direct naar inhoud van Regels
Plan: Reek Zuid - 2023
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1991.bpree2023reekzuid-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Reek Zuid - 2023' met identificatienummer NL.IMRO.1991.bpree2023reekzuid-VG01 van de gemeente Maashorst.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis gebonden activiteit

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit die in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 aanbouw

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtergevel

en van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.8 afhaalpunt

personen de gelegenheid geven de via internet bestelde goederen op locatie af te halen en te betalen.

1.9 antenne

een mechanisch apparaat dat wisselstroom omzet in elektromagnetische golven (straling) of vice versa.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met (bij)gebouwen en overkappingen; hierbij worden ondergrondse bouwwerken meegerekend, voorzover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is.

1.12 bed en breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, gevestigd in een woonhuis of bijbehorende aan- of uitbouw of bijgebouw en volledig gedreven door de bewoner van het betreffende woonhuis.

1.13 bedrijf/bedrijfsactiviteit

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-gebonden beroepen en detailhandel daaronder niet begrepen.

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.16 beeldkwaliteit

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.17 berging

een zelfstandig gebouw of complex van gebouwen, geschikt en bestemd voor opslagdoeleinden van huishoudelijke aard;

1.18 beroepsmatige activiteiten

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.19 bestaande situatie
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals rechtens aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde, dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals rechtens aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel het gebruik dat is toegestaan krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning.
1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 beperkt kwetsbaar object

object zoals omschreven in het ´Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer´.

1.23 bewoning

het verblijf of gebruik als woonruimte inclusief nachtverblijf, voor de huisvesting van een huishouden zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.

1.24 bijgebouw

een gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw.

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwenvelop

de kaders waarbinnen een hoofdgebouw mag worden gebouwd. De kaders worden gevormd door de maximale goothoogte op twee stedenbouwkundig passende, tegenover elkaar liggende zijden van het gebouw, in combinatie met de bouwhoogte, de maximale dakhelling, de bebouwingsbreedte en de bebouwingdiepte.

1.28 bouwlaag

een deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder en vliering.

1.29 bouwperceel

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwerken worden toegestaan.

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.32 CROW richtlijnen

richtlijnen opgesteld door het Nationale Kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse, hieronder wordt niet begrepen een supermarkt of perifere detailhandel.

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

1.35 erker

een grondgebonden, ondergeschikte uitbouw aan (de voorgevel/zijgevel van) een woning, bestaande uit één bouwlaag met een overwegend transparante uitstraling (minimaal 50% glas aan alle gevels).

1.36 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.37 evenement

een tot vermaak en recreatie bedoelde tijdelijke, al dan niet periodiek terugkerende, activiteit in de open lucht dan wel in (tijdelijke) tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek, zoals feesten, markten, kermissen, voorstellingen, optochten, kermissen, braderieën, straatfeesten en festivals.

1.38 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van bouwwerken en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.39 garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

1.40 garageboxen

een zelfstandig gebouw of complex van gebouwen, geschikt en bestemd voor de stalling van vervoermiddelen en voor opslagdoeleinden van huishoudelijke aard.

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 geschakelde woning

woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd.

1.43 gestapelde woningen

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.

1.44 gevellijn

aanduiding in het bouwvlak waarop de voorgevel van een gebouw georiënteerd dient te worden.

1.45 groenvoorziening

voorziening voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van flora en fauna, zoals boomgeleiders, wortelkratten, bloembakken, drainage- en sproeisystemen, faunatunnels, nestkastjes en dergelijke.

1.46 groepsmatige activiteit

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit die in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend in de vorm van het verlenen van diensten en het geven van onderricht en informatie aan 3 of meer personen tegelijk, kinderopvang daaronder mede begrepen.

1.47 halfvrijstaande woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van maximaal twee aaneengebouwde woningen.

1.48 hoekperceel

een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar groen.

1.49 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.50 horeca / horecabedrijf

een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie, het bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of het bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar.

1.51 huishouden

een persoon, of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.

Kenmerken van continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:

  • voor onbepaalde tijd samenleven;
  • een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huishoudelijke taken;
  • gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer.

Kamerverhuur en bijzondere woonvormen vallen niet onder het begrip 'huishouden'.

1.52 individuele praktijk c.q. eenmansbedrijf

een praktijk of bedrijf, uitgeoefend door één beroepsuitoefenaar al dan niet administratief of anderszins ondersteund door ten hoogste één andere persoon.

1.53 interlokale weg

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een gebiedsontsluitingsweg en/of stroomweg, welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met lagere orde wegen.

1.54 kamerverhuur

Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.55 kantoor

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, waarbij geen of slechts in ondergeschikte mate sprake is van rechtstreeks contact met het publiek.

1.56 kelder

een geheel of nagenoeg geheel, dat wil zeggen maximaal 0,5 m boven peil, ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.

1.57 kwetsbaar object

object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.

1.58 kunstwerk

een civieltechnisch bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de infrastructuur van wegen, spoorwegen, waterwegen en leidingen.

1.59 levensloopbestendige woning

een woning waarbij keuken/woonkamer/badkamer/toegang op één bouwlaag zijn gesitueerd en waarbij deze bouwlaag vanaf het maaiveld dan wel met een lift bereikbaar is.

1.60 lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis gebonden activiteiten

de lijst, behorend bij deze regels (Bijlage 1), waarin is aangegeven welke beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten rechtstreeks toelaatbaar zijn in woningen.

1.61 maatschappelijk (c.q. maatschappelijke voorzieningen)

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, kinderdagverblijven, jeugd- en jongerenwerk, buitenschoolse opvang en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening (waaronder bancaire voorzieningen), alsook ondergeschikte functies, zoals kantoor, detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.62 niet-publiek-gerichte dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven zonder een rechtstreeks contact met het publiek.

1.63 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transfor-matorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.64 onderbouw

een geheel of grotendeels onder peil gelegen deel van een gebouw.

1.65 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk en/of;

ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil.

