Type plan: | bestemmingsplan |
---|---|
Naam van het plan: | Leerdam, Overheicop 39 |
Status: | vastgesteld |
Plan identificatie: | NL.IMRO.1961.BPLDoverheicop39-VA01 |
gebouwen van openbaar nut, zoals trafo's, schakelstations, meet- en regelstations | overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatief medegebruik (o.a. zitbanken en wegwijzers), openbaar nut en verkeersgeleiding | |
goothoogte | max. 3 m | n.v.t. |
bouwhoogte | max. 3,5 m | - openbare verkeersverlichting max. 6 m; - overig: max. 2,5 m. |
bebouwde oppervlakte | max. 15 m2 | max. 15 m2 |
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
het aanbrengen van ondergrondse transport, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies. | 1. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen; 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding; 3. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan ecologische waarden in de gebieden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied'. |
het aanbrengen van verhardingen en halfverhardingen met een grotere oppervlakte dan 200 m2. | 1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het extensief recreatief medegebruik 2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder; 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden; 4. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan ecologische waarden in de gebieden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied'. |
het diepwoelen en diepploegen van de bodem (>40 cm). | 1. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden; 2. het mag niet leiden tot inklinking. |
het graven en ophogen van de bodem. | 1. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden; 2. het mag niet leiden tot inklinking; 3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij het de waterbeheerder. |
het graven/ aanleggen, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren. | 1. het veenweideverkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast; 2. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden; 3. het mag niet leiden tot inklinking; 4. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast, hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder; 5. het mag niet in strijd zijn met de waterstaatkundige doelstelling zoals verwoord in het stedelijk waterplan; 6. het dempen van lengtesloten kan uitsluitend worden toegestaan, mits sprake is van een groot maatschappelijk belang. |
het aanbrengen van laanbeplanting en bosschages. | 1. de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast. |
het aanleggen van boomgaarden binnen een afstand van 50 meter van (bedrijfs)woningen van derden of de bestemmingen Wonen, Recreatie - Verblijfsrecreatie of Maatschappelijk. | 1. aantonen dat het woon- en/of verblijfsklimaat binnen de genoemde functies niet onevenredig worden aangetast; 2. de landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast. |
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosschages. | 1. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden. |
Woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen | Min. | Max. |
Goothoogte | N.v.t. | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' met deze aanduiding aangegeven goothoogte |
Bouwhoogte | N.v.t. | 10 m |
Dakhelling hoofdgebouw | 30° | 60° |
Dakhelling aan- en uitbouwen | 0° | 60° |
Bijgebouwen | Min. | Max. |
Inhoud bijgebouwen: zie artikel 4 lid 2.3 sub a | ||
Oppervlakte bijgebouwen | N.v.t. | 75 m2 per aanduiding “bouwvlak” |
Goothoogte | N.v.t. | 3 m |
Bijgebouwen | |
Inhoud bijgebouwen: zie artikel 4 lid 2.3 sub a | |
Oppervlakte bijgebouwen | N.v.t. |
Goothoogte | N.v.t. |
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
het dempen van sloten en kleine oppervlaktewateren. | 1. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast; 2. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden; 3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder. |
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosschages. | 1. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden. |