijven: er mogen niet zomaar woningen binnen de zone worden gebouwd. De geluidzone regelt het volgende:

  • Buiten de zone mag de geluidbelasting niet meer bedragen dan 50 dB(A).
  • Voor elk van de woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (zoals scholen en ziekenhuizen) en geluidsgevoelige terreinen binnen de zone geldt een specifieke grenswaarde. Dit kan zijn de “voorkeurswaarde” of een vastgestelde hogere waarde.
  • De grenswaarden gelden voor het geluid van alle inrichtingen op het gezoneerde industrieterrein samen.

De “geluidbelasting” is voor industriegeluid is een “etmaalwaarde”. Dat is de hoogste waarde van:

  • het equivalente (dat is gemiddelde) geluidsniveau LAeq over de dagperiode van 07.00 tot 19.00 uur;
  • het equivalente geluidsniveau LAeq over de avondperiode van 19.00 tot 23.00 uur +5 dB;
  • het equivalente geluidsniveau LAeq over de nachtperiode van 23.00 tot 07.00 uur +10 dB.

Dat de geluidbelasting buiten de zonegrens niet meer mag bedragen dan 50 dB(A) betekent dus, dat het equivalente geluidsniveau LAeq daar niet hoger mag zijn dan: 50 dB(A) over de dagperiode, 45 dB(A) over de avondperiode en 40 dB(A) over de nachtperiode.

Het gaat hierbij om de geluidbelasting vanwege alle inrichtingen samen zoals ze in werking (kunnen) zijn bij een representatieve bedrijfssituatie: dit is het geluidsniveau van de inrichtingen zoals ze dat globaal ten hoogste produceren in de dag-, de avond- en de nachtperiode. Het betreft de maximale waarden van de vergunning of voor de inrichting geldende algemene regels (uit het Activiteitenbesluit milieubeheer). Het (extra) geluid dat ze gedurende enkele dagen per jaar in incidentele of afwijkende bedrijfssituaties mogen produceren, wordt niet meegeteld. Binnen de zone moet ten minste deze vergunde geluidruimte zijn opgenomen. Daarnaast kan in de geluidzone rekening gehouden worden met toekomstig geluid voor bedrijfsvestigingen en -uitbreidingen. Er wordt getoetst aan de zone:

  • Bij het verlenen van vergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor een milieu-inrichting op het terrein: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verplicht dat hierbij de grenswaarden van de Wgh in acht worden genomen.
  • Bij het vaststellen van maatwerkvoorschriften aan bedrijven op het terrein die onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) vallen: ook hierbij moeten de grenswaarden worden gerespecteerd.
  • Bij het toestaan van bouwplannen van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen en scholen) in de zone die afwijken van het bestemmingsplan: de geldende grenswaarden, de geluidsruimte van het industrieterrein moet in acht genomen worden. Zo nodig moet door de gemeente hiervoor een zogenaamde hogere waarde voor de geluidbelasting van het terrein worden vastgesteld.
  • Bij het bouwen van geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone: op grond van het Bouwbesluit moeten zo nodig aan de gevel zodanige voorzieningen worden getroffen dat ten minste de grenswaarde voor het geluidsniveau in de geluidgevoelige ruimten in acht genomen wordt.

De Wgh staat toe het gebied van de geluidzone en de grenswaarden op woningen binnen de zone te wijzigen door middel van een bestemmingsplan. Dat kan bijvoorbeeld nodig zijn bij de uitbreiding of wijziging van het industrieterrein. In dit geval wordt het industrieterrein niet uitgebreid maar gewijzigd door herverdeling van de bestaande geluidsruimte. Dit houdt echter niet in dat het industrieterrein meer geluid gaat veroorzaken op omliggende woningen, het betreft enkel de vastlegging van de maximale geluidsbudgetten per bedrijfskavel.

2.3.1 Grenswaarden en hogere waarden     

Bij het toetsen van omgevingsvergunningen in de afgelopen jaren is gebleken dat op een aantal woningen binnen de zone deze grenswaarden niet in acht genomen kunnen worden. Daarnaast is aan de zuidzijde de geluidzone te klein. Om het industrieterrein niet “op slot” te zetten heeft de gemeente Emmen op 26 juni 2012 een Geluidreductieplan (GRP) opgesteld. Daarin heeft de gemeente aangegeven op welke manier de gemeente deze knelpunten wil oplossen. Het GRP is in 2017 opnieuw voor vijf jaar verlengd.

De gemeente Emmen wil als voortvloeisel uit het bijgevoegde Geluidsreductieplan Bargermeer 2018 een nieuwe verdeling van de geluidsruimte van het bedrijventerrein (industrieterrein) Bargermeer vastleggen. Dit wordt vastgelegd in het Geluidsverdeelplan, hiervoor wordt een facetbestemmingsplan vastgesteld (Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer, dossiernummer NL.IMRO.0114.2023035-, vaststellingsdatum).

Daarmee wordt tegelijkertijd het akoestisch model gemoderniseerd en geactualiseerd en een geluidverdeelplan vastgelegd. Het geluidverdeelplan geeft aan hoe met het beheer van de geluidsruimte op het industrieterrein wordt omgegaan, teneinde in aansluiting op het geluidreductieplan een 'gezonde' akoestische situatie op het industrieterrein terug te brengen. De vaststelling van het geluidsverdeelplan Bargermeer is nodig om de huidige situatie te actualiseren en om ruimte te blijven bieden aan de reeds aanwezige en toekomstige bedrijven op het bestaande bedrijventerrein en gelijktijdig de omliggende woningen en andere geluidsgevoelige objecten te beschermen tegen geluidsoverlast.

Wij hebben onderzocht waar de (vergunde) geluidruimte van bedrijven en kavels kan worden beperkt. Hiermee kunnen echter niet alle (geluids) knelpunten worden opgelost, dit zou de aanwezige en gewenste bedrijvigheid op Bargermeer onmogelijk maken. Voor een aantal woningen zal daarom een hogere waarde voor de geluidbelasting van het industrieterrein moeten worden vastgesteld en moet de zone aan de zuidzijde worden vergroot. De Hogere grenswaardeprocedure wordt gelijktijdig doorlopen, het ontwerpbesluit is toegevoegd als Bijlage 3 Ontwerpbesluit Hogere Grenswaarde. Daarentegen kan de zone aan de noordzijde enigszins worden verkleind. Dit facetbestemmingsplan vervangt het geluidsreductieplan.

De gemeente wil nu de nog openstaande knelpunten aanpakken met het vaststellen van het eerder genoemde "Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer".

Voor de woningen binnen de zone kent de Wgh een systeem van grenswaarden (“voorkeurswaarden”) en hogere waarden. De voorkeursgrenswaarde voor bestaande woningen is 50 of 55 dB(A). Voor nieuw te bouwen woningen of voor woningen die bij een zonevergroting binnen de zone komen te liggen, is deze 50 dB(A). Wanneer de geluidbelasting voldoet aan de voorkeurswaarde of aan een eerder vastgestelde hogere waarde, stelt de Wgh geen verdere eisen. Wanneer de geluidbelasting hoger is, kan voor de woning (voor het eerst of opnieuw) een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Dat laatste is alleen mogelijk bij een ruimtelijke procedure (zoals de wijziging van een bestemmingsplan) en onder de volgende voorwaarden:

  1. Uit te verrichten onderzoek moet blijken dat het niet mogelijk is om de geluidbelasting te beperken tot de geldende waarde. Alleen wanneer deze maatregelen redelijkerwijs niet mogelijk zijn of stuiten op in de wet genoemde bezwaren, kunnen de grenswaarden worden verhoogd.
  2. De vast te stellen hogere waarde mag niet hoger zijn dan de maximale waarde. Die is afhankelijk van de situatie. Voor nieuw te bouwen woningen is deze 55 dB(A). Bij wijziging van de zone is deze 55 of 60 dB(A). Voor woningen die deel blijven uitmaken van de zone: de grenswaarde mag ten hoogste 5 dB worden verhoogd ten opzichte van de geldende waarde op en mag ten hoogste 55 dB(A) gaan bedragen voor woningen die tijdens de eerste zonevaststelling geprojecteerd waren en 60 dB(A) voor woningen die op dat moment in aanbouw of aanwezig waren. Voor woningen in gebieden die deel gaan uitmaken van de zone mag een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 55 dB(A) voor geplande woningen en 60 dB(A) voor aanwezige of in aanbouw zijnde woningen. Bij vervangende nieuwbouw is onder voorwaarden een hogere waarde tot 65 dB(A) mogelijk.
  3. De gemeente moet de cumulatieve (opgetelde) geluidbelasting met weg-, rail- en luchtverkeer beoordelen. Die mag niet onaanvaardbaar hoog zijn.
  4. Er moet voldaan worden aan de grenswaarde voor de geluidbelasting in de geluidgevoelige ruimten. Hiervoor zullen indien nodig maatregelen aan de gevel moeten worden getroffen. Op het moment van vaststelling van de hogere waarde moeten hiervoor de financiële middelen beschikbaar worden gesteld. De binnengrenswaarde bedraagt in de meeste gevallen 35 dB(A) etmaalwaarde.

2.3.2 Maatregelen geluidreductieplan     

De aanleiding voor het akoestisch onderzoek, het facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer (dossiernummer NL.IMRO.0114.2023035-, vaststellingsdatum) en dit facetbestemmingsplan voor de geactualiseerde geluidzone is dat in de afgelopen jaren is gebleken dat op een aantal woningen binnen de zone de geldende grenswaarden niet in acht genomen kunnen worden en aan de zuidzijde de geluidzone te klein is. Zonder ingrijpen zou vergunningverlening op het terrein niet meer mogelijk zijn

en het industrieterrein op slot te komen te zitten. Daarom heeft de gemeente Emmen een Geluidreductieplan (GRP) opgesteld, waarin de gemeente heeft aangegeven op welke manier de gemeente deze knelpunten wilde oplossen. In het navolgende worden de maatregelen uit het GRP langsgelopen plus de manier waarop daarmee in de afgelopen jaren en in dit plan is omgegaan:

