direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Minnertsga - Hermanawei naast 40
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1949.WPMinHermanawei40-VAS1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voornemen bestaat om op het perceel ten noordoosten van de Hermanawei 40 twee vrijstaande woningen te realiseren. Deze percelen zijn momenteel onbebouwd. De voorgenomen woningbouw is echter niet bij recht realiseerbaar op basis van het geldende bestemmingsplan Minnertsga, omdat in het bouwvlak van de huidige bestemming 'Wonen - 1' het bestaande aantal woningen als maximum is opgenomen.

Daarop is bij de gemeente Waadhoeke het verzoek ingediend om het maximaal aantal woningen ter plaatse uit te breiden met twee woningen. Om dit voornemen mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van een in het geldende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt hier toepassing aan gegeven.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het perceel direct ten noordoosten van Hermanawei 40. De percelen zijn kadastraal aangeduid als perceel 3844 en perceel 4075 sectie B in kadastrale gemeente Minnertsga. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPMinHermanawei40-VAS1_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Minnertsga, dat is vastgesteld op 25 april 2012. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van beide delen van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPMinHermanawei40-VAS1_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Minnertsga

In het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Wonen - 1'. Verder geldt ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Binnen de bestemming 'Wonen - 1' zijn de gronden bestemd voor woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en tuinen en erven. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en per bouwvlak is het maximaal aantal woonhuizen aangeduid. In dit geval geldt dat maximaal drie wooneenheden in het bouwvlak zijn toegestaan. Verder geldt een maximale goothoogte van 4 meter. De dakhelling dient tussen de 40 en 60 graden te zijn.

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Ter plaatse geldt dat voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2 een onderzoek naar archeologische waarden uitgevoerd dient te worden, alvorens de werkzaamheden uitgevoerd mogen worden.

De voorgenomen woningbouw is niet toegestaan op basis van de geldende bestemming. In de huidige situatie zijn binnen het bouwvlak al drie woonhuizen aanwezig, waardoor een nieuwe woning het maximaal toegestane aantal woonhuizen overschrijdt. In het geldende bestemmingsplan is in artikel 16.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de voorgenomen ontwikkeling juridisch-planologisch tot stand kan worden gebracht. In deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dat, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de milieusituatie, het aantal woningen kan worden vergroot. Hiervoor gelden de volgende criteria:

  • 1. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw moet in overeenstemming zijn met het gemeentelijk woonbeleid, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;
  • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan en wordt het voornemen getoetst aan de wijzigingscriteria. Het voornemen wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het wijzigingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. Daarnaast wordt het voornemen in dit hoofdstuk getoetst aan de geldende wijzigingscriteria.

2.1 De bestaande situatie

Het plangebied ligt in het noordoosten van de dorpskern van Minnertsga. Het betreft het perceel dat aan de noordoostzijde van Hermanawei 40 grenst, en kadastraal bekend is als de percelen 3844 en 4075 sectie B in kadastrale gemeente Minnertsga. Het perceel is in de huidige situatie ingericht als grasland.

Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de Hermanawei. Dit betreft de doorgaande weg in Minnertsga. Er geldt een maximale snelheid van 50 km/uur. Het plangebied wordt voornamelijk omringd door woningen. In het lint aan de Hermanawei staan voornamelijk vrijstaande woningen. Aan de overzijde van de weg staat de nieuwbouwwijk Groot Hermana. Aan de achterkant van het perceel staat de basisschool OBS De Lytse Terp. Verder is op enige afstand ten noorden van het plangebied een bedrijventerrein aanwezig. In figuur 2.1 is op een luchtfoto de huidige situatie van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPMinHermanawei40-VAS1_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is om twee vrijstaande woningen extra te realiseren in het plangebied. De voorgenomen woningen zullen bestaan uit één laag met een kap. De woningen worden met de voorzijde op de Hermanawei gericht. Omdat het perceel verder van de weg ligt dan de naastgelegen Hermanawei 40 en 42, worden de woningen iets verder van de weg af geplaatst. Hiermee wordt het verloop van het bouwvlak uit het geldende bestemmingsplan gevolgd. De woningen worden ontsloten door middel van een eigen oprit, op de Hermanawei. De opritten bieden ruimte voor parkeren. Tevens wordt voor de woning op perceel 4075 een inpandige garage gerealiseerd. In figuur 2.2 is de voorgenomen indeling van het plangebied ter plaatse van perceel 4075 weergegeven. In figuur 2.3 zijn impressies van deze voorgenomen woning weergegeven. Voor de woning op perceel 3844 zijn nog geen tekeningen uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPMinHermanawei40-VAS1_0004.jpg"

Figuur 2.2 Voorgenomen inrichting van perceel 4075

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPMinHermanawei40-VAS1_0005.jpg"

Figuur 2.3 Impressies van de voorgenomen woning op perceel 4075

Ruimtelijke inpassing

De woningen sluiten qua functie en vorm goed aan op de directe omgeving. Aan beide zijden van de Hermanawei staan linten van woningen. Tevens staan woningen aan de overzijde van de weg, in de nieuwbouwwijk Groot Hermana. Vrijwel alle woningen in het bebouwingslint aan de Hermanawei bestaan uit één bouwlaag met een kap. Dit is tevens zo vastgelegd in de bouwregels van de bestemming Wonen - 1. Gezien het bovenstaande sluit het voornemen functioneel en qua vorm goed aan op de omgeving.

