Plan: | Inpassingsplan De Centrale As |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9921.079808-VA01 |
9. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen en paden;
b. opritten en afritten;
c. rotondes en verkeerspleinen;
d. een cultuurlandschappelijk waardevolle weg, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - landschappelijk waardevolle weg’;
e. spoorwegen, ter plaatse van de aanduiding ‘spoorweg’;
f. vaarwegen, ter plaatse van de aanduiding ‘vaarweg’;
g. geluidbeperkende voorzieningen;
h. parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;
i. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
j. bermen en beplanting;
k. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’;
l. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - spoor’;
m. de bescherming van de grondwaterkwaliteit en drinkwatervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’;
n. de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen vaarweg, ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - vaarweg’;
o. ecologische voorzieningen;
p. het behoud, het herstel en de instandhouding van de landschappelijke en natuurwaarden;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer, met dien verstande dat rijstroken uitsluitend mogen aangelegd direct aan weerzijden van de aanduiding ‘as van de weg’;
met daaraan ondergeschikt:
q. gebouwen ten behoeve van het verkeer, zoals wachtruimtes voor openbaar vervoer en/of stallingruimten voor (brom)fietsen;
r. groenvoorzieningen;
s. aarden wallen;
t. cultuurgrond;
u. waterlopen en waterpartijen;
v. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen ten behoeve van waterberging;
w. openbare nutsvoorzieningen;
x. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
y. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken.
9. 2. Bouwregels
9. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 9.1. onder q en x genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 20 m² bedragen;
b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4 m bedragen.
9. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van geluidschermen zal ten hoogste 3 m bedragen;
b. de bouwhoogte van hop-overs zal ten hoogste 15 m bedragen;
c. de bouwhoogte van fietsbruggen zal ten hoogste 15 m bedragen;
d. de bouwhoogte van kunstwerken, geen fietsbrug zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen;
e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5 m bedragen.
9. 3. Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (cultuur)landschappelijke waarden, de natuurwaarden, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- het bepaalde in lid 9.2.2. onder a en toestaan dat de bouwhoogte van geluidschermen wordt vergroot met ten hoogste 1 m.
9. 4. Specifieke gebruiksregels
9. 4. 1. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het inrichten van het bestemmingsvlak zodanig dat:
1. rijstroken niet worden aangelegd direct grenzend aan weerszijden van de in het bestemmingsvlak aangegeven as van de weg;
2. aan weerszijden van de aangegeven as van de weg de weg wordt gebruikt voor meer dan één rijstrook;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
c. het gebruik van gronden voor aarden wallen met een hoogte van meer dan 1,5 m, tenzij het geluidbeperkende voorzieningen betreft in welk geval de hoogte 2 m mag bedragen;
d. het verwijderen van aarden wallen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - aarden wal’;
e. het aanbrengen van reclame-uitingen.
9. 4. 2. De gronden met de bestemming ‘Verkeer’ bedoeld voor de rijstroken voor de autoweg De Centrale As, mogen na aanleg van de autoweg De Centrale As en reconstructie niet eerder voor doorgaand gemotoriseerd verkeer in gebruik worden genomen, dan nadat de geluidbeperkende voorzieningen die zijn genoemd in bijlage 3 zijn gerealiseerd.
9. 4. 3. De gronden met de bestemming 'Verkeer' bedoeld voor de rijstroken voor de autoweg De Centrale As, mogen na aanleg van de autoweg De Centrale As en reconstructie niet eerder voor doorgaand gemotoriseerd verkeer in gebruik worden genomen, dan nadat de ecologische voorzieningen uit bijlage 4 zijn gerealiseerd.
9. 4. 4. De gronden met de bestemming 'Verkeer' bedoeld voor de rijstroken voor de autoweg De Centrale As, mogen na aanleg van de autoweg De Centrale As en reconstructie niet eerder voor doorgaand gemotoriseerd verkeer in gebruik worden genomen, dan nadat de landschapsmaatregelen uit bijlage 5 zijn gerealiseerd.