  • Verwijderen niet relevante bedrijven (type A): opgemerkt is dat gasreduceerstations niet relevant geluid maken en dat daarom is hiervoor geen geluidruimte opgenomen. Kantoren, zorginstellingen en dergelijke voor zover aanwezig bevinden zich hoofdzakelijk in bedrijfsverzamelgebouwen: daarvoor is een standaard (kleine, dus op de behoefte afgestemde) geluidruimte aangehouden. Het zonder meer verwijderen van alle ruimte op de kavel is niet mogelijk, aangezien zich dan in de toekomst op deze kavel geen ander bedrijf zou kunnen vestigen.
  • Controle type B bedrijven: de bedrijven die sinds ca 2010 een Abm melding indienen, kregen niet meer geluidruimte toebedeeld dan zij voor hun opgegeven activiteiten nodig hadden.
  • Correctie bedrijfstijden type B bedrijven: hieraan is niet specifiek invulling gegeven. Op een aantal bedrijfskavels is een geluidruimte is aangehouden die kleiner of mogelijk kleiner is dan de vergunde geluidruimte. Voor zover de type B bedrijven op grote afstand van woningen liggen, is een inperking van de bedrijfstijden en daarmee van hun geluidruimte in avond- en nachtperiode , dan wel anderszins inperking van hun ruimte niet zinvol. Enerzijds omdat hun bijdrage op de woningen beperkt is. Anderzijds omdat op deze kavels vaak zwaardere bedrijven zijn toegestaan en hiervoor geluidruimte behouden moet blijven.
  • Controle omgevingsvergunningen (milieu): bij alle verleende vergunningen sinds ca. 2010 is als gezegd al getoetst aan de kavelruimte. Daarnaast is bij aanvragen van bedrijven gelegen nabij de locaties waar zich een knelpunt of overschrijding van de Wgh grenswaarde voordeed, reden waarom het GRP nodig was, nadrukkelijk ingezet op een beperking van de verleende geluidruimte. Daarvoor zijn ook regelmatig concrete geluidbeperkende maatregelen verlangd, zoals het toepassen van stillere installaties, het isoleren van gebouwen, afscherming, een akoestisch betere locatie van geluidsbronnen, beperking van bedrijfstijden en dergelijke. Soms bleken maatregelen alleen op termijn haalbaar, bijvoorbeeld omdat een installatie over een aantal jaren zou worden vervangen of stilgezet: dan is de maatregel verlangd binnen een bepaalde termijn. Voor alle volledigheid: dit is nadrukkelijk ook verlangd van de al eerder genoemde recyclingbedrijven: zo zijn hier onder meer afschermingen voorgeschreven tot 7 en 9 m hoogte.

Voor de vaststelling van dit plan is het treffen van meer geluidsbeperkende maatregelen waarmee op een of meer locaties de geluidbelasting nog significant kan worden verlaagd redelijkerwijs niet mogelijk. Op alle locaties wordt de belasting bepaald door een veelheid aan geluidsbronnen: voor een beperking van de totale belasting zouden daarom aan veel bronnen nog maatregelen moeten worden getroffen: hetzij aan de bron, dan wel in de overdracht.

Redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen zijn daarmee onvoldoende doeltreffend of stuiten op financiele enstedenbouwkundige bezwaren. Ondanks dat bovenstaande is gedaan, blijkt dus op sommige plaatsen extra geluidruimte nodig te zijn.

Overigens zullen ook in de toekomst de door bedrijven aangevraagde activiteiten nadrukkelijk blijven worden getoetst aan het toepassen van de beste beschikbare technieken. Het bevoegd gezag krijgt hiervoor met het vast te stellen geluidverdeelplan een steviger wettelijke basis. Het geluidsverdeelplan wordt ingetrokken en vervangen door dit facetbestemmingsplan voor de geluidzonering en het Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer met identificatienummer NL.IMRO.0114.2023035-B501 en daarmee de vaststelling van het nieuwe geluidsverdeelplan.

2.3.3 Wijziging geluidzone     

Volgens de Wet geluidhinder moet een geluidzone in een bestemmingsplan worden opgenomen en kan alleen met een bestemmingsplan worden gewijzigd. Bij het wijzigen van een geluidzone industrielawaai dient rekening te worden gehouden met:

  • de gevolgen voor de geluidbelasting ter plaatse van geluidgevoelige functies binnen de bestaande geluidzone;
  • de gevolgen voor de geluidbelasting ter plaatse van geluidgevoelige functies die door de wijziging binnen de geluidzone komen te liggen.

2.4 Geluidverdeelplan en beheer geluidsruimte     

De geluidsverdeling en verkaveling wordt in de "Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer", vaststellingsdatum, met identificatienummer NL.IMRO.0114.2023035-B501 geregeld om er voor te zorgen, dat de kavels in overeenstemming met de bestemming en de daarbij behorende geluidsruimte gebruikt kunnen worden. Het bestemmingsplan voor het Geluidverdeelplan bepaalt dan de mate waarin de geluidsruimte op het industrieterrein gebruikt mag worden. Hiermee wordt voorkomen dat:

  • de geluidsruimte (verder) wordt ingeperkt bij bouwplannen binnen de zone waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld;
  • de geluidsruimte, die bestemd is voor nog lege kavels, wordt opgevuld door reeds aanwezige bedrijven, zodat voor het nog uit te geven kavel in de toekomst geen geluidsruimte meer beschikbaar is.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken     

3.1 Uitgangspunten geluidzone     

De gemeente heeft al sinds lange tijd in samenwerking met de provincie een akoestisch model van het industrieterrein opgebouwd. In dat model zijn de gebouwen en geluidsbronnen van de industrie opgenomen en de toetspunten op maatgevende woningen in de zone en op de 50 dB(A) zonegrens. Basis daarvoor was het model bij de geluidsanering in 1997. In 2005 is de modelvorming van het GETEC geactualiseerd en de afzonderlijke geluidsmodellen samengevoegd. In 2010 is ook het overige terrein geheel geactualiseerd: alle vergunningen en meldingen zijn verwerkt op basis van het gemeentelijk milieuarchief. Ook is daarbij een invulling gegeven aan lege kavels en onbenutte geluidruimte op bedrijfskavels. Ook zijn sindsdien al die tijd in opdracht van gemeente alle Wabo milieuvergunningen en Abm-meldingen getoetst aan de Wgh grenswaarden en in het model verwerkt. Van vrijwel alle bedrijven op het GETEC is de geluidproductie gebaseerd op een akoestisch onderzoek.

Het is noodzakelijk om voor het GETEC geluidruimte beschikbaar te hebben voor bedrijfsuitbreidingen en nieuwvestigingen. Op het GETEC is in de geldende beheersverordening zware industrie toegestaan. Deze industrie (tot en met milieucategorie 5.1 t/m 5.3) is al sinds ca. 1950 aanwezig en gemeente en provincie willen deze industrie hier blijven behouden. Daarom wordt er voor gekozen om behalve de vergunde geluidruimte ook toekomstruimte beschikbaar te houden. Voor het terrein is daarom een adequate hoeveelheid toekomstruimte opgenomen. Op lege kavels binnen het GETEC is dit een ruimte die past bij een gemiddelde nieuwe inrichting uit milieucategorie 5.2. Het grootste deel van het GETEC is momenteel al ingevuld met bestaande bedrijven. Hier is per m² een toekomstruimte van 50% van bovengenoemde hoeveelheid gehanteerd. Op enkele delen is de ingevulde toekomstruimte kleiner. Verwacht wordt dat de totale ruimte zodanig is dat het GETEC hiermee voor wat betreft de geluidruimte toekomstbestendig is.

Sinds 2010 is bij het actualiseren van de vergunningen op het GETEC nagegaan welke installaties niet meer in werking zijn. De bij die geluidsbronnen behorende geluidruimte is sindsdien niet meer in de vergunningen opgenomen. Ook de toekomstbronnen die voorheen waren opgenomen voor mogelijke toekomstige uitbreidingen op het GETEC zijn komen te vervallen. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt namelijk dat de nu gehanteerde toekomstruimte adequaat zou zijn voor de destijds buiten gebruik gestelde installaties en de bedoelde toekomstbronnen, wat aantoont dat het GETEC met de nu gehanteerde geluidruimte toekomstbestendig is. De gehanteerde ruimte op het GETEC is zodanig dat de geluidbelasting van het industrieterrein aan de noord- en westzijde, waar het GETEC voor geluid van heel Bargermeer maatgevend is, met nog ongeveer 2 dB kan toenemen ten opzichte van de nu vergunde belasting.

Invulling overige terrein

De gehanteerde algemene werkwijze bij de vaststelling van de geluidinvulling het overige terreindeel van Bargermeer is dat de invulling door middel van een kavelbron met een geluidruimte gelijk verdeeld is over het kaveloppervlak. Voor het Lw per m² is uitgegaan van kentallen, globaal passend bij de milieucategorie van de kavel die ter plaatse mogelijk zou zijn op basis van de afstand van de grens van de kavel tot woningen buiten het industrieterrein volgens de indeling in richtafstanden uit de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”, 2009.

Gebruikte rekenprogramma en rekenparameters

De berekeningen zijn uitgevoerd in het programma industrielawaai, onderdeel van het dgmr-pakket Geomilieu V2020.2. De gehanteerde rekenparameters voor luchtabsorptie en dergelijke zijn conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, 1999.

Beoordelingspunten

In het model zijn beoordelingspunten (toetspunten) opgenomen ter plaatse van maatgevende woningen, veelal ter plaatse van de eerstelijns bebouwing, maar soms ook daarachter en op de 50 dB(A) zonegrens. De beoordelingshoogte is overeenkomstig de op grond het bestemmingsplan toegelaten bouwhoogte: hieruit resulteert voor de meeste woningen een beoordelingshoogte van 5 m en voor bungalows van 1.5 m. Meestal geldt: hoe groter de hoogte, hoe hoger de geluidbelasting. Ter plaatse van flats is de hoogste werkelijke hoogte (bovenste verdieping) opgenomen. Alle beoordelingspunten in het model zijn geverifieerd en zo nodig gecorrigeerd aan de hand van de geldende bestemmingsplannen.

Geluidsbronnen en items bedrijven

De doelen van het GVP zijn in het GVP Bargermeer uitgewerkt via rechten (geluidbudgetten), flexibiliteit (reserve) en een optimale geluid-ruimteverdeling. De beschikbare geluidruimte is verdeeld over geluidbudgetten en reserve. De som van alleen de geluidbudgetten is dus kleiner dan de in totaal beschikbare geluidruimte. De geluidbudgetten vormen een recht. Zolang de gebruikte geluidruimte binnen het geluidbudget past, wordt voldaan aan de gebruiksregels van het bestemmingsplan. Door de mogelijkheid van toekenning van geluidruimte uit de reserve via een binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan is flexibiliteit gecreëerd: daar waar dat nodig is, is zo extra ruimte mogelijk.

Door de geluidbudgetten ruimtelijk zo te verdelen, dat deze de geluidruimte binnen de beschikbare geluidruimte optimaal benutten, wordt de beschikbare geluidruimte zo goed mogelijk benut. Op kavels op grotere afstand van woningen is de beschikbare ruimte per m² groter dan op kortere afstanden.

