direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
Plan: Inpassingsplan De Centrale As
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9921.079808-VA01

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

 

3. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    cultuurgrond;

b.    een ijsbaan en gebouwen ten behoeve van een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’;

c.    bermen en beplanting;

d.    de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen vaarweg, ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - vaarweg’;

e.    ecologische voorzieningen;

f.     het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het woudenlandschap, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - woudenlandschap’;

g.    het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het open landschap, indien de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - woudenlandschap’;

h.    het behoud, het herstel en de instandhouding van de natuurwaarden;

met daaraan ondergeschikt:

i.      wegen en paden;

j.      parkeervoorzieningen;

k.    openbare nutsvoorzieningen;

l.      waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen ten behoeve van waterberging;

m.   groenvoorzieningen;

n.    waterlopen en waterpartijen;

o.    het recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

p.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken.

 

3. 2.       Bouwregels

3. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.    als gebouw mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de ijsbaan worden gebouwd;

b.    een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50 m² bedragen;

d.    de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5 m bedragen.

3. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen;

c.    er zullen geen windturbines worden gebouwd.

 

3. 3.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;

b.    het aanbrengen van reclame-uitingen.

 

3. 4.       Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in lid 3.3. onder b en toestaan dat reclame-uitingen worden aangebracht, mits:

-       geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de gronden. Ten behoeve van de bescherming van de landschappelijke waarden kunnen aan deze ontheffing voorschriften worden verbonden.

 

3. 5.       Aanlegvergunning

3. 5. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.    het aanplanten van bomen en/of houtopstanden over een oppervlakte van meer dan 100 m², tenzij het houtsingels betreft ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - woudenlandschap’;

b.    het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 m;

c.    het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

d.    het aanleggen van verharde en halfverharde paden;

e.    het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 1 hectare, zodanig dat er een verschil in bouwhoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;

f.     het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;

g.    het graven, verdiepen, uitbaggeren, dempen of verbreden van waterlopen langs houtsingels, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - woudenlandschap’;

h.    het graven of dempen van waterlopen en waterpartijen, uitsluitend indien dit een wijziging van het kavelpatroon tot gevolg heeft;

i.      het geheel of gedeeltelijk verwijderen van dykswâlen;

j.      het geheel en/of gedeeltelijk verwijderen van ecologische voorzieningen;

k.    het verwijderen van houtsingels ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - woudenlandschap’.

3. 5. 2. Het bepaalde in lid 3.5.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.    noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

3. 5. 3. De in lid 3.5.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwaarden van de gronden.

3. 5. 4. Ten behoeve van de bescherming van de landschappelijke en natuurwaarden kunnen aan de in lid 3.5.1. genoemde vergunning voorschriften worden verbonden. Tot deze voorschriften kan behoren dat moet worden voorzien in compensatie als houtopstanden en/of ecologische voorzieningen worden verwijderd.

 

3. 6.       Sloopvergunning

3. 6. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (sloopvergunning) de volgende werkzaamheden uit te voeren:

-       het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken ten behoeve van ecologische voorzieningen.

3. 6. 2. Het bepaalde in lid 3.6.1. is niet van toepassing op werkzaamheden, die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.    noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

3. 6. 3. De in lid 3.6.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden van de gronden.

3. 6. 4. Ten behoeve van de bescherming van de natuurwaarden kunnen aan de in lid 3.6.1. genoemde vergunning voorschriften worden verbonden. Tot deze voorschriften kan behoren dat moet worden voorzien in compensatie als ecologische voorzieningen worden verwijderd.

 

3. 7.       Wijzigingsbevoegdheid

Gedeputeerde Staten kunnen het inpassingsplan wijzigen in die zin dat:

-       de bestemming ‘Agrarisch - Cultuurgrond’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Natuur -2’, mits:

1.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de bepalingen van artikel 7 van toepassing zijn;

2.    deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 3’;

3.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (cultuur)landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.