direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herbaijum - Rijksweg 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1949.BPHerRijksweg9-VAS1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Rijksweg 9 te Herbaijum was voorheen een pand aanwezig waarin een autobedrijf was gevestigd. De bedrijfsvoering is inmiddels beëindigd en het pand is gesloopt, waardoor de locatie niet meer als zodanig in gebruik is. Alleen de voormalige bedrijfswoning is nog op het perceel aanwezig. Het voornemen is nu om de bedrijfswoning als reguliere woning te gebruiken en twee vrijstaande woningen te realiseren op de locatie waar voorheen de showroom en werkplaats van het autobedrijf aanwezig waren.

Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van de geldende planologische regeling uit het bestemmingsplan Dongjum, Herbaijum, Hitzum, Oosterbierum, Peins, Ried, Schalsum. De voorgenomen woningen passen niet binnen de bestaande bedrijfsbestemming. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het zuiden van de bebouwde kom van Herbaijum. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPHerRijksweg9-VAS1_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Dongjum, Herbaijum, Hitzum, Oosterbierum, Peins, Ried, Schalsum, dat is vastgesteld op 3 september 2009 door de voormalige gemeente Franekeradeel (nu Waadhoeke). Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPHerRijksweg9-VAS1_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan

In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Water' en geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' voor het hele plangebied met uitzondering van de zuidwesthoek.

De gronden binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 van het bestemmingsplan, onder de categorieën 1 en 2 en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen. Een bedrijfswoning is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Ondergeschikt zijn wegen, straten en paden, parkeer-, groen-, en nutsvoorzieningen en bebossing en water toegestaan. Een gebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd. De maximum goot- en bouwhoogte voor het bouwvlak dat aanwezig is bedragen respectievelijk 4 en 7 meter.

De gronden binnen de bestemming 'Water' zijn bestemd voor sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, oevers, bermen en beplanting en waterpartijen. Ondergeschikt zijn wegen en straten, paden, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, tuinen en erven toegestaan. Op of in de gronden mogen geen steigers, vlonders, plankieren en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

De gronden binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn mede bestemd voor het behoud, het herstel en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Bij ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte groter dan 50 m2 en dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, is een archeologisch onderzoek noodzakelijk voorafgaand aan de werkzaamheden.

Omdat binnen de bedrijfsbestemming geen reguliere woningen zijn toegestaan is het voornemen in strijd met de geldende planologische regeling.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.

2.1 De bestaande situatie

Het plangebied bevindt zich aan de Rijksweg 9 te Herbaijum. Voorheen was in het plangebied een autobedrijf gevestigd. De bebouwing, bestaande uit een showroom en werkplaats is inmiddels gesloopt. De bedrijfswoning in het oosten van het plangebied is nog wel aanwezig. De gronden ten westen hiervan liggen nu braak. Het zuiden/zuidwesten van het perceel wordt afgeschermd door een grote bomenrij met daarachter een vaart. De gronden ten oosten van de voormalige bedrijfswoning zijn ingericht als tuin bij de woning. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de voormalige situatie weergegeven. In figuur 2.2 is een vooraanzicht van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPHerRijksweg9-VAS1_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige/voormalige situatie in het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPHerRijksweg9-VAS1_0004.png"

Figuur 2.2 Vooraanzicht van het plangebied vanaf de Rijksweg

Het plangebied ligt in het zuiden van de dorpskern van Herbaijum. Aan de zuidzijde liggen agrarische gronden. Ten oosten/zuidoosten van het perceel is een woonperceel aanwezig. Aan de oostzijde is een agrarisch bedrijf aanwezig. Ten noorden van het perceel loopt de Rijksweg. aan de overzijde ligt de rest van de kom van Herbaijum. Hier zijn onder meer woningen, een café, een voormalige basisschool en een kerk aanwezig.

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen van de initiatiefnemer is om het voormalige bedrijfsperceel op te splitsen in drie woonkavels en ter plaatse van de voormalige bedrijfsbebouwing twee vrijstaande woningen te realiseren. De woningen komen grotendeels op dezelfde locatie als de voormalige bedrijfsbebouwing. Op dit moment zijn er nog geen ontwerpen van de woningen. Wel is er een beknopt beeldkwaliteitsplan ontwikkeld om richting te geven aan hoe de woningen er uit moeten gaan zien. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage 1. In figuur 2.3 is de voorgenomen inrichting van het plangebied weergegeven. Hierbij zijn ook de contouren van de voormalige bebouwing nog weergegeven.