9. 4. 5. De gronden met de bestemming 'Verkeer' bedoeld voor de rijstroken voor de autoweg De Centrale As, mogen na aanleg van de autoweg De Centrale As en reconstructie niet eerder voor doorgaand gemotoriseerd verkeer in gebruik worden genomen, dan nadat de bestemming ‘Natuur-2’ op de gronden waaraan deze bestemming is toegekend, is gerealiseerd.
9. 4. 6. De gronden met de bestemming 'Verkeer' bedoeld voor de rijstroken voor de autoweg De Centrale As, mogen na aanleg van de autoweg De Centrale As en reconstructie niet eerder voor doorgaand gemotoriseerd verkeer in gebruik worden genomen, dan nadat een of meer weidevogelcompensatiegebieden met een totale grootte van minimaal 46 ha is/zijn ingericht via agrarisch natuurbeheer dan wel via particulier natuurbeheer, welk(e) weidevogelcompensatiegebied(en) zal(/zullen) worden gevonden binnen de weidevogelcompensatiezoekgebieden zoals aangegeven in bijlage 6.
9. 5. Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 9.4.1. onder e en toestaan dat reclame-uitingen worden aangebracht, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de gronden. Ten behoeve van de bescherming van de landschappelijke waarden kunnen aan deze ontheffing voorschriften worden verbonden;
b. het bepaalde in lid 9.4.2., indien in plaats van een geluidbeperkende voorziening uit bijlage 3, een andere geluidbeperkende voorziening wordt gerealiseerd, die voorziet in een minimaal gelijke reductie van de geluidsbelasting. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of natuurwaarden kunnen aan deze ontheffing voorschriften worden verbonden;
c. het bepaalde in lid 9.4.2. ten behoeve van de ingebruikname voor een deel van de autoweg De Centrale As voor doorgaand gemotoriseerd verkeer, indien de voor dat deel benodigde geluidbeperkende voorziening(en) uit bijlage 3 dan wel de andere geluidbeperkende voorziening(en) waarvoor ingevolge het bepaalde onder b ontheffing is verkregen, is/zijn gerealiseerd;
d. het bepaalde in lid 9.4.3., indien in plaats van een ecologische voorziening uit bijlage 4, een andere ecologische voorziening wordt gerealiseerd, die voorziet in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de natuurwaarden waarvoor de in bijlage 4 genoemde ecologische voorziening is bepaald. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of natuurwaarden kunnen aan deze ontheffing voorschriften worden verbonden;
e. het bepaalde in lid 9.4.3., ten behoeve van de ingebruikname voor een deel van de autoweg De Centrale As voor doorgaand gemotoriseerd verkeer, indien de voor dat deel gewenste ecologische voorziening(en) uit bijlage 4 dan wel de andere ecologische voorziening(en) waarvoor ingevolge lid 9.5. onder d ontheffing is verkregen, is/zijn gerealiseerd;
f. het bepaalde in lid 9.4.4., indien in plaats van een landschapsmaatregel uit bijlage 5, een andere landschapsmaatregel wordt getroffen, die voorziet in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 5 genoemde landschapsmaatregel is bepaald. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of natuurwaarden kunnen aan deze ontheffing voorschriften worden verbonden;
g. het bepaalde in lid 9.4.4., ten behoeve van de ingebruikname voor een deel van de autoweg De Centrale As voor doorgaand gemotoriseerd verkeer, indien de voor dat deel gewenste landschappelijke maatregel(en) uit bijlage 5 dan wel de andere landschapsmaatregel(en) waarvoor ingevolge lid 9.5. onder f ontheffing is verkregen, is/zijn gerealiseerd;
h. het bepaalde in lid 9.4.5., ten behoeve van de ingebruikname van een deel van de autoweg De Centrale As voor doorgaand gemotoriseerd verkeer, indien de voor dat deel gewenste realisatie van de bestemming 'Natuur-2' heeft plaatsgevonden;
i. het bepaalde in lid 9.4.6., ten behoeve van de ingebruikname van een deel van de autoweg De Centrale As voor doorgaand gemotoriseerd verkeer, indien de voor dat deel gewenste inrichting van weidevogelcompensatiegebied heeft plaatsgevonden.