1.66 ondergeschikte detailhandel

niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofd-functie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.67 ondergeschikt kantoor

niet-zelfstandig kantoor, uitsluitend zijnde een kantoor die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofd-functie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.68 ondergronds bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil.

1.69 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden.

1.70 onderkomen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.71 overkapping

een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.72 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van voertuigen.

1.73 peil
  • voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte, normale maaiveld.
1.74 perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.75 perceelsontsluitingsweg

een weg die gericht is op het toegankelijk maken van percelen. Dit betreft openbaar toegankelijk gebied dat door zijn inrichting geschikt is om manoeuvres, die nodig zijn voor het bereiken van particuliere percelen, openbare percelen, het in- en uitstappen en het laden en lossen van goederen, plaats te laten vinden.

1.76 perifere detailhandel

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en goederen, auto's, boten en caravans, tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling.

1.77 plaatsgebonden risico (PR 10-6)

Risico op een zekere plaats in de nabijheid van een risicobron uitgedrukt in een waarde voor de kans per jaar, dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.78 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.79 publiekgerichte dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan consumenten met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde niet-publiekgerichte dienstverlening, detailhandel, horeca en/of seksuele dienstverlening.

1.80 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.81 rijstrook

strook van de rijbaan van een weg, die voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.82 risicovolle inrichting
  • a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  • b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  • c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR 10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.83 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

1.84 schilisolatie

isolatie van de schil van het gebouw, zoals het dak, de buitengevels, de vloer en kozijnen met glas of panelen.

1.85 seksuele dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.

1.86 showroom

een ruimte in een winkel of andere verkoopplaats waar producten die in die winkel of andere verkoopplaats te koop worden aangeboden, van buitenaf zichtbaar ten toon worden gesteld.

1.87 staat van bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven met basisinformatie voor milieuzonering, zoals opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels.

1.88 stralingsgevoelige objecten:

woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.

1.89 supermarkt

een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar in hoofdzaak levensmiddelen, voedingsmiddelen inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel en in beperkte mate huishoudelijke artikelen worden verkocht, met een brutovloeroppervlak van tenminste 650 m².

1.90 tussenperceel

een bouwperceel dat aan geen van de zijdelingse zijden grenst aan de weg of het openbaar groen.

1.91 twee aaneen gebouwde woning

een halfvrijstaande woning of geschakelde woning, waarbij geldt dat de woning slechts aan één zijde in de perceelsgrens is gebouwd.

1.92 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.93 sociale huurwoning:

een huurwoning als bedoeld in artikel 1.1,1 eerste lid sub d van het Besluit ruimtelijke ordening, zoals ook omschreven in artikel 1 sub a van de Verordening doelgroepen sociale woningbouw;

1.94 uitbouw

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.95 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf.

1.96 voorerf

het erf dat vóór de voorgevelrooilijn ligt.

1.97 voorgevel

de gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op de uitstraling ervan als voorgevel kan worden aangemerkt.

1.98 voorgevelrooilijn
  • denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de bestemmingsgrens.
  • denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de bestemmingsgrens.
1.99 vrijetijdsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de besteding van de vrije tijd, niet zijnde horeca.

1.100 vrijstaand bijgebouw

een niet met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat qua afmeting, verschijningsvorm en functie ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, schuurtjes, huishoudelijke berg- en werkruimten en tuinhuisjes.

1.101 vrijstaande woning

een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden is en waarvan geen van beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan.

1.102 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en dergelijke.

1.103 weg

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.104 wonen

het bewonen van een woning.

1.105 woning of wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de (nagenoeg) zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.106 woongebouw

een gebouw dat meerdere naast elkaar gelegen en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijk als een eenheid kan worden beschouwd.

1.107 zijerf

De strook grond naast het hoofdgebouw, waarvan de breedte wordt bepaald door de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van het hoofdgebouw over de volledige diepte van het bouwperceel.

1.108 zijgevel

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.

1.109 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.110 zorgwoning:

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (achter/zijdelingse) bouwperceelgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (achter / zijdelingse) perceelsgrens.

2.2 het bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.3 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimtes binnen een gebouw (inclusief verdiepingen en kelder) en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 diepte overstek of luifel:

de horizontale lijn gemeten vanaf de buitenzijde van de gevel tot het verste punt van het overstek of de luifel.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 lengte, breedte en diepte bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.10 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en de overschrijding van de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt. Dakkapellen, risalieten en vergelijkbare bouwdelen vallen hier niet onder.

2.11 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.13 peil:
  • a. voor onbebouwde terreinen: de hoogte van de kruin van de aan het bouwperceel grenzende weg;
  • b. voor bebouwde terreinen als het peil van een bestaand hoofdgebouw afwijkt van het onder a bedoelde peil: het peil van het bestaande hoofdgebouw;
  • a. in andere gevallen: het door of namens het college van burgemeester en wethouders vast te stellen peil.

2.14 Wijze van meten parkeernormen

2.14.1 Berekeningsaantal

Bij het voldoen aan de parkeernorm dient bij de navolgende parkeervoorzieningen uitgegaan te worden van het berekende aantal parkeerplaatsen conform onderstaande tabel:

Parkeervoorziening   Theoretisch
aantal  
Berekenings-
aantal  
Opmerking  
Enkele oprit zonder garage   1   0,8   Oprit min. 5,0 meter diep  
Lange oprit zonder garage of carport   2   1   Oprit min. 10,0 meter diep  
Garage zonder oprit (bij woning)   1   0,4    
Garagebox (niet bij woning)   1   0,5    
Garage met enkele oprit   2   1   Oprit min. 5,0 meter diep  
Garage met lange oprit   3   1,3   Oprit min. 10,0 meter diep  

2.14.2 Afronden

Bij het bepalen van de parkeernorm wordt op één decimaal nauwkeurig gerekend waarna de uitkomst wordt afgerond op hele getallen en waarbij vanaf 0,5 en hoger naar boven wordt afgerond.

2.14.3 Woningtype

Bij het bepalen van woningentype gelden de volgende oppervlaktematen voor het gebruiksvloeroppervlak (NEN2580):

  Grondgebonden   Appartement  
Goedkoop   < 110 m²   < 100 m²  
Midden   110 m² - 155 m²   100 m² - 125 m²  
Duur   > 155 m²   > 125 m²  

2.14.4 Maatvoering

De ruimte voor het parkeren van auto's is afgestemd op gangbare personenauto's waaraan wordt voldaan indien de afmetingen van:

  • a. bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2 x 6 m bij langsparkeren bedragen;
  • b. een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3, 5 x 6 m bedragen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. industriële en ambachtelijke verzorgende bedrijven/-inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. administratieve dienstverlening die ondergeschikt is en ten dienste staat van de bestemmingsomschrijving als bedoeld in sub a;
  • c. productiegebonden detailhandel die ten dienste staan van en ondergeschikt is aan de bedrijven en bedrijfsactiviteiten als genoemd in sub a tot een maximum van 10% van het bedrijfsvloeroppervlak van het bedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor', tevens een zelfstandig kantoor;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw', tevens een bedrijfsverzamelgebouw;
  • f. in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen, conform de regels in artikel 15.2;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. de bij sub a tot en met sub c behorende: erven, tuinen, terreinen, bouwwerken en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aanduidingen zijn van toepassing;
  • b. op de in 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfskavel moet minimaal 600 m² en mag maximaal 1.900 m² bedragen.
3.2.2 Buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximum bouwhoogte  
terreinafscheidingen, voor de voorste bouwvlakgrens   1 meter  
terreinafscheidingen, achter de voorste bouwvlakgrens   2 meter  
vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken   2 meter  

3.2.3 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 60% worden bebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw' het bebouwingspercentage maximaal 70% bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregels' het bebouwingspercentage maximaal 80% bedragen;
  • e. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Bedrijfsgebouwen (hoofdmassa)   Eis  
maximum bouwhoogte   8 meter  
minimum afstand tot zijdelingse perceelgrens   3 meter, in afwijking hiervan mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregels 1' de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 meter bedragen  
minimum afstand tot achterste perceelsgrens   3 meter, in afwijking hiervan mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregels 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor' de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter bedragen  

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximum bouwhoogte  
terreinafscheidingen, voor de voorste bouwvlakgrens   1 meter  
terreinafscheidingen, achter de voorste bouwvlakgrens   2 meter  
vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken   3 meter  
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • 3. de milieukwaliteit;
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de sociale veiligheid;
  • 6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • 7. het woon- en leefklimaat.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt ook gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van voldoende waterberging conform de uitwerking van het waterhuishoudkundig plan opgenomen in bijlage 2 bij de regels.
  • b. Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden dat de capaciteit van de waterberging per perceel niet minder mag bedragen dan de benodigde waterberging voor de betreffende bebouwing en verharding op het perceel zoals opgenomen in het waterhuishoudkundig plan in bijlage 2 bij de regels en dient ook na realisatie in stand te worden gehouden.
3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het volgende gebruik:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 3.1 is toegestaan;
  • b. voor geluidhinderlijke inrichtingen;
  • c. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • d. de uitoefening/vestiging van een zelfstandig kantoor;
  • e. van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • g. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • i. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • j. opslag en verkoop van vuurwerk.
3.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in 3.4.2, sub g en sub h is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.2, sub a ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat hoewel gelijkwaardig is aan de milieucategorieën die ingevolge 3.1, sub a zijn toegestaan, niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

3.5.2 Afwijken bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3, sub b ten behoeve van het realiseren van een hoger bebouwingspercentage met een maximum van 80% onder voorwaarden dat:

  • a. het bouwplan past in stedenbouwkundig opzicht in de omgeving, daarbij lettend op situering, kapvorm en hoogtedifferentiatie;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. p.m. waterberging.
3.5.3 Afwijken parkeernorm

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1, sub e ten behoeve van het hanteren van een afwijkende parkeernorm, mits:

  • a. uit een parkeeranalyse blijkt dat het beoogd gebruik een afwijkende parkeernorm rechtvaardigt;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. plantsoenen en groenstroken;
  • c. watergangen en -partijen (waterberging);
  • d. rijwiel- en voetpaden;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen in de vorm van halfverharde bestrating;
  • h. voorzieningen van beeldende kunst;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. de bij sub a t/m sub i behorende terreinen, voorzieningen en bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 4.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend gebouwen van algemeen nut zijn toegestaan;
  • b. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Hoofdgebouwen   Eis  
maximum bouwhoogte   3 meter  
maximum oppervlakte   15 m²  

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximum bouwhoogte   Maximum oppervlakte  
speeltoestellen   4 meter   -  
afvalcontainers   2 meter   4 m², indien bovengronds geplaatst  
kunstobjecten   7 meter   -  
overige bouwwerken   3 meter   -  
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het volgende gebruik:

  • a. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • d. opslag en verkoop van vuurwerk;
  • e. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • f. parkeervoorzieningen.
4.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 4.3.1, sub a en b is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen, goederen en voorwerpen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. buurtwegen en daarmee verband houdende voorzieningen;
  • b. perceelsontsluitingswegen en daarmee verband houdende voorzieningen;
  • c. rijwiel- en voetpaden en daarmee verband houdende voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. afvalcontainers;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water, waterbergingen en watergangen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. jongerenontmoetingsplaatsen;
  • j. voorzieningen van beeldende kunst;
  • k. voorzieningen van algemeen nut;
  • l. met de bij sub a tot en met sub k behorende terreinen, voorzieningen en bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 5.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitend gebouwen van algemeen nut toegestaan;
  • b. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:
Gebouwen   Eis  
maximale bouwhoogte   3 meter  
maximale oppervlakte   15 m²  
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximumbouwhoogte   Maximum oppervlakte  
speeltoestellen   4 meter   -  
afvalcontainers   2 meter   4 m², indien bovengronds geplaatst  
kunstobjecten   7 meter   -  
verlichting, bewegwijzering en verkeersregelinstallaties   8 meter   -  
kiosk   8 meter   -  
overige bouwwerken   3 meter   -  
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het volgende gebruik:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. opslag en verkoop van vuurwerk.
5.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 5.3.1 sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen, goederen en voorwerpen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen;
  • b. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten in of bij een woning door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot ten hoogste 40% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van 45 m²;
  • c. parkeervoorzieningen, waarbij minimaal 2 parkeerplaatsen per woning op eigen perceel gerealiseerd dienen te worden;
  • d. de bij sub a tot en met sub c behorende erven en tuinen, voorzieningen, bouwwerken, verhardingen en paden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de in 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen, behoudens in deze regels bepaalde uitzonderingen, uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. het bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt maximaal 50;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' mogen uitsluitend het op de verbeelding aangegeven aantal woningen worden gebouwd.
6.2.2 Tuin

Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de voorste bouwvlakgrens worden overschreden voor de bouw van portalen of erkers aan de voorgevel met een maximale oppervlakte van 6 m² en een maximale bouwhoogte van 4 meter, mits de diepte niet meer bedraagt dan 50% van de afstand tussen de voorste bouwvlakgrens en de weg of openbaar groen, tot een maximum van 1,2 meter;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximum bouwhoogte  
terreinafscheidingen, voor de voorste bouwvlakgrens   1 meter  
terreinafscheidingen, achter de voorste bouwvlakgrens   2 meter  
tuinmeubilair, voor de voorste bouwvlakgrens   2,5 meter  
tuinmeubilair achter de voorste bouwvlakgrens   3 meter  
speeltoestellen   4 meter  
verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten   5 meter  
overige bouwwerken   1 meter  

6.2.3 Hoofdgebouwen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is een maximale goot- en bouwhoogte toegestaan als aangegeven op de verbeelding;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • c. hoofdgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in de onderstaande tabel:
Maatvoeringseisen   aaneengebouwd  
minimum breedte   5 meter  
maximum goothoogte   zie aanduiding  
maximumbouwhoogte   zie aanduiding  
   
Situeringseisen    
minimum afstand tot zijdelingse perceelsgrens   3 meter aan één zijde bij eindwoning
0 meter bij tussenwoning  
minimum afstand tot achterste perceelsgrens   5 meter  

  • d. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in bovenstaande tabel gelden de volgende bepalingen:
    • 1. minimaal 50% van de breedte van de voorgevel dient in de voorste bouwvlakgrens te worden gebouwd, tenzij de situatie ten tijde van de tervisielegging van het plan afwijkend is, in dat geval geldt de feitelijke afstand van de voorgevel tot de voorste bouwvlakgrens als maximum afstand van de voorgevel tot de voorste bouwvlakgrens; hoofdgebouwen moeten worden voorzien van een kap, tenzij de situatie ten tijde van de tervisielegging van het plan afwijkend is. In dat geval is de afwijkende dakconstructie van toepassing.
    • 2. Een kap bestaat uit een hellend dakvlak, waarvan de helling niet meer bedraagt dan 60° en niet minder dan 30°, met dien verstande dat:
      • tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale 60°-contouren van het dak ook afwijkende afdekkingen en dakvlakken zijn toegestaan met een helling van meer dan 60° en minder dan 30°, alsmede voor rechtopstaande gevelconstructies;
      • overschrijding van de (denkbeeldige) maximale 60°-contouren is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen, voor zover zij niet meer dan de helft van het dakvlak beslaan.
6.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Maatvoeringseisen   Eis  
totale maximum oppervlakte aan bijgebouwen per bouwperceel   70 m²  
maximum oppervlakte vrijstaand bijgebouw   40 m²  
maximum goothoogte vrijstaand bijgebouw   3 meter  
maximum goothoogte aangebouwd bijgebouw   hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw  
maximum bouwhoogte   5 meter  
maximum breedte aan de zijgevel aangebouwd bijgebouw   4 meter  
maximum breedte aan de achtergevel aangebouwd bijgebouw   breedte hoofdgebouw  
   
Situeringseisen   Eis  
minimum afstand tot voorste bouwvlakgrens van hoofdgebouw   3 meter  
minimale afstand van vrijstaand bijgebouw tot hoofdgebouw   1 meter  

 

  • b. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in bovenstaande tabel gelden de volgende bepalingen:
    • 1. voor de berekening van het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen per bouwperceel worden aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen niet meegerekend die gesitueerd zijn binnen de zone, bepaald door de voorgevel van het hoofdgebouw, de denkbeeldige lijn op 13 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw alsmede de denkbeeldige lijnen uit de zijgevels;
    • 2. de totale diepte van hoofdgebouw inclusief een aan de achtergevel van het hoofdgebouw verbonden bijgebouw bedraagt maximaal 17 meter;
    • 3. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter indien:
      • het bijgebouw in de hoek ligt, bepaald door het verlengde van de zijgevel en van de achtergevel van het hoofdgebouw;
      • het bijgebouw voor 75% buiten de vlakken ligt bepaald door het verlengde van de zijgevels van de woning en de breedte van het bijgebouw niet groter wordt dan 4 meter.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximum bouwhoogte  
terreinafscheidingen   2 meter  
tuinmeubilair   3 meter  
speeltoestellen   4 meter  
verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten   5 meter  
overige bouwwerken   2 meter  

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan:

  • a. de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • 3. de milieukwaliteit;
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de sociale veiligheid;
  • 6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • 7. het woon- en leefklimaat.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken dakhelling kap