Daarnaast is het voornemen om de voormalige bedrijfswoning als reguliere woning te gebruiken. Hiervoor is reeds een omgevingsvergunning verleend. Om de woning ook daadwerkelijk te voorzien van een reguliere woonbestemming, passend bij het feitelijk gebruik, wordt in dit bestemmingsplan een functiewijziging van bedrijf naar wonen voorzien. Hierbij vinden geen externe sloop- en nieuwbouw werkzaamheden plaats aan de bedrijfswoning.

Tot slot is het voornemen om aan de zuidzijde van het perceel, in de aangrenzende watergang de mogelijkheid te bieden tot het realiseren van een steiger, vlonder, aanlegplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPHerRijksweg9-VAS1_0005.png"

Figuur 2.3 Voorgenomen inrichting van het plangebied

Ruimtelijke inpassing

De voorgenomen woningen sluiten functioneel aan op de woonfunctie die in de directe omgeving ten oosten en noorden van het plangebied aanwezig is. Het voormalige bedrijf paste hier veel minder goed bij, waardoor functioneel een verbetering ontstaat. Ruimtelijk wordt voor de maatvoering van de nieuwe woningen aangesloten bij de geldende regeling in de omgeving, waardoor de woningen ruimtelijk passend zijn. Wat betreft de landschappelijke inpassing is het voornamelijk belangrijk om een goede inpassing aan de zuidzijde van het plangebied te hebben, waar de overgang naar het buitengebied is. Omdat aan de zuidzijde een houtwal aanwezig is, die behouden blijft, zijn de percelen op goede wijze landschappelijk ingepast.

Verkeer en parkeren

De drie woningen in het plangebied worden allen ontsloten door middel van eigen opritten op de parallelweg van de Rijksweg. De Rijksweg betreft de doorgaande weg die het dorp in oostelijke richting ontsluit naar Franeker en in westelijke richting naar Harlingen. Op deze manier is het plangebied op een goede wijze ontsloten.

De verkeersgeneratie als gevolg van het voornemen bedraagt op basis van publicatie 381 van het CROW, waarbij wordt uitgegaan van drie vrijstaande woningen in de rest van de bebouwde kom, met de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk', 26 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Omdat het voormalige autobedrijf uit het plangebied verdwijnt neemt de verkeersgeneratie per saldo niet toe. De 26 mvt/etmaal gaan op in het heersende verkeer. Het plan zorgt daarmee niet voor belemmeringen in de verkeerssituatie.

Op basis van publicatie 381 van het CROW geldt een parkeerbehoefte van 6 parkeerplaatsen voor drie vrijstaande woningen. Hierbij, eveneens als bij de berekening van de verkeersgeneratie, is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' en de ligging 'rest bebouwde kom'. Op de percelen is voldoende ruimte om te voorzien in gemiddeld twee parkeerplaatsen per woning.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed en de parkeerbehoefte kan geheel worden opgevangen binnen het plangebied. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang.

Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.

Het plangebied ligt in het bestaand stedelijk gebied van Herbaijum. Een bedrijfslocatie wordt herontwikkeld tot locatie voor woningbouw. Dit gebeurt binnen een bestaande dorpskern, op reeds ontwikkelde gronden. Daarmee leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteit van het Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

De realisering van twee nieuwe vrijstaande woningen geldt, gezien de geringe omvang van het plan, niet als stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame ontwikkeling. Ook de functiewijziging van bedrijfswoning naar reguliere woning betreft geen stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit van de romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden.

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

In het Streekplan geeft de provincie aan dat nieuwe woningen zoveel mogelijk in het bestaande bebouwde gebied van kernen worden opgevangen. Door dit gebied optimaal te gebruiken wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte. Het benutten van ruimtewinst in bestaand bebouwd gebied is geen doel op zich. Het is een manier om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Het gaat erom iedere plek functioneel zo goed mogelijk te benutten. Niet de hoeveelheid steen per vierkante meter telt, maar de hoeveelheid functie. Dit geldt ook voor nieuwe uitbreidingslocaties. Het bestaande bebouwde gebied heeft geen vaste harde grens, maar deze schuift mee met nieuwe gerealiseerde uitbreidingen.

