De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM) geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde brengen en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
- Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
- Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
- Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
- Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.
In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:
1. Beter benutten en opwaarderen
De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.
2. Versterken van de agglomeratiekracht
Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer. Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de kern te voorkomen.
3. Versterken ruimtelijke kwaliteit
Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De versterking van de kwaliteiten van de gebieden wordt centraal gesteld. De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.
4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving
De provincie zet in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. De provincie kiest er voor de verstedelijkingsopgave primair te realiseren binnen het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Dit sluit aan op de vraag en levert een bijdrage aan het versterken van de agglomeratiekracht. Bovendien is er binnen het stedelijk gebied nog veel ruimte beschikbaar, door in te zetten op intensivering, herstructurering en transformatie. De realisatie van nieuwe uitleglocaties is alleen mogelijk als na het doorlopen van de zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking blijkt dat een bepaalde verstedelijkingsopgave die beantwoordt aan een aangetoonde duurzame kwalitatieve behoefte niet is te realiseren binnen BSD.
Het plangebied is gelegen buiten BSD, maar binnen de bebouwde ruimte/de lintbebouwing langs Overboeicop. De woning in het lint is verouderd, bevindt zich in een slechte bouwkundige staat en is qua uitstraling niet passend in de omgeving. Middels het plan wordt alle bebouwing gesaneerd en wordt een nieuwe karakteristieke woning gerealiseerd. De nieuwe woning zal qua bouwstijl, positie, materiaal en kleur aansluiten bij de overige bebouwing aan het lint en stedenbouwkundig op een passende wijze in de lintbebouwing worden ingepast. Het terrein wordt op een representatieve wijze teruggebracht.
Afbeelding 9: Uitsnede kaart Beter benutten bebouwde ruimte
Het plan voorziet in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en voorkomt verdere veroudering van de bebouwing en daarmee aantasting van de ruimtelijke kwaliteit. De individuele, bedrijfs- en maatschappelijke belangen en overige belangen in de directe omgeving worden niet nadelig worden beïnvloed. Het plan is in overeenstemming met de Visie Ruimte en Mobiliteit.
Kwaliteitskaart
Met de kwaliteitskaart worden de kwaliteitsambities van de provincie getoond. De kwaliteitskaart staat met de bijbehorende uitwerking in richtpunten aan de basis van de gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit, die een handreiking vormen voor het gebiedsspecifiek omgaan met ruimtelijke kwaliteit. De kwaliteitskaart toont in vier lagen de gebiedskenmerken en kwaliteiten die de provincie belangrijk vindt. Doel van de kaart is om nieuwe ontwikkelingen binnen de provincie op een logische en aantrekkelijke manier te verbinden. De vier lagen betreffen de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving.
Laag van de ondergrond
De laag van de ondergrond gaat over de grondslag van de provincie en de natuurlijke (landschapsvormende) processen. Deze laag bestaat uit de bodem, de geomorfologische kenmerken en het water. Echte natuurlijke landschappen kent de provincie nauwelijks. Wel zijn de verschillen tussen drie deltalandschappen nog steeds goed herkenbaar, ook in de ondergrond: het kustlandschap als complex van strand, duinen, strandwallen en strandvlakten, het veenlandschap als complex van (natte) veengronden, droogmakerijen en plassen, en het rivierdeltalandschap als complex van zeekleipolders, buitendijkse gronden en wateren van de delta. Ieder complex stelt zijn eigen eisen aan ontwikkelingen. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt aandacht gevraagd voor (het gebruiken van) de bestaande bodem en het watersysteem, de natuurlijke dynamiek en landschapsvormende processen, met het oog op het versterken van de toekomstwaarde van de provincie.
Afbeelding 10: Uitsnede kaart Laag van de ondergrond
Het plangebied is gelegen binnen de contouren van gebieden als ‘water als structuurdrager’, ‘rivierklei en veen’ en ‘oude stroomgordels en geulafzettingen’. Hiervoor hanteert de provincie de volgende richtpunten:
Rivierklei en veen
- Ontwikkelingen in het rivierengebied houden het verschil tussen komgronden en oeverwallen herkenbaar.
Oude stroomgordels en geulafzettingen
- Ontwikkelingen houden de onregelmatige patronen en het reliëf in het landschap herkenbaar en in stand.
- Waar mogelijk worden de archeologische waarden van deze structuren meer herkenbaar gemaakt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Water als structuurdrager
- Ontwikkelingen houden rekening met hun invloed op het watersysteem als geheel en dragen bij aan een duurzame en zo eenvoudig mogelijke werking van dit systeem.
- Ontwikkelingen versterken de samenhang en continuïteit in het watersysteem als dragende ecologische en recreatieve structuur van Zuid-Holland. Ruimte voor natuurlijke dynamiek is hierbij een uitgangspunt.
- Ontwikkelingen dragen bij aan het verbeteren van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het oppervlaktewater.
Het plan is kleinschalig van aard, waardoor de ontwikkeling het verschil tussen komgronden en oeverwallen of de onregelmatige patronen en het reliëf in het landschap niet aantast. Verder zorgt het plan niet voor een onevenredige invloed op het watersysteem en kan door het verleggen van de brug het oppervlaktewater beter worden beleefd. Het plan is in overeenstemming met de richtpunten met betrekking tot de laag van de ondergrond uit de Kwaliteitskaart.
Laag van de cultuur- en natuurlandschappen
In het buitengebied zijn agrarische landschappen en natuurlandschappen veelal beeldbepalend. Dicht bij de stad vinden we een grote diversiteit aan verschillende natuur- en cultuurlandschappen met bijbehorende (lint)bebouwing. Ook in deze laag zijn de drie deltalandschappen terug te vinden: de zeekleipolders met omringende dijken in het rivierdeltalandschap, de bollenteelt en de landgoederen in het kustlandschap, en als derde het veenlandschap dat grotendeels is opgebouwd uit het uitgestrekte veenweidegebied met zijn langgerekte kavels en de droogmakerijen met hun kenmerkende rechthoekige structuur. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt aandacht gevraagd voor de kenmerken en waarden van de verschillende landschapstypen in de provincie.
