direct naar inhoud van Regels
Plan: Berkenlaan 2, Klaaswaal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1963.KLWBerkenlaan-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Berkenlaan 2, Klaaswaal met identificatienummer NL.IMRO.1963.KLWBerkenlaan-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee-aaneen gebouwde woningen.

1.6 aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.8 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruizen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.9 afwijking

Een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo.

1.10 archeologisch deskundige

Een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties.

1.11 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.14 bestaand
  • a. Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bevoegd gezag

Het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.19 bijgebouw

Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.20 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.22 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirecte steun vindt in of op de grond.

1.26 bruto-vloeroppervlakte (bvo)

De bruto-vloeroppervlakte als bedoeld in NEN 2580.

1.27 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 geluidgevoelige objecten

Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.30 hoofdgebouw

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 kantoor

Een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.

1.32 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.33 NEN

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.34 ondergeschikte detailhandel

Detailhandel die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit.

1.35 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.36 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, of als er sprake is van een bestaand gebouw, de hoogte ter plaatse van de hoofdtoegang.
1.37 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.38 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.39 voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.40 voldoende parkeergelegenheid

Parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de CROW-publicatie 317 (oktober 2017) en diens rechtsopvolger(s), dan wel later door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels over parkeren.

1.41 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.42 wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.43 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.44 zijerf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. voetpaden;
  • d. water;
  • e. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 5 meter mag bedragen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals toegangspaden op eigen terrein.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a, zijn gebouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen toegestaan, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 2 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 5 m.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;

met de daarbij behorende:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. water;
  • g. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • c. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangeduide aantal;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, zoals aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden tenminste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m²;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • d. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • e. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
6.3.2 Aan huis verbonden beroepen

Het gebruik van de woning voor aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, onder de voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  • e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten, geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • g. het gebruik geen bedrijvigheid is die op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of meldingsplichtig is, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot de omgeving niet aantast.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  • e. de bedrijfsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de te archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 7.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

7.2.2 Uitzonderingen

Ten behoeve van andere, voor de gronden als bepaald in artikel 7.2.1, geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
  • c. een bouwwerk dat zonder graaf- of heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

7.3.2 Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 7.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. op basis van verkennend, aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid;
  • c. het een bouwwerk betreft, met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
  • d. het een bouwwerk betreft, dat zonder graaf- of heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 7.3 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 m, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor afwijking, zoals in 7.3.2 bedoeld, is verleend;
  • b. het ophogen van gronden met meer dan 0,5 m;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de graafwerkzaamheden of grondbewerkingen, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de in de grond aanwezige archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

7.4.3 Uitzonderingen

Het in artikel 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden betrekking hebben op:

  • a. graafwerkzaamheden en bodembewerkingen, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. graafwerkzaamheden en bodembewerkingen, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning;
  • c. graafwerkzaamheden en bodembewerkingen, welke uitgevoerd worden in het kader van een vergunningsplichtig bouwwerk, waarvoor omgevingsvergunning is verleend, en/of een vergunningvrij bouwwerk;
  • d. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 500 m² en niet dieper dan 0,5 m vanaf het maaiveld;
  • e. op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn;
  • f. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
7.4.4 Toegelaten werkzaamheden

De verboden, zoals in artikel 7.4.1 bedoeld, zijn niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • c. onderdeel uitmaken van een verleende omgevingsvergunning;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.4.5 Rapport

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt voorts verleend, indien:

  • a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.
7.4.6 Advies archeologisch deskundige

Alvorens omtrent het afwijken of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken of werkzaamheden de archeologische belangen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.
9.2 Ondergronds bouwen
9.2.1 Algemeen

Ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing, tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anders is bepaald. Op het bouwen van ondergrondse bouwwerken zijn de aanduidingen op de verbeelding en de bouwregels van het plan op overeenkomstige wijze van toepassing, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m beneden peil.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Verbod
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige regels.
  • b. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, behoudens de in lid d genoemde uitzonderingen, onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    • 1. voor de uitoefening van detailhandels- en andere bedrijven op gronden die daarvoor niet mede zijn bestemd;
    • 2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
    • 3. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.
  • c. Tot strijdig gebruik van de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik als seksinrichting.
  • d. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    • 1. vormen van gebruik als bedoeld in lid b, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de (sub)bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
    • 2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    • 3. de stalling van ten hoogste één toercaravan of boot op de bij een woning behorende grond, mits geplaatst op ten minste 5.00 m uit de voorste perceelsgrens.
  • e. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingsregels ten behoeve van geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • c. de bouw van transformatorhuisjes, mits deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan 3,5 m een inhoud van ten hoogste 50 m² hebben;
  • d. de bouw van lantaarnpalen en vlaggenmasten mits deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en een hoogte van maximaal 6 m hebben.

De omgevingsvergunning voor het afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

11.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning voor het afwijkingen als bedoeld in dit artikel kunnen alleen worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeren
  • a. In het geval van nieuwbouw of functiewijziging waarbij de parkeerbehoefte toeneemt, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen overeenkomstig de gemeentelijke parkeernota, zoals die geldt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning om te bouwen en aanvullend de CROW (publicatie 317).
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1 sub a, indien:
    • 1. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte redelijkerwijs niet kan worden verlangd of
    • 2. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 13.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. 13.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 13.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. 13.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Berkenlaan 2, Klaaswaal van de gemeente Hoeksche Waard.