Toetsing

Met dit plan wordt binnen bestaand bebouwd gebied een herstructurering mogelijk gemaakt. Een bestaand pand van een voormalig autobedrijf is inmiddels verwijderd uit het gebied en wordt vervangen door twee vrijstaande woningen. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied verhoogd. Daarmee is het plan in overeenstemming met het Streekplan Fryslân. In paragraaf 3.3 wordt gemotiveerd dat dit in overeenstemming met de prestatie afspraken van de gemeente Waadhoeke is. Daarmee is het plan in overeenstemming met het provinciaal beleid.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze is in 2018 aangepast. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

Het plangebied ligt binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen primair binnen dit gebied ontwikkeld te worden. In artikel 3.1 van de verordening is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

In dit geval heeft de gemeente Waadhoeke een nieuwe woonvisie in voorbereiding, waarin dit voornemen wordt meegenomen. Bovendien is tussen de gemeente Waadhoeke en de provincie Fryslân de afspraak gemaakt dat binnenstedelijk plafondloos mag worden gebouwd, waarmee geen maximaal aantal woningen is vastgelegd. Het aantal woningen in dit plan is daarom per definitie akkoord. Daarmee wordt voldaan aan de provinciale verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Het gemeentebestuur is bezig met de voorbereiding van haar Woonvisie. Daarom wordt in het kader van de toetsing aan het gemeentelijk beleid teruggegrepen naar het woonbeleid van de voormalige gemeente Franekeradeel.

Woonplan Gemeente Franekeradeel 2015-2018

Het gemeentelijke woonplan van de voormalige gemeente Franekeradeel is vastgesteld op 15 oktober 2015. Door de verwachte krimp van de bevolking staat de kwaliteit van de woningbouw voorop. De vitaliteit van het woningbestand en de lokale vraag naar woningen staat de komende jaren centraal. De volkshuisvestelijke opgave bestaat hierbij voornamelijk uit sloop/nieuwbouw, waarbij meer wordt gesloopt dan wordt terug gebouwd. Het vitaal houden van de bestaande voorraad woningen krijgt daardoor meer accent en wijk- en dorpsvernieuwingsprojecten zullen nodig zijn om de leefbaarheid in stand te houden.

Met het herontwikkelen van een bedrijfslocatie tot een woonkavels wordt beter aangesloten op de woonfunctie in de omgeving. De ontwikkeling is in overeenstemming met het woonplan. De gemeente Waadhoeke heeft een nieuwe woonvisie in voorbereiding. In deze visie wordt rekening gehouden met deze ontwikkeling.

Welstandsnota

De gemeente Waadhoeke heeft op dit moment een nieuwe welstandsnota in voorbereiding. Hierin wordt het nieuwe welstandsbeleid opgesteld, vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. Vooralsnog blijft de welstandsnota van de voormalige gemeente Franekeradeel van toepassing. Conform deze welstandsnota valt het plangebied binnen het welstandsgebied '3. Lintbebouwing'.

Voor dit plan is echter een specifiek Beeldkwaliteitsplan opgesteld. Deze is opgenomen als bijlage 1. Hierin zijn de bepalingen ten aanzien van welstand opgenomen, en na vaststelling geldt dit beeldkwaliteitsplan als welstandskader voor de voorgenomen ontwikkeling. De welstandscommissie zal de vergunningsaanvraag toetsen aan het beeldkwaliteitsplan.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied maakt deel uit van de dorpskern van Herbaijum. Naast woningen zijn hier verschillende andere functies aanwezig. Relevant voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied zijn de horecafunctie ten noorden en de agrarische bedrijfsfunctie ten westen van het plangebied.

Voor de horecafunctie ten noorden van het plangebied geldt dat hier een horecabedrijf, niet zijnde een bar-/dancing gevestigd mag worden. In de huidige situatie is er een café gevestigd. Voor dergelijke bedrijven geldt maximaal milieucategorie 1, met een richtafstand van 10 meter. Omdat het plangebied op circa 20 meter tot het café ligt, wordt voldaan aan de richtafstand en is nader onderzoek niet noodzakelijk.

Ten westen van het plangebied is een agrarisch bedrijf aanwezig. Dit betreft een veehouderij. Voor een dergelijk bedrijf is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van toepassing. In de Wet geurhinder en veehouderij zijn minimale afstanden genoemd tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden, waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object. Deze afstanden betreffen:

  • minimaal 100 meter binnen de bebouwde kom;
  • minimaal 50 meter buiten de bebouwde kom.