Verkeer en parkeren

De percelen worden door middel van een eigen oprit ontsloten op de Hermanawei. Via de Hermanawei, die als doorgaande weg van Minnertsga fungeert, wordt het dorp ontsloten richting Tzummarum in het zuidwesten en Sint Jacobiparochie in het noordoosten. De toevoeging van twee woningen in het plangebied zorgt voor een dusdanig klein aantal extra verkeersbewegingen, dat dit op gaat in het huidige verkeersbeeld aan de Hermanawei. Dit zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.

Wat betreft parkeren is op eigen terrein ruimte om te voorzien in twee parkeerplaatsen per woning, en daarmee in de eigen parkeerbehoefte. Er is geen sprake van afwikkeling van de parkeerbehoefte op de omgeving.

2.3 Toetsing wijzigingscriteria

Om de voorgenomen situatie juridisch-planologisch te kunnen regelen wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 16.7 van het geldende bestemmingsplan Minnertsga. In deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dat:

Burgemeester en wethouders, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, de milieusituatie, het plan kunnen wijzigen in die zin dat het aantal woningen wordt vergroot, mits:

  • a. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met het gemeentelijk woonbeleid, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;
  • b. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde.

In deze paragraaf is het voornemen getoetst aan de geldende wijzigingscriteria.

Dat geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden is uiteengezet in de verschillende paragrafen van hoofdstuk 4.

  • a. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met het gemeentelijk woonbeleid, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;

In paragraaf 3.2 en 3.3 is het voornemen getoetst aan het geldende provinciale en gemeentelijke beleid. Hierin is ook gemotiveerd dat het voornemen binnen het woonbeleid op beide overheidsniveaus past.

  • b. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde.

In het kader van dit wijzigingsplan wordt een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. De resultaten worden in paragraaf 4.5 uiteengezet.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het wijzigingsplan zijn geen nationale belangen van belang.

Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe ruimtelijke plannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.

Het plangebied ligt in het bestaand stedelijk gebied van Minnertsga. Het betreft leegstaande percelen, binnen een bebouwingslint aan de doorgaande weg. Het plangebied is omgeven door woningen en andere functies. Gezien de locatie, aard en omvang van het voornemen leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteit van het Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

De ontwikkeling van twee woningen is geen stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom is toetsing aan de ladder niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit van de romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden.

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân.

In het Streekplan geeft de provincie aan dat nieuwe woningen zoveel mogelijk in het bestaande bebouwde gebied van kernen worden opgevangen. Door dit gebied optimaal te gebruiken wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte. Het benutten van ruimtewinst in bestaand bebouwd gebied is geen doel op zich. Het is een manier om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Het gaat erom iedere plek functioneel zo goed mogelijk te benutten. Niet de hoeveelheid steen per vierkante meter telt, maar de hoeveelheid functie. Dit geldt ook voor nieuwe uitbreidingslocaties. Het bestaande bebouwde gebied heeft geen vaste harde grens, maar deze schuift mee met nieuwe gerealiseerde uitbreidingen.

Toetsing

Met dit plan worden binnen bestaand bebouwd gebied twee woningen gerealiseerd op een onbebouwd perceel in het bebouwingslint aan de doorgaande weg. Hiermee wordt het lint verdicht en doorgetrokken. Het plan is in overeenstemming met het Streekplan Fryslân.

Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Romte Fryslân is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 3 van de Verordening Romte Fryslân is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Toetsing

In paragraaf 3.3 is gemotiveerd dat deze ontwikkeling in overeenstemming is met de prestatieafspraken van de gemeente Waadhoeke. Daarmee is het plan in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woonvisie Waadhoeke 2020-2030

In de Woonvisie Waadhoeke 2020-2030 is het gemeentelijke beleid ten aanzien van wonen en woningbouw geformuleerd. De hoofdlijnen van de woonvisie gelden voor een periode van 10 jaar. Deze is bedoeld om projecten in gang te zetten die bijdragen aan het lange termijn doel. Jaarlijks actualiseert de gemeente de uitvoeringsagenda en wordt overwogen of de woonvisie aangepast dient te worden.