9. 6. Aanlegvergunning
9. 6. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het geheel en/of gedeeltelijk verwijderen van dykswâlen met bijbehorende beplanting;
b. het geheel en/of gedeeltelijk verwijderen van ecologische voorzieningen;
c. het aanbrengen of veranderen van verhardingsmateriaal, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - landschappelijk waardevolle weg’;
d. het rooien of kappen van houtopstanden, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - landschappelijk waardevolle weg’.
9. 6. 2. Het bepaalde in lid 9.6.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
9. 6. 3. De in lid 9.6.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden.
9. 6. 4. Ten behoeve van de bescherming van de landschappelijke en natuurwaarden kunnen aan de in lid 9.6.1. genoemde vergunning voorschriften worden verbonden. Tot deze voorschriften kan behoren dat moet worden voorzien in compensatie als houtopstanden en/of ecologische voorzieningen worden verwijderd.
9. 7. Sloopvergunning
9. 7. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (sloopvergunning) de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken ten behoeve van ecologische voorzieningen.
9. 7. 2. Het bepaalde in lid 9.7.1. is niet van toepassing op werkzaamheden, die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
9. 7. 3. De in lid 9.7.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden van de gronden.
9. 7. 4. Ten behoeve van de bescherming van de natuurwaarden kunnen aan de in lid 9.7.1. genoemde vergunning voorschriften worden verbonden. Tot deze voorschriften kan behoren dat moet worden voorzien in compensatie als ecologische voorzieningen worden verwijderd.
9. 8. 1. Gedeputeerde Staten kunnen het inpassingsplan wijzigen in die zin dat:
a. het beloop van de aanduiding ‘as van de weg’ wordt aangepast, mits:
1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 4’;
2. dit vanuit de verkeersveiligheid en/of vanuit verkeerstechnisch oogpunt noodzakelijk is;
3. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de gevels van geluidgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. de bestemming ‘Verkeer’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen’, met dien verstande dat indien sprake is van het realiseren van een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief LPG, de aanduidingen ‘verkooppunt motorbrandstoffen met LPG’, ‘specifieke vorm van bedrijf - opslag LPG’, ‘vulpunt LPG’ en/of ‘specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil LPG’ worden toegevoegd, mits:
1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’;
2. wordt voldaan aan de regels uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
3. per gebied dat ter plaatse is aangeduid als ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’ ten hoogste één verkooppunt van motorbrandstoffen wordt gebouwd;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per bestemmingsvlak ten hoogste 250 m² zal bedragen;
5. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 5 m zal bedragen;
6. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
7. een goede landschappelijke inpassing wordt gegarandeerd;
c. de bestemming ‘Verkeer’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen’, en/of wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Wegensteunpunt’ ten behoeve van een wegensteunpunt, met dien verstande dat indien sprake is van het realiseren van een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief LPG, de aanduidingen ‘verkooppunt motorbrandstoffen met LPG’, ‘specifieke vorm van bedrijf - opslag LPG’, ‘vulpunt LPG’ en/of ‘specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil LPG’ worden toegevoegd, mits:
1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 2’;
2. wordt voldaan aan de regels uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
3. per gebied dat ter plaatse is aangeduid als ‘wro-zone - wijzigingsgebied 2’ ten hoogste één verkooppunt van motorbrandstoffen wordt gebouwd;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen per bestemmingsvlak ten hoogste 250 m² zal bedragen;
5. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van een wegensteunpunt per bestemmingsvlak ten hoogste 250 m² zal bedragen;
6. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 5 m zal bedragen;
7. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een wegensteunpunt ten hoogste 15 m zal bedragen;
8. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
9. een goede landschappelijke inpassing wordt gegarandeerd.
9. 8. 2. Gedeputeerde Staten kunnen toepassing geven aan de in lid 9.8.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (cultuur)landschappelijke waarden, de natuurwaarden, het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.