Echter biedt de Wgv beleidsvrijheid aan gemeenten om voor de geurhinder van veehouderijen maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting. Daarop is door de gemeente Waadhoeke de Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij vastgesteld (18 januari 2018). In deze verordening is vastgesteld dat de minimale afstanden tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden, waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissie-factor is vastgesteld, en de buitenzijde van een geurgevoelig object bedragen:

  • minimaal 50 meter binnen de bebouwde kom;
  • minimaal 25 meter buiten de bebouwde kom.

Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen de bebouwde kom. Op basis van de gemeentelijke verordening dient daarom minimaal een afstand van 50 meter tussen een veehouderij waar dieren worden en een geurgevoelig object te worden aangehouden. Wanneer de geurgevoelige objecten dus op minimaal 50 meter afstand worden gerealiseerd, wordt de veehouderij niet belemmerd in de bedrijfsvoering.

In dit geval wordt voldaan aan de afstandeis die in de gemeentelijke verordening is opgenomen. De woningen worden op minimaal 62 meter afstand van de stal van de naastgelegen veehouderij gerealiseerd. De extra 12 meter afstand is in acht genomen, zodat de eigenaar van de veehouderij nog een uitbreidingsmogelijkheid behoudt van 12 meter in de richting van het plangebied. Door te voldoen aan de afstandeis uit de Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij van de gemeente Waadhoeke wordt de veehouderij niet belemmerd in de bedrijfsvoering en is geen sprake van geurhinder ter plaatse van de woning. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.2 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee op circa 4,8 kilometer afstand tot het plangebied, dit gebied is daar niet stikstofgevoelig. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied wordt een bedrijfslocatie verwijderd en worden twee vrijstaande woningen gerealiseerd. Daarnaast wordt de bestaande bedrijfswoning als reguliere woning in gebruik genomen. Gezien deze functiewijziging en het lage aantal woningen neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied niet toe. Daarom kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

In het kader van dit bestemmingsplan is naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 29 mei 2019, met betrekking tot mogelijke stikstofdepositie als gevolg van de aanleg- en gebruiksfase van de ontwikkeling die met dit plan mogelijk wordt gemaakt, een stikstofonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2.

Met behulp van de AERIUS-calculator (nieuwe release 16 september 2019) is gekken naar de depositie op de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Hieruit is naar voren gekomen dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Daarom hoeft voor dit plan geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd en zijn geen mitigerende maatregelen noodzakelijk.


Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

De voormalige bedrijfsbebouwing is inmiddels al verwijderd uit het plangebied. De locatie ligt nu braak. Er zijn daarnaast geen kapwerkzaamheden noodzakelijk om de ontwikkeling mogelijk te maken. De kans dat op een braakgelegen voormalig bedrijfsperceel beschermde soorten aanwezig zijn is vrijwel nihil. Omdat verder geen sloop- en kapwerkzaamheden plaatsvinden is het niet noodzakelijk om nader onderzoek te doen naar beschermde soorten.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik ten behoeve van een bedrijfsfunctie. Omdat in de voorgenomen situatie woningen in het plangebied worden gerealiseerd, is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk om aan te tonen of de bodem van voldoende kwaliteit is voor deze functie.

Voor het voormalige bedrijfsperceel is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat in de bovengrond lichte verhogingen aan kwik en lood gemeten zijn ten opzichte van de achtergrondwaarden. In de ondergrond is een lichte verhoging aan lood gemeten ten opzichte van de achtergrondwaarde. In het grondwater zijn lichte verhogingen aan barium, molybdeen en xylenen gemeten ten opzichte van de streefwaarden.

Ter plaatse van één boring is een sterke verhoging aan minerale olie aangetoond (overschrijding interventiewaarde). Deze verontreiniging is aangetroffen in een bodemlaag tussen betonlagen en bebouwing. Dit gehalte aan verontreiniging overschrijdt de interventiewaarde. Daarom is na de sloop van de voormalige bebouwing een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat ter plaatse van de eerder aangetoonde sterke verhoging met minerale olie in de grond, in het aanvullend onderzoek alleen nog een lichte verhoging aan minerale olie is gemeten nu de bebouwing en verhardingen zijn verwijderd. Zintuiglijk zijn geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op een verontreiniging met minerale olie in de grond. De locatie is daarmee voldoende onderzocht en er is geen aanleiding voor het uitvoeren van nader onderzoek of een sanering. Het resultaat van het aanvullend bodemonderzoek is opgenomen als bijlage 4.