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3, sub e2 voor de bouw van een woning met een kap met een afwijkende dakhelling, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwplan past in stedenbouwkundig opzicht in de omgeving, daarbij lettend op situering, kapvorm en hoogtedifferentiatie;
  • b. het bouwplan betreft een in architectonisch opzicht afgerond bouwplan dat niet kan worden gerealiseerd binnen het bepaalde in 6.2.3, sub e2 zonder daarbij in essentieel afzicht af te wijken van de architectonische uitgangspunten welke aan het bouwplan ten grondslag liggen.
6.4.2 Afwijken bouwen voor de voorste bouwvlakgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.4, sub a voor de bouw van een bijgebouw of overkapping op minder dan 3 meter van de voorste bouwvlakgrens dan wel geheel of gedeeltelijk voor de voorste bouwvlakgrens, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het bijgebouw past wat betreft de situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • b. door de bouw van het bijgebouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • c. het bijgebouw is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel vormt met de voorgevel respectievelijk zijgevel van het hoofdgebouw één geheel;
  • d. het oppervlak van het bijgebouw bedraagt maximaal 20 m²;
  • e. de goothoogte van het bijgebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. het gedeelte van het gebouw dat voor de voorste bouwvlakgrens wordt gebouwd mag geen (geheel of nagenoeg) gesloten wanden hebben.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het volgende gebruik:

  • a. de uitoefening van handel;
  • b. de uitoefening van dienstverlening, met uitzondering van de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten als bedoeld in 6.1, sub b van dit artikel;
  • c. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • d. van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • e. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • g. opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • h. opslag en verkoop van vuurwerk.
6.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 6.5.1, sub e en f is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.
6.5.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt ook gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van voldoende waterberging conform de uitwerking van het waterhuishoudkundig plan opgenomen in bijlage 2 bij de regels.
  • b. Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden dat de capaciteit van de waterberging per perceel niet minder mag bedragen dan de benodigde waterberging voor de betreffende bebouwing en verharding op het perceel dan zoals opgenomen in het waterhuishoudkundig plan in bijlage 2 bij de regels en dient ook na realisatie in stand te worden gehouden.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.1, sub b voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw of een bijgebouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het gebruik waarvoor de afwijking geldt, geen onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent in ieder geval dat:
    • 1. in principe geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50), tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar zijn aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming dient te zijn en geen publieksgerichte voorziening betreft;
    • 4. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
      • het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
      • het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
      • geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met een aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteit;
      • geen onevenredige verstoring van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur plaatsvindt;
      • ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met bijgebouwen ten behoeve van de aan huis gebonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een absoluut maximum van 45 m².

Artikel 7 Wonen - Werken 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Werken 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in vrijstaande bedrijfswoningen;
  • b. industriële en ambachtelijke verzorgende bedrijven/-inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
    ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' zijn industriële en ambachtelijke verzorgende bedrijven/-inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten toegestaan;
  • c. administratieve dienstverlening die ondergeschikt is en ten dienste staat van de bestemmingsomschrijving als bedoeld in sub b;
  • d. productiegebonden detailhandel die ten dienste staan van en ondergeschikt is aan de bedrijven en bedrijfsactiviteiten als genoemd in sub b tot een maximum van 10% van het bedrijfsvloeroppervlak van het bedrijf;
  • e. in- en uitritten;
  • f. parkeervoorzieningen, conform de regels in artikel 15.2;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. de bij sub a tot en met sub h behorende: erven, tuinen, terreinen, bouwwerken en voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aanduidingen zijn van toepassing;
  • b. op de in 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfskavel moet minimaal 600 m² en mag maximaal 1.900 m² bedragen.
  • d. per bouwperceel mag 1 bedrijfswoning worden gerealiseerd;
  • e. woningsplitsing is niet toegestaan.
7.2.2 Tuin

Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de voorste bouwvlakgrens worden overschreden voor de bouw van portalen of erkers aan de voorgevel van de woning met een maximale oppervlakte van 6 m² en een maximale bouwhoogte van 4 meter, mits de diepte niet meer bedraagt dan 50% van de afstand tussen de voorste bouwvlakgrens en de weg of openbaar groen, tot een maximum van 1,2 meter;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximum bouwhoogte  
terreinafscheidingen, voor de voorste bouwvlakgrens   1 meter  
terreinafscheidingen, achter de voorste bouwvlakgrens   2 meter  
vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken   2 meter  
7.2.3 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 60% worden bebouwd;
  • c. Een bedrijfswoning zonder losse bedrijfsbebouwing is mogelijk mits de bedrijfsmatige functie inpandig in de woning is gesitueerd, waarbij de uitstraling van het geheel het beeld heeft van een woonfunctie;
  • d. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Bedrijfsgebouwen (hoofdmassa)   Eis  
maximum bouwhoogte   8 meter  
minimum afstand voorgevel tot de voorste bouwvlak grens   5 meter, met dien verstande dat het gebouw minimaal 5 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning moet worden gebouwd.  
minimum afstand voorgevel bedrijfsgebouw tot de achter- en zijgevel van de woning   3 meter  
minimum afstand tot zijdelingse perceelgrens aan één zijde   3 meter  
minimum afstand tot achterste perceelsgrens   3 meter  
   
Woning   Eis  
maximum goothoogte   7 meter  
maximum bouwhoogte   11 meter  
maximum afstand voorgevel tot de voorste bouwvlakgrens   5 meter  
minimum afstand tot zijdelingse perceelgrens   3 meter  
maximum bouwdiepte   13 meter, met dien verstande dat indien de bedrijvigheid in de woning wordt opgenomen, geen maximale diepte van toepassing is.  
   
Bijgebouwen bij woning en bedrijfsgebouw   Eis  
totale maximum oppervlakte aan bijgebouwen:
- bouwpercelen tot en met 1.000 m²
- bouwpercelen van meer dan 1.000 m2  

70 m²
85 m2  
maximum goothoogte aangebouwd bijgebouw   hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw, met een maximum van 4 meter  
maximum goothoogte vrijstaand bijgebouw   3 meter  
maximum bouwhoogte   5 meter  
minimum afstand tot voorste bouwvlakgrens   5 meter  

  • e. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in sub c geldt dat woningen moeten worden voorzien van een kap. Een kap bestaat uit een hellend dakvlak, waarvan de helling niet meer bedraagt dan 60° en niet minder dan 30°, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale 60°-contouren van het dak ook afwijkende afdekkingen en dakvlakken zijn toegestaan met een helling van meer dan 60° en minder dan 30°, alsmede voor rechtopstaande gevelconstructies;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) maximale 60°-contouren is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen, voor zover zij niet meer dan de helft van het dakvlak beslaan;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximum bouwhoogte  
terreinafscheidingen, voor de voorste bouwvlakgrens   1 meter  
terreinafscheidingen, achter de voorste bouwvlakgrens   2 meter  
vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken   uitsluitend achter de voorgevel: 3 meter  
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • 3. de milieukwaliteit;
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de sociale veiligheid;
  • 6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • 7. het woon- en leefklimaat.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken dakhelling kap

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3 sub d voor de bouw van een woning met een kap met een afwijkende dakhelling, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwplan past in stedenbouwkundig opzicht in de omgeving, daarbij lettend op situering, kapvorm en hoogtedifferentiatie;
  • b. het bouwplan betreft een in architectonisch opzicht afgerond bouwplan dat niet kan worden gerealiseerd binnen het bepaalde in 7.2.3 sub d zonder daarbij in essentieel afzicht af te wijken van de architectonische uitgangspunten welke aan het bouwplan ten grondslag liggen.
7.4.2 Afwijken bouwen voor de voorste bouwvlakgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3 sub c voor de bouw van een bijgebouw of overkapping bij de woning op minder dan 3 meter van de voorste bouwvlakgrens dan wel geheel of gedeeltelijk voor de voorste bouwvlakgrens, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het bijgebouw past wat betreft de situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • b. door de bouw van het bijgebouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • c. het bijgebouw is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel vormt met de voorgevel respectievelijk zijgevel van het hoofdgebouw één geheel;
  • d. het oppervlak van het bijgebouw bedraagt maximaal 20 m²;
  • e. de goothoogte van het bijgebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. het gedeelte van het gebouw dat voor de voorste bouwvlakgrens wordt gebouwd mag geen (geheel of nagenoeg) gesloten wanden hebben.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het volgende gebruik:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 7.1 is toegestaan;
  • b. voor geluidhinderlijke inrichtingen;
  • c. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • d. de uitoefening/vestiging van een zelfstandig kantoor;
  • e. van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • g. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • i. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • j. opslag en verkoop van vuurwerk.
7.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 7.5.1, sub g en sub h is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.
7.5.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt ook gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van voldoende waterberging conform de uitwerking van het waterhuishoudkundig plan opgenomen in bijlage 2 bij de regels.
  • b. Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden dat de capaciteit van de waterberging per perceel niet minder mag bedragen dan de benodigde waterberging voor de betreffende bebouwing en verharding op het perceel dan zoals opgenomen in het waterhuishoudkundig plan in bijlage 2 bij de regels en dient ook na realisatie in stand te worden gehouden.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijken milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.1, sub a ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat hoewel gelijkwaardig is aan de milieucategorieën die ingevolge 7.1, sub b en c zijn toegestaan, niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 8 Wonen - Werken 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Werken 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. industriële en ambachtelijke verzorgende bedrijven/-inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijfswoning op de verdieping, behorend bij bedrijfsruimte op begane grond;
  • c. administratieve dienstverlening die ondergeschikt is en ten dienste staat van de bestemmingsomschrijving als bedoeld in sub a;
  • d. productiegebonden detailhandel die ten dienste staan van en ondergeschikt is aan de bedrijven en bedrijfsactiviteiten als genoemd in sub a tot een maximum van 10% van het bedrijfsvloeroppervlak van het bedrijf;
  • e. in- en uitritten;
  • f. parkeervoorzieningen, conform de regels in artikel 15.2;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. de bij sub a tot en met sub g behorende: erven, tuinen, terreinen, bouwwerken en voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aanduidingen zijn van toepassing;
  • b. op de in 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving worden gebouwd;
  • c. woningsplitsing is niet toegestaan.
8.2.2 Tuin

Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximum bouwhoogte  
terreinafscheidingen, voor de voorste bouwvlakgrens   1 meter  
terreinafscheidingen, achter de voorste bouwvlakgrens   2 meter  
vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken   2 meter  
8.2.3 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 80% worden bebouwd;
  • c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Gebouwen   Eis  
maximum bouwhoogte in het vlak gelegen tussen de voorste bouwvlakgrens en de denkbeeldige lijn op 13 meter afstand van de voorste bouwvlakgrens   11 meter  
maximum bouwhoogte achter de denkbeeldige lijn op 13 meter afstand van de voorste bouwvlakgrens   8 meter  
maximum afstand voorgevel tot de voorste bouwvlakgrens   5 meter  
minimum afstand tot zijdelingse perceelgrens bij vrijstaande zijgevel   3 meter  
minimum afstand tot achterste perceelsgrens   3 meter  
maximum inhoud woning   750 m3  

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximum bouwhoogte  
terreinafscheidingen, voor de voorste bouwvlakgrens   1 meter  
terreinafscheidingen, achter de voorste bouwvlakgrens   2 meter  
vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken   3 meter  

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • 3. de milieukwaliteit;
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de sociale veiligheid;
  • 6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • 7. het woon- en leefklimaat.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijken bouwen voor de voorste bouwvlakgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.3 sub c voor de bouw van een bijgebouw of overkapping op minder dan 3 meter van de voorste bouwvlakgrens dan wel geheel of gedeeltelijk voor de voorste bouwvlakgrens, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het bijgebouw past wat betreft de situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • b. door de bouw van het bijgebouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • c. het bijgebouw is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel vormt met de voorgevel respectievelijk zijgevel van het hoofdgebouw één geheel;
  • d. het oppervlak van het bijgebouw bedraagt maximaal 20 m²;
  • e. de goothoogte van het bijgebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. het gedeelte van het gebouw dat voor de voorste bouwvlakgrens wordt gebouwd mag geen (geheel of nagenoeg) gesloten wanden hebben.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het volgende gebruik:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 8.1 is toegestaan;
  • b. voor geluidhinderlijke inrichtingen;
  • c. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • d. de uitoefening/vestiging van een zelfstandig kantoor;
  • e. van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • g. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • i. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • j. opslag en verkoop van vuurwerk.
8.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 8.5.1, sub g en sub h is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Afwijken milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.5.1, sub a ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat hoewel gelijkwaardig is aan de milieucategorieën die ingevolge 7.1 zijn toegestaan, niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Maatvoering parkeerplaats

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken dan wel nadere eisen stellen ten opzichte van het bepaalde in artikel 2.14 ten behoeve van lagere dan wel hogere eisen m.b.t. de maatvoering van een parkeerplaats waarbij mede ingegaan wordt op de (parkeertechnische)achtergronden en gevolgen bij dat besluit.

Dit besluit moet worden voorzien van een motivering waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft en / of dat dit besluit noodzakelijk is t.b.v. de ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Ondergronds bouwen
11.1.1 Ondergrondse bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden geen beperkingen behoudens voor zover in deze regels anders is bepaald. Ondergrondse bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
  • b. Voor het bouwen en gebruiken van ondergrondse gebouwen gelden, behoudens voor zover in deze regels anders is bepaald, de volgende regels:
    • 1. ondergrondse gebouwen die deels zichtbaar zijn boven het aansluitende, afgewerkte, normale maaiveld, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, die ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
    • 2. ondergrondse gebouwen die onzichtbaar zijn boven het aansluitende, afgewerkte, normale maaiveld, zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder b1 en b2 zijn ondergrondse gebouwen onder en bij woonhuizen uitsluitend toegestaan als kelder of onderbouw onder het woonhuis en onder aan-en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
    • 4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal 4 m onder peil;
    • 5. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen wordt meegerekend bij het berekenen van de toegestane bedrijfsvloeroppervlakte en de toegestane verkoopoppervlakte;
    • 6. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen wordt uitsluitend meegerekend bij het toegestane bebouwingspercentage voor zover die gebouwen zichtbaar zijn boven het aansluitende, afgewerkte, normale maaiveld;
    • 7. de inhoud van ondergrondse gebouwen wordt niet meegerekend bij de toegestane inhoud van een woning voor zover die gebouwen maximaal 0,5 m boven peil zijn gelegen;
    • 8. ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
11.1.2 Afwijken van ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1.1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties en/of met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
  • c. dit niet strijdig is met de belangen verbonden aan de bestemming(en) van de betreffende gronden;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.
11.2 Overschrijding van bouwgrenzen door bouwdelen
11.2.1 Direct toegestane overschrijding van bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 mag de bebouwingsgrens en/of de bestemmingsgrens van de bestemming ''. 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Wonen’, 'Wonen - Werken 1' en 'Wonen - Werken 2' door bouwdelen worden overschreden. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. Erkers, balkons en luifels van een woonhuis mogen de voorgevelrooilijn met ten hoogste 1,5 m overschrijden, mits:
    • 1. de afstand van een erker tot de openbare weg of ander openbaar gebied niet minder bedraagt dan 2 m;
    • 2. de breedte van de erker, luifel of balkon niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de voorgevel;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder bedraagt dan 0,5 m, tenzij twee erkers, luifels of balkons direct aan weerszijden van de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
  • b. Ingangspartijen, balkons en luifels van woongebouwen mogen de voorgevelrooilijn met ten hoogste 1,5 m overschrijden, mits de afstand tot de openbare weg of ander openbaar gebied niet minder bedraagt dan 2 m;
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid b mogen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bouwlagen' balkons op de 2e bouwlaag de voorgevelrooilijn en bestemmingsgrens met ten hoogste 1 m overschrijden boven het openbaar gebied;
  • d. Luifels en balkons van andere hoofdgebouwen dan woongebouwen mogen de bouwgrens met ten hoogste 1 m overschrijden, mits de afstand tot de openbare weg of ander openbaar gebied tenminste 2 m bedraagt.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d mag een luifel binnen de bestemming Maatschappelijk het bouwvlak met ten hoogste 2,5 m overschrijden boven het openbaar gebied;
  • f. Ondergeschikte bouwdelen van gebouwen zoals plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen mogen de bouwgrens met ten hoogste 0,75 m overschrijden.
  • g. In afwijking van het bepaalde onder f mogen ondergeschikte bouwdelen ten behoeve van duurzame energievoorziening, zoals zonnepanelen de bouwgrens met ten hoogste 1,0 m overschrijden.
11.2.2 Afwijken voor overschrijding van bouwgrenzen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in artikel 11.2.1 onder a2 en worden toegestaan dat de breedte van de erker, luifel of balkon ten hoogste 75% bedraagt van de voorgevel van het woonhuis.
  • b. ten behoeve van andere of ruimere overschrijdingen van de bouwgrens en/of een bestemmingsgrens dan genoemd in artikel 11.2.1, mits:
    • 1. de bouwgrens met niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
    • 2. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan, dan wel 2,20 meter boven ander openbaar gebied en er overigens geen bezwaren bestaan uit het oogpunt van verkeersveiligheid;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en van het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik, daaronder mede begrepen het doen en/of laten gebruiken:

  • a. van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting en/of escortbedrijf;
  • b. van gronden en bouwwerken voor (detail)handel en/of bedrijf, met uitzondering van (detail)handel die en/of bedrijf dat met het oog op de aan de betrokken gronden gegeven bestemming is toegestaan;
  • c. van gronden voor de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen en van materialen, emballage en afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik;
  • d. van gronden voor de opslag, het storten of het lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik;
  • e. van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, behoudens bewoning die is toegestaan via afwijking;
  • f. van gronden en bouwwerken voor de beoefening van lawaaisporten;
  • g. van gronden en bouwwerken voor opslag en verkoop van vuurwerk, met uitzondering van de opslag en verkoop van vuurwerk die met het oog op de aan de betrokken gronden gegeven bestemming is toegestaan;
  • h. van een woning of woonwagen voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  • i. van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen en caravans, anders dan op een oprit;
  • j. van gronden en bouwwerken voor de verkoop van motorbrandstoffen (inclusief lpg), met uitzondering van de verkoop die met het oog op de aan de betrokken gronden gegeven bestemming is toegestaan;
  • k. van garageboxen voor andere doeleinden dan het stallen van auto's en andere voertuigen of opslag van huisraad.
12.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging openbare ruimte
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt ook gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van voldoende waterberging conform de uitwerking van het waterhuishoudkundig plan opgenomen in bijlage 2 bij de regels.
  • b. Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden dat de capaciteit van de waterberging voor de openbare ruimte niet minder mag bedragen dan de benodogde waterberging voor de betreffende verharding dan zoals opgenomen in het waterhuishoudkundig plan in bijlage 2 bij de regels en dient ook na realisatie in stand te worden gehouden.

12.3 Afwijking woon(zorg)initiatieven

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid, door een woon(zorg)initiatief met daarbij meerdere huishoudens toe te staan, mits:

  • a. er sprake is van een maatschappelijk belang;
  • b. de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de ruimtelijke kwaliteit;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. van de regels en worden toegestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de regels en worden toegestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 35 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • e. de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken tot niet meer dan 15 m;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 40 m;
    • 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot niet meer dan 10 m;
  • f. de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van de toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximum oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen:

  • a. door de bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, andere grenslijnen en aanduidingen met ten hoogste 5 m te verschuiven, indien een gewijzigde uitvoering van het plan om ruimtelijke, verkeerskundige of technische redenen gewenst is;
  • b. door het aanpassen van verwijzingen naar wettelijke regelingen, indien deze regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteld bestemmingsplan worden of zijn gewijzigd;
  • c. door het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere categorie in de tot het plan behorende milieuzoneringslijst c.q. door het onderbrengen van nieuwe of andere bedrijfsactiviteiten, indien de opgenomen vermelding niet meer juist of volledig is;
  • d. door de begrenzingen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' aan te passen of deze bestemmingen te laten vervallen, indien dit op grond van nadere inzichten over archeologische waarden ter plaatse verantwoord is;
  • e. ten behoeve van de bouw van telecommunicatiemasten en daarmee vergelijkbare voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. wijziging is alleen mogelijk buiten de bouwvlakken;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer zijn dan 50 m;
    • 3. de omvang van de wijzigingslocatie mag niet meer zijn dan 25 m2;
    • 4. uit onderzoek moet gebleken zijn, dat plaatsing ter plaatse in het belang van communicatievoorziening noodzakelijk en verantwoord is, waarbij dat onderzoek in ieder geval betrekking moet hebben op:
      • de mogelijkheden van plaatsing van deze voorzieningen op bestaande gebouwen of bouwwerken;
      • de benutting van de mogelijkheden van gemeenschappelijk gebruik door telecommunicatiebedrijven;
      • de inpassing van de mast in landschappelijk en stedenbouwkundig opzicht;
  • f. ten behoeve van de bouw en het gebruik van gebouwen voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in of bij eengezinshuizen, die op grond van de regels niet rechtstreeks zijn of bij wijze van afwijking kunnen worden toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. uit een onderbouwing blijkt, dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Uit deze onderbouwing moet tenminste blijken dat:
      • de woonfunctie als hoofdfunctie, dat wil zeggen voor tenminste 50%, gehandhaafd blijft;
      • geen onevenredige aantasting van de kwaliteit van de woonomgeving plaatsvindt;
      • de activiteit ter plaatse milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
      • een goede verkeersafwikkeling kan worden gewaarborgd en voorzien wordt in de parkeerbehoefte;
    • 2. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid worden de bouwmogelijkheden die gelden voor het betreffende bouwperceel niet verruimd.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Algemeen toetsingskader afwijkingen en wijzigingen

Bij de toetsing van het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken en het wijzigen van het plan, dienen onderstaande criteria mede als toetsingskader te worden gebruikt:

  • a. Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    • 1. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
    • 2. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
    • 3. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;
    • 4. de situering van de gebouwen op het bouwperceel.
  • b. Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    • 1. de mate van hinder voor de omliggende functies;
    • 2. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;
    • 3. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
    • 4. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
    • 5. de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit;
    • 6. de gevolgen voor het watersysteem.
  • c. Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    • 1. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
    • 2. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
    • 3. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
    • 4. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;
    • 5. de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
  • d. Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    • 1. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
    • 2. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
  • e. Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    • 1. de aanwezigheid van vluchtwegen;
    • 2. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
    • 3. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
  • f. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    • 1. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
    • 2. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
    • 3. de bezonning;
    • 4. het uitzicht;
    • 5. privacy.
  • g. Ten aanzien van parkeren dient rekening te worden gehouden met de Nota parkeernormen, zoals vastgelegd in 15.1.
15.2 Parkeren
  • a. Ter plaatse van de bestemmingen 'Bedrijf - 1', 'Wonen - Werken 1' en 'Wonen - Werken 2' dienen minimaal 0,8 parkeerplaatsen per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlakte op eigen perceel gerealiseerd te worden;
  • b. Ter plaatse van de bestemming 'Wonen' zijn de regels van het 'Parapluplan wonen en parkeren Landerd', zoals vastgesteld op 27 juni 2019 en voor zover het betreft Deel 3 Thema parkeernormen, op dit bestemmingsplan onverminderd van toepassing. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat binnen de bestemming wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen conform de in het 'Parapluplan wonen en parkeren Landerd' genoemde parkeernormen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Reek Zuid - 2023'