De woonvisie is gebaseerd op een regionaal woningmarktonderzoek waarin cijfers en kennis over het wonen van organisaties als makelaars, corporaties, huurdersorganisaties en zorgpartijen bijeen zijn gebracht.

Tot 2025 is er nog groei van het aantal huishoudens te verwachten van enkele tientallen wonen. Lokaal verschilt dit: in kernen waar de bereikbaarheid en het voorzieningenniveau bovengemiddeld is, is vaak genoeg instroom van elders om nog groei te mogen verwachten. Elders zullen minder courante woningen steeds vaker overtollig raken. Eerst vooral in de sociale huurvoorraad, daarna ook in de koopvoorraad. Per kern is in de woonvisie de woningbehoefte bekeken. Voor Minnertsga geldt dat op termijn maximaal behoefte is aan 5 woningen. De voorgenomen twee woningen passen binnen dit aantal. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de woonvisie.

Geldend bestemmingsplan Minnertsga

In het geldende bestemmingsplan Minnertsga is het meest recente beleid ten aanzien van ruimtelijke ordening van de gemeente Waadhoeke opgenomen. Hierin is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, via welke het mogelijk is om een extra woning mogelijk te maken binnen het plangebied. Bovendien is ter plaatse van het plangebied een bouwvlak ingetekend, om zo deze wijzigingsbevoegdheid te kunnen uitvoeren.

Door toepassing te geven aan deze wijzigingsbevoegdheid is het voornemen in overeenstemming met het bestemmingsplan en daarmee het ruimtelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

In het plangebied worden twee vrijstaande woningen gerealiseerd. Dit betreft een bedrijfshindergevoelig object. Daarom moet in het kader van dit wijzigingsplan gemotiveerd worden dat ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat omliggende functies niet in hun mogelijkheden gehinderd worden.

In de directe omgeving is voornamelijk sprake van woningen, die functioneel goed verenigbaar zijn met de woningen in het plangebied. Ten zuidoosten van het plangebied, aan de P.B. Winsemiusstrjitte 51, is een basisschool aanwezig. Voor een basisschool geldt op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 30 meter. Hier wordt aan voldaan omdat het bouwvlak binnen de geldende bestemming op circa 33 meter afstand van het bestemmingsvlak van de school ligt.

Verder ten zuidoosten, aan de Miedloane 4 is een bedrijfsbestemming gelegd. Momenteel is er een autorijschool aanwezig. Hier zijn bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Hiervoor geldt eveneens een maximale richtafstand van 30 meter. Het bedrijfsperceel ligt op circa 90 meter tot de voorgenomen woningen. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand.

Tenslotte ligt op zo'n 110 meter afstand ten noordoosten van het plangebied het bedrijventerrein Boskdykje. Dit betreft een lokaal bedrijventerrein waar bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 3.1 zijn toegestaan. Voor dergelijke bedrijven geldt een maximale richtafstand van 50 meter.

Omdat voor alle omliggende functies wordt voldaan aan de richtafstanden is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.2 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee op meer dan 4 kilometer afstand tot het plangebied. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied worden slechts twee woningen gerealiseerd. Daarom kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Waddenzee. Zoals hierboven beschreven ligt dit Natura 2000-gebied op ruim 4 kilometer afstand tot het plangebied. De Waddenzee is echter niet overal stikstofgevoelig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige deel ligt op ruim 21 kilometer, op Terschelling. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een stikstofonderzoek uitgevoerd (bijlage 1). Hieruit is naar voren gekomen dat voor zowel de aanleg- als gebruiksfase er geen sprake is van significante stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige gebieden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

In het plangebied wordt een onbebouwd perceel ontwikkeld tot woonperceel. Het plangebied is momenteel ingericht als grasland en wordt omringd door woonpercelen en een basisschool. Bovendien ligt het perceel aan de doorgaande weg van het dorp. Het is niet aannemelijk dat zich hier beschermde soorten ophouden. Omdat sprake is van vrijstaande woningen in de voorgenomen situatie, blijft er bovendien voldoende open ruimte over voor beschermde soorten om er te foerageren. Omdat verder geen sprake is van sloop-, kap en dempwerkzaamheden is geen onderzoek naar beschermde soorten noodzakelijk.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

Met dit plan worden twee vrijstaande woningen mogelijk gemaakt, op gronden die in het geldende bestemmingsplan reeds ten behoeve van de woonfunctie zijn bestemd. Desondanks is (mede in het kader van de vergunningsaanvraag) een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2. Dit bodemonderzoek heeft betrekking op slechts één van beide voorgenomen woningen.

Uit het bodemonderzoek is naar voren gekomen dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt er geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan de gebruiks- en bestemmingsmogelijkheden van het terrein. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk voor dit terrein.

Voor de andere woning, waar nu nog geen verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd, zal in het kader van de vergunningsaanvraag een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

4.4 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Als onderdeel van de wijzigingscriteria en in het kader van de ruimtelijke procedure dient te worden aangetoond of ter plaatse van de woning wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, of dat een hogere waarde moet worden verleend. Daarom is in het kader van dit wijzigingsplan een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB wordt overschreden. De maximale grenswaarde van Lden = 63 dB wordt niet overschreden. De hoogst berekende waarde bedraagt Lden = 56 dB. De realisatie van het plan is mogelijk binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder door middel van een hogere waarden procedure. Omdat het wijzigingsplan slechts van beperkte omvang is, is het treffen van maatregelen financieel niet doelmatig en ligt buiten de reikwijdte van het plan. Een geluidsscherm is binnen de bebouwde kom aan de voorzijde van een woonperceel niet gewenst.

Met het verlenen van een hogere waarde is verder geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.5 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het project is kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân middels de digitale watertoets (kenmerk: 20200706-2-23747). Hieruit is naar voren gekomen dat de korte watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van beperkte invloed zijn op het plan. Het resultaat is van de watertoets is opgenomen als bijlage 4.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied wordt voor circa 240 m2 aan verharding toegepast. In de huidige situatie is het perceel onbebouwd en onverhard. De oppervlakteverharding komt hiermee boven de grenswaarde, waardoor het noodzakelijk is om watercompensatie uit te voeren. Op dit moment is nog niet bekend op welke wijze dit wordt uitgevoerd. In het kader van de vergunningfase zal daarom overleg plaatsvinden met het Wetterskip Fryslân, om te bepalen op welke wijze de watercompensatie wordt uitgevoerd.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk natuurlijk afgewaterd op bestaande omliggend oppervlaktewater aan de achterzijde van het perceel.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.

Er is geen sprake van beschermingszones waar rekening meer gehouden dient te worden.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten.

In dit geval heeft het plangebied slechts een beperkte grootte, waardoor het niet mogelijk is om maatregelen van grote omvang te nemen. Wel wordt er voor een goede afwatering gezorgd, zodat ook in geval van wateroverlast sprake blijft van een goede afwatering. Verder wordt zoveel mogelijk grond groen gehouden om hittestress tegen te gaan.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

In het plangebied worden slechts twee woningen gerealiseerd. Dit aantal is dusdanig klein, dat op voorhand gesteld kan worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het project valt ook onder de NIBM-regeling.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied binnen het gebied 'waarderend onderzoek (terpen)', waar voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 50 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Toetsing

In dit geval wordt de grenswaarde voor archeologisch onderzoek overschreden, doordat de woningen een grotere oppervlakte krijgt dan 50 m2. Daarom is in het kader van dit wijzigingsplan een archeologisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de woning op perceel 4075. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 5. Ten behoeve van de andere woning zal in het kader van de vergunningsaanvraag een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Om de archeologische waarden in het plangebied een beschermende regeling te bieden is daarom de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen.

Uit het archeologisch onderzoek is naar voren gekomen dat geen nader onderzoek noodzakelijk is. De hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de IJzertijd tot en met de Nieuwe tijd kunnen op basis van het onderzoek worden bijgesteld naar een lage verwachting op het aantreeffen van archeologische resten uit alle periodes. Er is geen belemmering voor het uitvoeren van de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van risicovolle inrichtingen transportroutes en buisleidingen is gebruik gemaakt van de risicokaart. Hieruit is naar voren gekomen dat in en in de directe omgeving van het plangebied geen sprake is van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes die invloed hebben op de ontwikkeling. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Verbeelding

Een bijbehorende verbeelding maakt deel uit van dit wijzigingsplan. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Minnertsga.

Op de verbeelding hebben de gronden de bestemming 'Wonen - 1', behorend bij woonpercelen waar woonhuizen bestaande uit één bouwlaag met kap zijn toegestaan.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Minnertsga zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan betreffen in dit geval de bestemming 'Wonen - 1 en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 6.1 volgt een nadere toelichting. Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 6.2 ingegaan.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wijzigingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties. Daarop is een overlegreactie ingediend door Provincie Fryslân. Hierin wordt gevraagd om een stikstofberekening uit te voeren ten behoeve van het voorgenomen initiatief. Deze berekening is in het ontwerp-plan opgenomen in paragraaf 4.2.

Ontwerpfase en zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken zijn echter geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Vervolgens is het plan ongewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het wijzigingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het wijzigingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Tussen gemeente en initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst opgesteld waarin de kosten anderszins verzekerd zijn. Daarmee is het kostenverhaal voldoende geregeld. Tevens wordt een planschadeovereenkomst gesloten.