Ook is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van asbest. Hoewel in één aangebrachte sleuf analytisch asbest is aangetroffen, overschrijdt deze concentratie niet de interventiewaarde en is er geen nader onderzoek noodzakelijk.

Voor het overige leiden de resultaten uit het verkennend bodemonderzoek niet naar de noodzaak tot het uitvoeren van een aanvullend onderzoek.

4.4 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Het plangebied ligt ten zuiden van de Rijksweg. Dit betreft de doorgaande weg door Herbaijum en hier geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. Het plangebied valt binnen de geluidzone van deze weg. In dit geval betreft de Rijksweg een doorgaande weg binnen het dorp. De woningen in het plangebied staan op circa 19 en 25 meter tot de weg Beide woningen worden voorzien van een hoge mate van isolatie, zodat geen warmte verloren zal gaan. Dit biedt ook wering ten aanzien van wegverkeerslawaai. Daarnaast komen er hoogrendement dubbele beglazingen in de woningen. Door de hoge mate van isolatie kan er vanuit gegaan worden dat sprake zal zijn van een acceptabele binnenwaarde geluidniveau. Lawaai afkomstig van het wegverkeer van de Rijksweg zal daarom niet leiden tot belemmeringen ter plaatse van de voorgenomen woningen.

4.5 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20200108-2-22190). De uitkomst van deze toets is dat de normale procedure gevolgd moet worden. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. De uitkomst van de watertoets is opgenomen als bijlage 5.

Waterkwantiteit

Het plangebied was voorheen ingericht ten behoeve van het autobedrijf. Destijds was er een groot bedrijfsgebouw aanwezig met een grote oppervlakte aan verharding hier omheen. Tegenwoordig is de voormalige bebouwing verwijderd en bouwrijp gemaakt. Er worden twee vrijstaande woningen mogelijk gemaakt, die qua oppervlakte kleiner zijn dan de voormalige bedrijfsbebouwing. Daarmee neemt de verhardingsoppervlakte in de voorgenomen situatie af en is geen watercompensatie noodzakelijk.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd. Overtollig water wordt eventueel afgevoerd naar naastgelegen oppervlaktewater.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.

De watergang ten westen van het plangebied geldt als een hoofdwatergang waarvoor een onderhoudszone van 5 meter aan weerszijden vrijgehouden moet worden. In het plangebied wordt deze zone vrijgehouden van bebouwing.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2015) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

In het plangebied wordt een bedrijfsfunctie verwijderd uit het plangebied. Daarvoor in de plaats worden twee vrijstaande woningen ontwikkeld en wordt de voormalige bedrijfswoning als regulier woning in gebruik genomen. Dit aantal is dusdanig klein, dat op voorhand gesteld kan worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het project valt ook onder de NIBM-regeling.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied binnen het gebied 'waarderend onderzoek (terpen)', waar voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 50 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Ook conform de in het geldende bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is een onderzoek noodzakelijk voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 50 m2.

Toetsing

In dit geval worden twee vrijstaande woningen ontwikkeld op gronden die al grotendeels geroerd zijn bij de aanleg van de voormalige bedrijfsgebouwen. De oostelijke woning die ontwikkeld wordt komt volledig op de voormalige footprint van het autobedrijf te staan. De westelijke woning komt hier voor een klein deel buiten te staan. Omdat de grond ten tijde van de aanleg van de bedrijfsbebouwing reeds geroerd is, is het mogelijk dat de mogelijk aanwezige archeologische waarden hier reeds aangetast zijn, dan wel verwijderd zijn uit het plangebied. In het kader van de vergunningsaanvraag zal een archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Daarom is ook geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid is geen sprake van risicovolle inrichtingen en transportroutes. Wel loopt ten oosten van de dorpskern van Herbaijum een risicovolle buisleiding. Het betreft een aardgasleiding met een maximale werkdruk van 0,8 bar en een diameter van 6 inch. Hiervoor geldt een inventarisatieafstand van minder dan 40 meter. Omdat de buisleiding op circa 300 meter van het plangebied ligt is geen onderzoek noodzakelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels zijn (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden opgenomen.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft twee enkelbestemmingen en een dubbelbestemming gekregen.