Afbeelding 11: Uitsnede kaart Laag van cultuur- en natuurlandschappen
Het plangebied is gelegen binnen de contouren van gebieden als ‘veen(weide)landschap’ en ‘linten’. Hiervoor hanteert de provincie de volgende richtpunten:
Veen(weide)landschap
- Bewaren diversiteit aan verkavelingspatronen. Lengtesloten zijn beeldbepalend en worden behouden;
- Ontwikkelingen houden rekening met het behoud van kenmerkende landschapselementen;
- Ontwikkelingen dragen bij aan behoud van de maat en weidsheid van de poldereenheden;
- Nieuwe bebouwing en bouwwerken worden geplaatst binnen de bestaande structuren/linten en niet in de veenweidepolders;
- Nieuwe agrarische bedrijven liggen aan bestaande ruilverkavelingslinten of op een zeer goed bereikbare locatie voor zwaar verkeer. Ze vormen visuele eilanden in het veenweidelandschap door stevige, passende beplanting en een ligging op ruime afstand van elkaar.
Linten
- Linten blijven linten als onderscheidende bebouwingsvorm in het gebied;
- Linten behouden hun lineaire karakter, waarbij de achterzijde van de bebouwing een direct contact met het landschap heeft en de voorzijde aan de openbare weg of waterloop grenst;
- Bij nieuwe ontwikkelingen zijn de huidige korrel, profiel, transparantie en respect voor historische gaafheid van een lint richtinggevend;
- Bij grootschalige ontwikkelingen blijft het lint herkenbaar als bebouwingsvorm. Dit betekent dat op gepaste afstand van het lint gebouwd wordt, waarbij het landschap, het lint en de nieuwe ontwikkeling bepalend zijn voor deze afstand. Het lint behoudt zijn eigen gezicht.
De huidige in slechte staat zijnde bebouwing worden gesloopt en wordt een nieuwe woning met een karakteristieke uitstraling gebouwd. De woning wordt zodanig gerealiseerd dat de voorgevelrooilijn gelijk komt met de woning ten oosten van het plangebied, zodat de woning qua positie aansluit bij de overige lintbebouwing langs Overboeicop. De nokrichting van de woning wordt parallel aan de slagenverkaveling gerealiseerd, waarmee een samenhang ontstaat met de overheersende oriëntatie van de overige bebouwing aan de Overboeicop en het zicht op het achtergelegen open slagenlandschap gewaarborgd blijft. De ingang van het perceel wordt mogelijk gemaakt via een nieuw aan te brengen bredere brug, welke een ondergeschikt karakter krijgt ten opzichte van de huidige situatie. Door de brug op enige afstand van de oostelijke perceelsgrens te realiseren, wordt de aanzet van het slotenpatroon beter zichtbaar. Verder wordt het plangebied in een representatieve wijze teruggebracht. Het groen met weinig kwaliteit wordt verwijderd. Voor de voorgevel van de woning worden leilinden aangeplant om een zachte overgang tussen de open voortuin en de voorgevel van de woning te creëren. Het plan is hiermee in overeenstemming met de richtpunten met betrekking tot de laag van cultuur- en natuurlandschappen uit de Kwaliteitskaart.
Laag van de stedelijke occupatie
Zuid-Holland is een dynamisch gebied met veel steden en dorpen. Ook de bebouwde ruimte en de wijze waarop deze is ontstaan en gegroeid zijn zichtbaar geënt op de drie deltalandschappen. Dit heeft geleid tot specifieke kwaliteiten. Het voortbouwen op de eigen identiteit van steden en dorpen, in relatie tot het landschap, zorgt voor herkenbare en onderscheidende woon- en werkmilieus. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt aandacht gevraagd voor het behouden of versterken van de identiteit en gebruikswaarde van stads- en dorpsgebied. Zo kunnen ontwikkelingen bijdragen aan versterking van levendige centra en interactiemilieus. Ook het contrast tussen de dynamische stedelijke regio’s en het tussengelegen luwe gebied is een belangrijke kwaliteit. Aan de stads- en dorpsranden zijn die contrasten het meest uitgesproken. Aan deze randen is nadrukkelijk aandacht nodig voor de doorgaande landschappelijke structuren, de recreatieve verbindingen tussen stad en land en het ontwerp en de inrichting van de stads- en dorpsrand zelf. De stedelijke groen- en waterstructuur vormt als het ware het haarvatenstelsel van het landschap in de stad. De verbindende en geleidende functie is een belangrijke kwaliteitsdrager.

Afbeelding 12: Uitsnede kaart Laag van stedelijke occupatie
Het plangebied is in de derde laag van de kwaliteitskaart opgenomen als ‘verspreid glas buiten glastuinbouwgebied’. Hiervoor hanteert de provincie de volgende richtpunt:
- Kassen buiten de glastuinbouwgebieden, die geen tuinbouwfunctie meer hebben (en een grote invloed hebben op het omliggende landschap), worden gesaneerd. Hergebruik voor ander functies is uitgesloten. In kassen op locaties, waar sanering geen verbetering van de ruimtelijke kwaliteit oplevert, is passend hergebruik of herontwikkeling mogelijk.
Het plan voorziet niet in kassen met een tuinbouwverleden. Het plan zit voorgenoemde richtpunt niet in de weg.
Laag van de beleving
Het plangebied is niet opgenomen in de vierde laag van de Kwaliteitskaart.