De geluidemissie van de bedrijven is opgenomen hetzij door het opnemen van het akoestisch model behorend tot de vergunning of de melding, een akoestisch model opgesteld door het bevoegd gezag op basis van de gegevens bij de vergunning of de melding of een geluidemissie in dB(A)/m² evenredig verdeeld over het oppervlak (oppervlaktebron) conform de aangehouden ruimte zoals boven beschreven. Deze ruimte is vervolgens aangevuld met oppervlaktebronnen (een gelijke geluidemissie per m² kaveloppervlak) tot de kavelruimte voor zover deze in één of meer etmaalperioden kleiner is dan de basiskavelruimte. Opdat hetzelfde model kan worden gebruikt voor het onderzoek industrielawaai én het geluidverdeelplan is deze aanvulling verdeeld over twee bronnen, te weten:

  1. Een opvulling tot aan het kavelbudget (geluidsruimte van een kavel) voor zover de vergunde geluidruimte kleiner is dan het budget;
  2. Een opvulling met een reserve tot aan de kavelruimte voor zover de vergunde ruimte + het kavelbudget kleiner is dan de basiskavelruimte.

Geluidsbronnen lege terreinen

Voor lege kavels is een geluidemissie opgenomen evenredig verdeeld over het oppervlak van de kavel (oppervlaktebron). Deze emissie is gelijk aan de basisgeluidruimte per kavel. Op lege kavels is dus géén opsplitsing gemaakt tussen kavelbudgetbronnen en kavelreservebronnen. Wanneer ten behoeve van het geluidverdeelplan met het kavelbudget moet worden gerekend, gebeurt dat door het toepassen van een groepsreductie.

Bodemfactoren

Bij geluidsberekeningen wordt rekening gehouden met de bodemgesteldheid. In het model zijn de volgende uitgangspunten aangehouden:

  • De wateroppervlakken (Bargermeerkanaal, Oranjekanaal) zijn aangehouden als akoestisch harde bodemgebieden (bodemfactor 0.0).
  • Het gebied van de zone is ingevoerd als geluidsabsorberend (bodemfactor 1.0).
  • Het industrieterrein is aangehouden als gedeeltelijk absorberend (bodemfactor 0.5), op enkele plaatsen is ook een akoestisch hard bodemgebied ingevoerd, wat de gemiddelde bodemfactor ter plaatse 0.25 maakt. Op het GETEC Park is alleen het gebied van de volkstuinen geluidabsorberend.
  • Voor de niet-ingevoerde gebieden rekent het model met een gedeeltelijk absorberende bodem (bodemfactor 0.5).

Maaiveldhoogte

Het model is zoveel mogelijk ingevoerd op basis van NAP hoogte, conform de modelvorming vanaf 2010. Op deze manier kon ook de afschermende werking van bijv. viaducten in de Hondsrugweg en de N862 alsook het maaiveldhoogteverschil in de omgeving Bladderswijk worden verdisconteerd. Om eventuele rekenfouten bij onjuiste invoer van bedrijven te voorkomen, is daarbij voor het grootste deel van het industrieterrein één standaard maaiveldhoogte van 20 m aangehouden.

Verantwoording invoergegevens

De invoergegevens en rekenparameters van het rekenmodel en de grafische weergaven zijn weergegeven in de bijlagen van Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder Bargermeer 

3.2 Akoestisch onderzoek     

Er een akoestisch onderzoek industriegeluid uitgevoerd. Deze is toegevoegd als Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder Bargermeer. Dit rapport beschrijft het uitgevoerde onderzoek en de uitgangspunten van het rekenmodel waarmee de geluidbelasting op omliggende woningen en de benodigde grootte van de geluidzone is vastgesteld. In dit Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder, is het industriegeluidmodel beschreven en is ook de benodigde geluidruimte voor het industrieterrein aangegeven. De navolgende afbeelding geeft een indruk van de wijziging van de 50 dB(A)-contour en de nieuwe geluidzone zoals voorzien met dit bestemmingsplan. De ruimte tussen de nieuwe 50 dB(A)-contour en de grens van het bedrijventerrein vormen, aansluitend op de bestaande contour, de nieuwe geluidzone.

Invulling algemeen

Uitgangspunt voor de berekening van de totale geluidruimte van het industrieterrein is dat op alle kavels in elke etmaalperiode een basisgeluidruimte beschikbaar is behorend tot een zekere milieucategorie plus de vergunde geluidruimte voor zover die groter is.

De aangehouden milieucategorie van de kavel is de categorie die ter plaatse mogelijk zou zijn op basis van de afstand van de grens van de kavel tot woningen buiten het industrieterrein volgens de indeling in richtafstanden voor een gemiddelde nieuwe inrichting uit de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”, 2009. Voor elke milieucategorie is vervolgens een daarbij passende geluidruimte in dB(A)/m² vastgesteld op basis van kengetallen.

Die geluidruimte is vervolgens verdeeld door middel van een kavelbron met een geluidruimte gelijk verdeeld over het kaveloppervlak. Deze gehanteerde emissiekengetallen zijn weergegeven in onderstaande tabel.

verplicht

Invulling GETEC Park

De bestaande, vergunde bedrijven op het GETEC Park met de grootste geluidbelasting op de omgeving zijn: Emmtec Services, Teijin Aramid, DSM AP, DSP EP, Morssinkhof, Cumapol, Senbis en Low & Bonar productie. Van vrijwel alle bedrijven op het GETEC Park is de geluidproductie gebaseerd op een akoestisch onderzoek.

Het is noodzakelijk om voor het GETEC Park geluidruimte beschikbaar te hebben voor bedrijfsuitbreidingen en nieuwvestigingen. Op het GETEC Park is in het geldende bestemmingsplan zware industrie toegestaan. Deze industrie (tot en met milieucategorie 5.1 t/m 5.3; voor nadere typeringen van deze categorieën zie bij ‘invulling overige terrein’) is al sinds ca. 1950 aanwezig en gemeente en provincie willen deze industrie hier blijven behouden. Daarom kiest de gemeente er voor om behalve de vergunde geluidruimte ook toekomstruimte beschikbaar te houden.

Voor het GETEC Park is daarom een adequate hoeveelheid geluidruimte opgenomen. Uitgangspunt was daarom niet de milieucategorie die mogelijk zou zijn op basis van de richtafstand, dan zou op bepaalde delen waar al zware industrie aanwezig is slechts milieucategorie 3.2 of 4.1 mogelijk zijn, maar een grotere milieucategorie. De bij de zonering en sanering vastgestelde geluidsgrenswaarden op woningen laten deze grotere geluidruimte ook toe. Voor een groot deel van het GETEC Park is op deze manier een geluidruimte mogelijk volgens (ten minste) milieucategorie 5.2, op sommige delen is deze kleiner of groter.

Het grootste deel van het GETEC Park is momenteel al ingevuld met bestaande bedrijven. In afwijking van de algemene invulling als hierboven beschreven, is aanvullend een deel van de geluidruimte van een gemiddelde nieuwe inrichting volgens de milieucategorie toegevoegd: op deze wijze blijft ook voor de bestaande bedrijven op het GETEC Park groeiruimte beschikbaar. Omdat de vergunde geluidruimte op veel plaatsen al groter zal zijn dan die van de milieucategorie 5.2 (op sommige delen hoger of lager), is de totale geluidruimte naar verwachting (veel) groter dan die van een nieuwe inrichting uit die milieucategorie.

Op de nog niet ingevulde delen van het GETEC Park is de algemene invulling gehanteerd.

De zo aangehouden ruimte op het GETEC Park is zodanig dat de geluidbelasting van het industrieterrein aan de noord- en westzijde, waar het GETEC Park voor geluid van heel Bargermeer maatgevend is, met nog ongeveer 2 dB kan toenemen ten opzichte van de nu vergunde belasting. Na deze groei worden de grenswaarden voor het industrieterrein op de maatgevende eerstelijns woningen in de zone zoals ze zijn vastgesteld tijdens de geluidzonering en -sanering, nagenoeg bereikt: de belasting ligt dan over het algemeen tussen 0 en 2 dB onder de grenswaarden.

In het vervolg zal blijken dat op enkele woningen – ook mede vanwege het geluid van de bedrijven op het overig terrein – de geluidruimte enigszins moet worden vergroot door het vaststellen dan wel verhogen van de grenswaarden.

Op het GETEC Park zijn vooral bedrijven aanwezig, die gedurende het etmaal continu in bedrijf zijn. Het geluidsniveau in de dag- en avondperiode van deze bedrijven is dan ook nauwelijks hoger dan in de nachtperiode. Met de gehanteerde toekomstruimte is hierbij aangesloten: voor de avond is dezelfde ruimte aangehouden als voor de nacht, voor de dag is een 3 dB hogere ruimte aangehouden. De gehanteerde invulling op het GETEC Park is nader gespecificeerd in tabel

verplicht verplicht

Invulling overig terrein

Algemene werkwijze overig terrein

  • Lege kavels: Conform de algemene invulling.
  • Bedrijfskavels, dus kavels met een vergunde (of een op grond van het Abm gemelde) inrichting:
  • De vergunde geluidruimte, opgenomen door middel van het akoestisch model bij de vergunning of melding indien aanwezig. Voor zover niet aanwezig door middel van een oppervlaktebron of een door de zonebeheerder opgesteld model van de inrichting.
  • Voor zover de vergunde geluidruimte in één of meer etmaalperioden kleiner is dan de kavelruimte vastgesteld als was het een lege kavel: naast de vergunde ruimte een kavelbron gelijk aan het verschil tussen de lege-kavel-ruimte en de vergunde ruimte.
  • Voor zover de vergunde geluidruimte in één of meer etmaalperioden groter is dan de kavelruimte vastgesteld als was het een lege kavel: de vergunde ruimte is aangehouden.

Op deze wijze worden lege kavels en bedrijfskavels zoveel mogelijk gelijk behandeld.

3.3 Geluidzone     

Bestaand gezoneerd industrieterrein en bestaande geluidzone 

Het industrieterrein ‘Bargermeer' is in het kader van de Wet geluidhinder een zoneringsplichtig industrieterrein. De bestaande geluidzone nabij het plangebied is aangegeven in hoofdstuk 1 van deze toelichting (figuur 1.3) en in Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder Bargermeer.

Rond het industrieterrein Bargermeer is op grond van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder (Wgh) een zone vastgesteld, waarbuiten de geluidbelasting vanwege de terreinen niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Voor woningen binnen de zone zijn daarbij hogere grenswaarden vastgesteld. Deze grenswaarden moeten in acht genomen worden bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor milieu-inrichtingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en bij het vaststellen van maatwerkvoorschriften voor inrichtingen die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm). Wgh bewaakt op deze manier de totale vergunde geluidbelasting van de industrieterreinen op de omgeving.