Water

De bestaande watergang aan de zuidzijde van het plangebied is bestemd als 'Water'. De regels sluiten zoveel mogelijk aan op de standaardregeling voor de waterbestemming in de gemeente Waadhoeke. Daarop aanvullend zijn in dit geval, omdat het voornemen is om een steiger aan de zuidkant mogelijk te maken, steigers en vlonders toegestaan.

Wonen

Omdat in het plangebied sprake is van specifieke maatvoeringen voor de twee voorgenomen woningen, is het noodzakelijk om in de regels op een aantal onderdelen af te wijken van de systematiek van de gemeente Waadhoeke. Daarom is ervoor gekozen een nieuwe woonbestemming toe te passen. De maatvoeringseisen uit het beeldkwaliteitplan zijn toegepast in de regeling en deels als aanduidingen opgenomen in op de verbeelding. Daar waar mogelijk is wel zoveel mogelijk aangesloten bij de standaarden van de geldende woonbestemmingen.

Met deze woonbestemming wordt aangesloten op de geldende planologische regeling voor vrijstaande woningen rondom het plangebied. Voor de woningen gelden verschillende goot- en bouwhoogtes, die zijn afgestemd op de voorgenomen nieuwe woningen en de bestaande voormalige bedrijfswoning. Dit is in overeenstemming met de maatvoering die geldt voor andere vrijstaande woningen in de omgeving. De woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.

Waarde - Archeologie

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is overgenomen uit de geldende planologische regeling om mogelijk aanwezige archeologische waarden te kunnen behouden, herstellen en beschermen. Evenals in het geldende plan is opgenomen dat voor ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte groter dan 50 m2 en dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, een archeologisch onderzoek noodzakelijk is voorafgaand aan de werkzaamheden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Hierop is alleen door de Provincie Fryslân een overlegreactie ingediend. Deze reactie is opgenomen als bijlage 6. De gemeentelijke beantwoording is verwerkt in deze paragraaf:

Beantwoording vooroverlegreactie Provincie Fryslân

Archeologie

Ter plaatse van de gronden aan de Rijksweg 9 geldt de dubbelbestemming Waarde – Archeologie, waarvoor geldt dat bij ingrepen van 50 m2 of meer archeologisch onderzoek moet worden verricht. U geeft aan dat onderzoek in dit geval niet noodzakelijk is, omdat er vanuit kan worden gegaan dat mogelijke archeologische waarden hier reeds zijn aangetast, dan wel zijn verwijderd ten tijde van de aanleg van de bedrijfsbebouwing.

Deze mening delen wij niet. Wij verzoeken u alsnog archeologisch onderzoek te doen. Dit had zelfs al moeten plaatsvinden voordat het pand werd gesloopt. Ter plaatse dient waarderend onderzoek te worden verricht vanwege de mogelijk aanwezige resten van een terp. Tevens kunt u dan ook de schade laten vaststellen.

Beantwoording gemeente:

We volgen de argumentatie van de provincie dat een archeologisch onderzoek hier niet kan worden uitgesloten op basis van de redenering in de toelichting van het bestemmingsplan. De redenering dat onderzoek niet noodzakelijk is zal zodoende worden geschrapt uit de toelichting. In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming Archeologie opgenomen. Toetsing aan de archeologische dubbelbestemming en een archeologisch onderzoek zal hiermee bij de omgevingsvergunning aan de orde komen.

Stikstof

In principe kunnen wij er vanuit gaan dat er bij realisatie van één woning geen sprake zal zijn van stikstofdepositie op meer dan 1 km afstand van stikstof gevoelige gebieden. Nu hier sprake is van realisatie van twee woningen vragen wij u alsnog een AERIUS-berekening te laten uitvoeren.

beantwoording gemeente:

Bij de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan is een stikstofonderzoek op basis van de AERIUS-calculator opgenomen in bijlage 2. Tevens is het onderzoek verwerkt in paragraaf 4.2. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar, waarmee geen sprake is van significante stikstofdepositie.

Zienswijze

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend. Daarop is een zienswijzennota opgesteld waarin de zienswijze is samengevat en is voorzien van een gemeentelijke reactie. Tot slot is samengevat welke wijzigingen in het plan worden doorgevoerd naar aanleiding van de zienswijze. De reactienota zienswijzen is opgenomen als bijlage 7.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst afgesloten. Daarmee zijn de kosten anderszins verzekerd en is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen.