Plan: | De Haspel-Boven 1A, 3 en 5 Zevenhuizen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1969.WZBG19HERS2-VA01 |
behorende bij het wijzigingsplan De Haspel-Boven 1A, 3 en 5 Zevenhuizen
Maatschap Van der Ploeg (hierna: 'initiatiefnemer') is voornemens de bedrijfsbebouwing ter plaatse van De Haspel Boven 3 en 5 te Zevenhuizen (hierna: 'plangebied') te slopen en daarvoor één woning terug te bouwen. De initiatiefnemer heeft een melkveehouderij aan de Fenneweg 3 te Haule. Het plangebied is in 2014 aangekocht, met name vanwege de bijbehorende gronden en bedrijfswoningen. Op de huisnummers 3 en 5 wordt gewoond door leden van de maatschap. De bedrijfsbebouwing zelf wordt nog maar beperkt gebruikt en is gedateerd. Het plan is om de bedrijfsbebouwing, inclusief alle bijbehorende erfverharding en silo's, te verwijderen en als tegenprestatie op het aangrenzende perceel een woning te bouwen. Zowel de bestaande woonpercelen als de nieuwe woonkavel zullen vervolgens landschappelijk worden ingepast. Aan de aanwezige bedrijfswoningen zal een reguliere woonbestemming worden toegekend.
Voor deze vervangende nieuwbouw wordt een beroep gedaan op de ruimte-voor-ruimte-regeling, die in de provinciale Omgevingsverordening en het bestemmingsplan buitengebied van de voormalige gemeente Leek (zie onder) zijn opgenomen.
Op afbeelding 1.1 is de ligging en globale begrenzing van het plangebied aangegeven. Het plangebied is onderdeel van het afwisselende bebouwingslint tussen Haulerwijk en Zevenhuizen, waar woningen en (agrarische) bedrijfsfuncties elkaar afwisselen. De begrenzing van het plangebied valt samen met het bouwperceel/bestemmingsvlak dat op het agrarisch bedrijf van toepassing is.
Afbeelding 1.1 Ligging plangebied (bron: CycloMedia)
Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied Leek (vastgesteld dd. 17 maart 2010) en het bestemmingsplan Buitengebied Leek, partiële en correctieve herziening 2016 (vastgesteld dd. 8 november 2018) en is daarin bestemd als 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3'. Plaatselijk zijn een bouwperceel van maximaal 1,5 ha en twee bedrijfswoningen toegestaan. In artikel 6.8.1.c van de bestemmingsplanregels is een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Wonen' opgenomen. Op grond daarvan kunnen de bedrijfswoningen een reguliere woonbestemming krijgen. In artikel 55.1.1 is een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Wonen in het kader van een ruimte voor ruimte regeling opgenomen. Daarbij mogen ook de aansluitende gebiedsbestemmingen en aanduidingen gewijzigd worden "indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering". Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn randvoorwaarden verbonden, waaronder de eis van een goede landschappelijke inpassing en een verbod op sloop van karakteristieke bebouwing. Uit paragraaf 2.3 blijkt dat het planvoornemen aan alle randvoorwaarden voldoet. Het wijzigingsplan zal de uniforme openbare voorbereidingsprocedure doorlopen (die ook op reguliere bestemmingsplannen van toepassing is) en ter besluitvorming aan het college van burgemeester en wethouders worden voorgelegd.
Het volgende hoofdstuk gaat in op het ruimtelijk beleid van Rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie binnen het plangebied en laat zien hoe deze wordt ingericht na de sloop van de bedrijfsbebouwing. In hoofdstuk 4 is het planvoornemen getoetst aan diverse wet- en regelgeving, onder meer op het gebied van milieu, archeologie en ecologie. De laatste twee hoofdstukken hebben betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld door het (voormalige) ministerie van Infrastructuur en Milieu. De SVIR heeft betrekking op de periode tot 2040 en heeft als motto: 'Nederland concurrerend, leefbaar en veilig'. Om dit motto te kunnen bereiken zijn de volgende drie doelen gesteld:
De bovengenoemde doelen zijn uitgewerkt in dertien nationale belangen. Nationaal belang dertien luidt: 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening, inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. "Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen." Om beide te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 lid 1 en 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit artikel is op 1 juli 2017 gewijzigd. In de bijbehorende Nota van Toelichting is aangegeven dat ontwikkelingen die geen extra verstedelijking tot gevolg hebben maar bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals bijvoorbeeld de ruimte-voor-ruimte-projecten, niet beschouwd worden als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder. Dit betekent dat de 'laddertoets' niet van toepassing is op onderhavig planvoornemen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het beleid uit de SVIR. In het Barro zijn regels opgenomen die de beleidsruimte van andere overheden inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om de nationale belangen die in paragraaf 2.1.1 genoemd zijn. Deze hebben geen inperkende werking voor dit planvoornemen.
De Omgevingsvisie 2016-2020 (opnieuw vastgesteld dd. 6 februari 2019) bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie Groningen op de fysieke leefomgeving. Het accent ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. Door samenwerking met mede overheden en andere partijen en het leveren van maatwerk wil de provincie haar doelen bereiken. Een belangrijk doel is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn zoveel mogelijk visies op deelterreinen, zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het beleid voor economie, energie, cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie is kaderstellend voor mede overheden en andere partijen (bedrijven) die invloed uitoefenen op de fysieke leefomgeving. Het beleid is onderverdeeld in vijf thema's en elf provinciale belangen:
Ruimte
Natuur en landschap
Water
Mobiliteit
Milieu
Als onderdeel van het belang 'ruimtelijke kwaliteit' ziet de provincie kansen om het landelijk gebied te verbeteren door gemeenten de mogelijkheid te bieden om te voorzien in de bouw van één of meer woningen als tegenprestatie voor het opruimen van (storende) bebouwing in het buitengebied. In de Omgevingsverordening zijn daarvoor regels opgenomen (zie paragraaf 2.2.2).
Op de kaart 'Ruimte' is aangegeven dat het plangebied tot het 'buitengebied' behoort. De kaart 'Schaalvergroting landbouw' maakt duidelijk dat agrarische bouwblokken ter plaatse (onder voorwaarden) tot maximaal 4 ha kunnen worden uitgebreid. Op de kaart 'Landschap' is het plangebied ingedeeld bij 'Zuidelijk Westerkwartier'. In dit deelgebied moet in het bijzonder rekening worden gehouden met:
De routes van het provinciaal basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen zijn aangegeven op de kaart 'Milieu'. Het plangebied ligt binnen de zone van het provinciaal basisnet. De overige kaarten van de Omgevingsvisie - waaronder 'Natuur', 'Opgaven' en 'Water' - geven geen specifieke waarden of belemmeringen voor het plangebied aan.
De Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (opnieuw vastgesteld dd. 6 februari 2019) bevat regels voor de fysieke leefomgeving. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. Via de Omgevingsverordening werkt het beleid uit de Omgevingsvisie door in plannen van gemeenten en waterschappen. De Omgevingsverordening maakt duidelijk wat wel en niet aanvaardbaar is met het oog op provinciale belangen. Als gemeenten en waterschappen deze belangen onvoldoende verwerken in hun ruimtelijke plannen, dan zal de provincie dit via de weg van bestuurlijk overleg, zienswijzen, beroep of - in het uiterste geval - een reactieve aanwijzing proberen bij te sturen.
In artikel 2.13.4 is de ruimte-voor-ruimte-regeling opgenomen. Op grond van deze regeling kan bij sloop van 750 m2 aan bebouwing die niet voor hergebruik geschikt is (te maken) en niet karakteristiek of beeldbepalend is, een woning ter compensatie worden gebouwd. Aan de ruimte-voor-ruimte-regeling zijn de volgende voorwaarden verbonden:
De nieuwe woning past binnen de regionale woonvisie (punt 1, zie paragraaf 2.3.2) en wordt binnen het bouwperceel aansluitend op de huidige bedrijfsbebouwing gebouwd (punt 2, zie paragraaf 2.3.1). Voor deze ligging is gekozen op grond van cultuurhistorische en landschappelijke overwegingen. Dit wordt toegelicht aan de hand van de landschappelijke inpassing in hoofdstuk 3 (punt 3). Uit dat hoofdstuk blijkt ook dat er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit (punt 4). Het landschappelijk inpassingsontwerp is in samenwerking met de gemeentelijk stedenbouwkundige tot stand gekomen (punt 6) en zal in het kader van het vooroverleg eveneens aan de provincie worden voorgelegd (punt 7). De maximale maatvoering van de nieuwe woning en bijbehorende bouwwerken wordt niet overschreden (punt 5). Verder geldt dat de woning buiten kwetsbare natuurgebieden is gelegen (punt 6).
Op de kaart 'Veiligheidszone en milieu' is het plangebied opgenomen in 'veiligheidszone 2 - invloedsgebied provinciale wegen'. Dit heeft betrekking op de N979 die is aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op grond van artikel 2.23.3 zal het groepsrisico verantwoord moeten worden.
De kaart 'Normen bergings- en afvoercapaciteit regionale wateren' geeft voor het plangebied aan: 'Grasland - 1:10 jaar'. Dit betekent dat in dit gebied (zonder maatregelen), eens in de tien jaar rekening moet worden gehouden met wateroverlast.
De overige kaarten van de Omgevingsverordening - waaronder 'Natuur', 'Landschap' en 'Aardbevingsgebied' - geven geen specifieke waarden of belemmeringen voor het plangebied aan.
Onderhavig planvoornemen past binnen de regels van de provinciale ruimte-voor-ruimte-regeling. Circa 1500 m2 aan beeldverstorende en/of gedateerde bebouwing wordt verwijderd, waarna zowel de bestaande woonkavels als het nieuwe woonperceel landschappelijk goed worden ingepast (zie hoofdstuk 3). Dit gebeurt met inachtneming van de plaatselijke gebiedskwaliteiten en kenmerken van deelgebied Zuidelijk Westerkwartier. Op de verantwoording van het groepsrisico wordt in paragraaf 4.5 ingegaan. Geconcludeerd kan worden dat dit wijzigingsplan past binnen het provinciaal ruimtelijk beleid.
Het plangebied is, zoals gezegd in de inleiding, onderdeel van het bestemmingsplan Buitengebied Leek en het bestemmingsplan Buitengebied Leek, partiële en correctieve herziening en bestemd als 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3'. In afbeelding 2.1 is een uitsnede van de bestemmingsplanverbeelding opgenomen. Te zien is dat het bestemmingsvlak het bedrijf met de twee bedrijfswoningen bevat, maar ook een deel van het aangrenzende akkerland. Op dit akkerland is - onder voorwaarden - ruimte voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf.
In artikel 6.8.1.c is een wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' in voormalige bedrijfswoningen opgenomen. Deze mag worden toegepast als het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel als er geen sprake meer is van een reële agrarische bedrijfsvoering. In de inleiding is reeds aangegeven dat het bedrijf ter plaatse beëindigd zal worden. De gemeente heeft de volgende voorwaarden aan de wijzigingsbevoegdheid verbonden (artikel 6.8.2):
In artikel 55.1.1 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van een nieuwe woning ter compensatie van de afbraak van 750 m2 niet voor hergebruik geschikte of geschikt te maken niet karakteristieke of beeldbepalende bebouwing. De gemeente heeft verschillende voorwaarden aan de wijzigingsbevoegdheid verbonden, namelijk dat:
Afbeelding 2.1 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Leek (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
In de Woonvisie Westerkwartier 2015-2020 - Ruimte om te wonen (vastgesteld door de 4 voormalige gemeenteraden in 2015) wordt uitgegaan van vier ambities: de juiste woning op de juiste plek; wonen betaalbaar houden; bewoners nemen initiatief; ook met een zorgvraag veilig en comfortabel wonen. De Woonvisie gaat niet in op de ruimte-voor-ruimte-regeling. In algemene zin ligt de focus op de bestaande voorraad. Inbreiding gaat voor uitbreiding en kwaliteit voor kwantiteit. Voor wat betreft nieuwbouw is binnen het Westerkwartier ruimte voor circa 170 woningen per jaar. Het grootste deel daarvan wordt gebouwd binnen de centrumdorpen, zoals Leek en Marum. Ook binnen woondorpen als Zevenhuizen is ruimte voor nieuwbouw. De Woonvisie gaat uit van een behoefte van 25-45 woningen in de periode 2015-2020 en 15-25 woningen in de periode 2020-2025. Aangezien in de afgelopen vier jaar door de economische crisis minder woningen zijn gebouwd dan was gepland, is er nog voldoende ruimte voor de woning die op basis van dit plan wordt toegevoegd.
Het plangebied is onderdeel van het bebouwingslint tussen Haulerwijk en Zevenhuizen. In dit lint wisselen woningen en (agrarische) bedrijfsfuncties elkaar af. De schaal van de bebouwing varieert plaatselijk sterk, evenals de afstand tot de doorgaande weg.
De Haspel Boven (N979) splitst zich westelijk van het plangebied op in de Dwarshaspel en De Haspel. Langs deze wegen is laanbeplanting aanwezig. Ook veel erven langs de N979 zijn omzoomd met groen. Dat geldt niet voor het plangebied zelf, dat relatief open in het landschap staat. Het bebouwingsbeeld van het plangebied wordt met name bepaald door de melkveestal die parallel aan de N979 staat (circa 1000 m2). Daarvoor ligt de oorspronkelijke boerderij/bedrijfswoning op huisnummer 3 en de tweede bedrijfswoning op huisnummer 5. Tussen beide woningen zijn een trafogebouw en een oudere stal gelegen. Achter de melkveestal liggen nog vier bedrijfsgebouwen, enkele voedersilo's, sleufsilo's en een mestsilo. In totaal is er circa 1500 m2 aan bedrijfsbebouwing aanwezig. Een deel van deze bebouwing heeft een asbestdak. Het agrarisch bedrijf en de tweede bedrijfswoning hebben elk een eigen inrit.
Afbeelding 3.1 Huidige situatie vanuit oostelijke richting (bron: CycloMedia)
Op de Kwaliteitskaart Groningen worden zeven verschillende regio's onderscheiden. Het plangebied ligt in de regio Zuidelijk Westerkwartier. Landschappelijk gezien valt het gebied binnen de veenkoloniale zuidpunt van deze regio. Op grotere schaal gezien is het veenkoloniale gebied gevormd door systematische ontginning van de Nienoorter en Smilder Venen, een uitgestrekt hoogveenmoeras. De ontginning heeft geleid tot een rationele verkaveling met een hoofdstructuur van vaarten, wijken en rechte wegen. Het landschap is relatief open. Aan de vaarten liggen bebouwingslinten met verspreide bebouwing die gerelateerd is aan de veenontginning. De dorpen zijn langgerekte lintdorpen. De kanalen vormen de ontginningsbasis en zijn ruimtelijk het meest bepalend (geweest) voor de structuur van de dorpen. Door de relatief kleine grootte (het gebied ligt tussen zandkoppen), de plaatselijke hoogteverschillen (zie afbeelding 3.4) en de provinciegrens wijkt de karakteristiek van de omgeving van het plangebied op onderdelen af van de algemene lijn. Hierdoor is een diffuser beeld ontstaan.
Afbeelding 3.2 toont een uitsnede van de kwaliteitskaart en laat de belangrijkste ruimtelijke elementen ter plaatse van het plangebied zien:
Afbeelding 3.2 Uitsnede Kwaliteitskaart Groningen (bron: kwaliteitsgidsgroningen.nl)
Het plangebied is onderdeel van de hoogveenontginning (Ter heils venen). De topografische kaart van 1868 (afbeelding 3.3) laat een vroeg stadium van de systematische ontginning van het hoofdveen zien. Op oude kaarten is goed te zien dat er heldere rechte lijnen uitgezet zijn. De Veldstreek en de Oudestreek waren ontginningsassen. De ontginning vond plaats van noord naar zuid, waarbij langgerekte kavels ontstonden haaks op de Veldstreek en de Oudestreek. De Haspelwijk speelde in de ontginning ook een belangrijke rol als transportlijn. Opvallend is de schuine ligging van de Haspelwijk ten opzichte van de Veldstreek en de Oudestreek. Deze ligging heeft te maken met de hoogteligging van het gebied; de wijk is in een relatief laag deel aangelegd (afbeelding 3.4). De provinciegrens (rode lijn) speelde een rol bij begrenzing van het totale gebied. De bebouwing in het gebied is vooral geconcentreerd langs de ontginningsassen en/of wijken.
Het gebied heeft een halfopen tot zeer open karakter. Dicht bij de Oudestreek bepalen boomsingels het beeld en komen daarnaast bosjes voor. Meer naar het zuiden is het landschap zeer open.
Afbeelding 3.3 Topografische kaart 1868 (bron: topotijdreis.nl). De rode lijn is de provinciegrens; de dikke zwarte (stippel)lijnen zijn wegen, de blauwe lijnen zijn wijken; de zwarte streeplijnen geven de verkavelingsrichting weer en de groene vlakken geven halfopen gebieden weer met boomsingels.
Figuur 3.4 Hoogtekaart met de Haspelwijk en het plangebied (bron: ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer)
Afbeelding 3.5 Topografische kaart 1918 (bron: topotijdreis.nl). De rode lijn is de provinciegrens; de dikke zwarte lijnen zijn wegen, de blauwe lijnen zijn wijken; de zwarte streeplijnen geven de verkavelingsrichting weer en de groene vlakken geven halfopen gebieden weer met boomsingels.
Op de kaart van 1918 (afbeelding 3.5) is de ontginning verder gevorderd. Opvallend is dat ter plaatse van Kibbelhoogen afgeweken is van de geplande rechte lijn in de ontginning, waardoor een plaatselijke onregelmatigheid is ontstaan. Ter plaatse van het plangebied is de geplande rechte lijn weer opgepakt. Ook is de geplande hoekverdraaiing in de verkaveling niet uitgevoerd en is een meer regelmatig patroon ontstaan van noord naar zuid. Qua bebouwing is lintbebouwing langs wegen en wijken overheersend. Daarnaast ontstaan op enkele plekken op afstand van de ontginningsassen erven die met een reed ontsloten zijn op de ontginningsas. De mate van openheid is onveranderd. Ter plaatse van het plangebied is het landschap nog zeer open.
De kaart van 1968 (afbeelding 3.6) toont de ontginning van het hoogveen (en de heidegebieden) in afgeronde vorm. Opstrekkende verkavelingen haaks op wegen en wijken bepalen het beeld. Het landschap is buiten de linten overwegend zeer open. Wel valt op dat het halfopen gebied groter is geworden (d.w.z. de aanplant van boomsingels langs perceelsranden is gebruikelijk in de linten.
Sterk toegenomen lintbebouwing en verspreide bebouwing langs relatief nieuwe wegen bepalen het beeld na 1968. Het plangebied behoort tot de lintbebouwing van de reeks De Haspel Boven, De Haspel en Oudestreek (zie lijn afbeelding 3.6) Het aantal erven dat op afstand van de weg ligt is tevens toegenomen (zoals bijvoorbeeld aan de Krijthesreed en het erf ten oosten van het plangebied). Dergelijke erven zijn altijd via een reed verbonden met een ontginningsas/lint. Vaak zijn langs een dergelijke reed boomsingels aangebracht. De bebouwing en het erf zijn, net als de lintbebouwing, met de voorzijde op de ontginningsas georiënteerd.
Afbeelding 3.6 Topografische kaart 1968 (bron: topotijdreis.nl). De zwarte streeplijn geeft lintbebouwing weer.
Afbeelding 3.7 Topografische kaart 1982 (bron: topotijdreis.nl). De zwarte lijnen geven de ontginningsassen weer; de rode streeplijn geeft de verkeerskundige kortsluiting weer.
Afbeelding 3.7 toont de verkeerskundig kortsluiting tussen De Haspel en de Oudestreek. Opvallend genoeg valt deze lijn samen met de ooit bedachte structuur voor de ontginning van het gebied (afbeelding 3.3). Deze nieuwe weg is door de ligging achter het lint (aan de Haspelwijk), een gebiedsvreemd element. De oorspronkelijke structuur is met deze ingreep verwaterd. Met name ter plaatse van het plangebied is de situatie onduidelijk geworden.
Afbeelding 3.8 Topografische kaart 2018 (bron: topotijdreis.nl)
Afbeelding 3.8 toont het huidige beeld. In essentie is het oorspronkelijke beeld nog in tact. De van oorsprong relatief kleinschalige landschapsstructuur is in de loop van de jaren echter veel grootschaliger geworden. Kavels zijn samengevoegd, de wegenstructuur is fijnmaziger geworden (en aangepast aan de eisen van de moderne tijd) en de bebouwing is fors toegenomen. De hoofdrichting van de verkaveling is nog wel goed herkenbaar. Een belangrijk verschil is de schaal van de agrarische bebouwing, die sterk is toegenomen.
Ruimtelijke kwaliteiten van het plangebied en de directe omgeving zijn:
Ruimtelijke knelpunten van het plangebied en de directe omgeving zijn:
De ontwikkeling bestaat uit twee onderdelen, het opschonen van het bestaande boerenerf en de inpassing van een nieuwe woning op een nieuw erf. Het uitgangspunt voor de ontwikkeling is dat aangesloten wordt bij het landschappelijk beeld, de landschappelijke hoofdstructuur en de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Op afbeelding 3.9 is de aanhechting op de bestaande structuren verbeeld.
Afbeelding 3.9 Ruimtelijk concept (bron: BügelHajema Adviseurs BV). 'B' is het bestaande op te schonen erf en 'N' is het nieuwe erf met de nieuw woning.
Het bestaande boerenerf (De Haspel Boven 3 en 5) wordt zoveel mogelijk opgeschoond. Het beeld van een groen erf, passend in het lint is uitgangspunt. Storende verharding en bebouwing worden verwijderd en op de perceelsranden wordt beplanting aangebracht. Hiermee wordt aangesloten op de erven ten zuiden van het plangebied (zie afbeelding 3.9).
Het nieuwe erf wordt op afstand van de weg, aan de bestaande reed gepositioneerd. Met deze positionering wordt de verbinding met het lint vormgegeven en wordt bewust afstand gehouden van de N979. Een erf aan de N979 wordt niet nagestreefd, omdat deze weg (een verkeerskundige kortsluiting) een gebiedsvreemd element is ter plaatse van het plangebied. De reed biedt daarentegen juiste de mogelijkheid om de koppeling met het oorspronkelijke lint tot stand te brengen (en tegelijkertijd een goed leefklimaat te garanderen). De perceelsranden van het erf worden groen ingericht. Langs de reed wordt een bomenrij of beplantingssingel aangebracht om de binding met het lint ruimtelijk te versterken. De groene elementen op het bestaande erf in combinatie met de groen elementen langs de reed en op het nieuwe erf, vormen samen een sterk ruimtelijk geheel.
Het planvoornemen en de landschappelijke inpassing zijn uitgewerkt op schaal 1:1000 (zie afbeelding 3.10 en Bijlage 1 van de regels). De uitgangspunten in paragraaf 3.2.4 zijn daarbij nader uitgewerkt. De vormgeving van de (erfrand)beplanting en het slotenpatroon is afgestemd op de erven in de omgeving. Deze erven zijn overwegend ingepast met bomen(rijen) op de erfgrenzen en vaak komen sloten voor als begrenzing van de erven. Het opgaand groen heeft vaak een transparant karakter (d.w.z. geen struikbeplanting aanwezig en relatief grote plantafstand). De voorzijden van de erven zijn meestal meer open en groen ingericht. De (erfrand)beplanting van het nieuwe erf, het bestaande boerenerf (De Haspel Boven 3) en de bestaande vrijstaande woning (De Haspel Boven 5), is op deze karakteristiek afgestemd.
Het ontwerp voor de landschappelijke inpassing bestaat uit onderstaande maatregelen.
Afbeelding 3.10 Landschappelijke inpassing (bron: BügelHajema Adviseurs BV)
Naast het uitgewerkte model zijn nog twee varianten denkbaar voor de inpassing van het nieuwe erf. Dit betreft een model waarbij het nieuwe erf en de nieuwe woning aan de N979 wordt gesitueerd (afbeelding 3.11) en een model waarbij een nieuw erf aan de N979 wordt gesitueerd, maar de woning net buiten de geluidscontour wordt gesitueerd (afbeelding 3.12).
Afbeelding 3.11 Variant 1. Nieuw erf aan de N979 en woning binnen de geluidscontour.
Afbeelding 3.12 Variant 2. Nieuw erf aan de N979 en woning buiten de geluidscontour.
Variant 1 heeft als belangrijkste nadeel dat de woning in de geluidscontour is gesitueerd. Dit levert voor het leefklimaat belangrijke beperkingen op. Daarnaast wordt ruimtelijk gezien een erf gemaakt aan de N979, terwijl dit wegdeel juist hier een gebiedsvreemd element is. Het doorzicht vanuit de aangrenzende woonbebouwing langs De Haspel richting het noord- en zuidoosten wordt hiermee grotendeels teniet gedaan.
In variant 2 wordt het erf wel aan N979 gesitueerd, maar ligt de woning buiten de geluidscontour. Een goede leefkwaliteit wordt hiermee gegarandeerd. Ruimtelijk gezien levert dit een zeer onuitgesproken situatie op. Er ontstaat een groot voorerf aan de weg, waardoor de relatie met de weg vervaagt. Daarnaast is het ruimtelijk gezien, in de ontstaansgeschiedenis van het gebied, niet passend om een erf aan dit wegdeel te maken. Tenslotte geldt ook voor deze variant dat het zojuist genoemde doorzicht verloren gaat.
De uitgewerkte variant heeft ruimtelijk gezien de voorkeur boven variant 1 en 2. Ruimtelijk gezien is het een helder model met een duidelijke binding met het (oude) lint. Door de situering buiten de geluidscontour is een goed woon- en leefklimaat bovendien gegarandeerd. Tenslotte blijft het doorzicht vanuit de aangrenzende woonbebouwing langs De Haspel richting het noord- en zuidoosten voor een belangrijk deel in tact.
Het plangebied is, zoals gezegd, opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Leek en op dit moment bestemd als 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 3'. Deze bestemming staat ter plaatse een grondgebonden agrarisch bedrijf en twee bedrijfswoningen toe. In artikel 6.8.1.c en artikel 55.1.1 zijn wijzigingsbevoegdheden naar 'Wonen' opgenomen.
Ter plaatse van de De Haspel Boven 3 en 5 gaat de woonbestemming gelden die ook op andere woonpercelen in het buitengebied van toepassing zijn. De voormalige bedrijfswoningen zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende bebouwing buitengebied'. Ter plaatse van deze aanduiding geldt dat de aangeduide gebouwen niet mogen worden vergroot, dan wel dat er nieuwe gebouwen worden opgericht, anders dan vervangende nieuwbouw. De nieuwe woonkavel krijgt eveneens de bestemming Wonen. Hiervoor is bepaald dat het hoofdgebouw binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gebouwd moeten worden. Voor zowel de bestaande woningen als de compensatiewoning geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 300 m2. Het grondoppervlak van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 120 m2. De bouw- en goothoogte mogen maximaal 3,5 m respectievelijk 9 m zijn. Daarnaast is een dakhelling voorgeschreven tussen de 25-60 graden. Als de bestaande maatvoering reeds afwijkt van het voorgaande, dan is de bestaande maatvoering toegestaan.
De beplanting die in het kader van de landschappelijke inpassing wordt aangelegd, is met een aanduiding 'groen' op de verbeelding opgenomen. Hiervoor geldt een voorwaardelijke verplichting. Deze houdt in dat het gebruik van de nieuwe woning uitsluitend is toegestaan indien de betreffende bomen en struiken zijn aangeplant. Daarbij geldt tevens een instandhoudingsverplichting. Ook ten aanzien van de sloop is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Alle bedrijfsbebouwing, inclusief silo's en bijbehorende erfverharding, dienen verwijderd te worden voordat de woning gebouwd mag worden.
Alle gronden rondom de drie woonkavels zijn tenslotte bestemd als 'Agrarisch'. Hier mag niet gebouwd worden.
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied.
In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van een ruimtelijk plan of besluit plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden vallen, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling doorlopen worden. Daarbij gaat het om de vraag of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De 'belangrijke nadelige gevolgen' kunnen worden ontleend aan het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling. Daarin worden drie aspecten genoemd:
De bouw van één woning valt niet onder de activiteiten die zijn opgenomen in de C- en D-lijst. Er hoeft dus geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling doorlopen te worden.
Afbeelding 4.1 Besluit m.e.r (bron: infomil.nl)
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van wegen die tot een woonerf behoren en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De breedte van een geluidzone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Als een ruimtelijk plan voorziet in nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen de zone, is akoestisch onderzoek noodzakelijk (bestaande woningen zijn cf. art. 76 lid 3 Wgh uitgesloten van onderzoek). Het plangebied ligt in buitenstedelijk gebied en valt binnen de zone van de N979 (2 rijstroken, 250 m). Er zal aangetoond moeten worden dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel van de nieuwe woning niet wordt overschreden. Op dit punt kan verwezen worden naar bijgevoegd rapport 'Akoestisch onderzoek Wijzigingsplan De Haspel Boven 3 en 5 te Zevenhuizen' (BügelHajema Adviseurs, 29 april 2019, zie Bijlage 3). Hieruit blijkt dat de nieuwe woning ruim buiten de 48 dB-contour is gelegen. In afbeelding 4.2 is dit geïllustreerd. Op grond van de Wet geluidhinder is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Er is ook gekeken naar indirecte hinder. In het CROW-rapport 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (december 2018) wordt voor een woning binnen het woonmilieu 'landelijk wonen' rekening gehouden met 7,4 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit geringe aantal heeft een verwaarloosbaar effect op de (bestaande) gevelbelasting van omliggende woningen. Overigens zal het aantal verkeersbewegingen afnemen in vergelijking met de situatie van het huidige agrarische bedrijf.
Afbeelding 4.2 48 dB-contour (bron: BügelHajema Adviseurs BV)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De woning binnen het plangebied geldt als gevoelige functie. Er moet dus rekening worden gehouden met omliggende bedrijven.
Op De Haspel Boven 9 is een loonbedrijf aanwezig. Een loonbedrijf met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 500 m2 heeft een richtafstand van 50 m vanwege geluidhinder. De afstand tussen de nieuwe woning en het bestemmingsvlak van dit bedrijf bedraagt ten minste 240 m. Er is in dit opzicht geen sprake van een milieuhygiënisch knelpunt.
Ten oosten van de plangebied is een zandwinplas gelegen. Hiervoor geldt een richtafstand van 200 m vanwege mogelijke geluidhinder. De afstand tussen de nieuwe woning en de rand van de inrichting bedraagt minimaal 450 m. Ook in dit opzicht gelden er dus geen beperkingen.
Aan De Haspel Boven 6 en 11, De Haspel 44 en Dwarshaspel 8 zijn agrarische bedrijven gelegen, waarvan de laatste twee intensieve veehouderijen zijn. In onderstaande tabel is aangegeven welke richtafstanden voor deze bedrijven gelden en wat de minimale afstand van de nieuwe woning tot deze bedrijven is. Daaruit valt op te maken dat de bestaande agrarische bedrijven niet belemmerd worden door deze woning.
Adres | Richtafstand (geur) | Feitelijke afstand |
De Haspel Boven 6 | 30-50 m | 340 m |
De Haspel Boven 9 | 30-50 m | 230 m |
De Haspel 44 | 200 m | 320 m |
Dwarshaspel 8 | 200 m | 550 m |
Tabel 4.1 Afstand tussen nieuwe woning en agrarische bedrijven in de omgeving
Nederland heeft de Europese regels met betrekking tot luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De nieuwbouw leidt, zoals gezegd in paragraaf 4.2, tot 7,4 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Voor ruimtelijke plannen en verkeersplannen met een dergelijk beperkte verkeerstoename heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil de NIBM-tool ontwikkeld. Daarmee kan op eenvoudige wijze berekend worden of een plan Niet In Betekenende Mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Er is sprake van NIBM als een project of activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2. Uit afbeelding 4.2 blijkt dat de bijdrage van onderhavig plan op de luchtkwaliteit NIBM is. Nader onderzoek naar de jaargemiddelde concentraties van PM10 en NO2 is niet nodig.
Afbeelding 4.2 NIBM-toets (bron: infomil.nl)
Binnen het 'Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit' worden PM2,5-metingen uitgevoerd. Dit leidt tot 'grootschalige concentratiekaarten' waarin de huidige en toekomstige achtergrondconcentraties voor PM2,5 zijn opgenomen. Uit deze kaarten blijkt dat binnen Nederland geen overschrijdingen van de jaargemiddelde concentratie van PM2,5 bekend zijn. Aangenomen wordt dat wanneer voldaan wordt aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, dit ook geldt voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5.
Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen hieronder. Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan één op de miljoen. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Bij de berekening van het GR spelen twee factoren mee:
Gevaarlijke inrichtingen
In de omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen. Er zijn ook geen andere gevaarlijke inrichtingen aanwezig (bron: Risicokaart).
Transport van gevaarlijke stoffen
Op grond van de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (vastgesteld dd. 6 februari 2019) ligt het plangebied binnen 'Veiligheidszone 2 - invloedsgebied provinciale wegen'. De afstand van de nieuwe woning tot de N979 bedraagt meer dan 100 m.
In het kader van het bestemmingsplan Zevenhuizen Oost 2016 (vastgesteld gemeente Leek dd. 6 juli 2016) heeft de Omgevingsdienst Groningen uitgebreid geadviseerd over externe veiligheid in relatie tot de N979. Daaruit blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 samenvalt met de weg zelf. Verder is geconstateerd dat de toevoeging van 69 woningen binnen het dorpsgebied van Zevenhuizen niet leidt tot een significante toename van het groepsrisico. Het hiervoor berekende groepsrisico ligt ruimschoots beneden de oriëntatiewaarde. Als dit voor Zevenhuizen-kern geldt dan mag redelijkerwijs verwacht worden dat dit voor het plangebied en de omgeving eveneens het geval zal zijn. Het gaat hier immers om een dunbevolkter gebied. Een verantwoording van het groepsrisico kan op grond hiervan achterwege gelaten worden.
Aardgastransportleidingen
De nieuwe woning ligt niet binnen de effectafstand van aardgastransportleidingen (bron: Risicokaart).
Het Besluit Bodemkwaliteit streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet de vraag worden beantwoord of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.
Op de bodeminformatiekaart van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zijn binnen het plangebied geen bodemverontreinigingen of verdachte activiteiten gemeld. Op de gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart (16 april 2014) is aangegeven dat voor het projectgebied het 'generiek beleid' en de toepassing 'Landbouw-Natuur' geldt.
De initiatiefnemer heeft een inventariserend bodemonderzoek en onderzoek naar asbest in de bodem laten uitvoeren. Deze is opgenomen als Bijlage 2. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er binnen de locatie voor de nieuwe woning geen belemmeringen aanwezig zijn voor de beoogde woonfunctie. De bovengrond en het grondwater ter plaatse van het huidige agrarische erf bevatten deels verhoogde waarden ten opzichte van de tussenwaarde. Dit leidt tot de volgende aanbevelingen:
Afbeelding 4.3 Overzicht boringen en peilbuizen (Bron: Sigma Bouw & Milieu). Ter plaatse van de roodomcirkelde punten vindt nader onderzoek plaats.
De initiatiefnemer neemt bovengenoemde aanbevelingen uit het onderzoeksrapport onverkort over en zal binnen het huidige agrarische erf nader onderzoek laten verrichten. Dit onderzoek wordt zo spoedig mogelijk uitgevoerd, waarna de resultaten in deze paragraaf worden verwerkt.
Beleid
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het projectgebied ligt in het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest. Het waterbeleid voor dit gebied is onder meer vastgelegd in het 'Waterbeheerprogramma 2016-2021' en de 'Notitie Water en Ruimte 2013'.
Plangebied
De huidige bedrijfsbebouwing binnen het plangebied wordt gesloopt. Ook het grootste deel van de erfverharding wordt daarbij verwijderd. Het zuidoostelijk deel van het plangebied krijgt een agrarische bestemming en blijft onbebouwd. De nieuwe woning die in ruil voor de te slopen bebouwing wordt teruggebouwd, wordt noordelijk van de huidige sleufsilo's gesitueerd. Per saldo zal het verhard oppervlak binnen het plangebied afnemen.
Voor de nieuwe woning zal gebruik worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Uitspoeling van verontreinigende stoffen naar het grond- of oppervlaktewater wordt zo voorkomen.
De inrit die op dit moment aan het noordzijde van De Haspel Boven 3 ligt wordt, tezamen met de plaatselijk aanwezige sloot, verschoven in noordelijke richting. Dit is noodzakelijk om de bewoners van dit perceel voldoende privacy te geven. Op de schets die in hoofdstuk 3 is opgenomen zijn de details hiervan aangegeven. Daaruit blijkt ook dat er een extra waterreservoir gecreëerd wordt nabij de insteekweg van het nieuwe woonperceel. Een en ander zal in overleg met het waterschap en na vergunningverlening uitgevoerd worden.
Digitale watertoetsprocedure
Op 24 april 2019 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Hieruit is naar voren gekomen dat de 'normale procedure' op dit plan van toepassing is. Het 'watertoetsdocument' is als Bijlage 1 toegevoegd. Daarin is ook de standaardwaterparagraaf van waterschap Noorderzijlvest opgenomen. Het waterschap heeft op 13 mei 2019 aangegeven dat "het hele plangebied qua waterberging en versnelde afvoer op orde is". Daarnaast is aangegeven dat voor de verlegging van de sloot een vergunning vereist is. Dit zal na de vaststelling van het wijzigingsplan met het waterschap worden afgestemd.
Effecten op beschermde soorten en gebieden
Om de uitvoerbaarheid van onderhavig planvoornemen te toetsen, is door BügelHajema Adviseurs een ecologische inventarisatie naar natuurwaarden binnen het plangebied uitgevoerd. Tijdens deze inventarisatie is beoordeeld of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) dan wel het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Het onderzoeksrapport is toegevoegd als Bijlage 4. Geconcludeerd is dat bij de sloop van de gebouwen niet is uit te sluiten dat één of meerdere verblijfplaatsen van vleermuizen verloren gaan. Nader onderzoek wordt daarom noodzakelijk geacht. Negatieve effecten op Natura 2000-gebieden en op provinciaal beschermde natuurgebieden worden uitgesloten.
Het nader onderzoek van DoornEco is - conform het Vleermuisprotocol - gefaseerd uitgevoerd, namelijk door twee keer het plangebied twee keer in de kraamperiode en twee keer in de paarperiode te bezoeken. Geconcludeerd is dat er geen sprake is van verblijfplaatsen binnen de te slopen bebouwing. Daarnaast vervult het plangebied geen belangrijke functie als foerageergebied. Ter plaatste van De Haspel Boven 3 is een verblijfplaats van gewone dwergvleermuis aangetroffen, maar dit gebouw blijft gehandhaafd. De woning aan De Haspel Boven 7 bevat eveneens een verblijfplaats van gewone dwergvleermuis, maar dit gebouw valt buiten het plangebied. Het schuurtje dat ten zuiden van De Haspel Boven 5 ligt (en door BügelHajema in het kader van de ecologische inventarisatie inwendig is onderzocht) blijkt een roestplaats van kerkuil te bevatten. Roestplaatsen van kerkuil zijn in tegenstelling tot nestplaatsen niet jaarrond beschermd op grond van de Wnb.
Uit de ecologische inventarisatie en het nader onderzoek worden de volgende randvoorwaarden voor de sloop- en bouwerkzaamheden meegegeven:
De initiatiefnemer zal deze randvoorwaarden in acht nemen. Voor de verdere details van het onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 4. Het nader onderzoek is opgenomen als Bijlage 5.
Stikstof
De vervangende nieuwbouw zal leiden tot een aanzienlijke reductie van stikstofuitstoot. Er is een vergunning verleend voor het houden van 195 melk- en kalfkoeien. De stiktofuitstoot en -depositie die hiermee samenhangt, komt geheel te vervallen. Onderhavig plan leidt alleen tot een tijdelijke uitstoot van stikstof in de aanlegfase, namelijk vanwege de sloop van de bedrijfsbouwing en de bouw van de nieuwe woning. Dit valt echter ruimschoots binnen de uitstoot die het gevolg is van de huidige vervoersbewegingen, bijvoorbeeld met betrekking tot het aanleveren van veevoer en het afvoeren van melk en mest. Aangezien deze vervoersbewegingen komen te vervallen is er in de aanlegfase geen toename van stikstofuitstoot/-depositie te verwachten. De nieuwe woning wordt gasloos gebouwd en is in de gebruiksfase dus emmissieneutraal. Per saldo zal de stikstofuitstoot en -depositie door dit plan fors afnemen en is een negatief effect op omliggende stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, zowel in de aanleg- als in de gebruiksfase, redelijkerwijs uit te sluiten.
Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de (aangepaste) Monumentenwet 1988 te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. De locatie van de nieuwe woning is in agrarisch gebruik en bevat geen bebouwing. Het overige deel van het plangebied bestaat uit een agrarisch erf met bedrijfsbebouwing. In het bestemmingsplan Buitengebied Leek zijn aan archeologische monumenten en gebieden waarvoor (middel)hoge trefkansen op archeologische waarden gelden, dubbelbestemmingen toegekend. Dat is voor het plangebied niet het geval. Er is sprake van een lage verwachtingswaarde. Archeologisch onderzoek kan achterwege blijven.
Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit is gebeurd door raadpleging van provinciale en gemeentelijke beleidsnota's en door het uitvoeren van een cultuurhistorische analyse. Een en ander is verwerkt in hoofdstuk 3. Daaruit blijkt dat het nieuwe woonerf past bij de historisch gegroeide (landschappelijke) kwaliteiten van het plangebied.
De kosten voor realisatie van onderhavig plan komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor eventuele planschadekosten, die daarmee dus 'anderszins verzekerd' zijn. In een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt dit vastgelegd.
Dit wijzigingsplan is in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de 'overlegpartners', waaronder de provincie Groningen en waterschap Noorderzijlvest. Het plan is daarnaast voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Er zijn geen overlegreacties en zienswijzen ingediend. Wel zijn er enkele afspraken gemaakt met de eigenaar van een naastgelegen woonperceel over de aanpassing van de 'schets landschappelijke inpassing'. Zo is de verbinding tussen de nieuwe en bestaande reed aangepast (minder scherpe bocht) en zijn de eiken uit het plantassortiment gehaald. Ook zijn er enkele privaatrechtelijke afspraken gemaakt tussen de eigenaar van dit woonperceel en de initiatiefnemer.
Voorafgaand aan de planvorming heeft de initiatiefnemer de direct omwonenden geïnformeerd over het planvoornemen. Dit heeft geleid tot twee aanpassingen van het landschappelijk inpassingsontwerp. De nieuwe woonkavel is in westelijke richting verschoven om voldoende afstand tot de woning aan de Haspel Boven 1 aan te houden. Tevens is ervoor gekozen om de noordzijde van de nieuwe woonkavel 'open' te houden om zo het doorzicht vanaf de woonpercelen aan de overzijde van De Haspel Boven zo min mogelijk te belemmeren. Ook met de provincie Groningen heeft overleg plaatsgevonden. Tijdens dit overleg, waarbij tevens de gemeente Westerkwartier en de initiatiefnemer vertegenwoordigd waren, is de situering en inpassing van het nieuwe woonperceel en de nieuwe reed uitgebreid besproken. Er zijn verschillende ontwerpvarianten aan de orde geweest (zie paragraaf 3.2.6). Besloten is dat het ontwerp zoals opgenomen in afbeelding 3.10 en Bijlage 1 het meest recht doet aan de plaatselijke cultuurhistorische en landschappelijke waarden.