Herverdeling geluidsruimte gezoneerd industrieterrein en actualiseren geluidzone

De herverdeling van de geluidsruimte betreffen de gronden gelegen in de beheersverordening "Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein" (NL.IMRO.0114.2013005-0701) met de bestemming Bedrijventerrein. De toelaatbare geluidsuitstraling van Bargermeer wordt begrensd door het cumulatief effect van de geluidsbelasting van het bestaande gezoneerde industrieterrein. De hogere waarden zoals beschreven in de voorgaande paragraaf, gelden hierbij als toetscriterium. Uit het akoestisch onderzoek (zie paragraaf 3.3. voor nadere details) volgt dat een aanpassing van de geluidzone mogelijk is.

Geldende bestemmingsplannen in de zone

De Wet ruimtelijke ordening verplicht sinds 2010 dat bestemmingsplannen digitaal worden vastgesteld en gepubliceerd op ruimtelijkeplannen.nl. Wordt er ook een papieren versie vastgesteld, en zijn er verschillen ontstaan tussen die twee, dan geldt de digitale versie. In het gebied van de zone zijn sinds 2010 diverse plannen vastgesteld. Deze plannen zijn weergegeven in Bijlage 2 Overzicht bestemmingsplannen zonewijziging

In een groot deel van de zone zijn sinds 2010 nieuwe, digitale plannen vastgesteld waarin de zone correct is vastgelegd. Deze delen zijn in het Onderzoek industrielawaai (bijlage 1) weergegeven met een doorgetrokken oranje lijn en een voorwaarts diagonale arcering. In een enkel geval is de zone per abuis niet in het plan opgenomen (zoals in het plan Emmen, Angelslo, 18 oktober 2012). In andere gevallen (zoals plan Zuidbarge, 29 september 2005 en Barger-Oosterveld, 18 december 2008, dat ook het crematoriumgebied omvat) is de zone nog niet digitaal beschikbaar. Om voor dit onderzoek toch een indruk te hebben van de ligging van de eerder vastgestelde zone, is ook de 50 dB(A) zonegrens van een eerdere papieren kaart ingescand. De zo ontstane delen van de zone zijn door middel van een streeplijn en een terugwaarts diagonale arcering opgenomen in deze bijlage van Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder Bargermeer.

3.3.1 Gewijzigde zonegrens     

In dit hoofdstuk worden de berekende geluidbelastingen gepresenteerd en besproken. Voor de overzichtelijkheid is de bespreking van de resultaten gesplitst in drie gedeelten:

  • het gebied van de zone, toegespitst op de 50 dB(A) zonegrens;
  • de woningen globaal noordelijk van de Rondweg: hier bepaalt het GETEC Park geheel of ten minste voor een relevant deel de geluidbelasting;
  • de woningen zuidelijk van de Rondweg.

In het voorstel voor een gewijzigde zonegrens geldt het volgende:

  • De zone wordt ten noorden van de Rondweg enigszins verkleind: in en rond Noordbarge, Emmen-centrum en Angelslo. De daadwerkelijke geluidsbelasting is hier lager dan in 1987 was berekend/verwacht en zal mede het gevolg zijn van de getroffen maatregelen in het saneringsprogramma.
  • De zone wordt vanaf Oranjedorp in oostelijke richting via het bedrijvenpark A37 tot en met de Oranjedorpstraat vergroot. Bij de zonevaststelling in 1987 is namelijk geen rekening gehouden met een invulling van het industrieterrein aan de zuidzijde. Alleen de toendertijd bestaande bedrijven hebben ten grondslag gelegen aan de zonevaststelling. Lege kavels en mogelijke toekomstige ontwikkelingen op basis van het bestemmingsplan en wet en regelgeving zijn door de provincie toen niet meegenomen.

De adressen die binnen deze zone vallen en een grotere afbeelding is te vinden in Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder Bargermeer

verplicht

Figuur: Overzicht bestaande 50 dB(A)-contour (oranje lijn), nieuwe 50 dB(A)-contour (groene

lijn) en uitbreiding geluidzone (gele lijn).

Voor de huidige geluidzone (zie figuur 1.3 en Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder Bargermeer geldt dat er bestaande woningen aanwezig zijn binnen de geluidzone van het bedrijventerrein. Voor enkele woningen in de omgeving van het bedrijventerrein geldt dat zij, na herziening van de geluidzone, ook binnen de nieuw vast te stellen geluidzone komen te liggen. Voor de bestaande woningen binnen de huidige geluidzone en de woningen die binnen de nieuwe zone vallen is het onderzoek uitgevoerd naar de daadwerkelijke geluidbelasting.

3.3.1.1 Conclusie zonegrens     

Bijlage 9 van het onderzoek geeft de berekende 50 dB(A) geluidbelastingcontouren op 5 m hoogte. Ook is op deze kaart de geldende 50 dB(A) zonegrens weergegeven en het voorstel voor de nieuwe zone. De berekende 50 dB(A) geluidbelastingcontour is:

  • is aan de noordzijde van de Rondweg kleiner dan de geldende zonegrens;
  • overschrijdt in Oranjedorp en richting het bedrijvenpark A37 (nu zonnepark) de geldende zonegrens en
  • ligt in de kom van Nieuw-Dordrecht op de geldende zonegrens en overschrijdt deze beperkt langs de Oranjedorpstraat.

In het voorstel voor een gewijzigde zonegrens geldt het volgende:

  • De zone wordt ten noorden van de Rondweg enigszins verkleind: in en rond Noordbarge, Emmen-centrum en Angelslo.
  • De zone wordt vanaf Oranjedorp in oostelijke richting via het bedrijvenpark A37 tot en met de Oranjedorpstraat vergroot (in § 6.4 van de bijlage wordt aangegeven welke woningen binnen de zone komen te liggen).

Huidige geluidsbelasting binnen zone "Alles behalve Oranjedorp en Nieuw-Dordrecht"

Op de zonegrens is de geluidbelasting niet hoger dan 50 dB(A). De zone kan worden verkleind. Voorstel: in eerste instantie is het voorstel de buitenste zonegrens te kiezen globaal op de 49.5 dB(A) contour, en bovendien langs de kadastrale grenzen.

Oranjedorp en Nieuw-Dordrecht

Aan de zuidzijde moet de zone worden vergroot. Voorgesteld wordt om hier de zone op /rond de 49.5 dB(A) contour te leggen.

3.4 Vaststelling hogere waarden industrielawaai     

De Wgh biedt de mogelijkheden om de zone te wijzigen en grenswaarden op woningen te verhogen en stelt daaraan voorwaarden. Op grond van art. 110a lid 1 en 2 Wgh is het college van Burgemeester en wethouders bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden. De berekende equivalente geluidsniveaus en geluidbelastingen op de beoordelingspunten op woningen en op de zonegrens zijn weergegeven in de bijlagen van Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder Bargermeer. De betreffende woningen zijn genoemd in tabel 3, tabel 4 en tabel 5 in hoofdstuk 6. Aanvullende gegevens per woning, vermeld in hoofdstuk 7, zijn gegeven in bijlage 15. De hogere grenswaarden worden vastgesteld door middel van een hogere grenswaardeprocedure, in een apart besluit.

Hogere waarde

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat 68 woningen binnen de aangepaste geluidzone een geluidbelasting kunnen gaan ondervinden boven de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) dan wel de geldende hogere waarde. Voor de 68 woningen wordendoor B&W hogere waarden vastgesteld, het ontwerpbesluit is toegevoegd als Bijlage 3 Ontwerpbesluit Hogere Grenswaarde. Van de 68 woningen liggen 20 al in de zone en 48 komen in zone te liggen. Van 46 woningen wordt een geluidsbelasting van 55 dB(A) niet overschreden. Van 22 woningen bedraagt de hogere waarde meer dan 55 dB(A) en zal dus een gevelweringsonderzoek nodig zijn.

Concluderend

Als gevolg van de actualisatie van de geluidzone is sprake van toename van de toegestane geluidbelasting vanwege industrielawaai ter plaatse van 68 woningen. Een hogere geluidsbelasting is alleen toelaatbaar na een afweging, zoals beschreven in artikel 110 a, lid 5, Wgh. Deze afweging houdt in, dat het vaststellen van een hogere geluidsbelasting alleen mogelijk is, indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevel van de betrokken woningen onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Voorwaarde grenswaarde geluidbelasting in gevoelige ruimten

Art. 111b lid 1 Wgh bepaalt dat, als een hogere grenswaarde is vastgesteld, B&W voor de geluidwering van de woninggevels maatregelen treffen, om te bevorderen dat de geluidbelasting die het industriegeluid veroorzaakt in de geluidsgevoelige ruimten binnen de woning voldoet aan de daarvoor geldende grenswaarde. De grenswaarde bedraagt voor deze woningen 35 dB(A) (art. 111b lid 1 aanhef en onder b Wgh).

De gemeente moet op grond van artikel 111b, lid 1 Wgh er voor zorg dragen dat de woningen voldoende geluidwering hebben. De kosten hiervan worden gedragen door de gemeente. Hiertoe zijn afspraken gemaakt. Na het onherroepelijk worden van onderhavig besluit zal onderzoek naar de geluidwering van de woningen worden uitgevoerd. Als blijkt dat de geluidwering onvoldoende is, zal een aanbod tot het aanbrengen van geluidsisolatie worden gedaan. Hierop is de procedure als beschreven in het Besluit geluidhinder hoofdstuk 6 van toepassing.

Op het moment van vaststelling van de hogere waarde moeten hiervoor de financiële middelen beschikbaar worden gesteld. Op grond van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening 1998 mag voor goed onderhouden woningen worden uitgegaan van een aanwezige geluidwering van 20 dB(A). Daarmee zijn een akoestisch onderzoek naar de gevelwering en eventuele gevelmaatregelen slechts nodig voor zover een hogere waarde wordt vastgesteld die hoger is dan 55 dB(A).

Volgens het onderzoek dienen voor in totaal 22 woningen hogere waarden worden vastgesteld hoger dan 55 dB(A). Er wordt van uitgegaan dat de woningen vervolgens worden geïsoleerd op basis van de cumulatieve geluidbelasting LILcum tot de binnengrenswaarde van 35 dB(A). De benodigde isolatiewaarde varieert voor 14 woningen tussen de 21 en 25 dB en voor 8 woningen tussen de 26 en 30 dB. Hiermee wordt rekening gehouden met de cumulatie van geluid door het (spoor)wegverkeerlawaai. Daarbij wordt geanticipeerd op vernieuwing van het wegtrace Emmen-Klazienaveen. Hierdoor kunnen eventuele noodzakelijke geluidisolatiemaatregelen in één keer worden uitgevoerd op een voor de bewoners van dee woningen gewenst moment.

3.4.1 Voorwaarde geluidreductie niet mogelijk     

De gemeente weegt de belangen van de bedrijven (benodigde geluidruimte terrein) en van de omliggende woningen (mogelijkheden reductie geluidbelasting) tegen elkaar af en beschouwt daarmee de mogelijkheden van maatregelen. De primaire voorwaarde voor het kunnen vaststellen van hogere waarden is genoemd in art. 110a lid 5 Wgh. Hierin is bepaald dat maatregelen tot het reduceren van de geluidbelasting tot de ten hoogste toelaatbare waarde (te weten: de voorkeurswaarde, afhankelijk van de situatie 50 of 55 dB(A)) onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Overwegingen

  1. Bargermeer is een belangrijk, bestaand industrieterrein. Dit geldt niet alleen voor het GETEC Park, maar ook voor het overige deel van het terrein. De gemeente acht het daarom noodzakelijk om voor het Bargermeer geluidruimte beschikbaar te hebben voor bedrijfsuitbreidingen en nieuwvestigingen . Op het GETEC Park is in het geldende bestemmingsplan (Bargermeer 1997) zware industrie toegestaan. Deze industrie is al sinds ca. 1950 aanwezig en gemeente en provincie willen deze industrie hier behouden. Op het overige deel van Bargermeer is industrie toegestaan, waarvan de zwaarte via het principe van inwaartse zonering in het verleden is afgestemd op de omliggende woningen. Belangrijke installaties (zoals het NAM GZI terrein) zijn eveneens al tientallen jaren aanwezig en deze mogelijkheden willen gemeente en provincie blijven behouden. Het terrein is al voor een groot deel ingevuld met bedrijven. Deze bedrijven moeten ontwikkelingsmogelijkheden houden. En op nog lege kavels moet nieuwe industrie mogelijk zijn. Via toekomst- en reserveringsgeluidsbronnen moet deze ruimte worden geborgd en dat gebeurt in dit plan ook.
  2. Bij het (opnieuw) vaststellen van het bestemmingsplan Bargermeer in 1997 is tussen de Oosterwijk WZ en de Bladderswijk OZ een strook recyclingbedrijven opgenomen. Autodemontage- en metaalverwerkende bedrijven in het noordwestelijk deel daarvan waren hier grotendeels al aanwezig, de rest van deze strook is inmiddels ook voor een belangrijk deel ingevuld. Enerzijds is de milieucategorie van dergelijke bedrijven hoger dan op basis van de afstand tot woningen gewenst is. Daar staat tegenover dat langs de Bladderswijk slechts een beperkt aantal woningen aanwezig is. Reeds in 1987 bij de zonering bleek dat bij een deel van deze woningen niet voldaan werd aan de voorkeurswaarde van 55 dB(A). In 1997 bij de sanering bleek dat de geluidbelasting bij een deel van de woningen niet verder teruggedrongen kon worden dan 58 dB(A). In de afgelopen jaren is bij vergunningverlening (inclusief acceptatie van Abm meldingen) gebleken dat, hoewel nadrukkelijk is ingezet op geluidreducerende maatregelen bij bedrijven het niet mogelijk was om de geluidbelasting van het terrein binnen deze grenzen te houden. Om de recyclingbedrijven niet op slot te zetten, dan wel de bestaande recyclingbedrijven het mogelijk te maken het bedrijf te continueren blijkt een grotere geluidruimte noodzakelijkt. Deze geluidsruimte wordt toebedeeld en begrensd. Voor omwonenden houdt dit in dat de geluidsbelasting niet verder kan toenemen.
  3. De voor het terrein Bargermeer beschikbare geluidsruimte in en rond Oranjedorp is bij de zonevaststelling in 1987 feitelijk te klein vastgesteld. Er is destijds, ten onrechte, alleen rekening gehouden met de aanwezige vergunde bedrijven, waaronder met name het NAM GZI terrein. Deze ruimte past dus niet bij de toegelaten bedrijfsbestemmingen die het bestemmingsplan Bargermeer in 1997 mogelijk maakte. Hoewel bij dat bestemmingsplannadrukkelijk het principe van inwaartse zonering is toegepast, veroorzaken de bedrijven op korte afstand toch een relevante geluidsbijdrage op omliggende woningen. Met de actualisatie van de geluidzone wordt de geluidsbelasting vastgelegd en onder controle gesteld. Deze geluidsruimte wordt nu toebedeeld en begrensd. Voor omwonenden houdt dit in dat de geluidsbelasting niet verder kan toenemen en dat er middelen beschikbaar komen om indien nodig de woningen te isoleren en geluidsoverlast zo veel als mogelijk te beperken. Dit in lijn met de wettelijke normen die hiervoor gelden.

Mogelijkheden geluidreductie

De belangrijkste manier om de geluidbelasting te beperken is: afstand houden. Daarom is al bij de vaststelling van het bestemmingsplan Bargermeer 1997 het principe van inwaartse zonering toegepast: hoe kleiner de afstand tot woningen, hoe minder zware (en lawaaiige) bedrijvigheid is toegestaan. Sinds ca. 2010 is hieraan nog meer invulling gegeven, door aanvullend (ambtelijk) een inwaartse geluidzonering op te stellen en aanvragen hiermee te vergelijken. Datzelfde principe wordt via de toekenning van kavelruimte opnieuw toegepast.

De tweede manier om de geluidbelasting te beperken is niet onnodig, meer nog: zuinig uitgeven van geluidruimte is noodzakelijk om alle bedrijven en nieuwkomers voldoende geluidruimte te geven. Hieraan wordt in dit bestemmingsplan op drie manieren invulling gegeven:

  • Op het GETEC Park zijn hoofdzakelijk continubedrijven gesitueerd. Het geluidsniveau in de dag- en avondperiode van deze bedrijven is dan ook nauwelijks hoger dan in de nachtperiode. De toegekende toekomstruimte is op deze kavels in de avondperiode dan ook gelijk gesteld aan die in de nacht en in de dagperiode 3 dB hoger (vergelijk: in de toegestane normering via de etmaalwaarde is het geluidsniveau in de dag- en avondperiode 10 respectievelijk 5 dB hoger dan de nachtperiode). Op deze manier wordt het onnodig uitgeven van geluidruimte in dag- en avondperiode voorkomen.
  • Zoals boven uiteengezet is voor de activiteiten van de recyclingbedrijven in de dagperiode een grotere geluidruimte noodzakelijk. In de avond- en nachtperiode is een grotere geluidruimte echter niet noodzakelijk. Bij het vaststellen van de toekomstruimte van de betreffende kavels wordt hiermee nadrukkelijk rekening gehouden door de beschikbare ruimte op deze kavels in de avond- en nachtperiode met 5 dB te beperken. De totale geluidbelasting op de hoogst belaste woningen aan de Bladderswijk in de avond- en nachtperiode zal dan ook niet toenemen ten opzichte van wat er nu al is toegestaan.
  • Bij vergunningverlening en het accepteren van Abm meldingen hebben provincie en gemeente telkens nadrukkelijk de mogelijkheden van redelijkerwijs haalbare geluidsbeperkende maatregelen bezien, met de bedrijven besproken en waar nodig en mogelijk ook bij besluit afgedwongen. Sinds ca. 2010 fungeerde hierbij als hulpmiddel de (ambtelijk) opgestelde inwaartse geluidzonering. Aangevraagde geluidruimte werd hiermee vergeleken. Via het vooroverleg met de bedrijven werd zo mogelijk via maatregelen volgens het principe van beste beschikbare technieken de aangevraagde ruimte tot deze kavelruimte beperkt.
  • In het vast te stellen geluidverdeelplan is de voor elke kavel beschikbare geluidruimte verdeeld in een bij recht beschikbare ruimte (het kavelbudget) en een reserve. Wanneer een bedrijf meer geluidruimte nodig heeft dan het kavelbudget, moet eerst worden aangetoond dat dat noodzakelijk is en niet voorkomen kan worden door het treffen van redelijkerwijs te treffen geluidbeperkende maatregelen volgens de beste beschikbare technieken. Op deze manier krijgt het bevoegd gezag de mogelijkheid te sturen in en zuinig om te gaan met de uitgifte van geluidruimte.

3.4.2 Cumulatie     

Op grond van artikel 110a, zesde lid, van de Wet geluidhinder, stellen burgemeester en wethouders alleen hogere waarden vast voor zover de gecumuleerde geluidbelastingen niet leiden tot een naar hun oordeel onaanvaardbare geluidbelasting. Met dit artikellid is beoogd een onaanvaardbare cumulatie als gevolg van bijvoorbeeld industrielawaai en weg- of railverkeerslawaai te voorkomen. De Wet geluidhinder spreekt zich echter niet uit wanneer er sprake zou zijn van een onaanvaardbare geluidbelasting.

De cumulatieve geluidbelasting wordt bepaald door het geluid van het industrieterrein, het wegverkeersgeluid en het railverkeersgeluid.

Wegverkeersgeluid

Er zijn berekeningen uitgevoerd van het wegverkeersgeluid. Hierbij is gebruik gemaakt van het via de RUD Drenthe op 16 februari 2022 ontvangen akoestisch rekenmodel. Daarin zijn naar het lijkt alle gemeentelijke, provinciale en rijkswegen opgenomen. Dit geluidmodel is door gemeente en/of RUD opgesteld op basis van een verkeersmodel en wordt door de gemeente en de RUD normaliter gebruikt voor het berekenen van het wegverkeersgeluid binnen de gemeentegrenzen. Uitgegaan is van het model voor de situatie 2030. De verkeerscijfers zijn conform opgave van de RUD Drenthe verhoogd met twee maal 2% per jaar tot het jaar 2032 (verhoging 0.17 dB).

De berekeningen van het wegverkeerslawaai zijn uitgevoerd conform het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Er is gebruik gemaakt van het wegverkeersgeluidrekenprogramma Geomilieu versie 2021.

Railverkeersgeluid

De verkeersgegevens van de spoorlijn Emmen-Zwolle zijn afkomstig uit het geluidregister van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De gegevens zijn opgehaald op 1 maart 2022. Voor de berekeningen van het railverkeerslawaai zijn de gegevens ongewijzigd overgenomen uit het geluidregister.

De berekeningen zijn uitgevoerd conform het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Er is gebruik gemaakt van het railverkeersgeluidrekenprogramma Geomilieu versie 2021.

Berekening cumulatieve geluidbelasting

De rekenmethode cumulatieve geluidbelasting uit het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 geeft aan dat voor een eerste indruk van de aanvaardbaarheid de cumulatieve belasting (in dit geval dus LILcum) kan worden vergeleken met de voor die bronsoort van toepassing zijnde normering. Ook is het volgens de methode goed om aandacht te schenken aan het aantal woningen dat met een hoge cumulatieve belasting worden geconfronteerd, de vraag of één dan wel meer gevels hoog belast zijn en de mogelijkheid om de cumulatieve geluidbelasting te verlagen door de geluidbelasting vanwege de bron waarvoor het onderzoek is ingesteld (verder) te verlagen, in dit geval dus het industriegeluid.

Voor 62 woningen is de gecumuleerde belasting lager of gelijk aan de op grond van artikel 45 en artikel 55 van de Wet geluidhinder maximaal toelaatbare geluidbelasting van 60 dB(A) voor industrieterreinen en de op grond van artikel 83 maximaal toegelaten geluidbelasting van 63 dB voor wegverkeerslawaai. Er is in deze situaties daarom naar oordeel van burgemeester en wethouders sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en een goede ruimtelijke ordening.

Voor 6 van de woningen is de gecumuleerde belasting hoger dan 60 d(A). Verlaging van de industriegeluidbelasting is redelijkerwijs niet mogelijk. De hoogste belastingen van weg en industrie vallen in op de voorgevel, de achtergevel is geluidluw, dat wil zeggen niet hoger dan de voorkeurswaarde. De cumulatieve geluidbelasting is niet onaanvaardbaar. In deze situaties is er daarom naar oordeel van burgemeester en wethouders evenmin sprake van een onaanvaardbaar woonklimaat.

3.4.3 Conclusie hogere waarden     

Hierboven zijn de mogelijke maatregelen beschreven om de geluidsemissie te beperken. Per maatregel is aangegeven in hoeverre die in deze situatie wel of niet toepasbaar is.

De mogelijke maatregelen zijn onvoldoende doeltreffend om de geluidsbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A), een aantal woningen gaat dan ook een hogere geluidsbelasting ondervinden. Voor het college is dat de aanleiding om voor die woningen hogere waarden vast te stellen, overeenkomstig Bijlage 3 Ontwerpbesluit Hogere Grenswaarde. Gelet op bovenstaande wordt geconcludeerd dat, na gebruikmaking van de wettelijke mogelijkheid tot het vaststellen van hogere waarden voor industrielawaai, ter plaatse van de woningen binnen de geluidzone sprake is van een aanvaardbare geluidsituatie. Er is geen sprake van strijdigheid met de uitgangspunten voor een goede ruimtelijke ordening.

Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken.

  1. In het grootste deel van de zone wordt voldaan aan de geldende grenswaarden.
  2. Voor wat betreft het gebied noordelijk van de Rondweg:
  • De geluidzone kan worden verkleind.
  • Op 7 woningen aan de noordzijde van het terrein moet de geldende grenswaarde marginaal (met 1 dB) worden verhoogd. Hierop is in de loop van de tijd een kleine toename van de geluidbelasting ontstaan. Het aantal woningen waarvoor de grenswaarde moet worden verhoogd, is marginaal ten opzichte van het grote aantal woningen dat in de zone ligt.

3. Voor wat betreft het gebied zuidelijk van de Rondweg:

  • Aan de oost- en westzijde kan de zone in grote lijnen ongewijzigd blijven.
  • Op in totaal 13 woningen moet de geldende grenswaarde worden verhoogd.
  • Dit geldt voor 1 woning aan de Oevermansweg.
  • Dit geldt voor 5 woningen aan of nabij het Oranjekanaal ZZ. Hier is in de loop van de tijd een kleine toename van de geluidbelasting ontstaan, de ruimte bij deze op zeer korte afstand van het industrieterrein gelegen woningen blijkt eerder te krap te zijn vastgesteld.
  • Dit geldt voor 7 woningen aan de Bladderswijk WZ. Dit wordt vooral veroorzaakt door de hier gevestigde recyclingbedrijven.
  • Aan de zuidzijde moet de zone worden vergroot. Er komen hierdoor nog 37 woningen in Oranjedorp en 11 in Nieuw-Dordrecht binnen de zone te liggen en voor deze 48 woningen moet een hogere waarde worden vastgesteld. Dit alles heeft te maken met het feit dat bij de vaststelling van de geluidzone in 1987 het industrieterrein aan de zuidzijde nog grotendeels leeg was en er destijds geen of onvoldoende rekening is gehouden met de nog te vestigen bedrijven.

In totaal moet dus voor 68 woningen een hogere waarde worden vastgesteld. De betreffende woningen zijn in het onderzoeksrapport Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder Bargermeer aangeduid.

De vast te stellen hogere waarden voldoen aan de voorwaarden die de Wet geluidhinder hiervoor stelt. Een van de voorwaarden is dat er gezorgd moet worden dat de geluidbelasting in de geluidgevoelige ruimten van deze woningen voldoet aan de wettelijke binnengrenswaarde van 35 dB(A). Aangezien er van uitgegaan mag worden dat goed onderhouden woningen een gevelwering hebben van ten minste 20 dB(A), moet bij 22 woningen waarvoor een grenswaarde van méér dan 55 dB(A) zal worden vastgesteld, worden onderzocht of aan deze eis wordt voldaan en moeten daartoe zo nodig maatregelen aan de gevel worden getroffen. Voor dit onderzoek en de te treffen maatregelen moeten financiële middelen worden gegarandeerd op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan. Het benodigde budget voor onderzoek, begeleiding en uitvoering van deze maatregelen wordt hiervoor door de gemeente gereserveerd.

3.5 Conclusie geluid     

Door de aanpassing en verruiming van de geluidzone rond het bedrijventerrein Bargermeer zit het terrein niet meer op slot, is vergunningverlening weer mogelijk. Bij het verlenen van een milieuvergunning en verwerken van meldingen Activiteitenbesluit voor bedrijven die zich op het bedrijventerrein wensen te vestigen, wordt aan de geluidzone getoetst zodat de maximale belasting niet wordt overschreden. Op deze manier wordt overlast bij de omliggende woningen voorkomen. Daarmee wordt gebruikt gemaakt van het systeem van zonebeheer (verdeling van geluidsruimte). Het systeem zorg voor goed beheer van geluidsruimte, waardoor de bestaande rechten en ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande en nieuwe bedrijven worden veilig gesteld. In totaal moet voor 68 woningen een hogere waarde worden vastgesteld. De betreffende woningen zijn in het onderzoeksrapport Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder Bargermeer aangeduid en opgenomen in Bijlage 3 Ontwerpbesluit Hogere Grenswaarde dat gelijktijdig met dit bestemmingsplan in procedure wordt gebracht.

3.6 Ecologie     

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag geen significante gevolgen hebben voor een beschermd gebied of een beschermde soort. Omdat in het plangebied alleen de gebiedsaanduiding "Geluidzone-Industrie" wordt opgenomen en in het plangebied geen werkzaamheden plaatsvinden, is uitsluitend ingegaan op gebiedsbescherming en daarmee, indirect, op de bescherming van de in het beschermde gebied voorkomende of in potentie voorkomende soorten.

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

3.6.1 Conclusie     

Omdat dit bestemmingsplan een beheersplan is dat uitsluitend een geluidzone verandert en geen regels geeft over activiteiten en waarin bovendien geen activiteiten voorkomen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is er bij de totstandkoming van dit plan geen Ecologisch onderzoek of Quickscan Flora en Fauna of een Aeriusberekening uitgevoerd. Op basis van het akoestisch onderzoek kan gesteld worden dat de maximale geluidbelasting 60 dB(A) bedraagt. Het is met deze geluidbelasting niet te verwachten dat dit geluid op een minimale afstand van 6 kilometer in beschermde Natura 2000-gebieden voor geluid gevoelige soorten verstoord. Er bestaat geen aanleiding voor verder onderzoek en afweging voor het aspect ecologie.

3.7 Milieu     

3.7.1 Vormvrije m.e.r.     

In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.

In voorliggend bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.7.2 Bedrijven en milieuzonering     

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Verwezen wordt naar de Beheersverordening Bargermeer die de toegestane bedrijven regelt. Dit facetbestemmingsplan brengt hier geen wijzigingen in aan en behoudt daarmee zijn rechtskracht. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van de beheersverordening "Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein" gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van maart 2009).

3.8 Overige haalbaarheidsaspecten     

Dit bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van functies die gevoelig zijn vanuit verkeerslawaai, geur, luchtkwaliteit, externe veiligheid of andere milieuaspecten. Ook voorziet dit bestemmingsplan niet in functies die hinder met zich mee kunnen brengen voor gevoelige functies. Verder spelen de aspecten bodem, water, cultuurhistorie, archeologie en verkeer/parkeren geen rol bij deze thematische herziening. De thematische herziening is dan ook niet aan voornoemde haalbaarheidsaspecten getoetst.

Hoofdstuk 4 Toelichting op de planregels en verbeelding     

4.1 Algemeen     

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).

Thematische herziening

Dit bestemmingsplan is een thematische herziening van de Bijlage 2 Overzicht bestemmingsplannen zonewijziging genoemde bestemmingsplannen. De thematische herziening heeft uitsluitend betrekking op de geluidzone van in verband met de uitbreiding van het gezoneerde industrieterrein. De herziening is thematisch, omdat er voor een specifiek onderwerp een regeling wordt vervangen dan wel wordt aangevuld en voor het overige alle in de bijlage genoemde plannen in stand blijven. De herziening is dus niet rechtstreeks verwerkt in de onderliggende bestemmingsplannen. Ten aanzien van het onderwerp dat een thematisch bestemmingsplan regelt, komen de regels ten aanzien van dat onderwerp in de onderliggende bestemmingsplannen te vervallen. Dit op grond van de algemene rechtsregel, dat een latere wet boven een eerdere wet gaat.

Op de verbeelding van het bestemmingsplan is naast de grens van het plangebied alleen een geluidzone industrie opgenomen. De regeling beperkt zich tot de wijziging van de bestaande geluidzone

Voor zover het de gronden betreft waarvoor de geluidzone blijft gelden, verandert er niets of worden de geluidsregels geactualiseerd. Verder zijn op de planregels van dit bestemmingsplan de verbeeldingen van de vigerende bestemmingsplannen van toepassing.

Vanwege het feit dat de nieuwe geluidzone zijn eigen loop kent en niet de grenzen volgt van vigerende bestemmingsplannen bestaat de mogelijkheid dat vigerende bestemmingsplannen zowel deels binnen de geluidzone industrie als deels buiten de geluidzone industrie vallen. Om deze reden is er vanaf gezien de lijst met bestemmingsplannen te splitsen.

Gevolgen verbeelding en bestemmingsregeling

Deze parapluherziening bestaat uit een verbeelding en regels. De regels wijzigen de bepalingen van de betreffende vigerende bestemmingsplannen of vullen de bepalingen op onderdelen aan. De parapluherziening gaat vergezeld van een plantoelichting. Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan zijn meegenomen.

Geluidzone en

De gewijzigde en uitgebreide geluidzone heeft voor de betrokken bestemmingsplannen, afhankelijk van de ligging van de plangebieden, de volgende consequenties:

  • de nieuwe zone industrielawaai wordt op de verbeelding, behorende bij deze parapluherziening, opgenomen;
  • aan de begripsbepalingen van de vigerende bestemmingsplannen wordt het begrip 'geluidzone - industrie' toegevoegd (via deze begripsbepaling wordt de bij deze parapluherziening behorende verbeelding onderdeel van de betrokken bestemmingsplannen);
  • daar waar nodig wordt het volgende toegevoegd: 'ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone -industrie' zijn nieuwe geluidgevoelige objecten –als bedoeld in de Wet geluidhinder– toegestaan als de geluidbelasting vanwege het bedrijventerrein 'Bargermeer' op de gevels van deze objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.' Hiermee wordt voorkomen dat nieuwe geluidgevoelige objecten worden opgericht met een geluidbelasting hoger dan 50 dB(A) waarvoor in het verleden geen hogere grenswaarde is vastgesteld;
  • vanwege de wettelijke bepalingen in de Wro en bijbehorende besluiten is tevens overgangsrecht binnen de geluidzone opgenomen.

4.2 Inventarisatie     

Voor nieuwe en bestaande percelen is de bronsterkte bepaald. In het navolgende wordt beschreven op welke wijze de bronsterkte van bestaande percelen is bepaald. De onbebouwde gedeelten van het industrieterrein zijn ingevuld met toekomst (geluids)bronnen om geluidsruimte te reserveren voor nieuwe inrichtingen die daar gevestigd kunnen worden conform de bestaande bestemming.

Toekomstbronnen hebben steeds betrekking op vrijstralende geluidsbronnen op een hoogte van 5 m met het standaard industrielawaaispectrum. De beheersverordening "Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein" voorziet in een indeling in bedrijfscategorieën volgens de VNG uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ uit 1999. Hierin worden bedrijven beoordeeld op basis van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Voor ieder aspect wordt per type bedrijf een minimale afstand tot woonbebouwing aangegeven. De hoogste vereiste afstand is bepalend voor de bedrijfscategorie.

De volgende akoestische invulling is gehanteerd:

  • Categorie 1: 50 dB(A) (etmaalwaarde) per m2;
  • Categorie 2: 55 dB(A) (etmaalwaarde) per m2;
  • Categorie 3: 60 dB(A) (etmaalwaarde) per m2;
  • Categorie 4: 65 dB(A) (etmaalwaarde) per m2.

Per kavel is aan de hand van het oppervlak de bronsterkte van de bijbehorende toekomstbron bepaald.

De geluidsuitstraling van de bestaande inrichtingen is gemodelleerd op basis van de vergunde situatie. Waar mogelijk is gebruikgemaakt van onderliggende vergunningsonderzoeken. Een aantal inrichtingen is relevant geacht voor de geluidsuitstraling van het industrieterrein terwijl geen vergunningsonderzoek beschikbaar is. Van deze inrichtingen zijn de bekende bedrijfsactiviteiten bij de bedrijven geverifieerd en geactualiseerd. Hiertoe zijn geen geluidsmetingen verricht. Geluidsvermogensniveaus voor nieuwe of gewijzigde geluidsbronnen zijn afkomstig uit de geluidsbibliotheek van het NAA.

Inrichtingen waarvan geen passend rekenmodel beschikbaar is, worden gemodelleerd op basis van vigerende vergunningen. Voor dergelijke bedrijven is een vervangend geluidsniveauvermogen vastgesteld op basis van de vergunde geluidsniveaus en de bijbehorende plaatsbepaling. Hiervoor is het standaard industrielawaaispectrum aangehouden.

Voor inrichtingen die buiten bedrijf zijn en inrichtingen die meldingsplichtig zijn, zijn vervangende geluidsvermogensniveaus vastgesteld op basis van de onderliggende milieucategorisering volgens de beheersverordening "Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein". Indien voor vervangende geluidsbronnen geen bronhoogte uit de situatie kan worden afgeleid, is deze bepaald op twee derde van de bebouwingshoogte.

Met de vastgestelde bronsterkten en de terreingegevens is een rekenmodel opgesteld. Met dit rekenmodel is de geluidsoverdracht van het industrieterrein naar de omgeving berekend.

4.3 Toelichting op de verbeelding     

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart BGT gehanteerd. De ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en/of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

4.4 Toelichting op de regels     

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Flexibiliteit

Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving. In het bestemmingsplan zijn diverse flexibiliteitregelingen opgenomen zoals algemene afwijkingsregels.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
1. Woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:

i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;

ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;

iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;

iv. het uitzicht;

v. de aanwezigheid van voldoende privacy.
2. Straat- en bebouwingsbeeld:
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:

i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);

ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;

iii. gevelbeelden;

iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;

v. de hoogtedifferentiatie;

vi. de situering van gebouwen op het perceel;

vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.
3. Cultuurhistorie
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
4. Verkeersveiligheid
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:

i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;

ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;

iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;

iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;

v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;

vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
5. Sociale veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:

i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;

ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:

i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;

ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;

iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;

de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
7. Milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:

i. de mate van hinder voor de omliggende functies;

ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;

iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;

iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;

v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;

vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;

vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

Figuur 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen

Opzet regels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

4.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

In Hoofdstuk 1 Inleidende regels worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

4.4.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels     

In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.

De regels van de bestemmingsplannen worden op de volgende wijze aangevuld, dan wel gewijzigd.

a. De op de plankaart aangegeven gronden met de aanduiding geluidzone industrie zijn, naast het bepaalde in de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige bebouwing vanwege het bedrijventerrein Bargermeer.

b. Voorzover de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding geluidzone industrie is het realiseren van geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.

c. Voorzover de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven verbeelding geluidzone industrie opgeheven, vervallen eventuele beperkingen ten aanzien van het bouwen en het gebruik die met het oog op de geluidzone in de genoemde bestemmingsplannen zijn gesteld.

d. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de aanwezige geluidsruimte voor de bedrijventerreinen;
  • de geluidsbelasting vanwege de bedrijventerreinen op de geluidgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor op grond van de Wet geluidhinder geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een verkregen hogere grenswaarde;

vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid b ten einde ingevolge de basisbestemming toegelaten geluidsgevoelige objecten te kunnen bouwen of gebruiken.

e. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de milieusituatie;
  • de woonsituatie;

het plan wijzigen in die zin dat de ‘geluidzone industrie’ wordt verkleind.

Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

4.4.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 3 Algemene aanduidingsregels

3.1 Geluidzone - industrie

In dit artikel wordt de relatie met de geldende bestemmingsplannen vastgelegd als ook dat de geluidscontour die op de verbeelding van dit bestemmingsplan is opgenomen wordt toegevoegd aan de genoemde bestemmingsplannen en daarbij behorende en van toepassing zijnde planregels. Voor het overige blijven de planregels en de verbeelding(en) voor de gronden gelegen in de genoemde geldende bestemmingsplannen van toepassing met uitzondering van het overgangsrecht.

De aanduiding Geluidzone - industrie is een geluidzone afkomstig van het bedrijventerrein Bargermeer. De aanduiding is bedoeld om te voorkomen dat binnen de geluidzone van het terrein nieuwe geluidgevoelige bebouwing wordt gerealiseerd of dat bestaande geluidgevoelige bebouwing wordt uitgebreid en daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen. Indien om een of andere reden het industrieterrein niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

3.2 Milieuzone - geluidsgevoelige functie

In dit artikel wordt de afstemming met de geldende onderliggende bestemmingsplannen zoals benoemd in Bijlage 2 Overzicht bestemmingsplannen zonewijziging geregeld.

4.4.4 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels     

Het laatste hoofdstuk "Overgangs en slotregels" bevat in artikel 4 het overgangsrecht , zoals beschreven in het besluit Ruimtelijke Ordening. Artikel 5 is de slotregel. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer".

4.5 Handhaving     

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.

Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.

Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid     

5.1 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen     

5.1.1 Informatiebijeenkomst     

Voor een goed verloop van de communicatie tussen de bewoners van rondom industrieterrein Bargermeer gelegen dorpen en wijken over het Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer is contact gezocht met het bestuur van de erkende overleg partners rondom industrieterrein Bargermeer en is op 23 november 2023 voor hen een informatieavond georganiseerd om tekst en uitleg te geven bij dit facetbestemmingsplan en bij de gelijktijdig in procedure gebrachte Facetbestemmingsplan Geluidverdeelplan Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer met identificatienummer NL.IMRO.0114.2023035-B501

5.1.2 Overleg     

Het college heeft het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is in vooroverleg voorgelegd aan de RUD, VRD, Provincie Drenthe, de omliggende EOP's (Angelslo, Bargeres, Bargermeer/Meerveld, Centrum Emmen, Nieuw Dordrecht, Oranjedorp, Zuidbarge, Barger-Oosterveld en Noordbarge)en Ondernemend Emmen.

Zowel de provincie als de VRD gaven aan geen opmerkingen te hebben over het concept-ontwerp. De RUD onderschrijft dat in het geluidzoneringsonderzoek is nagegaan waar de (vergunde) geluidruimte van bedrijven en kavels kan worden beperkt. De RUS onderkent ook dat uit het onderzoek blijkt dat hiermee niet alle knelpunten worden opgelost; dit zou de aanwezige en gewenste bedrijvigheid op Bargermeer onmogelijk maken. Voor een aantal woningen zal daarom een hogere waarde voor de geluidbelasting van het industrieterrein moeten worden vastgesteld en moet de zone aan de zuidzijde worden vergroot. Daarentegen kan de zone aan de noordzijde enigszins worden verkleind. De RUD adviseert in de toelichting alleen de aanleiding, het doel en de conclusie te vermelden, en voor de inhoud (uitgangspunten en uitkomsten) naar de betreffende onderzoeken te verwijzen. Hiermee wordt voorkomen dat er door andere bewoording verschillen in interpretatie ontstaan.

5.2 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan     

Vanaf 15 december 2023 heeft het ontwerp van het Facetbestemmingsplan voor eenieder ter inzage gelegen. Tegen het Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer zijn @wel/ geen zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben @wel/ geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid     

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd. De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het opstellen van een exploitatieplan voor de ontwikkeling van het onderhavige bestemmingsplan is niet nodig, nu geen bouwplan wordt mogelijk gemaakt waarvoor exploitatiekosten moeten worden verhaald.

De kosten die met dit bestemmingspan zijn gemoeid komen voor rekening van de gemeente. Naast de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan betreffen dit de kosten voor het treffen van maatregelen in verband met de vast te stellen hogere waarden. De gemeente reserveert hiervoor bij (of voorafgaand aan) vaststelling van het facetbestemmingsplan voldoende middelen, in lijn met wettelijke verplichtingen. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in zijn geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Toepasselijke bestemmingsplannen

De artikelen van dit plan hebben uitsluitend betrekking op de bestemmingsplannen die zijn genoemd in Bijlage 2 Overzicht bestemmingsplannen zonewijziging. De regels van de in de bijlage genoemde bestemmingsplannen blijven buiten toepassing indien er sprake is van strijdigheid met de regels van dit plan. Voor het overige blijven de in de bijlage genoemde bestemmingsplannen onverminderd van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in Hoofdstuk 2.

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer met identificatienummer NL.IMRO.0114.2021046-B501 van de gemeente Emmen;

1.2 Bestemmingsplan     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. De regels van dit bestemmingsplan zijn een herziening van de in de bijlage genoemde bestemmingsplannen met inbegrip van de wijzigingen, uitwerkingen en herzieningen die naar deze bestemmingsplannen verwijzen, uitsluitend voor zover het betreft de aanpassing van de geluidzone ex artikel 41 van de Wet geluidhinder rond het industrieterrein Bargermeer.

Toepasselijke bestemmingsplannen

De artikelen van dit plan hebben uitsluitend betrekking op de bestemmingsplannen die zijn genoemd in Bijlage 2 Overzicht bestemmingsplannen zonewijziging. De regels van de in de bijlage genoemde bestemmingsplannen blijven buiten toepassing indien er sprake is van strijdigheid met de regels van dit plan. Voor het overige blijven de in de bijlage genoemde bestemmingsplannen onverminderd van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in Hoofdstuk 2 en 3.

1.3 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Algemene geluidsruimte     

niet aan de kavels toegekende gereserveerde geluidsruimte;

1.6 Afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels     

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.7 Ander(e) bouwwerk(en):     

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 Andere geluidgevoelige gebouwen:     

andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.9 Andere werk(en):     

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 Bebouwing:     

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 Bebouwingsgrens:     

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.12 Bedrijf:     

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 Bedrijfsgebouw:     

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 Bedrijfswoning:     

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wier huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.15 Bedrijventerrein:     

een gebied waar diverse bedrijven zich kunnen vestigen;

1.16 Beroeps- cq; bedrijfsvloeroppervlakte:     

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.17 Best beschikbare technieken     

beste beschikbare technieken, als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze bepaling luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.18 Bestaand:     

bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

1.19 Bestaande bebouwing:     

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.20 Bestaande geluidruimte     

de geluidsruimte als bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van dit facetbestemmingsplan geluidzonering;

1.21 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 Bestemmingsvlak:     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 Bouwen:     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 Bouwgrens:     

de grens van een bouwvlak;

1.25 Bouwlaag:     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder: voor de onderscheidenlijke bouwlagen geldt de volgende maximale bouwhoogte:

1 bouwlaag, 5 meter;

2 bouwlagen, 8 meter;

3 bouwlagen, 12 meter;

4 bouwlagen 15 meter;

5 bouwlagen 18 meter;

6 bouwlagen 21 meter;

1.26 Bouwperceel:     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 Bouwperceelgrens:     

de grens van een bouwperceel;

1.28 Bouwvlak:     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 Bouwwerk:     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.30 Dag-, avond- en nachtperiode     

Beoordelingsperiodes die lopen:

  • voor de dag van 07.00 uur tot 19.00 uur
  • voor de avond van 19.00 uur tot 23.00 uur
  • voor de nacht van 23.00 uur tot 07.00 uur

1.31 Ecologische waarde:     

de aan een gebied toegekende waarde , gekenmerkt door een samenhangend geheel van onderling elkaar beïnvloedende mensen, planten, dieren en omgeving;

1.32 Equivalent geluidniveau     

het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai (1999)

1.33 Equivalent geluidvermogen     

het energetisch gemiddelde van het fluctuerende geluidvermogen van het ter plaatse gedurende een bepaalde periode optredende geluid;

1.34 Etmaalwaarde     

de hoogste van de volgende drie waarden van het equivalente geluidsniveau:

  • de waarde over de periode 07.00-19.00 uur (dag)
  • de met 5 dB(A) verhoogde waarde over de periode 19.00-23.00 uur (avond)
  • de met 10 dB(A) verhoogde waarde over de periode 23.00-07.00 uur (nacht)

1.35 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 Gebruik     

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.37 Geluidbelasting in dB(A)     

etmaalwaarde van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau;

1.38 Geluidbelasting vanwege een industrieterrein     

op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) (Letmaal) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.39 Geluidgevoelige objecten     

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.40 Geluidgevoelige terreinen     

geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.41 Geluidreservering per kavel:     

aan de kavel toegekende geluidsruimte;

1.42 Geluidruimte     

equivalent geluidsvermogen dat kan worden gemeten als geluidimmissiewaarde in dB(A);

1.43 Geluidwerende voorzieningen:     

geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;

1.44 Geluidzone     

geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder. Een op grond van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);

1.45 Geluidzoneringsplichtige inrichting     

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder en onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.46 Geometrische plaatsbepaling:     

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.47 Gevel:     

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.48 Gevellijn:     

de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.49 Gezoneerd industrieterrein:     

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;

1.50 Hogere grenswaarde     

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.51 Hoofdgebouw:     

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;

1.52 Incidentele bebouwing:     

vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing;

1.53 Inrichting     

inrichting als aangewezen krachtens artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.54 Kavel     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.55 Natuurlijke waarde:     

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.56 Perceelsgrens:     

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.57 Staat van inrichtingen:     

een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied; De lijst is als bijlage bij de regels opgenomen;

1.58 Verbeelding     

de kaart, tekeneningnummer NL.IMRO.0114.2021046-B501, op schaal 1:2000 van het Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer;

1.59 Voorkeursgrenswaarde     

de bij een bestemmingplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.60 Woning:     

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.61 Wooneenheid:     

zelfstandige bewoonbaar gedeelte ( woning) van een voor wonen bestemd gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.62 Woongebouw:     

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen wooneenheden/ woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.63 Zonebeheerder     

de door de gemeente aangewezen akoestisch adviseur die de geluid-ruimte beheert en bewaakt

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bebouwing op de verbeelding:     

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.2 Bebouwingspercentage:     

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 Het peil:     

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

2.6 Geluidruime en geluidimissiewaarde     

de bepaling van de gebruikte geluidruimte als geluidimmissiewaarde in dB(A) ter plaatse van de toetspunten vindt plaats conform de meet- en rekenmethode industrielawaai voor complexe situatie (methode II), zoals beschreven in de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999, onder de in de genoemde handleiding bepaalde voorwaarden. Bij de berekening wordt:

  • uitgegaan van de representatieve bedrijfssituatie, waaronder alle tot de inrichting behorende installaties, toestellen, alsmede door die inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en alle overige tot de inrichting behorende bronnen, voor zover die plaatsvinden of zijn gelegen binnen het kavel; deze geluidbelasting wordt afzonderlijk bepaald voor de dag-, de avond- en de nachtperiode;
  • gebruik gemaakt van het model Geomilieu, waarbij de modeluitgangspunten en invoergegevens worden gebruikt zoals opgenomen in Bijlage 1 Onderzoek industrielawaai Wet geluidhinder Bargermeer

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Dit bestemmingsplan bevat geen bestemmingsregels.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 3 Algemene aanduidingsregels     

3.1 Geluidzone - industrie     

De voor 'Geluidzone - industrie' aangewezen gronden zijn, behalve de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het bedrijventerrein Bargermeer op woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen. Deze zone is de aanwijzing ingevolge de Wet geluidhinder van het gebied rond het bedrijventerrein Bargermeer, waarbuiten de geluidbelasting vanwege die terreinen de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie' uitsluitend geluidsgevoelige objecten worden opgericht indien een hogere waarde als bedoeld in artikel 45 van de Wet geluidhinder is vastgesteld.

3.1.1 Bouwregels     

Ter plaatse van de aanduiding "Geluidzone - industrie" gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  1. een op grond van de basisbestemming toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag niet worden gebouwd tenzij hiervoor een hogere waarde (of MTG) is vastgesteld;
  2. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen is toegestaan mits de bestaande oppervlakte en hoogte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd;
3.1.2 Afwijken van de bouwregels     

Ter plaatse van de aanduiding "Geluidzone - industrie" kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de regel van lid 3.1.1 en toestaan dat tóch nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd, op voorwaarde dat:

  1. de geluidruimte, die via deze bestemming voor het industrieterrein is gereserveerd, niet onevenredig wordt beperkt;
  2. indien aanvullende geluidsbeperkende maatregelen zijn getroffen aan de bron en/ of in de overdracht en door middel van nader akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat de maximale geluidsbelasting van 50 dB(A) niet wordt overschreden.
  3. de geluidsbelasting op de gevels van deze geluidsgevoelige objecten, veroorzaakt door het industrieterrein, niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde of een verkregen hogere waarde.
3.1.3 Specifieke gebruiksregels     

Ter plaatse van de aanduiding "Geluidzone - industrie" worden in ieder geval de volgende gebruiksvormen aangemerkt als strijdig met deze aanduiding:

  1. het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige object.
  2. de nieuwvestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.
  3. het gebruik van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige terreinen.
3.1.4 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. het bepaalde in artikel 3.1.1 onder a buiten toepassing blijft, zodat geluidsgevoelige objecten overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen gebouwd en gebruikt kunnen mits:
    1. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
    2. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
  2. de aanduiding te wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat;
  3. de aanduiding te verwijderen in die zin dat de aanduiding 'geluidzone - industrie' opgeheven wordt indien de bron van de geluidzone is opgehouden te bestaan.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

3.2 Milieuzone - geluidsgevoelige functie     

De regels van de bestemmingsplannen genoemd in Bijlage 2 Overzicht bestemmingsplannen zonewijziging worden op de volgende wijze aangevuld, dan wel gewijzigd.

  1. De op de plankaart aangegeven gronden met de aanduiding geluidzone industrie zijn, naast het bepaalde in de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige bebouwing vanwege het bedrijventerrein Bargermeer.
  2. Voorzover de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding geluidzone industrie is het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.
  3. Voorzover de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven verbeelding geluidzone industrie opgeheven, vervallen eventuele beperkingen ten aanzien van het bouwen en het gebruik die met het oog op de geluidzone in de in Bijlage 2 genoemde bestemmingsplannen zijn gesteld.
3.2.1 Afwijkingsmogelijkheid     

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de aanwezige geluidsruimte voor de bedrijventerreinen;
  2. de geluidsbelasting vanwege de bedrijventerreinen op de geluidgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor op grond van de Wet geluidhinder geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een verkregen hogere grenswaarde

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid b ten einde ingevolge de basisbestemming toegelaten geluidsgevoelige objecten te kunnen bouwen of gebruiken.

3.2.2 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. de milieusituatie;
  3. de woonsituatie;

het plan wijzigen in die zin dat de ‘geluidzone industrie’ wordt verkleind.

Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 4 Overgangsrecht     

4.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Geluidzonering Bedrijventerrein Emmen, Bargermeer .